Als politie en politiek zich al af laten troeven door amateur-boeren, wat zal hun antwoord dan zijn op professionele criminele organisaties?

Schermafbeelding van deel artikelMob-style killings shock Netherlands into fighting descent into ‘narco state’ van Senay Boztas in The Guardian, 3 juli 2022.

Afgelopen week liet de Nederlandse ordehandhaving zich van haar boterzachte kant zien. Politiechef Willem Woelders zei in een interview in NRC dat de politie het boerenprotest niet kan stoppen. Wat voor signaal geeft dat af aan de bevolking die ermee heeft ingestemd dat de politie het geweldsmonopolie heeft als de politie dat niet waar kan maken? Dat wordt ook wel een kenmerk van de soevereine staat genoemd. Zo ondermijnt de politie de democratie.

Raadselachtig was dat Woelders zei tevreden te zijn met het politieoptreden. Terwijl velen in het land zich zorgen maakten over de lauwe reactie van de politie die zichtbaar de controle had verloren. Er lijkt wat te schorten aan het zelfbeeld van de Nederlandse politie. 

Het gaat notabene niet om maffia-achtige criminele organisaties, maar om radicale boeren die gesteund worden door radicaal-rechtse partijen en de agro-industrie die via deze boeren het eigen verdienmodel van met name de intensieve veeteelt probeert veilig te stellen. De protesten trekken anti-overheids beroepsactivisten aan, maar nog steeds telt dat niet op tot een georganiseerde criminele organisatie.

De politie neemt het op tegen amateurs en legt het hoofd in de schoot. Hoe moet dat dan niet zijn als de Nederlandse politie komt te staan tegen internationale professionele criminele organisaties die keihard en meedogenloos zijn? Het artikel in The Guardian is al in de kop duidelijk: ‘Mob-style killings shock Netherlands into fighting descent into ‘narco state’.

Wolders introduceert een valse tegenstelling als hij zegt ‘het is voor iedereen veiliger om te deëscaleren.’ Ten koste van wat? Hij stelt het zo voor dat de enige stap, het laatste redmiddel, om het geweld van de boeren te voorkomen het gebruik van ‘het vuurwapen of andere geweldsmiddelen‘ is.

Dat is aantoonbare onzin. Infiltratie in de boerenbeweging, massale aanwezigheid van politie bij de boerenprotesten, duidelijke communicatie vooraf van wat door de overheid zal worden getolereerd en hard optreden bij het begin van een boerenprotest door inbeslagname van trekkers zijn de middelen die voor het gebruik van het vuurwapen liggen. Dat laat Woelders ongenoemd. 

Als Woelders zou zeggen dat de politie slecht georganiseerd is en slecht geleid wordt en te veel taken op het bordje heeft gekregen, door de politiek verplicht wordt om de verkeerde prioriteiten te stellen (voetbalwedstrijden), opeenvolgende mislukte digitaliseringsprojecten heeft ondergaan die de doelmatigheid ondermijnen en een fundamenteel gebrek aan middelen (mensen, materiaal) heeft, dan zou hij een strek punt hebben. Maar het past in de pappen-en- nathouden retoriek van de politieleiding dat zoiets niet publiekelijk wordt gezegd,

Een belangrijk aspect is dat de Nederlandse politie een imago van liefheid en terughoudenheid heeft en geen afschrikkend effect heeft. Er zijn geen bewindslieden van Justitie, Binnenlandse of Algemene Zaken van wie vooraf bekend is dat ze hard willen optreden tegen verstoorders van de openbare orde. Dat geeft de radicale boeren de ruimte om een loopje met de politie te nemen omdat ze terecht inschatten weg te komen met de verstoring van de openbare orde.

Hubert Smeets verwees naar dat aspect in een column met de titel ‘Op geweld en samenspanning staan klip en klare gevangenisstraffen‘: ‘Rutte taxeert de ernst niettemin rooskleuriger. Hij denkt nog steeds te kunnen „voorkomen” dat politie en burgemeesters moeten „optreden”, zoals hij daags na het boerengeweld zei. De premier wil geen bloedhond zijn.

Smeets verwijst naar de Weimarrepubliek en minister van Binnenlandse Zaken Gustav Noske die in 1919 de politie hard liet optreden tegen communistische opstandelingen die vanuit Rusland werden aangestuurd. Noske besefte dat hij vanuit zijn functie nu eenmaal de bloedhond moest zijn. Binnen de Nederlandse regering en politie wil niemand de bloedhond zijn.

De vergelijking met de Weimarrepubliek kan nog anders bekeken worden door ons af te vragen waarom Nederland geen staatslieden van het kaliber Friedrich Ebert of Gustav Stresemann kent die met slim strategisch manoeuvreren uitstijgen boven de situatie van alledag. De tegenstelling die Smeets schetst tussen pyromanen en bloedhonden luidt dan anders, namelijk die tussen bloedhonden en onverschrokken leiders.