Nacht 1: ‘Artillerie britannique tirant la nuit’ (1917)

Agence Rol, Artillerie britannique tirant la nuit, 1917 [photographie de presse]. Collectie: Bibliothèque nationale de France, département Estampes et photographie.

Deze Franse persfoto toont Britse artillerie die op een onbepaalde plek in Frankrijk in 1917 ’s nachts een projectiel afvuurt. Het 19de eeuwse Militair Woordenboek van Landolt zou dit geschut classificeren als zware veld-artillerie.

Het vuur van het geschut heeft een dubbel effect. Het accentueert de contouren van de ongeveer 10 Britse kanonniers en in het midden van de foto ontstaat een overbelichte zone. Een zon.

Dat gat in de nacht én op de foto is de verzinnebeelding van oorlog. Het verbeeldt leegte. Kracht. Leed. Zinloosheid. Of wat men er mee wil verbinden.

De foto valt op te vatten als een beeld dat deels gewist is. Artillerie effacée dat de eigen sporen uitwist. Het zichtbare deel wordt door het witte gat overstraalt, maar handhaaft zich nipt. Daarom haalt de foto de Franse kranten van 1917.

Vuur en foto vallen samen. Ze zijn zowel opening, vacuüm als omissie. De Britse artillerie schiet een gat in de foto. Wat is dat voor foto met een wit gat in het midden waar niks in is te zien? Welnu, de toelichting in randen en vormen.

Freudiaans zou men kunnen zeggen, het gaat om de relatie tussen voorgrond en achtergrond. Met vuurkracht op de voorgrond en op de achtergrond de sleur van alledag van de oorlog. Hoe gaan die samen? Maar dat is te vergezocht. Toch?

Advertentie

Ansichtkaart uit de Eerste Wereldoorlog: luizen zoeken

Ansichtkaart uit de Eerste Wereldoorlog. Met het handgeschreven opschrift “luizen zoeken” op de achterkant.‘ Collectie: Gróf Esterházy Károly Múzeum, Pápa.

Dit is een foto uit de Eerste Wereldoorlog. Opvallend is dat de foto het tot ansichtkaart heeft gebracht.

Zoals bekend verloor de toenmalige Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie aan de kant van het Duitse keizerrijk de oorlog en na 1919 grote delen van het grondgebied. Door politieke onenigheid in Boedapest was na de Ausgleich van 1867 het Hongaarse leger verwaarloosd.

Militairen ontluizen hun kleren. Of ze vangen ratten in de loopgraven. Of welk ongedierte dan ook. Oorlog is ongedierte.

Wat wil de ansichtkaart zeggen? Dat het thuisfront zich geen zorgen hoeft te maken over de hygiëne in de Hongaarse regimenten? Dat weten we niet. Hoe dan ook toont de ansichtkaart niet martiaal of nationalistisch, maar eerder het omgekeerde daarvan.

Gedachten bij de ansichtkaart ‘La guerre 1914 à Toulouse, nos troupes noires, les Sénégalais, la terreur noire des boches pendant l’arrêt à Toulouse’ (1914)

04-Tirailleurs sénégalais. Carte postale recto “La guerre 1914 à Toulouse, nos troupes noires, les Sénégalais, la terreur noire des boches pendant l’ar[r]êt à Toulouse”. Collectie: Bibliothèque nationale de France, Bussy-saint-Georges,3.

Deze ansichtkaart roept vragen op. Zoals de tekst die vertaald zegt: ‘De oorlog van 1914 in Toulouse. 4e serie. Nr. 4. Onze zwarte troepen. De Senegalezen. De Zwarte Terreur ‘van de Moffen’. Tijdens de tussenstop in Toulouse.’

Wat bedoeld de tekst met De Senegalezen. De Zwarte Terreur ‘van de Moffen‘? De tekst lijkt te suggereren dat de Duitsers schrik of angst hebben voor de Senegalezen. Hoe realistisch was in 1914 die uitspraak?

Het is een merkwaardig tafereel daar op dat treinemplacement in Toulouse. De Senegalese militairen zijn ‘tirailleurs‘. Dat wil zeggen koloniale infanterietroepen die onder toezicht van de Fransen stonden. De Franse tekst hierover zegt het nog beeldender: ‘encadrées par des Français‘. Dat zien we op de foto. De Senegalezen worden ingelijst.

De witte Fransman op de foto tussen de Senegalezen is een burger. Wat is zijn rol? Dat is onduidelijk. Is hij een Senegalese consul of een ambtenaar van de Franse spoorwegen?

Hoe dan ook gaan de Senegalese tirailleurs richting front. Naar de loopgraven in Noord-Frankrijk. Met de kennis van nu is dat geen prettig vooruitzicht. Hoe dat met de kennis van toen was is gissen. Wisten de Franse koloniale troepen wat er van hen verwacht werd? Waarschijnlijk niet.

Nog even poseren de Senegalezen fier en trots voor de fotograaf. Voordat ze in de gehaktmolen van de oorlog verdwijnen. Nog iets langer mag de ansichtkaart blijven bestaan die de Fransen van toen wilde laten weten dat de ganse Franse Derde Republiek inclusief koloniën het eigen leger steunde en zich verzette tegen de invallende moffen. De gehate ‘Boches’ die pas vier jaar later de strijd zouden verliezen. Dat is in de realiteit van een oorlog een eeuwigheid verder.

‘Vlissingen 1911’ brengt Europese grootmachten in rep en roer

Groepsfoto militairen. 4e compagnie, 4e bataljon Vlissingen, circa 1911. Collectie: Zeeuws Archief, Fotocollectie Vlissingen.

Op p. 94 van de roman ‘Uiteengescheurd‘ (1940) van Miklós Bánffy kwam ik de volgende passage tegen: ‘Aan de andere kant van Europa trok een bericht uit Nederland de aandacht, waar men vestingwerken wilde bouwen rondom de haven van Vlissingen. Dit besluit van het meest vredige land veroorzaakte een storm. De pers in Parijs en Londen zag er Duitse plannen in, van keizer Wilhelm, die misschien wel een eigen vlootbasis wilde verwerven, op een paar uur van de Engelse kust en Het Kanaal. Waarschijnlijk werd er aan de bel getrokken door de twee grootmachten van de Entente Cordiale, want nauwelijks een maand later werd het plan door de Nederlandse regering ingetrokken.

Ik had nooit van dit plan gehoord. Klopt het wat Bánffy zegt? Aan zijn historische en politieke inzicht valt niet te twijfelen. Naast schrijver was hij ook politicus en in 1921 en 1922 minister van Buitenlandse Zaken van Hongarije. Het klopt dat Vlissingen 1911 een belangrijke Europese kwestie was die had te maken met de oorlogsplannen van de grootmachten. Vanuit Vlissingen kon de Westerschelde en de haven van Antwerpen afgesloten worden.

Het is achteraf opvallend dat ik in de geschiedenisles op school alles heb meegekregen van de Duitse vlootbouw, de eerste Marokkocrisis in 1905, de Duitsgezindheid in Nederland tot 1940, maar nooit heb gehoord over de kwestie Vlissingen 1911. Terwijl dat vele aspecten verbindt, inclusief desinformatie en agitatie in de pers. Ook Nederlandse populaire historische publicaties laten het onderwerp links liggen.

De context is de blokvormig van Europese grootmachten in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog en de Duitse plannen in stapjes van 1903, 1907 en 1912 voor de opbouw van een Duitse oorlogsvloot, een Hochseeflotte. Het geschil over Vlissingen 1911 valt midden in de toenemende spanningen tussen enerzijds Duitsland en anderzijds Engeland en Frankrijk. Wat in 1914 zou uitmonden in de Eerste Wereldoorlog.

In The German Menace (de Duitse dreiging) geeft in 1911 de Engelse marxist Theodore Rothstein commentaar op de actuele diplomatie en buitenlandse politiek, de vlootbouw en het marine beleid van de verschillende landen. Hij gaat uitgebreid in op de kwestie Vlissingen. Het is aardig om hem ‘in real time‘ te volgen. Tegelijk relativeert hij de Duitse dreiging door Menace tussen aanhalingstekens te zetten. Was er wel een Duitse dreiging?

In deel 5 zegt hij: ‘this is what lies at the bottom of the Anglo-Franco-Belgian agitation against the Flushing scheme. By closing the mouth of the Scheldt Holland will frustrate the easy execution of the Franco-British military plans‘.

Rothstein is niet altijd volledig. Zo zegt hij in deel 4: ‘For a long time before and after her constitution as a sovereign State, Holland possessed some fortifications on the North Sea coast, including Flushing, but had none on her eastern frontier where she was adjoining Prussia.’ Dat is suggestief. Nederland had aan de lastig verdedigbare oostgrens inderdaad geen fortificaties gebouwd, maar wel rond de vesting Holland in de Hollandse Waterlinie die tot 1945 in gebruik was.

Het blijft onduidelijk of de plannen voor de versterking van de vesting Vlissingen dienden om Nederland tegen een aanval vanaf zee te beschermen, het oogmerk ervan was om de toegang tot de Westerschelde voor alle partijen af te sluiten of de Duitse vloot een schuilplaats te bieden. Dat laatste lijkt onwaarschijnlijk en kwam waarschijnlijk uit de koker van de Engels-Frans-Belgische pers. Rothstein zegt in 4. The Fortification of Flushing van 18 februari 1911:

In 4. The Fortification of Flushing” Continued van 25 februari 1911 zegt Rothstein geen mening te hebben over de militaire verdiensten van het plan Vlissingen:

Rothstein meent in datzelfde 4. The Fortification of Flushing” Continued Nederland als neutraal land het recht heeft om de toegang van de Westerschelde voor de vloten van strijdende partijen en de Engelsen in het bijzonder af te sluiten:

Rothstein ziet de opwinding over de kwestie Vlissingen 1911 als deel van de agitatie tegen Duitsland door de Engelse en Franse pers. Of deze dynamiek werkelijk zo scherp was en hoe de wisselwerking tussen pers en politiek in betrokken landen was is achteraf lastig te beoordelen.

Bánffy verwijst ook naar de rol van de Franse en Engelse pers in het opstoken van deze kwestie die meenden dat de bouw van fortificaties in Vlissingen ‘een Duits plan was om er een eigen vlootbasis te verwerven’. Dat is verre van logisch en staat haaks op het toenmalige Nederlandse beleid om te streven naar neutraliteit en buiten een grootscheeps conflict te blijven. Dat dit Nederland in 1914 uiteindelijk lukte is des te verbazingwekkender voor wie zich verdiept in de kwestie Vlissingen 1911.

Voor meer over Bánffy zie mijn commentaarGedachten bij een foto met Miklós Bánffy (1934)‘.

Het boze oog van Paul von Plehwe. Gedachten bij een foto van de Russische legeraalmoezenier Zybulski (1914-1916)

De Russische pope en aalmoezenier Zybulski waarvan de Russische generaal suggereerde dat hem de ogen uitgestoken waren door de Duitsers. Collectie: Biblioteca Virtual de Defensa.

Dit is een foto uit 1916 van de Russische legeraalmoezenier Zybulski (voornaam onbekend) die in de Eerste Wereldoorlog door de Duitsers de ogen zou zijn uitgestoken. Dat beweerde nochtans op 25 januari 1915 in een onlangs gepubliceerd communiqué de generaal van Duits-Baltische afkomst in het tsaristische leger Paul von Plehwe (of Pavel Plehwe).

Maar het gruwelverhaal klopt niet. Achteraf bleek de aantijging van generaal Von Plehwe onjuist. Aalmoezenier Zybulski had het zicht in beide ogen nog toen hij in Duitse gevangenschap kerkdiensten in Heidelberg verzorgde. Hij verklaarde sinds hij op 29 augustus 1914 door de Duitse troepen gevangen werd correct behandeld te zijn.

Duitse tekst bij foto van aalmoezenier Zybulski. Collectie: Biblioteca Virtual de Defensa.

Waarom heeft generaal Von Plehwe de leugen verspreid? Ja, oorlogsmist. In de oorlog sneuvelt de waarheid als eerste. Waarschijnlijk wilde Von Plehwe zijn manschappen motiveren. Sloot de beschuldiging van het wrede optreden van het Duitse leger niet aan bij de gruweldaden die de Duitsers abusievelijk werd toegeschreven in de slag om België? Dat was propaganda van de Entente.

Een persoonlijke noot geeft de Russische Wikipedia-pagina over het privéleven van Von Plehwe (vertaald): ‘Plehve werd geboren in een familie van evangelische christenen en het grootste deel van zijn leven beleed hij precies deze leer, maar kort voor zijn dood bekeerde hij zich tot de orthodoxie. Plehve was getrouwd met een Russisch-orthodox meisje, geboren Sukhomlinova, en had drie kinderen met haar, ook opgevoed door haar moeder in de orthodoxie: dochters Olga (geboren in 1881), Ekaterina (geboren in 1886) en zoon Nikolai (geboren in 1892).’

Generaal Paul von Plehwe overleed op 28 maart 1916 in Moskou. Had hij zich 14 maanden eerder toen hij de uitspraak over aalmoezenier Zybulski deed al tot de Russisch-Orthodoxe kerk bekeerd? Dat weten we niet. Von Plehwe was van Baltisch-Duitse afkomst en vocht voor de Russische tsaar tegen zijn landgenoten en andere legers van de Centralen, zoals het Oostenrijkse. Hij was van origine een evangelische christen die het meende op te moeten nemen voor een Russisch-Orthodoxe pope.

Bij dat soort door elkaar geschudde loyaliteiten is het geen wonder dat generaal Von Plehwe werkelijkheid niet meer van fantasie kon onderscheiden. Wellicht heeft het gruwelverhaal dat op 25 januari 1915 in een legercommuniqué werd genoemd voor even gewerkt. Maar niet voor lang. In februari 1915 verloor het tsaristische legeer de Tweede Slag bij de Mazurische Meren van de Duitsers,

Cedric ter Bals, Soldaet, Künstler, Mönch. Kleurpotlood en acryl op papier, 2020.

Duitse oorlog in Lineol miniatuur

Figurenpaar: Soldaten / Sanitäter, mit Trage‘, 1914-1918. Collectie: Staatliche Museen zu Berlin, Museum Europäischer Kulturen.


De beschrijving van dit object in een Berlijnse museumcollectie zegt (vertaald): ‘Lineol figuren, beschilderd, uniformen groen met rode bies. Bruine brancard, daarop een gewonde man met zwarte laarzen, rode broek, een blauwe jas en een wit hoofdverband’. Lineol was de naam van het bedrijf waar Albert Caasmann sinds 1909 tot 1952 als ontwerper aan verbonden was.

Wat moeten we er nog meer aan toevoegen? Oorlog is leed, pijn, verwonding, dood. Caasmann diende als soldaat in de Eerste Wereldoorlog. Dat het beeld van de twee ziekenbroeders met brancard kritiek op de oorlog bevat lijkt te voorbarig geredeneerd.

Schermafbeelding van Diorama Wehrmacht Heimaturlaub.

De markt beslist bij dit soort producten. Kort voor of tijdens de Tweede Wereldoorlog verscheen bij Lineol het ‘Diorama Wehrmacht Heimaturlaub‘. De clichés zijn op dit tableautje vastgelegd. Wat doen militairen op verlof? Voor ons ziet het er lachwekkend idyllisch uit met konijntjes, herdershonden, Wehrmacht-militairen met blonde partners en een officier op de bank die koek of gebak uit een doos eet. Maar zo wilden de Duitsers zichzelf toen blijkbaar zien. Voor op het buffet in de huiskamer. Online is er nog steeds handel in dit soort objecten.

Schermafbeelding van Diorama Wehrmacht Heimaturlaub.

Gedachte bij de foto ‘Gottesdienst auf der Presenaspitze’ (1918)

Gottesdienst auf der Presenaspitze‘, 1.1.1918. Collectie: ÖNB (Österreichische Nationalbibliothek).

Godsdienst. We raken er niet over uitgepraat. Wat is de functie ervan en wanneer gaat het die te buiten? Vooral daarover raken we niet uitgepraat. We hebben het antwoord niet.

Wie terugkijkt ziet een Oostenrijkse kerkdienst op de top van de Presena-gletscher. Begin 1918. Nu in de Alpen in Trentino ten noorden van het Garda-meer. Moest de dienst troost bieden? Italië won van Oostenrijk-Hongarije de harde strijd in de bergen. Wie weet hadden de Italianen harder gebeden.

Op de foto wonen Oostenrijkers, Hongaren, Kroaten, Bosniërs, Tsjechen, Slowaken, Slovenen en anderen een kerkdienst in het veld bij. Wat er gezegd werd en wat of wie werd aangeroepen weten we niet. We kunnen het vermoeden. Want het past in een patroon. Voor de overwinning in de strijd, de bescherming van en het vertrouwen in God en zelfbehoud. Zoiets zal het wel geweest zijn.

Religieuze doping dus. Alle strijdende partijen dienden het hun troepen toe. Zie hier het commentaar ‘Religieuze doping, commercie en oorlogspropaganda tijdens de Eerste Wereldoorlog: ‘A Church Service On The Battle Field’ (1916)‘ over de reconstructie van een Britse kerkdienst voor het thuisfront.

De groep Oostenrijkse militairen in donkere jassen in de witte sneeuw toont verlaten. In de steek gelaten. Geïsoleerd. Onzalig in zaligheid. Het contrast tussen zwart en wit verhardt hun noodlot. Zo legt de fotograaf het vast. We raken er niet over uitgepraat. In onze horizontale spitsvondigheid.

Het Verdrag van Versailles, de Duitse herstelbetalingen en de les voor de Russische Federatie (1919)

Agence de presse Meurisse, ‘A Versailles, les malles des allemands‘ [In Versailles, de koffers van de Duitsers], 1919. Collectie: Gallica, de digitale bibliotheek van de Bibliothèque nationale de France en zijn partners.

Er wordt de laatste tijd in allerlei publicaties op een losse en onterechte manier verwezen naar de herstelbetalingen die Duitsland in het Verdrag van Versailles (1919) zouden zijn opgelegd en die averechts zouden hebben gewerkt. Dat opleggen van herstelbetalingen gebeurde onder Franse druk. Een groot deel van Frankrijk was immers vernietigd door de Duitse inval en de oorlog van vier jaar.

Historici als Patrick Dassen hebben aangetoond dat de hoogte van de herstelbetalingen die Duitsland zouden zijn opgelegd aanzienlijk lager was dan zoals het in de toenmalige publieke opinie werd voorgesteld. Dat was geen 132, maar 25 miljard goudmark (zie na 31’). Het had een publicitair belang om het beeld te vormen dat Duitsland moest boeten voor de Eerste Wereldoorlog, maar al vanaf 1919 was duidelijk dat het dat totale bedrag nooit zou hoeven te betalen. Ook niet kon betalen. Het was louter een theoretisch bedrag voor de bühne. De praktijk was anders.

Het merkwaardige is dat het misverstand van de te hoge herstelbetalingen die Duitsland zouden zijn opgelegd en die de weg plaveiden voor Hitler bijna een eeuw later in de publieke opinie nog bestaat. Het was trouwens niet de hoogte van de herstelbetalingen, maar het feit dat Duitsland in het Verdrag van Versailles als enige schuldige werd aangeduid voor het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog dat het meeste kwade bloed zette in het Duitsland van 1919.

Dat aspect van herstelbetalingen is weer actueel door de Russisch-Oekraïense oorlog. De krijgsmacht van de Russische Federatie heeft tot nu toe honderden miljarden euro’s schade aangericht in Oekraïne. Dat is grotendeels geen bijkomende schade van de oorlogshandelingen, maar bewuste vernietiging van de economische infrastructuur. Zoals fabrieken, opslagplaatsen, havens, wegen, bruggen en spoorwegen, maar ook woonhuizen, culturele gebouwen en regeringsgebouwen. De huidige schattingen duiden erop dat de totale schade kan oplopen tot 1000 miljard euro.

Het idee in westerse hoofdsteden is dat de Russische Federatie in hoge mate moet bijdragen aan de financiering van de heropbouw van Oekraïne. Want het is als enige schuldig aan de oorlog en de schade aan de Oekraïense infrastructuur.

Hoe dat wordt betaald is nog onduidelijk. Dat kan door confiscatie van tegoeden van de Russische staat en Russische oligarchen in het Westen. Dat kan door extra belasting op Russische energie. Dat kan door herstelbetalingen. Of een combinatie van een en ander.

Het is onterecht om uit de ontwikkeling van de Weimarrepubliek en het Derde Rijk te concluderen dat de herstelbetalingen die de Russische Federatie opgelegd kunnen worden na beëindiging van de huidige Russisch-Oekraïense oorlog niet te hoog mogen zijn. Dat is het misverstand dat tegenwoordig in interviews en analyses herhaald wordt door opinieleiders die een misverstand napraten.

Het is trouwens zo dat de Russisch-Oekraïense oorlog niet alleen Oekraïne vernietigt, maar ook de Russische Federatie. De eerste door bewuste vernietiging van de infrastructuur door de Russische Federatie, de laatste door stagnatie, mentale stilstand en isolatie van de wereldgemeenschap. Vooral Oekraïne moet opgebouwd worden, maar de Russische Federatie op termijn ook als president Poetin zijn functie heeft neergelegd. Het wordt een hele puzzel om straks die stukjes goed te leggen.


Gedachte bij de foto ‘Kriegsgefangene in der Sammelkaserne Munkacs’ (1915)

Kriegsgefangene in der Sammelkaserne Munkacs‘, 1915. Collectie: Österreichische Nationalbibliothek.

Wat een idyllisch beeld van een groep Russische krijgsgevangenen in 1915. Is dit propaganda van de fotodienst van het toenmalige Oostenrijks-Hongaarse leger of ging het er toen werkelijk zo aan toe? Is de code van de oorlogvoering veranderd en sinds die tijd verhard?

Locatie van dit tafereel is het toenmalige Hongaarse Munkács, dat nu in West-Oekraïne ligt. Tussen 1995 en nu maakte het deel uit van Tsjecho-Slowakije, Hongarije, de Sovjet-Unie en sinds 1991 Oekraïne. Nu heet het Moekatsjevo in de provincie Transkarpatië.

Zouden van Russische krijgsgevangenen die gevangen zijn genomen in de Russisch-Oekraïense oorlog (2014 – …) meer dan 100 jaar later door de fotodienst van het Oekraïense leger net zulke idyllische plaatsjes worden gemaakt? Het lijkt onwaarschijnlijk. Toch waren de verschrikkingen er toen niet minder om.

Laten we het maar op promotie van de eigen menselijkheid van het Oostenrijks-Hongaarse leger houden. Is dat het verschil, dat in de huidige oorlog niet eens de schijn van menselijkheid wordt opgehouden door de strijdende partijen? Dat zou kunnen. De geschiedenis zal het leren.

Gedachten bij ansichtkaart van een gotisch gemaskerd bal in Zutphen (1910-1919)

Johan Wilhelm Jr. Brincker, Three musicians, one in drag, in bizarre masks for an “Olympia” masked ball. Photographic postcard by Brincker, 191-. Collectie: James Gardiner Collection.

Bij de toelichting van deze ansichtkaart staat: ‘An unusual example of Gothic drag. The central character in drag holds a tambourine and looks deathly, like a zombie.The man on the left plays a violin, while the man on the right plays a barrel-organ and has a wooden leg. An extraordinarily gothic trio, photographed on a studio set in the Netherlands. The three characters, dressed for a masked ball , all wear sinister ‘Phantom of the opera’ style masks which cover portions of their faces. The masks are by J. Dirkmaat‘.

Het spook van de opera‘ (Frans: Le Fantôme de l’Opéra) is een Franse roman van Gaston Leroux. Het verscheen van 23 september 1909 tot 8 januari 1910 als feuilleton in de Parijse krant Le Gaulois, aldus Wikipedia. Het werd daarna in maart 1910 uitgegeven als boek en werd populair. Onderzoek heeft uitgewezen dat het een misverstand is dat de roman bij aanvang geen succes was. En dat pas werd na verfilming uit 1925 met Lon Chaney als Erik.

De rest is geschiedenis, met talloze bewerkingen en musicals van Le Fantôme de l’Opéra van Gaston Leroux. Het verhaal over het operaspook Erik, Christine en Raoul heeft in het populaire, lichte amusement veel succes gekregen.

Een en ander is van belang om de ansichtkaart te dateren en begrijpen. Want als het boek van Leroux geen succes zou zijn geweest, is het niet logisch om te veronderstellen dat het redelijk kort na verschijnen in Nederland als inspiratie voor een gemaskerd bal zou dienen. De datering van de James Garner Collection geeft 1910 tot 1919.

Of de in november 1918 beëindigde Eerste Wereldoorlog met zoveel verschrikkingen en verminkte militairen tevens een inspiratie vormde voor deze gotische vermomming weten we niet zeker. Het houten been van de orgelman en de zombie-achtige kijk van de middelste figuur die bijna een symbool van de dood zelf is wijzen in die richting. Dat zou dus kunnen wijzen op een datering aan het eind van de jaren 1910.

Het lijkt aannemelijk om te veronderstellen dat we van links naar rechts losse verbeeldingen zien van de hoofdpersonages uit Le Fantôme de l’Opéra, te weten met viool Erik, zangers Christine en de aristocratische Raoul.

Het gemaskerd bal was een initiatief van ‘Olympia’. Het verkocht de ansichtkaart waarschijnlijk aan de leden om uit de kosten te komen. Over de naam ‘Olympia’ worden geen verdere bijzonderheden gegeven. Dat maakt het lastig omdat het een veel voorkomende naam van verenigingen was.

De vermelding van fotograaf Brincker, leidt bijna zeker naar de Zutphense fotograaf Johan Wilhelm Jr. Brincker (1876-1950). Op de fotoPortret van Annie Koch (…)’ van Atelier Brincker uit 1908-1920 is met enige moeite dezelfde studioachtergrond te herkennen (met rechts een boom of struik en links een afscheiding met gordijn) als op de ansichtkaart van Olympia. De Zutphense gymnastiekvereniging Olympia die in 1875 werd opgericht is waarschijnlijk het Olympia dat op de ansichtkaart wordt genoemd en het bal masqué organiseerde.