Het gebruik van het uniform

Sinds ik in de jaren 1970 tegen mijn zin in in militaire dienst moest en in een opvallend slecht passend, lelijk en schurend uniform werd gehesen heb ik een grondige hekel aan uniformen. Zowel om ze aan te hebben of te zien.

Hoewel ik begrijp dat uniformen noodzakelijk zijn voor het handhaven van de orde bij krijgsmacht of politie. Als ze maar functioneel, neutraal en minimaal zijn vormgegeven om er niet nog meer symboliek in te leggen dan strikt noodzakelijk is. Daarom ben ik tegen het uitbreiden van het uniform met religieuze symbolen zoals de hoofddoek. Dat dient een ander doel.

Als het verder gaat, dan vind ik het van een kinderlijke onzin om je uit vrije wil in een uniform te hijsen. Er lijkt sprake van een zekere her-uniformering van de samenleving in jeugdcultuur, paramilitaire groepen en particuliere beveiliging. Dat kleedt zich in nep-uniformen. Een aparte categorie is de re-enactment van groepen die opgedirkt in historische uniformen veldslagen naspelen.

Het uniform geeft de worsteling aan tussen individu en gemeenschap. Het lijkt alsof iemand alleen mee kan tellen als individu door op te gaan in de groep. Dat is de paradox van het ‘maatschappelijke’ uniform.

Toch moet men dat relativeren, want nog tot de jaren 1970 waren uniformen en beroepskleding meer wijdverbreid dan nu. Dat bepaalde voor een groot deel iemands maatschappelijke positie die voor iedereen zichtbaar was.

Nu zijn die grenzen vervaagd, maar zoeken sommigen opnieuw het uniform om zich te uiten. Of dat geheel vrijwillig gebeurt of uit sociale dwang valt te bezien.

Uniformen vertegenwoordigen niet alleen de zittende macht, maar ook de orde die daar onder ligt. Met allerlei onderdrukkende, ‘onzichtbare’ mechanismen, Het uniform is de zichtbare uitsluiting van de ander. Dat is een extra argument tegen het uniform.

Als het handhaven van de orde blijkbaar het uniform van krijgsmacht, politie en brandweer noodzaakt, dan kan de uitbreiding ervan door her-uniformering naar de rest van de samenleving op twee manieren opgevat worden. Als bevestiging of ondermijning ervan.

Dit is spannend en sluit aan bij de ironisering van de samenleving. Wanneer ben je wie je denkt te zijn en is daarvoor uniformering nodig?

Wordt de orde die het uniform vertegenwoordigt versterkt of verzwakt door her-uniformering? Ik denk niet dat daar een eenduidig antwoord op te geven is. Ook omdat de bedoelingen van de dragers van nep-uniformen niet eenduidig zijn. Wat bedoelen ze ermee? Enfin, het is duidelijk, voor mij hoeft het niet.

Waarom krijgt in NRC de tentoonstelling Remix Rotterdam in het Rotterdamse Wereldmuseum niet de aandacht die het verdient?

Daar gaan we weer. Deze keer in het artikelHet Wereldmuseum is weer open, nu met meer verhalen en perspectieven’ in NRC. Een verslaggever vraagt niet door en laat zich knollen voor citroenen verkopen. Het Wereldmuseum is er sterk in om selectief informatie te geven aan media die blijkbaar verslaggevers sturen die onvoldoende geïnformeerd zijn om geen gemankeerd verhaal op te schrijven. Zo wordt het echte verhaal over het Wereldmuseum en de koepel NMVW die er de beleidslijnen uitzet ook deze keer niet in de media verteld.

Het Wereldmuseum opent na een jarenlange verbouwing. Het hele gebouw is eindelijk brandveilig verklaard. Stapsgewijze openstelling die gecertificeerd is door de veiligheidsbranche bestaat niet voor wie beseft wat de veiligheid van een gebouw is, wat voor risico’s een verbouwing in een in gebruik zijnd gebouw inhouden en hoe branden kunnen uitslaan. De verslaggever gaat mee in de misleiding van het Wereldmuseum. Bij een geïnformeerde journalist zou dat de vraag oproepen hoe het dan het afgelopen jaar zat met de veiligheid van de gepresenteerde tentoonstellingen. Zoals Dossier Indië met kostbare, originele afdrukken van foto’s.

Deze vraag wordt niet gesteld door Dominique van Varsseveld die niet in het colofon van NRC wordt genoemd als correspondent Rotterdam of lid van de kunstredactie. Waarom stuurt NRC niet iemand met verstand van zaken naar het Wereldmuseum? De recente geschiedenis van dit museum geeft er toch alle aanleiding toe om te kijken of de aan de Rotterdamse raad gedane beloften over de Rotterdamse signatuur worden nagekomen.

Het artikel noemt terloops de tentoonstelling Remix Rotterdam zonder te vertellen dat dit een samenwerking van het Wereldmuseum met Museum Boijmans Van Beuningen is die gesteund wordt door de Stichting Droom en Daad. NRC noemt Boijmans niet eens. Dat is een omissie in een artikel over een tentoonstelling in een Rotterdams museum dat in 2016 door de politiek opgeroepen werd om een Rotterdams karakter te behouden.

In de publiciteit heeft het Wereldmuseum, of liever gezegd de top van koepel NMVW Remix Rotterdam stelselmatig genegeerd of minimale aandacht gegeven. Wat voor psychische gesteldheid is dat? Klopt het vermoeden dat het NMVW in zichzelf gekeerd is en zich geen raad weet met presentaties die het niet kan controleren? Dus in dit geval een tentoonstelling met bruiklenen van Museum Boijmans die gecureerd is door conservator Alexandra van Dongen namens dit museum en conservator Wouter Welling namens het NMVW.

Remix Rotterdam zou een jaar geleden op 1 oktober 2019 opengaan. Dat werd vooraf spaarzaam in de publiciteit van het Wereldmuseum gemeld. Maar Remix Rotterdam ging niet open op 1 oktober 2019. Waarom niet? Het Wereldmuseum gaf er toen geen uitleg over en doet dat nu nog steeds niet. NRC geeft evenmin duidelijkheid en blijft hangen in een oppervlakkige beschouwing over wat haar op de mouw wordt gespeld.

Dit artikel van NRC kent vooral verliezers: de lezers van NRC die onvolledig geïnformeerd worden en het politiek correcte frame opgelegd krijgen van het Wereldmuseum, en het sturende NMVW dat zich laat kennen als organisatie die er aan de top moeite mee heeft om een normale relatie aan te gaan met collega-musea.

NB: Zie hier een commentaar van oktober 2017 (vanaf vierde alinea) voor een nadere omschrijving van mijn kritiek op het beleid van het NMVW in relatie tot het Wereldmuseum.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelHet Wereldmuseum is weer open, nu met meer verhalen en perspectieven’ van Dominique van Varsseveld in NRC, 9 september 2020.

Foto 2: Schermafbeelding uit september 2019 van aankondiging Remix Rotterdam op site Wereldmuseum.nl. .

Ondeugdelijke beantwoording vragen veiligheid Wereldmuseum

De beantwoording van de raadsvragen van Ruud van der Velden (Partij voor de Dieren) over de veiligheid van het Wereldmuseum is onbevredigend omdat het onduidelijk is wie er aan het woord is en de antwoorden om de hete brij heen draaien. Ze zijn op 18 december 2019 naar de raad gestuurd. Op 8 november besteedde dit blog er in een commentaar aandacht aan. De veiligheid van het Wereldmuseum zou in het geding zijn.

Wie beantwoordt de vragen? Als ‘steller’ wordt Gilbert Boutier genoemd. Hij is volgens zijn profiel op LinkedIn ‘Financieel Interim Manager’ van zijn eigen bedrijf Three Mountains, of preciezer gezegd dochter Three Mountains Interm Management BV en wordt vanwege zijn kennis op het gebied van Vastgoed blijkbaar gevraagd om de vragen te beantwoorden. Boutier was in 2013-2014 in dienst als ‘Project Manager’ bij de gemeente Rotterdam. De afdeling die bij de vragen genoemd wordt is dienst ‘SO Stadsontwikkeling’. Betrokken wethouder is Bas Kurvers (VVD) die onder meer verantwoordelijk is voor ‘Bouwen’. 

In de beantwoording wordt gezegd: ‘De gemeente (afdeling SO Vastgoed) is als eigenaar verantwoordelijk voor het gebouw en voert de verbouwing van het museum, in samenwerking met het Wereldmuseum, gefaseerd door. Door de fasering kan de gemeente eerder gebouwdelen opleveren en kan het museum deze inrichten met tentoonstellingen.’ Die laatste zin is de essentie omdat het doet uitkomen dat het functioneren van het Wereldmuseum centraal staat. Hoe zich dat verhoudt tot regelgeving en voorschriften is secundair.

Hoe kan het dat kritische vragen van Ruud van der Velden objectief beantwoord kunnen worden door een interim manager die handelt in opdracht van een gemeentelijke dienst van wie de nalatigheid in het toezicht juist een aspect van de kritische vragen is? Kortom, dit betreft een dienst die potentieel onder vuur ligt vanwege de gang van zaken en allerlei onregelmatigheden die resulteerden in de kritische vragen. Hiermee is niet gezegd dat Boutier, SO Stadsontwikkeling en wethouder Kusters niet integer handelen, maar de procedure is verwarrend en ongelukkig als de schijn ontstaat dat WC Eend zelf stelt dat WC Eend volgens de regels heeft gehandeld. Het is niet onmogelijk, maar hoe geloofwaardig kan die claim nog zijn?

Museum Boijmans van Beuningen was bezorgd over de veiligheid en besloot de tentoonstelling ‘Remix Rotterdam’ niet te laten doorgaan toen het constateerde dat het Wereldmuseum geen ‘gebruiksmelding brandveilig gebruik’ voor het hele pand had. Omdat het Wereldmuseum dit aan de bruikleengevers niet had gemeld, konden die zich niet beraden, laat staan hun bruiklenen terugtrekken. Want ze gingen ervan uit dat het hele gebouw veilig was gekeurd en het gemeentelijk toezicht voldoende was. De beantwoording doet hier badinerend over en poetst de zorgen van Boijmans en de andere bruikleengevers weg. Terwijl ze bewust in het ongewisse werden gelaten over de veiligheid van het gebouw. Illustratief voor de tegenstrijdigheden in de beantwoording is de mededeling ‘De certificering van de brandmeldinstallaties staat gepland op 6 januari 2020’. Als het management van het NMVW dit voor 1 oktober 2019 niet aan de bruikleengevers had gemeld, welke afweging konden die dan maken als ze de informatie niet hadden gekregen? De claim dat ‘alle bruikleengevers [er staat ‘bruikleengegevens’] van Dossier Indië geïnformeerd [waren] over de gefaseerde verbouwing‘ wil niet zeggen dat ze erover waren geïnformeerd dat op 1 oktober de omgevingsvergunning voor het gehele gebouw niet in orde was. Ook de ene bruikleengever die telefonisch contact opnam met het Wereldmuseum deed dat op eigen initiatief en niet omdat het door het Wereldmuseum was geïnformeerd.

De beantwoording suggereert dat het Wereldmuseum volgens de regels heeft gehandeld, maar slalomt langs de kritische vragen heen. Dit biedt eerder vaagheid dan duidelijkheid. Dat het Wereldmuseum iets van plan is of iets aanvraagt, wil nog niet zeggen dat het volgens de voorschriften handelt. Een vraag wordt in veel gevallen met een antwoord op een andere vraag beantwoord. Neem de hernieuwde keuring door het Museumregister bij een verbouwing die wordt gereduceerd tot de afgifte over verantwoord collectie­ beheer. Ook blijft onduidelijk hoe de calamiteitenteams zijn bemenst en wie zitting nemen in het crisisteam.

De beantwoording geeft geen uitsluitende duidelijkheid en kan daarom niet als de definitieve beantwoording van de vragen van Ruud van der Velden worden beschouwd. De verwarring blijft bestaan of wordt door de beantwoording mogelijk bewust of vanuit onwetendheid vergroot door zand in de lucht te gooien zodat een heldere blik op het reilen en zeilen van het Wereldmuseum en een antwoord op de vraag of het toezicht door de gemeentelijke instanties voldoende is geweest onmogelijk wordt gemaakt. Dat is een trieste constatering.

Foto 1: Schermafbeelding van site Wereldmuseum, september 2019  (inmiddels verwijderd).

Foto 2: Schermafbeelding van deel ‘Beantwoording van de schríftelijke vragen van het raadslid R. van der Velden (Partij voor de Dieren) over ‘Zorgen over onveilige situaties bij het Wereldmuseum’, 17 december 2019.

Fundamentele vragen over veiligheid bij het Wereldmuseum

Ruud van der Velden van de Partij voor de Dieren in de Rotterdamse gemeenteraad heeft vandaag bovenstaande raadsvragenZorgen over onveilige situaties bij Wereldmuseum’ gesteld aan de Commissie Bouwen, Wonen en Buitenruimte (2018-2022). Los van deze vragen en zonder contact met Van der Velden heb ik deze week onderstaand commentaar geschreven. Vragen en commentaar wijzen dezelfde richting op. Er zijn talloze betrokkenen die zich zorgen maken over de onveilige situaties bij het Wereldmuseum, zich daar over verwonderen en willen dat de situatie bij het Wereldmuseum zich ten goede keert. Mijn commentaar:

Het is een publiek geheim dat de veiligheid en brandveiligheid van het Wereldmuseum niet op orde zijn. Juiste of geldige brandveiligheidsvergunningen voor het gebouw aan de Willemskade te Rotterdam ontbreken. Het Rotterdams gezag had in moeten grijpen na de heropening in juli 2019. Dat is tot nu toe niet gebeurd. Die opening werd door het museum aangekondigd als ‘na de grote verbouwing’, maar dat is onjuist omdat de verbouwing nog steeds aan de gang is. Het is opmerkelijk waarom de toezichthoudende Brandweer voor een publiek toegankelijk gebouw dat verbouwd wordt, onvoldoende brandscheidingen bevat en de kans op brandoverslag bestaat een vergunning afgeeft. Dat lijkt dan ook niet te zijn gebeurd, maar hoe de Brandweer dan wel handhaaft is de vraag. Ook het electriciteitsnet geeft risico’s en kans op kortsluiting. Zo was er een week na de opening in juli 2019 een grote kortsluiting/stroomstoring en zijn er recent vaker stroomstoringen gesignaleerd waarbij het licht uitvalt of een lift niet werkt. Dat volgt noodzakelijk uit een grote verbouwing.

Voorschriften waar een museum zich aan moet zijn de richtlijnen uit 1994 bij punt 5. Het management van het Wereldmuseum lijkt in gebreke te zijn gebleven bij de inventarisatie en beoordeling van bedrijfsactiviteiten en risico’s zoals het Museumregister (dat de museumnorm beoordeelt) als checklist geeft (punt 4.4). Niet duidelijk is of er een calamiteitenplan is, er sinds juli 2019 brandveiligheidsoefeningen zijn gehouden en er voldoende geschoolde en getrainde BHV- (Brand Hulp Verlening) en CHV- (Collectie Hulp Verlening) medewerkers zijn en ingezet worden. Onduidelijk is trouwens of het Wereldmuseum dat sinds 27 februari 2002 als museum in het Museumregister geregistreerd staat wel een volwaardige museale vergunning heeft.

Het Wereldmuseum is sinds 2017 onderdeel van het Nationaal Museum voor Wereldculturen (NMvW) waar Stijn Schoonderwoerd algemeen directeur is. Klaarblijkelijk opereert de NMvW op de locatie Wereldmuseum niet of niet volledig volgens de normen die de museumsector via het Museumregister of de Museumvereniging stelt. Het is lastig om één oorzaak voor het ontbrekende professionalisme van het NMvW te geven. Het lijkt eerder een combinatie van factoren die elkaar versterken en te maken hebben met ontbrekend leiderschap van de NMvW-directie, slechte organisatie, een bedrijfscultuur die gehoorzaamheid afdwingt, een ontbrekend locatiehoofd/eindcoördinator voor het Wereldmuseum, een lastige voorgeschiedenis van het Wereldmuseum onder de weggestuurde directeur Stanley Bremer die roofbouw had gepleegd op gebouw en personeel, en de speciale en (financieel) kwetsbare positie van het Wereldmuseum binnen het NMvW als afzonderlijke stichting.

Hoe verder is de vraag. Door inzet van velen is in 2015 het Wereldmuseum gered uit handen van Bremer die de Afrika-collectie wilde verkopen en het museum het pad van vervlakking en populisme opstuurde waarbij hij kunst en kunstobjecten ondergeschikt maakte aan andere doelen zoals publieksbereik of commerciële levensvatbaarheid. Merkwaardig genoeg herhaalt zich deze recente horrorgeschiedenis in een andere vorm bij het NMvW. Want dat maakt ook de kunst ondergeschikt aan doelen zoals politieke correctheid of cultureel populisme. Bremer en Schoonderwoerd lijken meer gemeenschappelijk te hebben dan op het eerste oog blijkt. Ze hebben zich onder het mom het goede te doen laten kennen als tegenspelers van het Wereldmuseum.

Wat Rotterdam moet met de constructie van een onvriendschappelijk en onprofessioneel NMvW en het NMvW met een Wereldmuseum dat het blijft beschouwen als een ‘vreemd lichaam’ is de vraag. Het geknoei met de ontbrekende (brand)veiligheidsvergunningen is een symptoom van een slecht huwelijk. Want dit is niet zozeer amateurisme, maar onwil van het NMvW om het Wereldmuseum een volwaardige en autonome plek te gunnen. De Rotterdamse gemeenteraad moet nog maar eens nadenken wat het met het Wereldmuseum wil. Want de gemeente Rotterdam subsidieert het Wereldmuseum jaarlijks met 5 miljoen euro en heeft daarom een drukmiddel om de Rotterdamse signatuur van het Wereldmuseum als harde eis te stellen aan het NMvW. Die signatuur is tot nu toe onzichtbaar. Dat komt bovenop de eis het NMvW te verplichten om het Wereldmuseum te laten opereren volgens de Museumnorm en de normale basisvoorwaarden van de museumsector.

Foto 1, 2 en 3: Schermafbeelding van raadsvragen van Ruud van der Velden (PvdD) in de gemeenteraad Rotterdam over de onveilige situaties bij het Wereldmuseum, 8 november 2019.

Foto 4: Schermafbeelding van (inmiddels verwijderde) aankondiging ‘Museum gedeeltelijk geopend’ op site Wereldmuseum, gedateerd 1 juli 2019.

Waarom mogen medewerkers van de krijgsmacht op sociale media uitspraken doen die tegen de werking van de rechtsstaat ingaan?

Het is ook in Nederland een probleem dat naar verhouding veel mensen met rechts-extremistische meningen werken bij overheidsdiensten als krijgsmacht, brandweer of politie. Dat heeft er mede mee te maken dat het personeel van deze diensten geen afspiegeling van de bevolking vormt. Neem Reint Meijer die op zijn FB-account meldt bij het Korps Mariniers te werken. Hij is opsteller van bovenstaande petitie die vraagt om een ‘Verbod op het houden van betogingen tegen Nederlandse tradities als Zwarte Piet, zeehelden, oorlogshelden, veteranen, dodenherdenkingen.’ Meijer wil de Nederlandse tradities bewaren door die te verbieden. Hij legt de schuld van de aantasting ervan bij ‘linkse groeperingen en migranten’. De krijgsmacht is volgens artikel 97 van de grondwet een instrument van de democratische rechtsstaat. Dat principe komt op de tocht te staan als het personeel van de krijgsmacht een overtuiging heeft en in het openbaar naar buiten brengt die haaks staat op de rechtsstaat. In elk geval dient dit niet het draagvlak, gezag en de geloofwaardigheid van de krijgsmacht.

Reint Meijer heeft net als alle Nederlandse burgers toch het recht om zijn mening te uiten? Dat is zo. Van hem kan als medewerker van het Korps Mariniers echter ook verwacht dat hij binnen de grenzen van de rechtsstaat blijft en door zijn meerderen daartoe worden verplicht als hij dat in de openbaarheid aantoonbaar niet doet. Dat is een kwestie van discipline en het gebonden zijn aan interne regels van de krijgstucht indien de Wet Militair Tuchtrecht geactualiseerd zou zijn met het oog op het gebruik van sociale media. Wat niet zo is. De logica is dat als Meijer dat tegen beter weten in nalaat de leiding van het Korps Mariniers dient in te grijpen.

Meijer uit zich stevig op sociale media zoals onderstaande afbeelding van een FB-posting van 4 december 2018 aangeeft. In China is volgens Meijer de overheid ‘gelukkig goed bezig’ omdat een paar weken geleden ‘meer dan 500 bankiers op één dag op een nekschot getraceerd’ zijn. Onafhankelijke bevestiging voor dit bericht bestaat niet. Het is er een uit de hoek van het complotdenken, de volksmennerij en politieke agitatie.

Achtergrond van Meijers uitingen op sociale media is dat het geweldsmonopolie is ondergebracht bij instituten als de politie en de krijgsmacht waar hij deel van uitmaakt. Dat monopolie is er ondergebracht om de orde te handhaven, en de staat te legitimeren en stabiliseren. Het lemma Geweldsmonopolie op Wikipedia maakt dat inzichtelijk. Er is een probleem als een medewerker van een instituut met het geweldsmonopolie niet bezig is om de staat te stabiliseren, maar te destabiliseren door het verspreiden van nepnieuws en verhulde oproepen tot actie die tegen de rechtsstaat ingaan. Dat kan delen van de bevolking die op de korrel worden genomen vrees aanjagen zodat het vertrouwen in de krijgsmacht als apolitiek instrument afneemt.

Reint Meijer is een voorbeeld en ongetwijfeld niet de enige medewerker van de krijgsmacht die uitingen op sociale media doet die op te vatten zijn als strijdig met de rechtsstaat. Het is ondanks een onbereidwillige, te smalle en ‘niets aan de hand’ opvatting van de top van het ministerie van Defensie zoals neergelegd in een brief van 1 november 2018 aan de Tweede Kamer de taak voor de wetgever om zo snel mogelijk met een nieuwe Wet Militair Tuchtrecht te komen waarin ook de voorwaarden voor het gebruik van sociale media zijn opgenomen en voor de leiding van de krijgsmachtsonderdelen om met het oog op het eigen draagvlak het eigen personeel op haar verantwoordelijkheid te wijzen en te verzoeken zich in het openbaar te matigen.

Foto 1: Schermafbeelding van de petitieVerbod aantasting Nederlandse tradities, normen en waarden’ van Reint Meijer op petities.nl.

Foto’s 2 en 3: Schermafbeeldingen van FB-account van Reint Meijer (Korps Mariniers, Groningen).

Living Village Festival krijgt subsidie, maar geen vergunning van Wierden. Nu verplaatst naar Dalfsen

Waar loopt het op stuk? Het Living Village Festival zou van 16 tot en met 18 september 2016 plaatsvinden op het Lageveld in Wierden, maar is verplaatst naar Dalfsen. De organisatie geeft een verklaring met de vermelding ‘URGENT’, zoals hieronder blijkt: ‘De gemeente Wierden heeft twee dagen voor de opbouw alle vergunningen alsnog afgewezen op grond van onduidelijke ‘veiligheidsredenen’. Waar zij ons eerst hebben uitgenodigd en ons zelfs subsidie hebben verleend, krijgen wij nu abrupt een harde NEE.’ Eind goed al goed: ‘De gemeente Dalfsen heeft ons aangeboden dat wij per direct een vergunningsaanvraag in mogen dienen voor het evenemententerrein in Dalfsen, welke als een magisch toeval grenst aan het bos waar we zelf in wonen!!’ In een spoedoverleg zullen de vergunningen aangepast worden zo laten de initiatiefnemers weten.

In de video van RTV Oost zegt de loco-burgemeester van Wierden het ‘geweldig‘ te vinden als het Dalfsen lukt wat zijn gemeente niet lukte. Werkelijk? Dat klinkt niet erg geloofwaardig. In Wierden lijkt de maakbaarheid te botsen op de regelgeving. Overheden dekken zich in en willen risico’s uitsluiten. Maar zoals dit voorbeeld aangeeft zijn er toch verschillen. Dalfsen met PvdA’er burgemeester Han Noten die erom bekend staat naar de burgers te willen luisteren geeft meer ruimte. En wil minder van bovenaf sturen. Een kwestie van mentaliteit.

LVF

Foto: Schermafbeelding van verklaring van het Living Village Festival.

Media en R’damse hulpdiensten noemen studenten ‘kunstenaars’

Wat bijzonder is aan het bericht is de berichtgeving over de identiteit van de betrokkenen. De NOS zegt: ‘Een vrouw in Rotterdam liet zich vanmiddag op het Grotekerkplein in gips gieten voor een kunstproject. Toen het blok hard werd, raakten de kunstenaars in paniek.’ Maar over welke kunstenaars gaat het eigenlijk? Ook wijkagent Marco Smit twittert over ‘kunstenaars’, ze zouden zelfs het Grote Kerkplein ‘vervuild‘ hebben. RTL Nieuws bericht dat over de identiteit van ‘de kunstenaars’ de politie verder niets kwijt wil. Kortom, hulpdiensten en media beweren zonder twijfel of slag om de arm dat het om ‘kunstenaars’ gaat. Zonder namen van personen, een kunstinstelling, een projectgroep, een museum of galerie te noemen.

Zou het gezien de leeftijd van de betrokkenen die beteuterd op het Grote Kerkplein de reddingsactie van de hulpdiensten gadeslaan, hun klaarblijkelijke gebrek aan ervaring en het verzwijgen van hun identiteit door de politie niet logischer zijn te veronderstellen dat het om studenten gaat? Jongvolwassenen die enige clementie gegund wordt. Bijvoorbeeld van de Willem de Kooning Academy. Maar hun project in de soep lieten lopen.

De les voor de media en hulpdiensten is dat niet bij voorbaat iedereen die wat met gips aanklooit een kunstenaar is. Zoals evenmin iedereen met een camera een cineast is, iedereen met een opschrijfboekje een journalist, iedereen met een keuken en een fornuis een kok of iedereen die in de badkamer zingt een zanger is. In elk geval niet van professie. Kortom, het was weer even leuk om kunstenaars in de hoek te zetten. Wat zijn ze onervaren, dom, onhandig en roekeloos. Van onze subsidiecenten. Foei. Typisch lui zonder identiteit.

pol

Foto: Tweet van Wijkagent Smit, Binnenrotte Rotterdam. 19 januari 2015.