Estate Violenta en Temptation

Dit stukje verscheen eerder op George Knight Kort op 14 augustus 2011. Licht gewijzigd.

In Estate Violenta uit 1959 van de Italiaanse regisseur Valerio Zurlini klinkt tijdens een zomerse danspartij TemptationGezongen door Teddy Reno. De sfeer van verleiding in die gewelddadige zomer van 1943 wordt gevoelig getroffen. Jean-Louis Trintignant neemt als fascistische meeloper een voorschot op zijn rol in Il Conformista van 10 jaar later. Maar de ster is Eleonora Rossi Drago. Ze zou het als filmster nooit helemaal maken, ondanks optredens in films als Antonioni’s Le Amiche.

Jean-Louis Trintignant (links) en Eleonora Rossi Drago in Estate Violenta (1959) ofwel ‘Gewelddadige zomer’.

You came, I was alone
I should have known
You were temptation.

I’m just a slave, only a slave
to you, temptation
I’m your slave!

In Estate Violenta klinkt nog een verre echo van Bing Crosby die Tempation in 1933 naar bekendheid croont in Going Hollywood. Tegenover Marion Davies de protégé van William Randolph Hearst die Orson Welles inspireerde tot Citizen Kane. Het fragment lijkt voornamelijk het Koelesjov-effect te onderbouwen. Crosby legt het uit als een eerste poging om een lied in de stijl van een drama te maken. Monsterlijk raak.

Hier is op YouTube de volledige versie van Estate Violenta (1959) te zien. 

Gedachten bij documentaire ‘La Stazione’ (1952) van Valerio Zurlini

Nu eens iets heel anders. Valerio Zurlini (1926-1982) is een Italiaanse regisseur die bij het grote publiek niet zo bekend is als de grote meesters Federico Fellini, Michelangelo Antonioni, Roberto Rossellini of Luchino Visconti. Zelfs tegen de mindere meesters als De Sica, De Santis, Olmi, Germi, Pasolini, Petri, Taviani of Bertolucci moet hij het afleggen in bekendheid. Hij heeft speelfilms gemaakt die in mijn ogen het Italië van de jaren ’60 minder vervreemdend weergaven dan Antonioni of minder imponerend dan Fellini. Zijn constructie oogt natuurlijker zonder dat ook maar in het minst te zijn. Op de achtergrond zeuren oorlog en klassenstrijd, maar overheersen het levensplezier en een esthetische, poëtische realiteit. Niet Frans. Zurlini filmt geen feiten.

La Stazione uit 1952 is een documentaire over het belangrijkste treinstation van de Italiaanse hoofdstad: Stazione di Roma Termini. Zurlini was lid van de communistische partij en werd in 1964 samen met regisseurs als de Taviani’s, Maselli, Lizzani en Loy door de partij aangewezen om de begrafenis van Palmiro Togliatti te filmen. Opgevolgd door Luigi Longo en in 1972 door de charismatische Enrico Berlinguer, de vader van het Eurocommunisme. In de naoorlogse jaren was partij affiliatie in Italië waar een politieke strijd tussen christen-democraten en communisten woedde van belang. Rossellini werd door sommigen minachtend afgedaan als christen-democraat. Zelfs filmstijlen werden gepolitiseerd en door de overheid gesteund of tegengewerkt.

De documentaire is in de stijl van de Cinéma Vérité, een observerende cinema. De Franse filmtheoreticus André Bazin verwoordde het neorealisme (in de brief Ter verdediging van Rossellinizie p. 100) ooit als ‘de documentaire werkelijkheid plus iets’. Het jaar 1952 is een keerpunt. Niet toevallig wordt Umberto D uit 1952 van Vittorio De Sica als de laatste neorealistische film beschouwd. Bazin omschrijft dat ‘iets’ als de beeldkracht, het sociaal engagement, de poëzie, het komische of wat dan ook. Wat is dan de documentaire werkelijkheid van deze documentaire die probeert de feiten zo onbevangen mogelijk weer te geven?

Het heeft geen zin om weg te zakken in getheoretiseer dat al snel op aanstellerij lijkt. In La Stazione zien we een realiteit die we associeren met het Italië van 1952. Punt uit. Hoe geconstrueerd die ook toen was. De marges zijn breed om ons tevreden te stellen en een geschiedenis voor te schotelen die geen geschiedenis is. Denk aan twee beroemde voorbeelden uit de cinematografie, namelijk Oktober (1928) van Sergei Eisenstein en La battaglia di Algeri (1966) van Gillo Pontecorvo. Beide films die respectievelijk 11 (1917) en 9 (1957) jaar na de weergegeven gebeurtenissen werden gemaakt, worden in de geschiedschrijving gebruikt als illustratie ervan. Zo vallen een historische gebeurtenis, de reconstructie en ons begrip ervan samen. Ons beeld van de historische werkelijkheid is vervalst, maar voelt als echt. Er zijn meer voorbeelden, zoals de Nederlandse film De Overval uit 1962 over de overval op het Huis van Bewaring in Leeuwarden. Onze beleving in de wachtkamer derde klasse met Italiaanse arbeiders, boeren, militairen en gezinnen strijdt met esthetiek. Dat we het weten.

Zomerprogrammering van publieke omroep met detectives en voetbal is de ambitie voorbij. Waar laat dat de weetgrage kijker?

Update 28 juni 2018: De NPO zet de bijl in de journalistieke programma’s, aldus een bericht in NRC. Er is veel verzet tegen. Programmamakers en kijkers vragen zich af of de NPO gek geworden is. Het ondubbelzinnige antwoord is ‘ja’. Want hoe dwaas is het om te snijden in programma’s zoals ‘Andere Tijden’ of ‘Tegenlicht’ die de publieke taak het best belichamen? Deze politiek van de omroepen roept een variant op de boutade over Frankrijk in gedachten: ‘Een mooi land, maar jammer dat er Fransen wonen’. Zo is het ook met de omroep. ‘Een mooi omroepbestel, maar jammer dat omroepbobo’s er zich mee bemoeien’. Het wordt onderhand de hoogste tijd voor zowel de Haagse politiek als de samenleving om serieus na te gaan denken over het optuigen van een nationale omroep en het opheffen van de omroepen op levensbeschouwelijke grondslag. Het is een achterhaald zuilensysteem dat elders in de samenleving terecht allang verdwenen is. In een serieus en kwalitatief hoogstaand omroepbestel moeten programma’s centraal staan en niet de belangen van omroepen. 

Er moet me iets van het hart over de zomerprogrammering van de publieke omroep. Maar het is als de klacht van een niet-gelovige die zich verbaast over het gebrek aan democratisering en redelijkheid van religieuze organisaties. Dat heeft iets schijnheilig en dubbeltongig. Want ik kijk nauwelijks naar de programma’s op NPO 1, 2 en 3. Actualiteitenrubriek Nieuwsuur en VPRO’s Tegenlicht en reisprogramma’s (Ruben Terlou, Thomas Erdbrink, Stef Biemans) zijn de enige programma’s die ik regelmatig zie. Bij een andere programmering zou dat echter best kunnen veranderen. Maar die verandering zit er voor mij deze zomer niet in, en overigens evenmin in de herfst, winter en lente. Maar in de zomer zet Hilversum de eigen gemakzucht zelfs nog in een hogere stand. Iemand die niks met sportprogramma’s en detectives heeft wordt de zenders afgejaagd.

Want wat is het geval? Op NPO 1 worden van 14 juni tot 15 juli alle wedstrijden van het WK Voetbal in de Russische Federatie uitgezonden. Dat zijn 63 wedstrijden van minimaal 90 minuten. Als daarbij alle voor- en nabeschouwingen en herhalingen opgeteld worden, dan telt dat op tot zo’n 100 uur wedstrijden en tientallen uren beschouwingen. Dat terwijl het Nederlands elftal niet meedoet omdat het zich niet wist te kwalificeren.

Men zou denken dat kijkers die niet van deze tsunami aan voetbalwedstrijden, voetbalbeschouwingen en voetbalnieuws houden een alternatief moet worden geboden. Dat gebeurt ook op NPO 2, maar dat alternatief is niet aanvullend aan voetbal, maar er min of meer een duplicaat van. Ofwel, de consumptie van uren voetbal wordt herhaald met de consumptie van uren detectives. Dat is merkwaardig, want hiermee wordt de weetgrage en nieuwsgierige kijker die geprikkeld wil worden en smacht naar kennis en nieuwe impulsen in de steek gelaten. Door de programmering kiest de publieke omroep voor coma, apathie en onzelfstandigheid.

Van 15 juni tot 15 juli zendt KRO-NCRV namelijk elke avond een detective uit op NPO 2 tijdens de Detectivemaand die deze omroep eens in de twee jaar presenteert. Zoals gezegd, als alternatief voor de grote voetbaltoernooien. In NRC zegt inkoopster Mignon Huisman van KRO-NCRV in gesprek met Wilfred Takken: ‘De gedachte was: mannen voetbal, vrouwen detectives. Maar ongeveer 40 procent van onze kijkers is man’. 

In deze constatering van Huisman komen vier misverstanden samen, hoewel het mogelijk is dat ze beter weet dan wat ze publiekelijk zegt, maar dat toch naar buiten brengt om het gemakzuchtig denken in formats van Hilversum, kijkcijfers, het kostenaspect (‘inkopen’) en gebrek aan creativiteit aan het zicht te onttrekken. Ten eerste dat detectives een alternatief voor voetbal zijn. Ten tweede dat programmering volgens een man/vrouw-verhouding bestaat en niet rolbevestigend en gedateerd is. Ten derde dat de uitzending van een grote hoeveelheid voetbal- en sporttoernooien beantwoord moet worden met een grote hoeveelheid van meer van hetzelfde van een ander genre. Ten vierde dat uit het feit dat in de zomer de omroepen zich in een vakantie-modus zetten dit betekent dat ook de kijkers van juni tot september met vakantie gaan.

Vraag is dat als Britse en Scandinavische detectives dat niet zijn, wat dan wel een goed alternatief voor voetbal is. En dan niet beredeneerd vanuit het commerciële belang van de publieke omroep (reclame inkomsten) of de profilering van de afzonderlijke omroepen, maar vanuit het belang van de kijker. Als het WK Voetbal, Wimbledon of de Tour de France op de publieke omroep in de zomer nou eenmaal tot in de kleinste details moeten worden uitgezonden, wat is dan het alternatief die de niet-sport liefhebbers optimaal bedient?

Te denken valt aan het uitzenden van registraties van podiumkunst (muziek, dans, toneel), klassieke, niet-Engelstalige films, informatieve programma’s (nieuws- en reisprogramma’s, documentaires, programma’s over geschiedenis) of kostuumdrama’s. Amusements- en showprogramma’s die de platheid ontstijgen worden door de publieke omroep vanwege het kostenaspect hoe dan ook nog nauwelijks uitgezonden. Praat- en realityprogramma’s zijn het hele jaar al overvloedig te zien en kunnen in de zomer opgeschort worden.

Mijn verlanglijstje zou de volgende elementen kunnen bevatten die beter aansluiten bij de sfeer van de zomer en de behoefte van de kijker dan de ‘alternatieve’ detectives die de geest niet prikkelen of intelligent onderhouden, maar dempen en in de slaapstand zetten. Het is een programmering met een jaarlijkse cyclus: 1) een filmcyclus van de melancholische Italiaanse regisseur Valerio Zurlini, 2) de beste documentaires en dramaseries van het afgelopen jaar van de Europese publieke omroepen via de EBU (bewerkt en met Nederlandse voice over of ondertiteling); 3) de beste documentaires en dramaseries van het afgelopen jaar van ARTE (bewerkt en met Nederlandse voice over of ondertiteling); 4) geschiedenisprogramma’s zoals The Vietnam War die de Vlaamse VRT wekelijks uitzendt (bewerkt en met Nederlandse voice over) of 5) registraties van podiumkunst waar Nederland in uitblinkt (experimentele en geïmproviseerde muziek, dans, opera, jeugdtheater) zoals de uit het publieke bestel verbannen Concertzender dat voor de radio met muziek doet.

Kunst is kunst, maar ook een wapen waarmee de strijd tegen terreur die van buiten komt en onverschilligheid die van binnen komt gewonnen kan worden. Het is de strijd om de harten en geesten van de eigen bevolking die telt en een positieve impuls kan geven. Met als neveneffect het verstevigen van de nationale identiteit op natuurlijke en niet geforceerde wijze. Media kunnen een opbouwende rol spelen. Niet omdat het educatief is of doelgroepen emancipeert, maar omdat kunst, films of documentaires de kijker een spiegel voorhouden en tot nadenken aanzetten. Dat is in Nederland uitzondering geworden. Nederland mist de vanzelfsprekende, positieve grondhouding tegenover kunst. De zomerprogrammering van de publieke omroep met sport en detectives is daar een akelig herkenningsteken van. Feit dat daar niet eens meer kritiek op komt geeft aan hoever de ambitie van de publieke omroep gedaald is en hoe normaal Nederlanders dat zijn gaan vinden.

Foto 1: Schermafbeelding van een still uit en de aankondiging van ‘The Lovely Month of May; A Documentary by Chris Marker and Pierre Lhomme’ door ARTE.

Foto 2: Schermafbeelding van de aankondiging van een uitzending van de Britse detective Grantchester door KRO-NCRV.

NPO-Sportzomer is te gemakzuchtig en dominant. Dat kan beter

Er is kritiek op de NPO-Sportzomer die liefst 80 dagen duurt. Van 10 juni tot 21 augustus. Er zit wel iets in die kritiek van onder meer Jean-Pierre Geelen of Cornald Maas. Geelen heeft vooral kritiek op de programmering van radiozender Radio 1 die maandenlang in het teken van sport staat. Tot vervelens toe. Op twee van de drie televisienetten is soms sport te zien. Dat is op netten die bestemd zijn voor een algemeen publiek te veel van het goede voor een specifieke categorie waar niet iedereen warm voor loopt. Op twee manieren is er iets mis met de NPO-Sportzomer: het is overheersend en voorspelbaar. En de sport wordt niet eens centraal gesteld.

De NPO-Sportzomer laat niet alleen sportwedstrijden zien, maar toont veel praatprogramma’s over sport die nauwelijks over sport gaan. Of geeft commentaar bij sportwedstrijden dat niet over de sport zelf gaat. Daarbij komt dat de Nederlandse sportjournalistiek niet echt uitblinkt in diepgang en sport als een interessant maatschappelijk fenomeen weet te duiden waarin economie, nationale identiteit en politiek samenkomen als kenmerk van onze tijd. Het praten over sport wordt met voetbaltrainers, sportjournalisten of actieve sporters als gast geen poging om het fenomeen sport te willen doorgronden en de verschillende aspecten ervan te belichten, maar ontaardt in kletspraatjes, meligheid en incrowd gebazel over human interest. Het blijft te veel aan de oppervlakte en benadrukt het amusementsaspect van sport meer dan nodig. Die praatprogramma’s zouden met andere gasten meer diepgang krijgen en aan kwaliteit winnen. Waarom worden er geen filosofen, schrijvers en kunstenaars uitgenodigd die op een veelzijdige  en onvoorspelbare manier naar sport kijken?

Effect van de NPO-Sportzomer is niet alleen het tonen van sport (onder meer EK Voetbal, Tour de France, Olympische Spelen) en praatprogramma’s over sport, maar het bepaalt ook in hoge mate de programmering van de andere twee netten. Daarmee gaat de NPO-Sportzomer over een grens. Waarom is er gedurende de Sportzomer geen alternatieve programmering van programma’s die tijdens het hoogseizoen niet in het drukke schema passen? Waarom zijn er op de andere netten geen registraties van theatervoorstellingen of is er een filmcyclus te zien dat het werk van een breed aanspreekbare regisseur toont dat goed in de ‘losheid’ van de zomer past? Denk bijvoorbeeld aan Valerio Zurlini. Waarom geen project opgezet voor aanstormend talent dat lekker kan experimenteren? Waarom geen reisprogramma’s of historische programma’s over de Nederlandse Antillen, Suriname of Nederlands-Indië? Nu tonen KRO-NCRV hun detectives en wordt dat gepresenteerd als alternatief voor sport. Maar dat is het niet. Trouwens, naast Nieuwsuur is er nu geen enkele rubriek die de wereldpolitiek volgt. Is volgens het management van de NPO de politiek actualiteit 80 dagen met reces?

Sport is een interessant gebeuren dat in de NPO-Sportzomer de nek wordt omgedraaid. De NPO ontkent door wegkijken dat sport in dienst van een ideologie staat en meent dat het neutraal gepresenteerd kan worden. Dat is reinste volksverlakkerij. Waarmee geenszins gezegd wordt dat sport achter de politiek moet verdwijnen. Liever niet zelfs, maar die context moet wel genoemd worden. Laat het duidelijk zijn, met sport is niets mis, wel met de Sportzomer die de NPO ervan maakt. Of het nou komt door de gemakzucht van de netmanagers, de macht van de kijkcijfers, het gebrek aan intellectuele diepgang van de Nederlandse sportjournalistiek of de opvatting dat de zomer er in het uitzendschema nauwelijks toe doet valt te bezien. De NPO-Sportzomer die de publieke omroep ervan maakt is te gemakzuchtig en te dominant. Dat moet in de komende jaren anders. Evenwichtiger en beter. En wat de paradox is van de NPO-Sportzomer: met meer aandacht voor sport.