Ouderen en cultuurparticipatie in Vlaanderen. Kunst en cultuur dienstbaar aan welzijn. Doelgroepenbeleid als doodlopende weg

PlusBusBoijmans_web1-1

Om ouderen te versterken in hun welbevinden en in hun continue ontplooiing en ontwikkeling, willen we zowel henzelf als de professionals en vrijwilligers binnen de welzijns- en cultuursectoren bewust maken van de mogelijkheden op vlak van actieve cultuurparticipatie en cultureel leren.’ Dit is bestuurlijke orakeltaal. ‘Ouderen versterken in hun welbevinden en in hun continue ontplooiing en ontwikkeling’, hoe ziet dat eruit?

De gedachte alleen al is om moe van te worden, die ‘continue ontplooiing en ontwikkeling’. Komen ouderen nog wel aan hun nachtrust toe, want ze moeten zich immers ‘continue ontplooien en ontwikkelen’? Dat is meer dan driemaal daags een staalpilletje. Het is het ‘continue’ meestromen met de grijze golf die musea teistert door op plekken stil te staan waar dat voor andere bezoekers onhandig is nadat alle catalogi thuis zijn bestudeerd tot en met het raadsel of het Melkmeisje van Vermeer karnemelk, volle melk of anijsmelk schenkt.

Het citaat is een uitspraak van de Vlaamse cultuurminister Sven Gatz uit een persbericht van de Vlaamse overheid. Het niet onsympathieke idee erachter is dat ‘banden tussen cultuur en welzijn worden aangehaald’. Een ‘intentieverklaring‘ werd ondertekend tijdens ‘het slotmoment‘ van een driejarig Europees ‘traject‘, Long Live Arts. Ofwel, permanente educatie van overheidswege regelrecht het graf in. Er is geen ontkomen aan. Culturele participatie wordt door beleidsmakers opgevat als een instrument om het welzijn en de gezondheid uit te breiden en ouderen een waardig en gevuld leven te bieden. Zo is de bestuurlijke vooronderstelling.

Wat deze initiatieven voor invloed op de kunst en cultuur hebben is de vraag. Want kunst die wordt ingezet als doelgroepenbeleid voor ouderen wint aan de welzijnskant, maar verliest elders. Is het flauw om hier kritisch op te zijn omdat de doelstelling op zich goed is? Wellicht wel, maar waarom kunst en cultuur elke keer weer het slachtoffer moeten worden van politici, bestuurders en beleidsmakers die het in willen zetten voor iets anders is de vraag. Cultuurparticipatie is prima als het niet ten koste gaat van de positie van kunst en cultuur.

Het volgende slachtoffer van de ambtelijk-bestuurlijke schrokop die kunst en cultuur opvreet voor het eigen doelgroepenbeleid is de Belgische Erfgoeddag 2017, zoals uit een bericht blijkt. Houd u zich goed vast bij lezing van het volgende: ‘Zo is dementie een van de belangrijkste maatschappelijke uitdagingen van onze tijd. Op lokaal vlak kunnen erfgoedinstellingen heel wat betekenen voor de reminiscentiewerking. Het momentum om de bruggen tussen de erfgoed- en zorgsector te versterken en verder uit te bouwen. (..) Ook de geschiedenis van de zorg zelf komt op deze Erfgoeddag aan bod. (..) Uiteraard mag met dit thema de cultureel-erfgoedzorg niet vergeten worden. Welke zorg heeft ons cultureel erfgoed nodig en waarom?

Cultuurparticipatie van ouderen gedijt het best door een goed en ruimhartig  cultureel overheidsbeleid waar niet telkens met de kaasschaaf stukjes van afgesneden worden. Stimuleer dat ze musiceren, gedichten voordragen, toneelspelen, in een koor zingen, films maken of een museum, monument of opera bezoeken. Stel daar een budget voor beschikbaar. Laat ze lol hebben en er bij gelegenheid bier bij drinken en lekker bij eten. Voor wie het beseft en ‘geleerd heeft’ geeft kunst het leven zin. Maar het moet niet omgedraaid worden zoals de politiek doet. Kunst of cultuur zijn niet dienstbaar als bezigheidstherapie, ontplooiingsmogelijkheid, sluitsteen in de persoonlijke ontwikkeling van een oudere of politiek beleidsinstrument dat via een omweg dient om een teruglopend kunst- en cultuurbeleid te vervangen door goedkope marketing en zelfpromotie.

Foto: Bijzonder groepsvervoer voor senioren van Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam. Credits: Kees Spruijt.

Advertentie

Hafid Bouazza strijdt tegen de toegeeflijke houding over islam. Plus: de PVV

art_rais_8194

Waarom heeft de PVV in het publieke debat over de islam de strijd verloren, terwijl de partij het in de publieksgunst goed doet en toch sterke argumenten heeft? Het had goud in handen en heeft het laten verpulveren. De PVV heeft zich krachtig in een hoek gebokst om er nooit meer uit te komen. Daarmee heeft Geert Wilders zijn partij buitenspel gezet. De partij doet er niet meer toe. Hoe heeft het zover kunnen komen?

In een interview met Pieter van den Blink voor De Gids zegt schrijver/vertaler Hafid Bouazza: ‘Die strijd tegen de onrechtvaardigheid van de islam, waarvan de vrouw de kern en het slachtoffer is, voer ik al veel langer. (..) Ik strijd niet tegen de vrijheid van mensen om te bidden, de ramadan te doen of hun islamitische praktijken te volgen, ik strijd tegen de leer. En ik strijd tegen de toegeeflijke houding van Nederland ten opzichte van aspecten van de islam die indruisen tegen de waarden van de Nederlandse samenleving. (..) Als er dan mensen het land binnenkomen die op een andere manier met hun vrouwen omgaan, geldt dan de Grondwet ineens niet meer? Als democratisch land met ruggengraat moet je dan tegen die mensen zeggen: zo doen we dat hier. Anders wordt de vrouw niet meer als menselijk individu gezien.’

Het gaat er niet om dat wat Bouazza zegt ‘waar’ is, het gaat erom dat het een prima verdedigbaar standpunt is om een politiek programma rond te bouwen. Dat nog geloofwaardig is ook, zo aan waardering wint en de PVV maatschappelijk acceptabel had gehouden. Uitgaande van vrouwenrechten binnen de islam had de PVV zich sterk kunnen maken voor de emancipatie van moslimvrouwen. Onbegrijpelijk is het niet dat dit niet gebeurd is, want geen enkele Nederlandse politieke partij heeft het stelselmatig opgenomen voor moslimvrouwen.

Zoals de vijand van goed beter is, is de vijand van polemiek of kritiek extremisme. De PVV heeft in de beginjaren vanaf 2006 een functie gehad door de uitwassen van het multiculturalisme aan de kaak te stellen. Voorstanders ervan hadden bepaalde aspecten van de Grondwet uit het oog verloren. Zodat -zo had het idee postgevat- matigende en cohesie bevorderende maatregelen die aansloten bij het groepsdenken en de vrijheid van godsdienst als belangrijker werden ingeschat dan individuele ontplooiing en vrouwenrechten. Exact de kritiek van Bouazza. Maar vanaf 2010 week de PVV zelf af van de Grondwet, zoals het voorstel tot een hoofddoekjesverbod verduidelijkte. Daarmee had de PVV recht van spreken verspeeld en kon het andere partijen niet meer geloofwaardig aanspreken op hun toegeeflijke houding en het wegkijken voor onrecht.

Foto: Slimane Raïs, installatie Odyssée, 2011. 

Tweede Kamer ziet nu geen aanleiding voor onderzoek kinderrechten in religieuze organisaties

In twee posts hier en hier vroeg ik aandacht voor kinderrechten binnen religieuze instellingen. Ook vroeg ik naar een grootschalig wetenschappelijk onderzoek om de positie van genoemde kinderen in kaart te brengen.

Aanleiding was de Evangelie Gemeente Utrecht (EGU) die diensten aanbiedt aan kinderen. Zoals aan meisjes van 8 jaar die het meerjarige programma ‘Sampie’ volgen dat gebaseerd is op het lesprogramma BreakOut van de Amerikaanse Saddleback Church. Het gaat niet specifiek om de EGU en het gaat er niet om dat daar sprake zou zijn van misstanden. Het gaat om de ontwikkeling en de groei van kinderen. Ik vatte dat aldus samen: ‘Mij baart het zorgen dat kinderen van acht jaar in een cursusprogramma van 30 lessen wordt geleerd ‘om verantwoordelijkheid te dragen, leiderschap en dienstbaarheid’. Hoe stimulerend of hoe dwingend is dat?’

Mijn zorgen en het verzoek om een onderzoek stuurde ik naar enkele woordvoerders Justitie/Kinderrechten in de Tweede Kamer. Hun antwoord was in grote lijnen eensluidend. Ze zetten zich in voor kinderrechten, maar zien geen misstanden of directe aanleiding voor een onderzoek. Drie kamerleden antwoordden inhoudelijk. Michiel van Nispen (SP) citeerde ik al in een vervolgstuk. Loes Ypma (PvdA) bedankte voor de suggestie van een grootschalig onderzoek, maar: ‘Het is te bediscussiëren of de peuterklassen etc waar u naar verwijst kindermishandeling is, of juist een mooie bijdrage aan de opvoeding’.  Joost Taverne (VVD) gaf een juridisch antwoord en wees op de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting, en de scheiding tussen kerk en staat. Hij merkte op dat hij het scherp in de gaten houdt, maar ‘dat er geen wettelijke grenzen worden overschreden bij kinderdiensten van religieuze organisaties’. Tekent de verwijzing naar het strafrecht niet juist het tekort?

Vraag is of de wettelijke benadering die deze kamerleden volgen zinvol is om te komen tot een oriënterend sociaal-wetenschappelijk onderzoek over de kinderrechten binnen religieuze organisaties. Hebben wetgevers een instrument om artikel 14 IVRK te toetsen dat in een toelichting zegt: ‘dat kinderen niet gedwongen of verplicht mogen worden om een bepaald geloof te hebben, niet door hun ouders en niet door de regering. Ouders mogen kinderen wel stimuleren om een bepaald geloof te volgen. De regels van een geloof mogen alleen nooit schadelijk voor kinderen zijn.’ Kortom, zowel ouders als overheid dienen terughoudend op te treden. Maar hoe kan de overheid dat afwegen als het geen onderzoek doet en geen overzicht heeft in welke mate ouders die hun kinderen lesprogramma’s van religieuze instellingen laten volgen minder terughoudend optreden? Hoe kan zonder betrokkenen te bruuskeren dat gat tussen theorie en praktijk overbrugd worden?

Rechten van kinderen die nog niet de jaren des onderscheids (interpretatie: 7 of minimaal 12 jaar) bereikt hebben en daarom beïnvloedbaar zijn is een aloude discussie die al door strijdbare atheïsten als Richard Dawkins en Christopher Hitchens is aangekaart. Wat is de vrijheid voor het kind en wat voor de ouder? Zonder te beweren dat deze atheïsten gelijk hebben stellen ze vragen over een religieuze opvoeding die het nadenken waard zijn. Ze stellen dat het kinderen vooral beperkt in keuzes in hun latere leven: ‘religieus onderwijs vangt ze bewust in een manier van leven waar het steeds moeilijker aan te ontsnappen is als ze opgroeien’.

Op zijn minst rijst de vraag of programma’s voor kinderen binnen religieuze instellingen op alle onderdelen in lijn zijn met de kinderrechten. Vooral bij het aanbieden van lesprogramma’s aan jonge kinderen van 0 tot 6 jaar zoals de EGU doet kan afgevraagd worden of dat beredeneerd vanuit de kinderrechten samengaat met de onderwijsdoelstelling (artikel 29 IVRK) gericht op ‘zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind‘. EGU zegt over kinderen tot 12 jaar: ‘Kinderen leren veel van zien doen, nadoen, en zelf doen!’ Vooral dat nadoen zou de wetgever die kinderrechten niet strikt-juridisch interpreteert zorgen moeten baren over de vrijheid van gedachte van genoemde kinderen.

je

Foto: Still uit documentaire Jesus Camp (2006) van Heidi Ewing. Video: Toelichting op Movies that Matter:Jesus Camp is een controversiële documentaire over de conservatieve Christelijke beweging in de Verenigde Staten. Op onthutsende wijze is te zien hoe kinderen in een zomerkamp worden gemanipuleerd en klaargestoomd om het geloof te verspreiden.’ 

PvdA: hervormen of verdwijnen in overbodigheid

Update 13 november 2014: De PvdA zet twee kamerleden van Turkse afkomst uit de fractie: Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk. Dit gebeurde na urenlang fractieberaad. Ze zouden het sociaal-democratisch gedachtengoed onvoldoende representeren. Een hoognodig en moedig besluit dat echter de vraag oproept over de werving, selectie en interne scholing van beide Turkse Nederlanders. Waarom zijn ze ooit opgenomen in de PvdA als nu blijkt dat ze het gedachtengoed niet steunen? Is dat nu pas duidelijk geworden of is nu pas de angst weggenomen bij de fractieleiding om de confrontatie aan te gaan?

PvdA’er Frans Timmermans loopt zich warm en Job Cohen verdwijnt langzaam uit beeld. Opmerkelijk is dat Timmermans de afgelopen weken driemaal optrad bij P&W. Als buitenlandwoordvoerder zonder specifieke kennis van Egypte profileert-ie zich als staatsman met vergezichten en analyses. Op afstand van het Binnenhof. Het lijkt geen toeval, Timmermans wordt op het schild gehesen als nieuwe leider.

Rinus van Schendelen waarschuwde in april 2010 in de aanloop naar de verkiezingen dat de allochtonen binnen de PvdA de samenwerking met Leefbaar Rotterdam blokkeren. In de week daarvoor had de politiek leider van de PvdA in Rotterdamse Dominic Schrijer die de publicitaire bui al zag hangen, verkondigd dat het wel meevalt met die macht. Dat slechts 6 van de 14 raadszetels door allochtonen gekozen worden. Critici spreken van clientelisme binnen de PvdA.

De PvdA beseft dat door de overname van de allochtone stem sommige autochtonen afhaken. Da’s een probleem dat de PvdA loopt in de grotere steden. Wat andere partijen ook zou treffen als ze hiervan zo afhankelijk waren. Die overigens verre van eenduidig is en verdeeld is in religie en etniciteit. Tekenend voor de spanning binnen de PvdA is dat de Turkse Seyit Yeyden naar het Rotterdamse Feyenoord werd gestuurd om allochtone en autochtone PvdA’ers weer met elkaar in gesprek te brengen.

Op zich maakt het niet uit hoeveel allochtonen de PvdA vertegenwoordigt. Door interne scholing en kandidaatstelling kan dat gestuurd worden. Problematisch wordt het pas als de PvdA om electorale redenen de eigen traditie vergeet. Dan atomiseert de partij in deelbelangen. Dat proces is gaande. Maar nu het blijkbaar aan dynamiek wint vormt het een bedreiging voor het bestaan van de partij.

Het is aan de politieke leiding van de landelijke PvdA om schoon schip te maken en alle leden die het sociaal-democratische gedachtengoed niet ondersteunen uit de partij te gooien. Het is verstandig om het sociaal-democratische gedachtengoed weer centraal te stellen. Electoraal opportunisme is een doodlopende weg. Maar het wil maar niet lukken.

Met verwijzing naar waarden als ontplooiing, solidariteit, gelijke rechten van man en vrouw, scheiding van kerk en staat heeft de PvdA altijd universele waarden uitgedragen. Daarin heeft de PvdA maatschappelijk een positieve rol gespeeld die verder reikte dan het partijbelang. Het zou jammer zijn als het dit zou opgeven en zich zou terugtrekken op deelbelangen. Het verliest dan ook de pretentie van brede volkspartij. Het is aan de PvdA om te beslissen over de eigen toekomst.

Achteraf gezien is het jammer dat de vernieuwer Bos zijn kansen niet heeft durven pakken. Door gebrek aan durf en ambitie is-ie gestruikeld over olifanten als Wallage en Vogelaar die op de rem stonden. Binder Job Cohen kan evenmin snijden en doorpakken. Samenbinden staat haaks op het sociaal-democratisch gedachtengoed als het omwille van het binden wegkijkt voor onrecht.

De PvdA als bestuurderspartij kent vele ongerijmdheden. Zelfs half-criminele PvdA’’ers die de fout ingaan worden vanwege hun etniciteit en electorale wervingskracht in genade aangenomen. Het opportunisme is lachwekkend. Zoiets wordt gezien en maakt de geloofwaardigheid en legitimiteit van de PvdA er niet groter op. Dit sluipende proces ondermijnt de kredietwaardigheid. Centrale sturing ontbreekt.

De PvdA is voor Nederland onbelangrijk. Als vehikel voor functies en subsidies kan het gemist worden. Maar het zou jammer zijn als het sociaal-democratisch gedachtengoed verdween uit Nederland. Het kan elders ondergebracht worden. Want een geloofwaardige socialistische partij hoort thuis in de Nederlandse politiek. Jammer is dat de huidige PvdA daar steeds minder in voorziet. Het is aan de PvdA om te kiezen: hervormen of verdwijnen in overbodigheid.

De wisseling van Bos door Cohen werd door beide heren drie jaar voorbereid. Uruzgan werd begin 2010 als aanleiding aangegrepen om te breken. Bos had de strijd om de vernieuwing binnen de partij verloren en was hierdoor blijven zitten met een flets profiel dat niemand aansprak. De opkomst van Cohen wijst op een duik terug in het verleden van het multiculturalisme. Hoewel Cohen slim en aardig genoeg is om dat te verhullen.

Steun van de media verlengt de doodsstrijd van de PvdA. Andere partijen met zoveel ongerijmdheden, tegenstrijdigheden, vaagheden, wantoestanden, bestuurlijke arrogantie en zelfs half-criminelen onder de kaderleden waren al lang in de openbaarheid afgeserveerd. Het manco van de Nederlandse media is dat de PvdA met een andere maat wordt gemeten. Omdat de partij steeds wordt bevestigd in haar eigen schijnwerkelijkheid werkt deze steun averechts.

De PvdA kent twee kroonprinsen, Frans Timmermans en Eberhard van der Laan. Van der Laan gebruikt als enige politicus taal om de kloof tussen burger en politiek te verkleinen. Taalverwerving en taalbeheersing zijn een noodzakelijke voorwaarde voor de bewustwording en participatie van burgers, maar niet minder voor de emancipatie van de politicus zelf. Van der Laan excelleert in taal. Hij was het enige kabinetslid van Balkenende IV dat niet meeging in de betutteling en inperking van burgerrechten. Er zelfs afstand van nam.

Als burgemeester van Amsterdam zit de ideale opvolger van Job Cohen vast in Amsterdam. Hij kan nog niet overstappen. Daarom komt Frans Timmermans in beeld. Aan hem kleeft opportunisme. De neerbuigendheid van Timmermans wordt elitair genoemd en die van Van der Laan realistisch. Da’s het verschil. Als Timmermans zich echter de komende jaren voegt in de lijn die Van der Laan vanuit Amsterdam schetst, dan kan de PvdA terugkeren naar het eigen gedachtengoed.

Foto: Spare Time (1939) van Humphrey Jennings.