Belgische Raad van State verplicht Vlaamse regering om 5-jarige kleuters godsdienstles of zedenleer aan te bieden

Soms staat het verstand even stil bij het lezen van nieuwsberichten. De Vlaamse regering wordt door de Belgische Raad van State verplicht om Vlaamse kleuters van vijf jaar vanaf het schooljaar 2020-2021 wekelijks twee uur godsdienstonderwijs of (niet-confessionele) zedenleer aan te bieden. Zo staat het in een recent advies van de Raad van State, aldus een bericht van 14 mei 2020 van kerknet.be. Het advies zegt onder meer: ‘De uitbreiding van de leerplicht heeft tot gevolg dat de Vlaamse Gemeenschap de nodige maatregelen zal moeten nemen om ervoor te zorgen dat aan de betrokken kleuters in het officieel onderwijs (..) onderricht in de verschillende erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer wordt aangeboden.’ Dit besluit roept de vraag op wie in hemelsnaam de leden van de Belgische Raad van State zijn die dit besluit hebben genomen en waarom ze denken dat kleuters van vijf jaar met dit soort onderwijs gediend zijn.

De ‘jaren des onderscheids’ in de Rooms-katholieke kerk werden ooit door Paus Pius X vastgesteld op zeven jaar. Het is de vraag of dit besluit niet in strijd is met artikel 14 van de kinderrechten dat in de toelichting zegt: ‘Kinderen moeten ook kunnen besluiten om niet in God te geloven, terwijl hun ouders dat misschien wel doen. Kinderen moeten goede informatie krijgen over de verschillende godsdiensten, zodat zij zelf een keuze kunnen maken over welk geloof het beste bij ze past. De regels van een geloof mogen nooit schadelijk voor kinderen zijn’. Ben Weyts is namens de rechts-nationalistische N-VA minister van Onderwijs in de Vlaamse regering. Deze partij staat er niet bekend om de christelijke agenda van de confessionele partijen te volgen. Het toezicht op dit onderwijs aan 5-jarige kleuters is essentieel omdat ze makkelijk manipuleerbaar zijn.

Een verwijzing op Kerknet.be wijst op het gevaar van indoctrinatie van de 5-jarige kleuters en geeft reden tot zorg: ‘Thomas (Theologie, Onderwijs en Multimedia: Actieve Samenwerking), de portaalwebsite van en voor de leerkrachten rooms-katholieke godsdienst van alle onderwijsnetten in Vlaanderen onder de auspiciën van de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen van de KU Leuven, publiceert [op] de site de integrale tekst van het advies van de Raad van State, dat blijkbaar al op 30 april werd gepubliceerd. De commentaar is even kort als positief: Goed nieuws in corornatijden [sic] waarin nood aan zingeving en levensbeschouwing steeds meer blijkt!’. Voor de duidelijkheid: het betreft zingeving en levensbeschouwing van 5-jarige kleuters.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelBelgische Raad van State: Godsdienstonderwijs verplicht in kleuterklas’ op Katholiek Nieuwsblad, 16 mei 2020.

Hogeschool Odisee Aalst: Mag godsdienstonderwijs aan kleuters volgens de kinderrechten?

De Vlaamse Opleiding Kleuteronderwijs van de Hogeschool Odisee in Aalst biedt vanuit een christelijke traditie studenten in het lesprogram de optie tussen een katholieke of een niet-katholieke versie. In de uitleg wordt door de docenten druk geschoven met begrippen. Alsof de identiteit van de Hogeschool vloeibaar is en voortdurend verandert. ‘Geloof’ wordt gelijkgesteld aan het ‘katholieke geloof’ en de ‘christelijke traditie’ aan de ‘rooms-katholieke traditie’. De niet-katholieke studenten worden in de video onderscheiden als moslima’s (zijn er geen mannelijke studenten?), niet-gelovige, ongelovige en anders-gelovige, randkerkelijke en protestant-gelovige studenten. Dat is blijkbaar diversiteit vanuit katholiek perspectief. De docenten stralen begrip en verdraagzaamheid uit, maar de vraag die deze video oproept is waarom er godsdienstonderwijs aan kleuters (circa 4 tot 6 jaar) gegeven moet worden en in welke vorm dat gebeurt. Nog los van de vraag of dat dan katholiek, protestant-gelovig, randkerkelijk of anders-gelovig godsdienstonderwijs is.

Vraag is of het in strijd is met artikel 14 van de kinderrechten. De toelichting zegt: ‘Meestal leren kinderen van hun ouders en op school over geloof en religie. Het wel of niet hebben van een bepaalde geloofs- of levensovertuiging kan een belangrijk onderdeel van de opvoeding zijn. Ouders mogen kinderen stimuleren om een bepaald geloof te volgen. In het Kinderrechtenverdrag staat echter dat kinderen niet gedwongen of verplicht mogen worden om een bepaald geloof te hebben, niet door hun ouders en niet door de regering. Als ze willen, kunnen kinderen naar een kerk of moskee gaan terwijl hun ouders niet geloven. Kinderen moeten ook kunnen besluiten om niet in God te geloven, terwijl hun ouders dat misschien wel doen. Kinderen moeten goede informatie krijgen over de verschillende godsdiensten, zodat zij zelf een keuze kunnen maken over welk geloof het beste bij ze past. De regels van een geloof mogen nooit schadelijk voor kinderen zijn.’ De ‘jaren des onderscheids’ in de Rooms-katholieke kerk werden ooit door Paus Pius X vastgesteld op zeven jaar.

De grens van wat aanvaardbaar is voor kinderen in een godsdienst ligt tussen stimuleren en dwingen. Een christelijke onderwijsorganisatie mag kinderen aansporen, maar niet in een dwingend programma binden. Het dienstbaar maken van kleuters van vier tot zes jaar gaat verder dan stimuleren en is feitelijk onderwerping. Hoe maatschappelijk aanvaardbaar en in lijn met de kinderrechten is het programma van het kleuteronderwijs dat Odisee aan studenten aanbiedt? Als het meer is dan een neutrale oriëntatie op levensovertuiging en godsdienst, dan valt het niet binnen de grenzen van de kinderrechten. Als de religieuze overtuiging er niet toe doet roept dat de vraag op waarom Odisee niet alle studenten dezelfde optie aanbiedt. Er wringt iets doordat dat niet gebeurt. Dat wordt in de toelichting door de docenten badinerend en verhullend gepresenteerd.

Kinderen kunnen zich niet ‘zo volledig mogelijk ontplooien’ als ze in de richting van een bepaald geloof gedwongen worden. Dus?

Wat zijn de rechten van kinderen in religieuze organisaties? Een terugkomend thema waarover ik in september 2014 kamerleden benaderde naar aanleiding van de Evangelie Gemeente Utrecht die diensten aanbood aan kinderen van 0 tot 6 jaar. Drie kamerleden van PvdA, SP en VVD reageerden toen. Zie hier mijn verslag. Voor andere posts over dit onderwerp zie hier en hier. Mijn kritiek vatte ik zo samen: ‘Mij baart het zorgen dat kinderen van acht jaar in een cursusprogramma van 30 lessen wordt geleerd ‘om verantwoordelijkheid te dragen, leiderschap en dienstbaarheid’. Hoe stimulerend of hoe dwingend is dat?’ Vraag is wanneer kinderen worden gestimuleerd en in aanraking gebracht met een geloof en wanneer ze worden geïndoctrineerd.

Het gaat om de vraag wanneer er sprake is van dwang van kinderen binnen een religieuze organisatie met als doel om ‘een zaadje in hun hart te planten’ zoals de katholieke Marion Kochelhoren het in de video omschrijft. Opvallend is dat zij niet uitgaat van de kinderen of de rechten van de kinderen, maar van haar eigen geloof. Het is veelzeggend dat zij niet redeneert vanuit de kinderen, maar vanuit haar God, haar geloof en zichzelf. Dat blijkt ook uit de titel van de video die zegt: ‘Ik Geloof; Ik mag Gods woord zaaien’. Met de suggestie dat zij dat mag doen ten koste van het welzijn van de kinderen. Heeft zij gelijk en mag ze dat zo zeggen waarbij de kinderen niet als individuen met rechten worden beschouwd, maar als een akker waarover Kochelhoren haar zaadjes strooit? Maar het is lastig om mensen als Kochelhoren die schijnbaar in strijd met de geest van de kinderrechten handelen ook juridisch vast te pinnen omdat ze wettelijke grenzen zouden overschrijden.

Van belang is de toelichting op artikel 14 van de kinderrechten: ‘Maar in het VN-Kinderrechtenverdrag staat dat kinderen niet gedwongen of verplicht mogen worden om een bepaald geloof te hebben, niet door hun ouders en niet door de regering. Ouders mogen kinderen wel stimuleren om een bepaald geloof te volgen.’ Daarnaast stelt artikel 29,1 van de kinderrechten: ‘het onderwijs aan het kind dient te zijn gericht op: a) de zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind’. De ‘zo volledige mogelijke ontplooiing‘ van een kind kan belemmerd worden als het op te jonge leeftijd gedwongen wordt een bepaald geloof te volgen zodat het kind zich niet meer volledig kan ontplooien.

Marion Kochelkoren zegt als ‘parochiecatechiste’ kinderen van groep 4 tot groep 8 ‘dagelijks‘ en ‘langdurig‘ catechese te geven. Dat betreft volgens opgave van Wikipedia kinderen van 6 tot 13 jaar. Het is niet toevallig dat zij praat over kinderen vanaf 7 jaar omdat dit volgens de apostolische constitutie Quam Singulari uit 1910 de minimumleeftijd is om kinderen toe te laten tot de Heilige Communie. De constitutie legt de jaren des onderscheids van een kind bij 7 jaar. Dat past bij de logica van de katholieke kerk en andere religies om kinderen zo jong mogelijk te vormen. Als de ontvankelijkheid het grootst is en de weerstand het kleinst.

De vraag of programma’s voor kinderen binnen religieuze instellingen op alle onderdelen in lijn zijn met de kinderrechten is nog steeds niet afdoende beantwoord. Ook de vrijzinnige politiek partijen willen er hun handen niet aan branden. Tot die tijd worden de kinderen overgeleverd aan de catechese van types als Marion Kochelkoren die menen dat de kinderen het bezit van haar God zijn. Zij ziet er zelfs persoonlijk op toe dat de in de harten van de kinderen gezaaide zaadjes groeien. Dat is nog eens wat je noemt religieuze cardiologie.

Tweede Kamer ziet nu geen aanleiding voor onderzoek kinderrechten in religieuze organisaties

In twee posts hier en hier vroeg ik aandacht voor kinderrechten binnen religieuze instellingen. Ook vroeg ik naar een grootschalig wetenschappelijk onderzoek om de positie van genoemde kinderen in kaart te brengen.

Aanleiding was de Evangelie Gemeente Utrecht (EGU) die diensten aanbiedt aan kinderen. Zoals aan meisjes van 8 jaar die het meerjarige programma ‘Sampie’ volgen dat gebaseerd is op het lesprogramma BreakOut van de Amerikaanse Saddleback Church. Het gaat niet specifiek om de EGU en het gaat er niet om dat daar sprake zou zijn van misstanden. Het gaat om de ontwikkeling en de groei van kinderen. Ik vatte dat aldus samen: ‘Mij baart het zorgen dat kinderen van acht jaar in een cursusprogramma van 30 lessen wordt geleerd ‘om verantwoordelijkheid te dragen, leiderschap en dienstbaarheid’. Hoe stimulerend of hoe dwingend is dat?’

Mijn zorgen en het verzoek om een onderzoek stuurde ik naar enkele woordvoerders Justitie/Kinderrechten in de Tweede Kamer. Hun antwoord was in grote lijnen eensluidend. Ze zetten zich in voor kinderrechten, maar zien geen misstanden of directe aanleiding voor een onderzoek. Drie kamerleden antwoordden inhoudelijk. Michiel van Nispen (SP) citeerde ik al in een vervolgstuk. Loes Ypma (PvdA) bedankte voor de suggestie van een grootschalig onderzoek, maar: ‘Het is te bediscussiëren of de peuterklassen etc waar u naar verwijst kindermishandeling is, of juist een mooie bijdrage aan de opvoeding’.  Joost Taverne (VVD) gaf een juridisch antwoord en wees op de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting, en de scheiding tussen kerk en staat. Hij merkte op dat hij het scherp in de gaten houdt, maar ‘dat er geen wettelijke grenzen worden overschreden bij kinderdiensten van religieuze organisaties’. Tekent de verwijzing naar het strafrecht niet juist het tekort?

Vraag is of de wettelijke benadering die deze kamerleden volgen zinvol is om te komen tot een oriënterend sociaal-wetenschappelijk onderzoek over de kinderrechten binnen religieuze organisaties. Hebben wetgevers een instrument om artikel 14 IVRK te toetsen dat in een toelichting zegt: ‘dat kinderen niet gedwongen of verplicht mogen worden om een bepaald geloof te hebben, niet door hun ouders en niet door de regering. Ouders mogen kinderen wel stimuleren om een bepaald geloof te volgen. De regels van een geloof mogen alleen nooit schadelijk voor kinderen zijn.’ Kortom, zowel ouders als overheid dienen terughoudend op te treden. Maar hoe kan de overheid dat afwegen als het geen onderzoek doet en geen overzicht heeft in welke mate ouders die hun kinderen lesprogramma’s van religieuze instellingen laten volgen minder terughoudend optreden? Hoe kan zonder betrokkenen te bruuskeren dat gat tussen theorie en praktijk overbrugd worden?

Rechten van kinderen die nog niet de jaren des onderscheids (interpretatie: 7 of minimaal 12 jaar) bereikt hebben en daarom beïnvloedbaar zijn is een aloude discussie die al door strijdbare atheïsten als Richard Dawkins en Christopher Hitchens is aangekaart. Wat is de vrijheid voor het kind en wat voor de ouder? Zonder te beweren dat deze atheïsten gelijk hebben stellen ze vragen over een religieuze opvoeding die het nadenken waard zijn. Ze stellen dat het kinderen vooral beperkt in keuzes in hun latere leven: ‘religieus onderwijs vangt ze bewust in een manier van leven waar het steeds moeilijker aan te ontsnappen is als ze opgroeien’.

Op zijn minst rijst de vraag of programma’s voor kinderen binnen religieuze instellingen op alle onderdelen in lijn zijn met de kinderrechten. Vooral bij het aanbieden van lesprogramma’s aan jonge kinderen van 0 tot 6 jaar zoals de EGU doet kan afgevraagd worden of dat beredeneerd vanuit de kinderrechten samengaat met de onderwijsdoelstelling (artikel 29 IVRK) gericht op ‘zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind‘. EGU zegt over kinderen tot 12 jaar: ‘Kinderen leren veel van zien doen, nadoen, en zelf doen!’ Vooral dat nadoen zou de wetgever die kinderrechten niet strikt-juridisch interpreteert zorgen moeten baren over de vrijheid van gedachte van genoemde kinderen.

je

Foto: Still uit documentaire Jesus Camp (2006) van Heidi Ewing. Video: Toelichting op Movies that Matter:Jesus Camp is een controversiële documentaire over de conservatieve Christelijke beweging in de Verenigde Staten. Op onthutsende wijze is te zien hoe kinderen in een zomerkamp worden gemanipuleerd en klaargestoomd om het geloof te verspreiden.’ 

Nogmaals gevraagd: onderzoek naar kinderrechten in religieuze organisaties

Children_with_Dr._Samuel_Green,_Ku_Klux_Klan_Grand_Dragon,_July_24,_1948

Naar aanleiding van een kinderprogramma van de Evangelie Gemeente Utrecht vroeg ik afgelopen week in een stukje naar een onderzoek van kinderrechten in religieuze organisaties. Uit het pamperen van baby’s, peuters, kleuters en kinderen van midden/middenbouw zag ik een grens overschreden die zich slecht verhield met kinderrechten. Ik zag daarin een rol voor preventie: ‘Gelovige ouders of een religieuze organisatie mogen kinderen aansporen, maar niet in een dwingend programma binden. Het dienstbaar maken van meisjes vanaf acht jaar gaat verder dan stimuleren en is feitelijk onderwerping. Nodig is een grootschalig wetenschappelijk onderzoek waarin cursussen en programma’s van religieuze organisaties voor kinderen tot 12 jaar doorgelicht worden en bekeken wordt hoe maatschappelijk aanvaardbaar en in lijn met de kinderrechten deze zijn.

Ik stuurde de verwijzing naar het stukje met een begeleidende e-mail naar kamerleden van de commissie Veiligheid en Justitie en krijg tot nu toe slechts reactie van een kamerlid. Opvallend weinig, waar hetzelfde soort berichten over Edward Snowden, Julian Assange of Oekraïne altijd veel meer reacties uitlokken.

De reactie van Michiel van Nispen (SP) gaf aan waar het probleem lag: ‘Het is mij niet geheel duidelijk welke signalen er zouden zijn dat er rechten van kinderen zouden worden geschonden. Ik begrijp ergens uw zorg wel – aan kinderen kan en mag inderdaad niets worden opgedrongen – maar aan deze bijeenkomsten zie ik op het eerste oog niets vreemds.’ Waarop ik antwoordde: ‘ Inderdaad is op het eerste gezicht niet duidelijk dat er binnen religieuze organisaties kinderrechten geschonden worden. Maar dat zetten ze ook niet op hun website. Ik acht het echter niet onaannemelijk dat het gebeurt. Daarom lijkt me een verkennend wetenschappelijk onderzoek zinvol. In elk geval een commissiedebat daarover. Mij baart het zorgen dat kinderen van acht jaar in een cursusprogramma van 30 lessen wordt geleerd ‘om verantwoordelijkheid te dragen, leiderschap en dienstbaarheid’. Hoe stimulerend of hoe dwingend is dat? Heeft de politiek daar eigenlijk wel zicht op? Of de kinderombudsman? Ik begrijp de koudwatervrees van politieke partijen om zich niet te branden aan de vrijheid van godsdienst. Maar is de vrijheid van de kinderen het niet waard om verder te kijken?

Waarop Van Nispen antwoordde: ‘We kunnen echter niet, zonder dat we concrete signalen hebben dat er zaken mis zijn, vragen onderzoek in te stellen. Dat heeft niets met koudwatervrees te maken of het niet belangrijk vinden van de rechten het kind, maar met het feit dat er wel een concrete aanleiding moet zijn om überhaupt ergens onderzoek naar te laten instellen.’ Dit is langs elkaar heen praten, want ik vroeg niet om een concreet onderzoek bij een bepaalde organisatie, maar om een verkennend onderzoek. Liefst door een academische instelling die hierin is gespecialiseerd. Dat kan beginnen als administratief onderzoek dat de op kinderen gerichte programma’s onderzoekt om later in te zoomen op concrete instellingen als daar aanleiding toe is. Dan pas. Uit het gebrek aan reacties -of interesse- van kamerleden concludeer ik toch dat ze er hun vingers niet aan willen branden. Bevreesd om van discriminatie beschuldigd te worden. Preventie loont?

Foto: ‘Two children wearing Ku Klux Klan robes and hoods stand on either side of Dr. Samuel Green, a Ku Klux Klan Grand Dragon, at Stone Mountain, Georgia on July 24, 1948.

Gevraagd: onderzoek naar kinderrechten in religieuze organisaties

kin

Volgens Nu.nl denkt het OM na over vervolging van de Evangelie Gemeente Utrecht (EGU) naar aanleiding van een oordeel van het College van de Rechten van de Mens over de weigering van de EGU en Zaalverhuur 7 dat de verhuur in het gebouw Boothstraat 7 coördineert om COC-jongeren een zaal te verhuren. Het College -dat opereert op het terrein van advies, onderzoek en voorlichting- oordeelt: ‘Godsdienstvrijheid is een groot goed in Nederland. Dat neemt niet weg dat als een kerkgenootschap besluit de ruimten van een kerk openbaar aan te bieden, hij huurders in principe niet mag weigeren. (..) Het kerkgenootschap stelt dat het niet zozeer de COC-werkgroep afwijst, maar de activiteiten die de werkgroep wil uitvoeren. (..) In dit geval is staat echter niet vast dat de COC-werkgroep is afgewezen vanwege de activiteiten die zij wilde organiseren. (.) Daarom oordeelt het College dat het kerkgenootschap en de Zaalhuur7 de jongeren niet hadden mogen weigeren.’

Het OM kan uitzoeken of er sprake van discriminatie is. Maar wordt dit geen onnodig theoretische discussie tussen volwassenen met een hoog scherpslijperij-gehalte? Hoe belangrijk is dit debat in de praktijk van een stad als Utrecht waar volop zalen te huur zijn? Waarom wil de COC-werkgroep juist bij de EGU waarvan het op voorhand kan weten dat het afwijzend staat tegenover seksuele diversiteit een zaal huren? Is dat naïviteit, provocatie of het opzoeken van een confrontatie? Moet het OM hier haar kostbare tijd aan besteden?

Schadelijker zijn de kinderdiensten die de EGU aanbiedt. Religieuze organisaties hebben er belang bij om kinderen zo vroeg mogelijk in hun invloedssfeer te trekken. Begin 20ste eeuw was er binnen de katholieke kerk een debat wat de jaren des onderscheids zijn. Belangrijk met betrekking tot het toelaten van kinderen tot de sacramenten van de communie en de biecht. Wikipedia: ’Sommigen beweerden dat men in de jaren des onderscheids (minimaal twaalf jaar) moest zijn om oprecht te kunnen biechten en dat men een volledig begrip van het geloof moest hebben om ter communie te kunnen gaan. Deze beide opvattingen werden door Pius X als een dwaling aangemerkt.’ De paus stelde de leeftijd voor de eerste Heilige Communie vast op ongeveer zeven jaar. In de katholieke kerk werd deze leeftijd de ondergrens, waarbij opmerkelijk is dat ‘niemand een volledige kennis van het geloof hoeft te hebben om toegelaten te worden tot de onderhavige sacramenten’.

De EGU ziet kinderen als een verlengde van de eigen doelstelling: ‘Wij vinden kinderen belangrijk. Zij zijn de toekomst van onze gemeente.’ Kinderen worden dienstbaar gemaakt aan een doel dat niet primair hun doel is en waarbij hun ontwikkeling, individualisme en eigenheid niet vooropstaat. De EGU biedt programma’s aan die gericht zijn op baby’s (0-2 jaar), peuters (2-4 jaar), kleuters (4-6 jaar) en midden/bovenbouw (6-12 jaar). Hoe dat werkt volgt uit de toelichting van ‘een kinderkring voor meisjes vanaf 8 jaar’: ‘een dynamisch meerjarig programma dat de kinderen zal helpen stappen te nemen in hun groei naar geestelijke volwassenheid.’ en hoe het voelt ‘om verantwoordelijkheid te dragen, leiderschap en dienstbaarheid.’

Dit gaat niet over een verbod dat kinderen totdat ze de jaren des onderscheids hebben bereikt weggehouden moeten worden uit de sfeer van een religieuze organisatie waarvan de ouders deel uitmaken. Da’s een te krachtige ingreep die zich slecht verhoudt met de vrijheid van godsdienst. Maar kinderen hebben wel rechten. De toelichting bij artikel 14 van de Kinderrechten zegt: ‘Maar in het VN-Kinderrechtenverdrag staat dat kinderen niet gedwongen of verplicht mogen worden om een bepaald geloof te hebben, niet door hun ouders en niet door de regering. Ouders mogen kinderen wel stimuleren om een bepaald geloof te volgen. De regels van een geloof mogen alleen nooit schadelijk voor kinderen zijn.

De grens van wat aanvaardbaar is voor kinderen in een religie ligt tussen stimuleren en dwingen. Gelovige ouders of een religieuze organisatie mogen kinderen aansporen, maar niet in een dwingend programma binden. Het dienstbaar maken van meisjes vanaf acht jaar gaat verder dan stimuleren en is feitelijk onderwerping. Nodig is een grootschalig wetenschappelijk onderzoek waarin cursussen en programma’s van religieuze organisaties voor kinderen tot 12 jaar doorgelicht worden en bekeken wordt hoe maatschappelijk aanvaardbaar en in lijn met de kinderrechten deze zijn. In onderling overleg tussen onderzoekers, religieuze organisaties en overheid kan een leidraad opgesteld worden met aanbevelingen en verboden. Een uitkomst zou kunnen zijn dat er voortaan geen programma’s en cursussen meer aangeboden wordt aan kinderen tot acht jaar die verder gaat dan neutrale oriëntatie op andere religies en levensovertuigingen. Vanaf 12 jaar kan dan de catechisatie gegeven worden. Kinderen moeten zo vrij en neutraal binnen de religieuze organisatie kunnen verkeren. Als een specifieke religieuze organisatie dat idee niet deelt kan het OM optreden. Zinvol.

Foto: Schermafbeelding van kinderdienst van de Evangelie Gemeente Utrecht, 11 september 2014.

Tongzoen met 16-jarige leerling vastgelegd op camera

Advocaat Wim Anker relativeert het belang van een tongzoen die directeur Ryan van de V. van de particuliere school Agnus Dei in Valkenswaard een 16-jarige leerling opgedrongen zou hebben. Het zou ‘per ongeluk’ zijn gebeurd. Maar de directeur wordt ook beschuldigd van sexuele handelingen bij betreffende jongen.

De zoen werd vastgelegd op een camera die de politie in het kader van een onderzoek had geplaatst. Van de V. stond vandaag in Den Bosch terecht in een pro forma zitting. Agnus Dei laat op haar site weten dat het een rustige en veilige werkplek voor kinderen biedt. Tijdens het onderzoek werd ook kinderporno op de computer van de directeur gevonden. Een Britse vriend Tom Peters zou dat erop geplaatst hebben, zo verklaart directeur Van de V. Peters is een bekende Britse pedosexueel. In de documentaire ‘The Child Sex Trade‘ van Liviu Tipurita uit 2003 infiltreerde coregisseur Andrew Smith in Peters’ netwerk. En legde het vast op camera.

Hoe halal mag omvangrijke fraude in referendum Egypte zijn?

Een commentaar op het verloop van de eerste ronde van het referendum over de Egyptische grondwet is: ‘Vote rigging is Halal?‘, ofwel is knoeien met stemmen halal? Het lijkt er sterk op. Voor een hoger islamitisch doel is het sjoemelen met stemmen toegestaan. Een eerlijk verloop is daaraan ondergeschikt. Met echte verkiezingen heeft dat niks meer te maken. Reken maar na. Rechters die moesten toezien op de gang van zaken in een stembureau bleken in veel gevallen afwezig of waren fake. In Alexandrië blokkeerden 1500 vrouwen uit protest een hoofdweg. Ze zeiden dat vrouwen zonder gepaste sluier in een stembureau waren geweigerd. In de nieuwe grondwet worden vrouwen teruggezet van de tweede naar de derde categorie.

Kan iemand uit Noord-West Europa billijken dat stembusfraude een hoger doel dient? Nee. Juist omdat er geen tegenstelling bestaat tussen secularisme en islam. Hoewel dat in alle commentaren voor zoete koek wordt aangenomen. Maar onder het secularisme genieten meer religies en levensovertuigingen van de vrijheid van godsdienst dan in een land met maar een staatsgodsdienst. Zoals nu in Egypte dreigt. Of een land dat de grondwet feitelijk vervangt door een heilig boek zoals de koran. Maar de Egyptische islamisten gaat het niet om de vrijheid van godsdienst, maar om het naar zich toe trekken van de macht. Niet gehinderd door enig besef van wat democratie is en hoe minderheden hun plaats moeten kunnen vinden in de pluriformiteit.

Hoe loopt de strijd in Egypte af? Moslimbroeders en oppositie betwisten elkaar nu al de overwinning in de eerste ronde. De laatsten claimen dat ondanks de omvangrijke fraude  ‘Nee’ 66% van de stemmen behaalde. De oppositie zet sociale media in om de fraude door de voorstanders te documenteren. Dat beïnvloedt weer de publieke opinie. Voor komende dinsdag roepen oppositie en mensenrechtengroepen op tot een landelijke demonstratie met als eis dat vanwege de onregelmatigheden de eerste ronde ongeldig wordt verklaard.

086815-121217-egypt

Foto: Een demonstrant kijkt naar graffiti op de betonnen blokken voor het presidentieel paleis in Caïro. De Egyptische mensenrechtenorganisaties hebben opgeroepen tot een herhaling van de eerste ronde van het grondwettelijk referendum, omdat volgens hun bewering de stemming ontsierd is door wijdverbreide schendingen. Credits: AP

Operation Egypt neemt actie tegen Morsi en de moslimbroeders

De greep naar de macht van de Egyptische president en moslimbroeder Mohamed Morsi zet overal sociale media in beweging. Op actie volgt reactie. Da’s de wetmatigheid van nu. Voor het ontstaan van de Arabische Lente wordt niet voor niets naar de sociale media verwezen. Hoewel ze burgers op de been brachten, konden ze niet de machtsstructuur doorbreken. Nu herhaalt zich een kleine twee jaar later het protest. Toen werd president Mubarak gewaarschuwd, nu is president Morsi aan de beurt. Sociale media zijn de wapens van nu.

Anonymous dreigt onder de titel ‘Operation Egypt‘ met een cyberoorlog als Morsi niet inbindt en afziet van zijn aanspraak op buitengerechtelijke bevoegdheden. Anonymous spreekt hem persoonlijk aan: ‘When you ignore this message, not only will we attack your organization’s websites, Anonymous will also make sure that you stand exposed against your people as well as the international community.‘ Op Facebook: ‘Operation Egypt‘ en Twitter: ‘OperationEgypt‘ wordt het nieuws gevolgd en gedocumenteerd, en de actie gestuurd.

Foto: Masker Guy Fawkes op beeld Toetankhamon

Islamist billijkt kinderhuwelijk, verkrachting en mishandeling

Moslimsmannen in Egypte hebben het moeilijk. Zo voelen ze vol zelfmedelijden. Stel je voor, wellicht krijgen in de nieuwe grondwet kinderen en vrouwen rechten. Maar da’s niet de bedoeling van de islam, zo zegt islamist en volksvertegenwoordiger Mohammad Saad Al-Azhari te weten. Hij maakt voor het islamistische Al-Nas TV duidelijk dat het zo niet bedoeld kan zijn. Pikant is dat moderator Sjeik Khalad Abdallah begin september 2012  een fragment van ‘Innocence of Muslims’ vertoonde. En het vuurtje hoog opstookte.

Minderheden zoals Christenen en liberalen, of vrouwen hebben het in Noord-Afrika door de Arabische lente slechter gekregen. Met voorlopig als gunstige uitzondering Tunesië waar president Moncef Marzouki tegenwicht biedt aan de salafisten. In Egypte ontbreekt dat. De lente is een Arabische winter geworden. Saad Al-Azhari krijgt het voor elkaar het kinderhuwelijk, verkrachting en vrouwenmishandeling goed te praten.

Het gaat ver om te beweren dat de islam achterlijk is. Maar dat islamisten van het kaliber Mohammad Saad Al-Azhari achterlijk zijn in de ogen van een secularist die grondrechten voor allen gewaarborgd wil zien is onontkoombaar. Het valt deze mannen kwalijk te nemen dat ze geen oog hebben voor de rechten van anderen. De buitenwereld kan hun wereldbeeld slecht bestrijden omdat dat tegen dovemansoren gericht is. Maar de buitenwereld kan de tegenkrachten steunen. En dan hopen op een omslag in de Arabische wereld.