Gedachte bij foto ‘Children in poverty, Chicago’, 1890-1900

Children in poverty, Chicago, 1890-1900. Collectie: John Harvey Kellogg Papers van de University of Michigan Library Digital Collections.

Armoede in een sloppenwijk. Eind 19de eeuw in Chicago. Kinderen maken het extra schrijnend. De foto werd opgenomen in de collectie van John Harvey Kellogg, bekend van de cornflakes.

De maskers voegen iets toe aan de foto. Ze zeggen iets. Maar wat? Moet armoede verhuld worden en zijn de maskers daar een commentaar op? Of heeft het er allemaal niks mee te maken en is het een kinderspel?

Armoede kijkt je recht in het smoel. Zelfverzekerd. Het oogt tegelijk hartverscheurend en clownesk. Die combinatie is even wennen.

Het pantser van kinderen, families, educatie en marketing van musea

Hoe komt het dat steeds meer Nederlandse musea zich op families en kinderen richten? Is dat omdat daar de meeste subsidies zijn te halen? Of is het een neveneffect van marketing en educatie die het in veel musea van de inhoud hebben gewonnen?

Maar dan nog, wat rechtvaardigt de eenzijdige focus op kinderen en families? Is dat het reveil van de Nederlandse museumsector richting traditionele familiewaarden en conservatisme, weg van het modernisme en activisme? Vertrutting. Een veilige vluchtheuvel voor traditionele waarden.

Musea willen even geen moeilijke tegenspraak of een debat over hun koers, liever controleerbaar gesnater in de museumzaal als dynamisch, veilig pantser.

Dit zijn de tijden van het Van Gogh Museum met de afgeblazen Pokémon-actie (bedoeld voor kinderen). Is dat in lijn met het soort creativiteit van de eerste directeur Emile Meijer? En wat te denken van het Rijksmuseum dat met trots verkondigt dat het door de samenwerking met Disney de afgelopen twee weken ‘veel meer families’ dan normaal op bezoek heeft gekregen?

Schermafbeelding van deel paragraaf Pokémon in het Van Gogh Museum‘, oktober 2023.

Maar accent op kinderen en families bij musea gaat ten koste van andere doelgroepen. Zoals adolescenten, studenten, volwassenen of ouderen.

Het pas heropende Universiteitsmuseum Utrecht (UMU) maakt in de video duidelijk dat het museum de opdracht heeft om zich uitsluitend te richten op kinderen en families. Niet ook op studenten wat men bij een universiteitsmuseum zou verwachten. Voor de duidelijkheid, het UMU is officieel geen kindermuseum. Maar officieus wel.

Wat is er aan de hand met musea die zich uitsluitend of hoofdzakelijk richten op kinderen en families? Hand in hand met marketing en educatie. Wat zegt dat over de museumsector? Musea sluiten zo andere doelgroepen uit.

Is de focus op kinderen en families een weerslag van een maatschappelijke ontwikkeling die doordringt tot de museumsector? Of lopen musea op deze ontwikkeling vooruit? Hand in hand met het accent op familiewaarden. Heerlijk, terug naar de kindertijd. Toen de wereld onschuldig was. Veilig en beheersbaar.

Hogeschool Odisee Aalst: Mag godsdienstonderwijs aan kleuters volgens de kinderrechten?

De Vlaamse Opleiding Kleuteronderwijs van de Hogeschool Odisee in Aalst biedt vanuit een christelijke traditie studenten in het lesprogram de optie tussen een katholieke of een niet-katholieke versie. In de uitleg wordt door de docenten druk geschoven met begrippen. Alsof de identiteit van de Hogeschool vloeibaar is en voortdurend verandert. ‘Geloof’ wordt gelijkgesteld aan het ‘katholieke geloof’ en de ‘christelijke traditie’ aan de ‘rooms-katholieke traditie’. De niet-katholieke studenten worden in de video onderscheiden als moslima’s (zijn er geen mannelijke studenten?), niet-gelovige, ongelovige en anders-gelovige, randkerkelijke en protestant-gelovige studenten. Dat is blijkbaar diversiteit vanuit katholiek perspectief. De docenten stralen begrip en verdraagzaamheid uit, maar de vraag die deze video oproept is waarom er godsdienstonderwijs aan kleuters (circa 4 tot 6 jaar) gegeven moet worden en in welke vorm dat gebeurt. Nog los van de vraag of dat dan katholiek, protestant-gelovig, randkerkelijk of anders-gelovig godsdienstonderwijs is.

Vraag is of het in strijd is met artikel 14 van de kinderrechten. De toelichting zegt: ‘Meestal leren kinderen van hun ouders en op school over geloof en religie. Het wel of niet hebben van een bepaalde geloofs- of levensovertuiging kan een belangrijk onderdeel van de opvoeding zijn. Ouders mogen kinderen stimuleren om een bepaald geloof te volgen. In het Kinderrechtenverdrag staat echter dat kinderen niet gedwongen of verplicht mogen worden om een bepaald geloof te hebben, niet door hun ouders en niet door de regering. Als ze willen, kunnen kinderen naar een kerk of moskee gaan terwijl hun ouders niet geloven. Kinderen moeten ook kunnen besluiten om niet in God te geloven, terwijl hun ouders dat misschien wel doen. Kinderen moeten goede informatie krijgen over de verschillende godsdiensten, zodat zij zelf een keuze kunnen maken over welk geloof het beste bij ze past. De regels van een geloof mogen nooit schadelijk voor kinderen zijn.’ De ‘jaren des onderscheids’ in de Rooms-katholieke kerk werden ooit door Paus Pius X vastgesteld op zeven jaar.

De grens van wat aanvaardbaar is voor kinderen in een godsdienst ligt tussen stimuleren en dwingen. Een christelijke onderwijsorganisatie mag kinderen aansporen, maar niet in een dwingend programma binden. Het dienstbaar maken van kleuters van vier tot zes jaar gaat verder dan stimuleren en is feitelijk onderwerping. Hoe maatschappelijk aanvaardbaar en in lijn met de kinderrechten is het programma van het kleuteronderwijs dat Odisee aan studenten aanbiedt? Als het meer is dan een neutrale oriëntatie op levensovertuiging en godsdienst, dan valt het niet binnen de grenzen van de kinderrechten. Als de religieuze overtuiging er niet toe doet roept dat de vraag op waarom Odisee niet alle studenten dezelfde optie aanbiedt. Er wringt iets doordat dat niet gebeurt. Dat wordt in de toelichting door de docenten badinerend en verhullend gepresenteerd.

Nederlandse kinderen vertonen zeldzaam gedrag op een ansichtkaart (1890-1940)

Het moet niet gekker worden. Nederlandse kinderen op een ansichtkaart die dateert van 1890 tot 1940. Een ruwe schatting. Acht meisjes van wie er een in de kring verdwijnt in traditionele kleding staan op een zandweg in een kring en houden elkaars hand vast. Zo zegt de beschrijving van de collectie waar de kaart onderdeel van uitmaakt, het Library of Congress. De locatie is Marken zo zegt de opdruk. Waarschijnlijk zijn de meisjes aan het spelen. Over de onderste ansichtkaart zegt de beschrijving kortweg jongen en meisje in traditionele Nederlandse dracht. Trouwens een andere dracht dan die uit Marken. Daar is meer over te zeggen. Maar wat doet het meisje met haar linkerhand  in de broek van de jongen? Ze lijkt iets te peilen, maar wat? Zijn geld of iets anders? De beschrijving vermeldt niets over de ingreep van het meisje. Zou dit aan het begin van de 20ste eeuw als normale Nederlandse gewoonte worden gezien? Een voorfase van het venstervrijen waarin meisjes en jongens elkaar konden leren kennen. De volkstradities zijn verdwenen en kunnen we niet meer goed duiden.

Foto: ‘[Dutch children, Holland]’, 1890-1940. Collectie: Library of Congress.

Kinderen kunnen zich niet ‘zo volledig mogelijk ontplooien’ als ze in de richting van een bepaald geloof gedwongen worden. Dus?

Wat zijn de rechten van kinderen in religieuze organisaties? Een terugkomend thema waarover ik in september 2014 kamerleden benaderde naar aanleiding van de Evangelie Gemeente Utrecht die diensten aanbood aan kinderen van 0 tot 6 jaar. Drie kamerleden van PvdA, SP en VVD reageerden toen. Zie hier mijn verslag. Voor andere posts over dit onderwerp zie hier en hier. Mijn kritiek vatte ik zo samen: ‘Mij baart het zorgen dat kinderen van acht jaar in een cursusprogramma van 30 lessen wordt geleerd ‘om verantwoordelijkheid te dragen, leiderschap en dienstbaarheid’. Hoe stimulerend of hoe dwingend is dat?’ Vraag is wanneer kinderen worden gestimuleerd en in aanraking gebracht met een geloof en wanneer ze worden geïndoctrineerd.

Het gaat om de vraag wanneer er sprake is van dwang van kinderen binnen een religieuze organisatie met als doel om ‘een zaadje in hun hart te planten’ zoals de katholieke Marion Kochelhoren het in de video omschrijft. Opvallend is dat zij niet uitgaat van de kinderen of de rechten van de kinderen, maar van haar eigen geloof. Het is veelzeggend dat zij niet redeneert vanuit de kinderen, maar vanuit haar God, haar geloof en zichzelf. Dat blijkt ook uit de titel van de video die zegt: ‘Ik Geloof; Ik mag Gods woord zaaien’. Met de suggestie dat zij dat mag doen ten koste van het welzijn van de kinderen. Heeft zij gelijk en mag ze dat zo zeggen waarbij de kinderen niet als individuen met rechten worden beschouwd, maar als een akker waarover Kochelhoren haar zaadjes strooit? Maar het is lastig om mensen als Kochelhoren die schijnbaar in strijd met de geest van de kinderrechten handelen ook juridisch vast te pinnen omdat ze wettelijke grenzen zouden overschrijden.

Van belang is de toelichting op artikel 14 van de kinderrechten: ‘Maar in het VN-Kinderrechtenverdrag staat dat kinderen niet gedwongen of verplicht mogen worden om een bepaald geloof te hebben, niet door hun ouders en niet door de regering. Ouders mogen kinderen wel stimuleren om een bepaald geloof te volgen.’ Daarnaast stelt artikel 29,1 van de kinderrechten: ‘het onderwijs aan het kind dient te zijn gericht op: a) de zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind’. De ‘zo volledige mogelijke ontplooiing‘ van een kind kan belemmerd worden als het op te jonge leeftijd gedwongen wordt een bepaald geloof te volgen zodat het kind zich niet meer volledig kan ontplooien.

Marion Kochelkoren zegt als ‘parochiecatechiste’ kinderen van groep 4 tot groep 8 ‘dagelijks‘ en ‘langdurig‘ catechese te geven. Dat betreft volgens opgave van Wikipedia kinderen van 6 tot 13 jaar. Het is niet toevallig dat zij praat over kinderen vanaf 7 jaar omdat dit volgens de apostolische constitutie Quam Singulari uit 1910 de minimumleeftijd is om kinderen toe te laten tot de Heilige Communie. De constitutie legt de jaren des onderscheids van een kind bij 7 jaar. Dat past bij de logica van de katholieke kerk en andere religies om kinderen zo jong mogelijk te vormen. Als de ontvankelijkheid het grootst is en de weerstand het kleinst.

De vraag of programma’s voor kinderen binnen religieuze instellingen op alle onderdelen in lijn zijn met de kinderrechten is nog steeds niet afdoende beantwoord. Ook de vrijzinnige politiek partijen willen er hun handen niet aan branden. Tot die tijd worden de kinderen overgeleverd aan de catechese van types als Marion Kochelkoren die menen dat de kinderen het bezit van haar God zijn. Zij ziet er zelfs persoonlijk op toe dat de in de harten van de kinderen gezaaide zaadjes groeien. Dat is nog eens wat je noemt religieuze cardiologie.

Lachen of huilen met de Freedom Girls? The Official Donald Trump Jam

De ‘Freedom Girls‘ vermaken Trump supporters in Pensacola, Florida op 13 januari 2016. Het is maar wat je amusement noemt en hoe een publiek zich wil laten vermaken. Is dit even beschamend als Noord-Koreaanse meisjes die zingen, dansen en aandoenlijk schattig zijn? Van wie dan gezegd wordt dat ze geprogrammeerd en gehersenspoeld zijn. Of de Hitlerjugend die al marcherend het lied Unsere Fahne flattert uns voran! zingt.

De Freedom Girls sluiten aan bij de Amerikaanse traditie van beauty pageant, cheerleaders en patriottisme. Je moet er van houden. Kinderen vertellen de waarheid die hun is ingefluisterd door de volwassenen die ze vertouwen. Of die waarheid of de influistering het meest beschamend is zal er om spannen. Nu al wordt dit optreden bijgeschreven in de geschiedenis. Tussen de genoemde optredens in Duitsland of Noord-Korea. Of welke landen dan ook waar kinderen iets wordt ingefluisterd. De overreding van de robot klinkt akelig leeg.

Moslims bidden op kinderboerderij in Dongen. Als het mag moet het dan ook?

Moslimmannen en moslimvrouwen in burka bidden op een Brabantse speelboerderij. Overige gasten vinden dat onprettig, ongepast en te extreem gedrag en de eigenaar vraagt de groep moslims om te stoppen met bidden. De vertegenwoordiger van de groep moslims vindt op zijn beurt dat verzoek weer ongepast. In een commentaar zegt een advocaat dat men in Nederland in de openbare ruimte overal mag bidden. Ook op een speelboerderij tussen spelende kinderen die niet bidden en wellicht niet begrijpen wat er precies gebeurt. Een eigenaar van een privéterrein mag weer voorwaarden stellen aan het gedrag van zijn bezoekers. Het is ook de vraag of men overal moet bidden waar men mag bidden. Zeker als dat demonstratief en niet terloops gebeurt.

PBS NewsHour over seksuele voorlichting op Nederlandse scholen

In sommige landen wordt Nederland nog als gidsland gezien. Terwijl kijkend in de spiegel Nederland wat anders meent te zien. Verstrikt in chagrijn, geklaag en ontevredenheid. Maar is Nederland misschien toch nog steeds gidsland? PBS NewsHour laat zien hoe twee betrokken leraressen op een kleuterschool en op de St. Jan de Doperschool in Utrecht les in liefde geven. Seksuele voorlichting dus. Over lentekriebels bij jonge kinderen.

Docenten Hermitage in Boterhal Hoorn. Naast het lesgeven

Ontzettend leuk en heel spannend, het expressief tonen van het werk, maar vooral van het groepsgevoel van de 17 docenten voor kinderen van museum Hermitage Amsterdam in kunstenaarsvereniging de Boterhal te Hoorn. De titel van de tentoonstelling luidt ‘alles verhoudt zich tot elkaar’. Veelvuldigheid, kortom. Het gaat om het gevoel van samen en afwisseling dat niet in een thema te vangen valt. Fascinerend nietwaar? Dit gaat over het idee van het bijbrengen van creativiteit door jonge mensen aan jonge mensen. Kan het beter? Het proces, de uitdaging, de expressiviteit, de intentie en het groepsgevoel tellen. Het mengsel uit variatie.

Dit alles doet geen pijn. In de omgekeerde wereld. Evenmin als de bodes van de Tweede Kamer voor even minister zijn. Of de schoonmakers van de bedrijfsruimte aan de bestuurstafel van de multinational plaatsnemen. Of de stand-in in Hollywood voor het bepalen van camera instelling en belichting in de plaats treedt van de ster. De mythe wordt werkelijkheid, en de werkelijkheid wordt mythe. De vorm wordt het alibi voor de inhoud. De museumdirecteur zegent ‘alles’ met haar overdenkingen en ongelofelijke enthousiasme.

Tweede Kamer ziet nu geen aanleiding voor onderzoek kinderrechten in religieuze organisaties

In twee posts hier en hier vroeg ik aandacht voor kinderrechten binnen religieuze instellingen. Ook vroeg ik naar een grootschalig wetenschappelijk onderzoek om de positie van genoemde kinderen in kaart te brengen.

Aanleiding was de Evangelie Gemeente Utrecht (EGU) die diensten aanbiedt aan kinderen. Zoals aan meisjes van 8 jaar die het meerjarige programma ‘Sampie’ volgen dat gebaseerd is op het lesprogramma BreakOut van de Amerikaanse Saddleback Church. Het gaat niet specifiek om de EGU en het gaat er niet om dat daar sprake zou zijn van misstanden. Het gaat om de ontwikkeling en de groei van kinderen. Ik vatte dat aldus samen: ‘Mij baart het zorgen dat kinderen van acht jaar in een cursusprogramma van 30 lessen wordt geleerd ‘om verantwoordelijkheid te dragen, leiderschap en dienstbaarheid’. Hoe stimulerend of hoe dwingend is dat?’

Mijn zorgen en het verzoek om een onderzoek stuurde ik naar enkele woordvoerders Justitie/Kinderrechten in de Tweede Kamer. Hun antwoord was in grote lijnen eensluidend. Ze zetten zich in voor kinderrechten, maar zien geen misstanden of directe aanleiding voor een onderzoek. Drie kamerleden antwoordden inhoudelijk. Michiel van Nispen (SP) citeerde ik al in een vervolgstuk. Loes Ypma (PvdA) bedankte voor de suggestie van een grootschalig onderzoek, maar: ‘Het is te bediscussiëren of de peuterklassen etc waar u naar verwijst kindermishandeling is, of juist een mooie bijdrage aan de opvoeding’.  Joost Taverne (VVD) gaf een juridisch antwoord en wees op de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting, en de scheiding tussen kerk en staat. Hij merkte op dat hij het scherp in de gaten houdt, maar ‘dat er geen wettelijke grenzen worden overschreden bij kinderdiensten van religieuze organisaties’. Tekent de verwijzing naar het strafrecht niet juist het tekort?

Vraag is of de wettelijke benadering die deze kamerleden volgen zinvol is om te komen tot een oriënterend sociaal-wetenschappelijk onderzoek over de kinderrechten binnen religieuze organisaties. Hebben wetgevers een instrument om artikel 14 IVRK te toetsen dat in een toelichting zegt: ‘dat kinderen niet gedwongen of verplicht mogen worden om een bepaald geloof te hebben, niet door hun ouders en niet door de regering. Ouders mogen kinderen wel stimuleren om een bepaald geloof te volgen. De regels van een geloof mogen alleen nooit schadelijk voor kinderen zijn.’ Kortom, zowel ouders als overheid dienen terughoudend op te treden. Maar hoe kan de overheid dat afwegen als het geen onderzoek doet en geen overzicht heeft in welke mate ouders die hun kinderen lesprogramma’s van religieuze instellingen laten volgen minder terughoudend optreden? Hoe kan zonder betrokkenen te bruuskeren dat gat tussen theorie en praktijk overbrugd worden?

Rechten van kinderen die nog niet de jaren des onderscheids (interpretatie: 7 of minimaal 12 jaar) bereikt hebben en daarom beïnvloedbaar zijn is een aloude discussie die al door strijdbare atheïsten als Richard Dawkins en Christopher Hitchens is aangekaart. Wat is de vrijheid voor het kind en wat voor de ouder? Zonder te beweren dat deze atheïsten gelijk hebben stellen ze vragen over een religieuze opvoeding die het nadenken waard zijn. Ze stellen dat het kinderen vooral beperkt in keuzes in hun latere leven: ‘religieus onderwijs vangt ze bewust in een manier van leven waar het steeds moeilijker aan te ontsnappen is als ze opgroeien’.

Op zijn minst rijst de vraag of programma’s voor kinderen binnen religieuze instellingen op alle onderdelen in lijn zijn met de kinderrechten. Vooral bij het aanbieden van lesprogramma’s aan jonge kinderen van 0 tot 6 jaar zoals de EGU doet kan afgevraagd worden of dat beredeneerd vanuit de kinderrechten samengaat met de onderwijsdoelstelling (artikel 29 IVRK) gericht op ‘zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind‘. EGU zegt over kinderen tot 12 jaar: ‘Kinderen leren veel van zien doen, nadoen, en zelf doen!’ Vooral dat nadoen zou de wetgever die kinderrechten niet strikt-juridisch interpreteert zorgen moeten baren over de vrijheid van gedachte van genoemde kinderen.

je

Foto: Still uit documentaire Jesus Camp (2006) van Heidi Ewing. Video: Toelichting op Movies that Matter:Jesus Camp is een controversiële documentaire over de conservatieve Christelijke beweging in de Verenigde Staten. Op onthutsende wijze is te zien hoe kinderen in een zomerkamp worden gemanipuleerd en klaargestoomd om het geloof te verspreiden.’