Gedachten bij de foto ‘Netherlands Dance’ in San Francisco, 1915. Hoe het Nederlands paviljoen wordt ingezet voor promotie van Shell

Netherlands Dance, 1915. Tijdens de Panama-Pacific International Exposition in San Francisco. Collectie: Edward A. Rogers Panama Pacific International Exposition photograph collection.

Het is 11 maart 1915 in San Francisco. De gasten van het Inwijdingsfeest met dans van het Nederlandse paviljoen op de Panama-Pacific International Exposition poseren voor de fotograaf. Deze wereldtentoonstelling moest helpen aantonen dat San Francisco de aardbeving van 1906 economisch te boven was gekomen.

De Nederlanders maakten er een promotie van de Koninklijke Shell of de toenmalige Koninklijke Olie voor die in 1885 oliebronnen in Sumatra had gevonden. Nederland had vanaf 1907 in Shell een meerderheidsbelang van 60% tegenover de Engelsen 40%. Economisch zat Nederland in 1915 in een benarde situatie.

Op de eerste rij van het gezelschap op de foto staan de Nederlandse consul-generaal Henri A. van Coenen Torchiana (in ambtskostuum) en de kale baron Jan Carel van Eck (Van Eck trad niet in 1928, maar in 1908 toe tot Shell). Het Nederlandse paviljoen diende als visitekaartje van Shell om de Amerikaanse markt te openen.

Het draaide om Shell zoals Van Ecks kleinzoon Mark H. Reed in een inzichtelijk artikel uit 2021 uitlegt. Notabene tijdens de Eerste Wereldoorlog waarin Nederland neutraal bleef en andere West-Europese landen leden.

Evening ceremonies, including dance, celebrating Dedication Day of the Netherlands Pavilion, March 11, 1915. Left to right: Agnes van Eck (formerly Tillmann), H.A. van Coenen Torchiana, Catherine Geloudemans Torchiana, J.C. van Eck. Tillmann Family Archives. In: Shell Oil, Baron van Eck, and the 1915 Panama-Pacific International Exposition van Mark H. Reed, 2021.

Een onlangs gerestaureerd filmpje uit 1912 laat zien hoe een gezelschap op zoek gaat naar een locatie voor het Nederlands paviljoen. De link met Shell blijkt uit de aanwezigheid van gevolmachtigd minister en buitengewoon gezant jonkheer John Loudon die met een Nederlandse vlag loopt. Zijn broer Hugo Loudon was in 1890 een van de oprichters van de Koninklijke Olie.

Wie zich afvraagt wat het gepavoiseerde oorlogsschip 28 seconden lang in de video doet vindt het antwoord enkele jaren voor 1912. In 1909 was de Nederlandse kruiser ‘Utrecht‘ aanwezig bij de viering van de Hudson-Fulton viering. Ter ere van het jubileum dat het 300 jaar geleden was dat de in dienst van de VOC varende Henry Hudson met de Halve Maan in 1609 de rivier opvoer die later zijn naam kreeg. Ook werd gevierd dat het zo’n 100 jaar geleden was dat in 1807 de Amerikaanse ingenieur Robert Fulton met het stoomschip Clermont over de Hudson voer.

Inclusief saluutschoten van de ‘Utrecht’ uit 1909 wordt die viering als Nederlands vlagvertoon in het filmpje uit 1912 ingepast. Toen Nederlands trots. Ongetwijfeld ook om de historische band met de VS te benadrukken. De ‘Utrecht‘ wordt er wel aan de haren bijgesleept. In dienst van het vaderland.

Gedachten bij de foto ‘Fortune Teller, Port Said, 1937’

Fortune Teller, Port Said, 1937. Collectie: Van Gelderen familie archief.

Wat zien we hier? Links een observerende man, daarnaast een vrouw die het afwachtend aanziet, dan een man met een fez of Turkse kap die aan het werk is en rechts een jonge man die zijn hand laat lezen door de man met de fez.

Die jonge man is de joodse David van Gelderen (1916-1991). Hij ontkomt aan zijn lot door in 1937 van Nederland naar Shanghai te reizen. Met het luxe passagiersschip Marnix van St. Aldegonde van de Stoomvaart Maatschappij Nederland dat een lijndienst van Amsterdam naar Batavia onderhield. In Shanghai werd Van Gelderen weliswaar van 1943 tot 1945 geïnterneerd door de Japanners, maar hij overleefde het.

Wat zou een waarzegger in 1937 in Port Said aan Van Gelderen verteld kunnen hebben? Iets over Hitler, de op handen zijnde oorlog, de Japanse expansie in Azië en alle vreselijke gebeurtenissen die in het verschiet liggen? Zal een waarzegger die de toekomst leest de harde werkelijkheid over leven en dood verklappen? Of raakt dan de tijdlijn van de geschiedenis van streek? Of kan dat niet?

Het is gissen. Is het de code van de waarzegger -bestaat die?- om het klein te houden met frasen als ‘u zult lang leven‘, ‘u zult gelukkig getrouwd zijn‘ en ‘financieel succes komt op uw pad‘? We weten het niet.

Een blik in de toekomst is doorgaans even ongewenst als een terugblik in het verleden zonder patina reëel is. Dat pleit voor het nu.

MS Marnix van Sint Aldegonde passengers taking a walk, Genoa, 1937. Collectie: Van Gelderen familie archief.

Verborgen juwelen in bonken klei in Bandoeng (1945-1949)

De Zweedse beelhouwster Gerdes Acke geeft sieraden terug aan haar vriendin mevrouw Van der Berg. Mevrouw Acke riskeerde gevangenis- en doodstraf door sieraden van vele Nederlandse vrienden te verbergen in bonken klei die ze her en der verspreid in haar studio liet liggen. Haar studio werd meerdere malen doorzocht, maar de verborgen sieraden werden nooit ontdekt‘, 1945-1949. Collectie: Nederlands Instituut voor Militaire Historie.

Deze foto roept twee vragen op. Is een kunstenares die met ‘bonken klei‘ werkt niet eerder een keramiste dan een beeldhouwster? En waarom is de foto opgenomen in de collectie van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie? Wat is het militair historisch belang ervan?

De beschrijving bij een andere foto geeft deels antwoord op de gang van zaken. De locatie is Bandoeng op Java. De Zweedse kunstenaar Gerdes Acke om wie het gaat was ‘tijdens de Japanse invasie in 1942 op bezoek in Nederlands-Indie. Dankzij haar Zweedse nationaliteit werd ze niet geïnterneerd, maar ze mocht het land niet verlaten‘. 

Vandaar dat ze juwelen van anderen in haar atelier kon verbergen. De subtext is: zij was de Japanners te slim af.

Maar dan nog. Wat is het militair historisch belang van de moedige actie van mevrouw Acke?

Brand in het Nederlandse paviljoen op de ‘Exposition coloniale’ (1931)

Het Nederlandse paviljoen, Expo 1931 Paysbas2.jpg

Een bericht van Wikipedia over de Parijse Koloniale Tentoonstelling in 1931. Het Nederlandse paviljoen brandde uit. Kunstobjecten gingen verloren onder meer schilderijen van Raden Saleh. Onder meer bekend door de geldzucht van de Oranje’s.

Het Nederlandse paviljoen werd weer opgebouwd. De Franse regering zou Nederland schadeloos hebben gesteld. Onduidelijk is of dat voor de volle 80 miljoen francs was. De totale materiële en culture schade van de brand.

Interessant is wat de oorzaak van de brand was. Kortsluiting, materiaal dat in brand vloog of sabotage door brandstichting? De oorzaak voor de brand is nooit gevonden. Of beter gezegd, nooit publiekelijk gemaakt.

Wie zou er in 1931 belang bij hebben gehad om het Nederlandse paviljoen in de fik te steken? Dat zijn de raadsels of geheimen van de geschiedenis in de sectie ‘nooit opgeloste kwesties‘.

Schermafbeelding van deel lemma Paris Colonial Exposition op Wikipedia.

Er is over die Koloniale Tentoonstellingen in Parijs nog veel meer te zeggen. Dat heb ik in april 2023 een commentaar gedaan: ‘In de ‘Exposition coloniale‘ komt zoals de titel doet verwachten het Franse kolonialisme tot uiting. Zo werd de macht en grandeur van Frankrijk verbeeld. Ondergeschikten draaien met tegenzin mee in de tredmolen alsof dat de normale gang van zaken is. Dat beeld kantelde zo’n 20 jaar later. Maar in 1931 hebben de hotemetoten het nog voor het zeggen.’ Nederland deed daar maar al te graag aan mee.

Wat weten we weinig over onze recente geschiedenis. Dit incident vond nog geen 100 jaar geleden plaats. Dat is jammer, want dan krijgen de speculaties ruim baan.

Keti Koti is ongeschikt als nationale feestdag over slavernij

Schermafbeelding van deel artikel ‘Keti Koti-viering moet nationale feestdag worden, vindt Arnhem’ van Omroep Gelderland, 21 mei 2023.

In NRC omschrijft kunstenaar Patricia Kaersenhout het uitstekend. Keti Koti gaat om de trans-Atlantische slavernij. 

Ze zegt ook: ‘Ik ben een groot voorstander van specifiek herdenken met een daarbij behorend monument‘. Daar ben ik het mee eens. Laat vele kunstenaars vele monumenten maken. Dat hoeft niet per se volgens etnische lijnen zoals Kaersenhout voorstelt. Een open call waar iedereen op kan reageren lijkt verstandiger.

Keti Koti is een specifieke herdenking naast andere herdenkingen. Het is ongerijmd om een van de vele herdenkingen over slavernij tot nationale feestdag te maken, zoals de Arnhemse wethouder Maurits van de Geijn (Volt) volgens een bericht van Omroep Gelderland voorstelt. 

Dat doet onrecht aan andere herdenkingen, zoals in het bijzonder die over de Oost. Die toch al ondergesneeuwd zijn geraakt onder de trans-Atlantische herdenking die domineert. Dat stapelt nieuw onrecht op oud onrecht.

Kaersenhout zegt daarover dat ‘de roep uit die eigen gemeenschap dient te komen‘. Daarin heeft ze gelijk, maar wat als die gemeenschap terughoudend is? De andere kant van de medaille is dat de Afro-Nederlandse gemeenschap die domineert in publieke opinie en politiek door politiek lobbyen geen ruimte laat voor een evenwichtige afweging. Daar lijkt het Arnhemse voorstel een gevolg van.

Een nationale feestdag over slavernij is ok, maar Keti Koti is ongeschikt omdat het een specifieke herdenking is die niet neutraal is om alle slachtoffers van slavernij te herdenken. 

Gedacht kan eerder worden aan een dag die organisaties als de VN voor een herdenking hebben gereserveerd. Zoals 2 december als Internationale Dag voor de Afschaffing van Slavernij.

Dat de Arnhemse wethouder Keti Koti als container gebruikt voor alle specifieke herdenkingen doet zowel Keti Koti als die andere specifieke herdenkingen geen recht. Het lijkt er sterk op dat deze wethouder en anderen die door dit debat over een nationale feestdag op sleeptouw worden genomen niet goed nadenken over wat nodig is voor een feestdag over de afschaffing van slavernij.

De hoedjes van de kinderen hangen aan het lattenwerk. Foto van een schoolreisje in Atjeh (1913)

Schoolreisje te Banda Aceh (Kutaraja), 1913. Glasnegatief. Collectie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. In bruikleen Museon.

Wat voor schoolreisje kan dat zijn geweest in Atjeh in 1913? In dat jaar woedde de Atjeh-oorlog nog. Wikipedia noemt het een koloniale oorlog. Zo vreedzaam was het niet in hoofdstad Kota Radja (nu: Banda Aceh).

Fascinerend is de toelichting bij de foto: ‘Een zwart-wit glasnegatief van een rij kinderen dat een houten gebouw verlaat. Links aan het lattenwerk hangen de hoedjes van de kinderen.

Wat is dat met de hoedjes? Zijn ze om te beschermen tegen de zon? Waarom hebben de kinderen die het houten gebouw verlaten en hun weg vervolgen hun hoedjes nog niet op?

Wanneer mogen ze hun hoedjes opzetten? Als de fotograaf of de begeleider dat zegt? Maar die zijn niet in beeld. Zoals op deze foto veel buiten beeld blijft.

André Salles fotografeert koloniale verhoudingen (1895-1899)

André Salles, Indochine. A bord du paquebot d’Extrême-Orient. Henri et Toutou Sweert de Landas Wijborgh, et leur babou javanaise, à bord de l’Oxus allant à Batavia, 1895. Bron: Bibliothèque nationale de France.

De foto’s van de Franse ontdekkingsreiziger en fotograaf André Salles (1860-1929) in de collectie van de Bibliothèque nationale de France zijn prachtig. Ze geven een beeld van de laat 19de en vroeg 20ste eeuwse samenleving. Inclusief koloniale verhoudingen.

Op de bovenste foto zien we twee witte kinderen uit het oude adelijke Nederlandse geslacht Weerts de Landas Wyborgh met hun Javaanse baboe op de Franse pakketboot Oxus die een lijndienst onderhoudt vanaf Marseille naar het Verre Oosten op weg naar Batavia. Waarschijnlijk is vice-admiraal Jacques Henri Leonard Jean Sweerts de Landas Wyborgh de vader van de kinderen. Tot maart 1895 was hij adjudant van de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië

Beelden vertellen meer dan 1000 woorden: de zelfverzekerde kinderen en de gedienstige baboe.

Salles heeft veel foto’s gemaakt van het Franse indochina en de Antillen. Op de onderste foto wandelen op Martinique witte dames in het zwart en zwarte dames in het wit. Culturele toe-eigening kent geen grenzen.

André Salles, Fort-de-France (1899).  Bron: Bibliothèque nationale de France.

Artikel van Reza Kartosen-Wong over scheefgroei in slavernijdebat verhult, maar bevat aanzet tot evenwichtige analyse

Schermafbeelding van deel artikel ‘‘Er is te weinig oog voor het Nederlandse slavernijverleden in Azië’ van Reza Kartosen-Wong in Het Parool, 30 juli 2022,

Met de strekking van het opinie-artikel in het Parool van 30 juli 2022 van mediawetenschapper Reza Kartosen-Wong ben ik het voor 100% eens. Maar tevens vind ik Kartosens opinie verhullend en bangelijk. Alsof hij de kool en de geit wil sparen. Het had scherper en beter gekund.

De portee is dat er te weinig oog is voor het Nederlandse slavernijverleden in Nederlands-Indië. De auteur spreekt steeds over Azië. Uiteraard zaten er in de tijd van de slavernij Nederlanders op Ceylon, aan de rand van Japan en op andere plekken in Azië, maar het draaide om Nederlands-Indië. Waarom Kartosen dat uitvergroot tot ‘Azië‘ is onbegrijpelijk. Het is onnodig grof en hij maakt het er niet specifiek door. Kartosen heeft het evenmin over ‘Amerika‘ als het om de slavenhandel in de West gaat. Dat is Kartosens eerste verhulling.

Overigens ben ik eens met zijn opinie dat in het Nederlandse debat de transatlantische slavenhandel zo dominant is dat de slavenhandel in de Oost karig wordt bedeeld. Het een hangt samen met het ander.

Het verband van communicerende vaten dat in het publieke debat de dominantie van het een (West) leidt tot de veronachtzaming van het ander (Oost) noemt Kartosen niet. Of hij ziet het niet zo. Hij toont begrip voor de promotors van Keti Koti die erkenning zoeken voor ‘hun’ slavernij, maar koppelt dat niet aan het gebrek aan belangstelling voor de slavernij in de Oost.

Kartosen noemt niet de actieve en in de politiek goed geïntegreerde lobby van Caraïbische Nederlanders die het slavernijdebat domineren. Kartosens opinie roept vooral de vraag op waarom hij de realiteit van de groep van Caraïbische Nederlanders die het slavernijdebat gijzelt niet noemt. Dat is Kartosens tweede verhulling.

Mijn kritiek op het Nederlandse slavernijdebat en de dominantie daarin van de Caraïbische stem heb ik in het commentaarKeti Koti kan geen nationale feestdag zijn‘ van 1 juli 2022 opgeschreven:

De lobby van Caraïbische Nederlanders in media, musea, universiteiten, instituten en politiek is vele malen sterker dan de lobby van de Ind(ones)ische Nederlanders. Met de Black Lives Matter beweging als rugwind hebben zwarte Nederlanders uit de Caraïben in dit debat over slavernij afgelopen jaren definitief het initiatief naar zich toegetrokken ten koste van andere groeperingen.

En:

Het initiatief om Keti Koti als pars pro toto van de slavernij en het kolonialisme te beschouwen is onevenwichtig. Dat is neo-slavernij die nabestaanden van andere slaven achterstelt en een tweede maal koloniseert. Deze vorm van nieuwe onderschikking kan niet de opzet van een nationale feest- en herdenkingsdag van de slavernij zijn.

Het komt in het verlengde van Kartosens zwijgen en ontbrekende analyse van hoe het slavernijdebat in Nederland zich in allerlei geledingen ontwikkelt, makkelijk en gemaakt manmoedig over om Piet Emmer en Kester Freriks als ‘activistische kolonialen‘ te framen. Het lijkt er sterk op dat dit een afleiding is voor het gebrek aan Kartosens moed om zich kritisch te richten tot de Caraïbische Nederlanders die de ‘Aziaten‘ in het debat opzijzetten. Dat doet vermoeden dat Kartosen gewiekst naar rechts schopt, maar te bevreesd is om naar links uit te halen. Dat is de derde verhulling.

Kartosens opinie bevat een goede aanzet tot een evenwichtige analyse. Met hem zijn vele opinieleiders van mening dat het debat over het slavernijverleden onevenwichtig is scheefgegroeid. Om dat de corrigeren moet hij zich niet richten tot wat hij ‘activistische kolonialen‘ noemt, maar tot de ‘activistische neokolonialen‘ die het slavernijdebat naar zich toe hebben getrokken. Kartosen, toon moed, herschrijf de opinie en noem man en paard.

Nederlandse overblijfselen op foto’s van Indonesië (jaren 1950)

Harrison Forman, ‘Indonesia, car and trolley passing through street in Jakarta‘, jaren 1950. Collectie: Harrison Forman Collection – Safety Negatives.

Niet te lang na een machtsovername zijn op foto’s van straatbeelden nog overblijfselen van het oude bewind te zien. Harrison Forman fotografeert Indonesische steden in de jaren 1950. De soevereiniteitsoverdracht was eind december 1949. Daarmee kwam een eind aan het Nederlandse koloniale bewind in Nederlands-Indië.

Op deze foto’s is nog Nederlands erfgoed te herkennen. Zoals openbaar vervoer, koloniale gebouwen of buitenreclame. Dat maakt deze foto’s interessant. Ze laten een overgangssituatie zien. Een tussenfase. Dekolonisatie is nog in gang.

Op onderstaande foto is het iconische Hotel des Galeries te herkennen. Nederlandse en Duitse reclames zijn verdwenen. Fietsen zijn gebleven, maar de meeste Europeanen zijn uit het straatbeeld verdwenen. Er fietst op een dergelijk Nederlandse rijwiel nog een oudere witte dame in een wit broekpak. Waar gaat ze heen? Alles is in beweging.

Harrison Forman, ‘Indonesia, street scene with traffic in Jakarta‘, jaren 1950. Collectie: Harrison Forman Collection – Safety Negatives.

Nederlandse cavalerie rukt op op Lombok (1894)

Cavalerie doorwaadt tijdens de Eerste Lombokexpeditie van 1894 de Kali Djangkok naast de houten brug‘, 1894. Collectie: Koninklijk Instituut voor taal-, land- en volkenkunde (KITLV).

De Eerste Lombokexpeditie was een militair conflict tussen Bali en Lombok. Beide eilanden riepen de hulp van Nederland in. Dat koos voor Bali. Dat heeft Lombok geweten. ‘Als onderdeel van de oorlog roofde de Nederlandse overheid van de radja van Lombok, zijn overleden familieleden en vermoorde volgelingen 230 kilo goudgeld, 7199 kilo zilveren munten en ruim duizend andere kostbaarheden‘, aldus Wikipedia.

Op deze foto’s waadt de cavalerie van het Koninklijk Nederlands-Indische Leger (KNIL) door een rivier bij Djangkok, op de weg van havenstad Ampenan naar hoofdstad Mataram op Lombok. Links ligt een bamboebrug, maar die wordt niet gebruikt. Het kan zijn dat de brug niet stevig genoeg was of een minder martiaal plaatje opleverde voor het thuisfront.

C.J. Neeb, ‘Houten brug over de Kali Djangkok tijdens de Eerste Lombokexpeditie van 1894‘, 1894. Collectie: Koninklijk Instituut voor taal-, land- en volkenkunde (KITLV).

We weten weinig meer van de verdeel en heers politiek van het koloniale bestuur. Ook toen al noemde Nederland een oorlog een expeditie, zoals Poetin een oorlog een speciale militaire operatie noemt. Niks nieuws onder de zon.

Tempo doeloe, ofwel tijd van vroeger, die grofweg liep van 1870 tot 1914 zou een goeie ouwe tijd zijn geweest. Of dat klopt is een kwestie van perspectief.

De bruinige sepia tint van de foto’s waardoor ze beter houdbaar waren zou volgens een uitleg geassocieerd worden met veroudering en nostalgie. Klopt dat, zijn veroudering en nostalgie niet tegengesteld aan elkaar? Het eerste bevestigt wat het laatste ontkent.

Dat soort overwegingen laat onverlet dat KNIL-arts en fotograaf Chris Neeb mooie foto’s heeft gemaakt die de tijd van vroeger hebben vastgelegd. Wat we er nu ook van vinden. In 1897 gaf hij samen met luitenant Wim Asbeek Brusse het boek met foto’s ‘Naar Lombok‘ uit. Waarschijnlijk kenden beide officieren elkaar uit Palembang op Sumatra.