Afrofobe Sybrand Buma. Hoe het CDA zich ongeloofwaardig maakt

Kiza Magendane maakt zijn betoog minder sterk door naar Emile Roemer te verwijzen. In het partijprogramma van de SP worden Afrika en Afrikanen alleen in het kader van de immigratiestromen of noodhulp gezien. Een defensieve houding die niet overeenkomt met wat Roemer in het filmpje zegt en pretendeert te zijn. Ook de SP komt niet met een Marshall-plan voor Afrika of een industrialisatiebeleid dat gericht is op Afrika. Ofwel, Kiza laat zich misleiden door de SP dat Afrika niet vanuit het Afrikaans belang ziet. Uit projecties van de wereldbevolking tot 2100 blijkt dat Afrika een onvoorstelbare 80% van de groei voor haar rekening neemt.

Maar Kiza heeft gelijk dat Sybrand Buma Afrofoob, antichristelijk en egoïstisch is. Buma is een windvaan die normen en waarden inlevert voor een goede uitslag. Zijn marketing is zo opzichtig een laagje vernis dat het potsierlijk is. Buma is de ultieme politieke bedrieger die de zweem van bedrog niet van zich af kan schudden.

Andere hardliners staan voor een principe en eisen van zichzelf dat ze naar een principe leven. Niet Buma. Hij leeft volgens marketing die volledig zijn overtuiging stuurt. Elk woord dat hij zegt klinkt ongeloofwaardig. Zijn standpunten zijn hieraan ondergeschikt en worden onnavolgbare constructies. Zoals over de EU dat het CDA mondjesmaat steunt, maar waaraan het de foute analyse koppelt dat het falen van de EU komt door de EU en niet door de EU-lidstaten. Buma is nadrukkelijk verbolgen, getergd en nijdig. Buma is alles waarom kiezers twijfelen te kiezen. De persoon ‘Buma’ is het symbool van een gekunstelde en niet oprechte campagne.

Waarom staat er geen Marshall-plan voor Afrika in de steigers?

Natuurlijk moet er een Marshall-plan voor Afrika komen. Alleen is het de vraag hoe dat eruit moet zien en wie het gaat betalen. Uit projecties van de wereldbevolking tot 2100 blijkt dat Afrika het overgrote deel van de groei voor haar rekening neemt. Een onvoorstelbare 80% van de groei zal uit Afrika komen. Nu telt Afrika 1,2 miljard inwoners en naar schatting zullen dat er in 2100 4,4 miljard zijn. Dat gaat samen met een gigantische verstedelijking van dit continent. Aldus een analyse van Geoff Boeing. Afrika’s groei vraagt om beheersing, stroomlijning en planning door samenwerking van Afrikaanse met niet-Afrikaanse landen en organisaties. Niet door Afrika met een Europese, Chinese of Amerikaanse bril te bekijken, maar door Afrika vooral vanuit Afrikaans perspectief te zien. Mogelijk is die hulp defensief en bedoeld om de immigratie vanuit Afrika te stoppen, maar uiteindelijk doet het er niet toe waarom een omvattend plan voor Afrika tot stand komt.

greatest-population-increases-2015-2100

Foto: Projectie van de 10 landen met de grootste bevolkingsgroei wereldwijd van 2015-2100 die alle in Afrika zijn gelegen.

Ouderen en cultuurparticipatie in Vlaanderen. Kunst en cultuur dienstbaar aan welzijn. Doelgroepenbeleid als doodlopende weg

PlusBusBoijmans_web1-1

Om ouderen te versterken in hun welbevinden en in hun continue ontplooiing en ontwikkeling, willen we zowel henzelf als de professionals en vrijwilligers binnen de welzijns- en cultuursectoren bewust maken van de mogelijkheden op vlak van actieve cultuurparticipatie en cultureel leren.’ Dit is bestuurlijke orakeltaal. ‘Ouderen versterken in hun welbevinden en in hun continue ontplooiing en ontwikkeling’, hoe ziet dat eruit?

De gedachte alleen al is om moe van te worden, die ‘continue ontplooiing en ontwikkeling’. Komen ouderen nog wel aan hun nachtrust toe, want ze moeten zich immers ‘continue ontplooien en ontwikkelen’? Dat is meer dan driemaal daags een staalpilletje. Het is het ‘continue’ meestromen met de grijze golf die musea teistert door op plekken stil te staan waar dat voor andere bezoekers onhandig is nadat alle catalogi thuis zijn bestudeerd tot en met het raadsel of het Melkmeisje van Vermeer karnemelk, volle melk of anijsmelk schenkt.

Het citaat is een uitspraak van de Vlaamse cultuurminister Sven Gatz uit een persbericht van de Vlaamse overheid. Het niet onsympathieke idee erachter is dat ‘banden tussen cultuur en welzijn worden aangehaald’. Een ‘intentieverklaring‘ werd ondertekend tijdens ‘het slotmoment‘ van een driejarig Europees ‘traject‘, Long Live Arts. Ofwel, permanente educatie van overheidswege regelrecht het graf in. Er is geen ontkomen aan. Culturele participatie wordt door beleidsmakers opgevat als een instrument om het welzijn en de gezondheid uit te breiden en ouderen een waardig en gevuld leven te bieden. Zo is de bestuurlijke vooronderstelling.

Wat deze initiatieven voor invloed op de kunst en cultuur hebben is de vraag. Want kunst die wordt ingezet als doelgroepenbeleid voor ouderen wint aan de welzijnskant, maar verliest elders. Is het flauw om hier kritisch op te zijn omdat de doelstelling op zich goed is? Wellicht wel, maar waarom kunst en cultuur elke keer weer het slachtoffer moeten worden van politici, bestuurders en beleidsmakers die het in willen zetten voor iets anders is de vraag. Cultuurparticipatie is prima als het niet ten koste gaat van de positie van kunst en cultuur.

Het volgende slachtoffer van de ambtelijk-bestuurlijke schrokop die kunst en cultuur opvreet voor het eigen doelgroepenbeleid is de Belgische Erfgoeddag 2017, zoals uit een bericht blijkt. Houd u zich goed vast bij lezing van het volgende: ‘Zo is dementie een van de belangrijkste maatschappelijke uitdagingen van onze tijd. Op lokaal vlak kunnen erfgoedinstellingen heel wat betekenen voor de reminiscentiewerking. Het momentum om de bruggen tussen de erfgoed- en zorgsector te versterken en verder uit te bouwen. (..) Ook de geschiedenis van de zorg zelf komt op deze Erfgoeddag aan bod. (..) Uiteraard mag met dit thema de cultureel-erfgoedzorg niet vergeten worden. Welke zorg heeft ons cultureel erfgoed nodig en waarom?

Cultuurparticipatie van ouderen gedijt het best door een goed en ruimhartig  cultureel overheidsbeleid waar niet telkens met de kaasschaaf stukjes van afgesneden worden. Stimuleer dat ze musiceren, gedichten voordragen, toneelspelen, in een koor zingen, films maken of een museum, monument of opera bezoeken. Stel daar een budget voor beschikbaar. Laat ze lol hebben en er bij gelegenheid bier bij drinken en lekker bij eten. Voor wie het beseft en ‘geleerd heeft’ geeft kunst het leven zin. Maar het moet niet omgedraaid worden zoals de politiek doet. Kunst of cultuur zijn niet dienstbaar als bezigheidstherapie, ontplooiingsmogelijkheid, sluitsteen in de persoonlijke ontwikkeling van een oudere of politiek beleidsinstrument dat via een omweg dient om een teruglopend kunst- en cultuurbeleid te vervangen door goedkope marketing en zelfpromotie.

Foto: Bijzonder groepsvervoer voor senioren van Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam. Credits: Kees Spruijt.

Kan Polen een modelvoorbeeld voor Oekraïne zijn?

Het antwoord op de vraag welk land het beste model biedt voor de verdere ontwikkeling van Oekraïne ligt voor de hand. Da’s Polen dat in 2004 tot de EU toetrad. Na zo’n 15 jaar onderhandelen. In december 1991 tekende Polen een associatieverdrag met de EU. Als hetzelfde tempo wordt aangehouden dan kan Oekraïne in 2028 toetreden tot de EU. Maar het is de vraag of het model Polen dat tussen 2007 en 2013 67 miljard euro aan fondsen van de EU ontving om te moderniseren een voorbeeld kan zijn voor Oekraïne. Verschil is dat het geld niet meer zo makkelijk stroomt van Brussel naar de regio’s, dat Oekraïne tweemaal groter is dan Polen en door de corruptie, de oorlog met Rusland en door de stand van het land een slechtere uitgangspositie heeft.

Tweede Kamer ziet nu geen aanleiding voor onderzoek kinderrechten in religieuze organisaties

In twee posts hier en hier vroeg ik aandacht voor kinderrechten binnen religieuze instellingen. Ook vroeg ik naar een grootschalig wetenschappelijk onderzoek om de positie van genoemde kinderen in kaart te brengen.

Aanleiding was de Evangelie Gemeente Utrecht (EGU) die diensten aanbiedt aan kinderen. Zoals aan meisjes van 8 jaar die het meerjarige programma ‘Sampie’ volgen dat gebaseerd is op het lesprogramma BreakOut van de Amerikaanse Saddleback Church. Het gaat niet specifiek om de EGU en het gaat er niet om dat daar sprake zou zijn van misstanden. Het gaat om de ontwikkeling en de groei van kinderen. Ik vatte dat aldus samen: ‘Mij baart het zorgen dat kinderen van acht jaar in een cursusprogramma van 30 lessen wordt geleerd ‘om verantwoordelijkheid te dragen, leiderschap en dienstbaarheid’. Hoe stimulerend of hoe dwingend is dat?’

Mijn zorgen en het verzoek om een onderzoek stuurde ik naar enkele woordvoerders Justitie/Kinderrechten in de Tweede Kamer. Hun antwoord was in grote lijnen eensluidend. Ze zetten zich in voor kinderrechten, maar zien geen misstanden of directe aanleiding voor een onderzoek. Drie kamerleden antwoordden inhoudelijk. Michiel van Nispen (SP) citeerde ik al in een vervolgstuk. Loes Ypma (PvdA) bedankte voor de suggestie van een grootschalig onderzoek, maar: ‘Het is te bediscussiëren of de peuterklassen etc waar u naar verwijst kindermishandeling is, of juist een mooie bijdrage aan de opvoeding’.  Joost Taverne (VVD) gaf een juridisch antwoord en wees op de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting, en de scheiding tussen kerk en staat. Hij merkte op dat hij het scherp in de gaten houdt, maar ‘dat er geen wettelijke grenzen worden overschreden bij kinderdiensten van religieuze organisaties’. Tekent de verwijzing naar het strafrecht niet juist het tekort?

Vraag is of de wettelijke benadering die deze kamerleden volgen zinvol is om te komen tot een oriënterend sociaal-wetenschappelijk onderzoek over de kinderrechten binnen religieuze organisaties. Hebben wetgevers een instrument om artikel 14 IVRK te toetsen dat in een toelichting zegt: ‘dat kinderen niet gedwongen of verplicht mogen worden om een bepaald geloof te hebben, niet door hun ouders en niet door de regering. Ouders mogen kinderen wel stimuleren om een bepaald geloof te volgen. De regels van een geloof mogen alleen nooit schadelijk voor kinderen zijn.’ Kortom, zowel ouders als overheid dienen terughoudend op te treden. Maar hoe kan de overheid dat afwegen als het geen onderzoek doet en geen overzicht heeft in welke mate ouders die hun kinderen lesprogramma’s van religieuze instellingen laten volgen minder terughoudend optreden? Hoe kan zonder betrokkenen te bruuskeren dat gat tussen theorie en praktijk overbrugd worden?

Rechten van kinderen die nog niet de jaren des onderscheids (interpretatie: 7 of minimaal 12 jaar) bereikt hebben en daarom beïnvloedbaar zijn is een aloude discussie die al door strijdbare atheïsten als Richard Dawkins en Christopher Hitchens is aangekaart. Wat is de vrijheid voor het kind en wat voor de ouder? Zonder te beweren dat deze atheïsten gelijk hebben stellen ze vragen over een religieuze opvoeding die het nadenken waard zijn. Ze stellen dat het kinderen vooral beperkt in keuzes in hun latere leven: ‘religieus onderwijs vangt ze bewust in een manier van leven waar het steeds moeilijker aan te ontsnappen is als ze opgroeien’.

Op zijn minst rijst de vraag of programma’s voor kinderen binnen religieuze instellingen op alle onderdelen in lijn zijn met de kinderrechten. Vooral bij het aanbieden van lesprogramma’s aan jonge kinderen van 0 tot 6 jaar zoals de EGU doet kan afgevraagd worden of dat beredeneerd vanuit de kinderrechten samengaat met de onderwijsdoelstelling (artikel 29 IVRK) gericht op ‘zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind‘. EGU zegt over kinderen tot 12 jaar: ‘Kinderen leren veel van zien doen, nadoen, en zelf doen!’ Vooral dat nadoen zou de wetgever die kinderrechten niet strikt-juridisch interpreteert zorgen moeten baren over de vrijheid van gedachte van genoemde kinderen.

je

Foto: Still uit documentaire Jesus Camp (2006) van Heidi Ewing. Video: Toelichting op Movies that Matter:Jesus Camp is een controversiële documentaire over de conservatieve Christelijke beweging in de Verenigde Staten. Op onthutsende wijze is te zien hoe kinderen in een zomerkamp worden gemanipuleerd en klaargestoomd om het geloof te verspreiden.’ 

Ingesloten en gevangen door overheid en media: een ontwikkeling

obama_2B1984

Kan de urgentie van de eigen tijd in de eigen tijd herkend worden? Dat gaat over ontwikkelingen die sterk van invloed zijn op de toekomst. Valt dat los van de eigen voorkeuren en waarnemingen te bepalen of is zoiets per definitie een strikt persoonlijke inschatting? Wordt subjectief pas tot objectief als het velen raakt? Hoe dan ook ontbreekt het tegendeel van urgentie. Elke ontwikkeling blijft een proces met een begin, groei en een einde.

De opkomst van de computer, individualisering, ontkerkelijking en hergroepering van religie, het verschuiven van het globale evenwicht van West naar Oost, de economisering van de samenleving en de depolitisering van de politiek zijn van die ontwikkelingen die ernaar solliciteren belangrijk te zijn. Niet toevallig noem ik ze. Want ze hangen naar mijn idee samen. Ze zijn zelfs herkenbaar in een en dezelfde kwestie en werken op elkaar in.

Een vroeg stukje Geen platform burgerrechten, stupid eindigde ik in 2010 hoopvol: ‘De praktisch gerichte internetgeneratie van WikiLeaks lijkt beter dan oudere generaties te begrijpen dat het zich niet moet laten inkapselen door politieke partijen of levensbeschouwelijke, door de overheid gesubsidieerde organisaties. Deze zitten vast in een wereldbeeld van conferenties en ambtelijke nota’s. WikiLeaks gaat verder en voegt de daad bij het woord. Nu vasthouden en uitbouwen.’ Is dat gelukt of laat de gevestigde macht het niet toe?

De opkomst van de tegenbeweging waaronder WikiLeaks is een belangrijke ontwikkeling van deze tijd. Met Julian Assange die gedwongen werd asiel te zoeken in de ambassade van een Latijns-Amerikaans land. En publicitair steun krijgt van de Engelstalige poot van Russische, Arabische of Iraanse nieuwszenders omdat de Westerse media hem in de steek lieten. Met het risico dat de rechteloosheid die WikiLeaks nu treft morgen journalisten van de gevestigde media treft. Uit hun argeloosheid, labbekakkerigheid of eigenbelang blijkt dat media hun controlerende taken verzaken. Da’s overgenomen door de internetgeneratie en hun sociale media.

Gevestigde media kloppen zich nog op de borst voor hun vakmanschap. Niet onterecht. Maar wat is dat waard als het verkeerd ingezet wordt? Daarover hoor je deze media nooit. In zulke media wordt president Obama iemand die over mensenrechten praat die anderen moeten navolgen, zonder dat ze centraal zetten dat de regering-Obama als geen ander deze rechten schendt. Niet alleen in overzeese oorlogen, maar ook in het afluisteren en controleren van de eigen burgers in het Homeland. Dat valt alleen nog in de marge te lezen. De burger die het aan nodige middelen en vaardigheden ontbreekt om zich te informeren wordt dom gehouden.

Foto: Montage met president Obama, de controlestaat en het logo van het Witte Huis.