Gedachte bij foto ‘Children in poverty, Chicago’, 1890-1900

Children in poverty, Chicago, 1890-1900. Collectie: John Harvey Kellogg Papers van de University of Michigan Library Digital Collections.

Armoede in een sloppenwijk. Eind 19de eeuw in Chicago. Kinderen maken het extra schrijnend. De foto werd opgenomen in de collectie van John Harvey Kellogg, bekend van de cornflakes.

De maskers voegen iets toe aan de foto. Ze zeggen iets. Maar wat? Moet armoede verhuld worden en zijn de maskers daar een commentaar op? Of heeft het er allemaal niks mee te maken en is het een kinderspel?

Armoede kijkt je recht in het smoel. Zelfverzekerd. Het oogt tegelijk hartverscheurend en clownesk. Die combinatie is even wennen.

Kermisattractie in Nijmegen (1935)

Kermisattractie [Nijmegen – Stadscentrum],1935. Collectie: Fotocollectie Regionaal Archief Nijmegen.

Voorkom Abuizen, koopt kaarten aan de cassa!‘, zegt het bord van deze kermisattractie. Botsautootjes. Het is 1935, na de spellingswijziging-Marchant van 1934 en voor de spellingswijzing van 1954 toen ‘cassa‘ definitief ‘kassa‘ werd.

Dit is midden in de crisis van de jaren 1930. Armoede. Geen herenhoeden, enkele petten. Pas in september 1936 werd het even beter toen Nederland als een van de laatste landen de Gouden Standaard losliet waar premier Hendrik Colijn hardnekkig aan had vastgehouden. Er was veel maatschappelijke onrust. In 1934 vond het Jordaanoproer plaats.

Er beweegt meer op de voorgrond dan op de achtergrond. Wat is eigenlijk het onderwerp van de foto? Het leven gaat door. Ondanks de financiële problemen. Bijna iedereen staat aan de kant. Maar het licht brandt. Zoiets?

Amusement is afleiding. Amusement was escapisme uit de harde werkelijkheid naar een fantasiewereld. Met pracht en praal. Daar getuigen de films in de reeks Gold diggers van. Of op kleine schaal een kermisattractie in Nijmegen.

Nacht 2: ‘Paris la nuit, les chiffonniers’ (1924)

Agence Rol, 15/1/24, Paris la nuit, les chiffonniers, 1924 [photographie de presse]. Collectie: Bibliothèque nationale de France, département Estampes et photographie.

Op 15 januari 1924 komt in Parijs ‘s nachts de voddenman met kar langs. Samen met de voddenvrouw. Wat eruitziet als een ezel neemt nog een hapje uit de haverzak.

Aan de deken valt af te leiden dat het koud is. Januari 1924 was in Frankrijk meteorologisch een gedenkwaardige maand die zich kenmerkte zich door stormen en overstromingen, maar dat valt hier niet te zien.

Kijken naar de foto voelt als gluren. Als overtreding. Dat geeft een gevoel van schaamte. Het verbod om op de muur te plakken beschermt de arme sloebers niet die als vogelvrijen vastgelegd worden. Deze ontmoeting is er niet een van gelijksoortige ships passing in the night, maar van heimelijk bespieden.

Het is toch nacht? De periode van verdraaiing. En omkering. Niet van manden, maar van waarden. Maar dit is niet de mooie nacht van lichtreclames, flitsende auto’s, schaduwen en uitgangspubliek. Dit is de lelijke nacht van armoede die open op straat ligt.

De voddenman en zijn vrouw kijken wakker terug naar de fotograaf van fotoagentschap Rol. De blik roept de vraag op wie hier wie betrapt. Omdat we opnieuw kijken worden bijna honderd jaar later ook wij in dit voorval getrokken. Aan welke kant staan we?

Gedachten bij de foto ‘Talarrubias-Badajoz. Embarcadero,’ (1951)

Francisco Hernández Pacheco, Talarrubias-Badajoz. Embarcadero, 1951. Collectie: FOTOTECA DEL CLUB UNIVERSO EXTREMEÑO.

Extremadura is een autonome regio in Spanje. Grenzend aan Portugal in het westen, Andalusië in het zuiden en Salamanca in het noorden. Er zijn weinig grote steden, naast hoofdstad Mérida en de grootste stad Badajoz.

De regio stond bekend als een van de economisch meest achtergebleven regio’s van Spanje. In 1932 maakte Luis Buñuel de documentaire Las Hurdes over een streek in het zuiden van Salamanca die pas in 1922 door een weg ontsloten werd. Dat is vergelijkbaar met hoe het in Extramadura was. Armoede, afzondering, emigratie, hard labeur, kaal landschap, land zonder brood.

Dat vindt plaats in het diepe Spanje, wat Fransen in navolging van het idee over hun eigen land l’Espagne profonde noemen. Een gebied waar het ‘echte’ Spanje bewaard zou zijn gebleven. Het is een geromantiseerd beeld dat door de toerismesector is opgepompt, hoewel er verschil bestaat tussen stad en provincie.

Op de foto uit 1951 is er wat welvaart gekomen. Er staan twee auto’s op de veerpont die komend vanaf Talarrubias aanmeert aan Casas de Don Pedro, richting Badajoz. Een man in uniform lijkt heimelijk de in 1945 afgeschafte Falange groet te brengen, maar kan ook met zijn arm raar op het dak van de auto leunen. Of doet hij het allebei?

Het Spanje van Franco was geen fascistische dictatuur, maar evenmin een democratie. Er werd gezwegen over het verleden en uitgekeken naar de toekomst. Dat zwijgend tolereren van elkaar gebeurt wellicht ook op deze veerpont in 1951.

Net als in een 16e eeuwse tragedie bestaat er eenheid van handeling (de oversteek) die niet doorkruist wordt door een nevenhandeling, tijd (10 minuten) en plaats (de rivier). Dat is een sterke eenheid die in de geschiedenis van de dramaturgie zit ingebouwd. Om van af te wijken. Maar het is zo op het oog een oppervlakkige eenheid.

Een veerpont verbeeldt de overgang. Van de ene naar de andere kant. Altijd naar de overkant. Er wordt een afstand overbrugd, maar geen toestand of opvatting. Daarom oogt het beeld makkelijk. De pijn zit onder water. De Spaanse burgeroorlog was nog maar 12 jaar daarvoor geëindigd. Maar nog lang niet afgerond. Zeker niet voor iedereen.

Over armoede in Groot Brittannië: de foto ‘Lad Working at Quay, 1976’ en de Community Development Projects

Ken Grint, Lad Working at Quay, 1976. Collectie: The War on Poverty in Britain – Documents from the Community Development Project.

Op de achterkant van deze foto staat volgens de toelichting (vertaald): ‘Jonge jongens verdienen een schijntje op de kade en vrijwel elk bedrijf heeft er minstens één in dienst voor ongeveer £15 per week. Vaders hebben zonen in dienst. Het tarief stijgt met ervaring en snelheid – zodra hij de 21 heeft bereikt. Foto door Ken Grint. Geschreven op achterkant foto: N. Tyneside CDP IIU set 1976. Bijschrift – ‘werkervaring’ op de Fish Quay.’ In 1976 was £15 ongeveer 67,50 gulden.

Het verhaal achter de foto gaat over armoede. Het verhaal achter het verhaal gaat over een mislukt project over het terugdringen van armoede. Het doet denken aan de het Federal Art Project tijdens tijdens de regeerperiode van president Roosevelt dat onderdeel was van diens New Deal en werk verschafte aan kunstenaars.

In de jaren 1970 in Groot-Brittannië was de inzet van de Community Development Projects (CDP) die liepen van 1970 tot 1978 het bestrijden van armoede. De 12 projecten werden geconcentreerd in enkele van de meest verarmde buurten van Engeland, Schotland en Wales.

In de jaren 1970 vormden achtereenvolgens de gematigd Conservatieve Edward Heath, de gematigde Labour-politici Harold Wilson en James Callaghan en de hard-Conservatieve Margaret Thatcher de regering. Maar het was niet Thatcher die het Community Development Projects de nek omdraaide.

Volgens een toelichtingWar on Poverty in Britain: Documents from the Community Development Projects‘ bij de digitale collectie die ook bovenstaande foto draaide het project zichzelf de nek om. Door hypercorrectie.

Het is te interessant om dat niet te citeren (vertaald): ‘De projecten begonnen in een geest van groot optimisme en hoewel ze naar verwachting van korte duur zouden zijn, waren in 1978 alle twaalf projecten uit de financiering gehaald en werden ze stopgezet, sommige onder veel wrevel. In enkele gevallen werd een vervolgproject teruggeschroefd en met een meer bescheiden opdracht voortgezet. Het programma als nationaal anti-armoede-initiatief eindigde echter.’

Verrassend is wie daar nu verantwoordelijk voor wordt gehouden: ‘In het tumultueuze politieke klimaat van het Groot-Brittannië van de jaren zeventig ontwikkelden veel van de gemeenschapswerkers die waren ingehuurd om de projecten te bemannen, radicale kritieken op het armoedebeleid van de regering, inclusief kritiek op het CDP zelf. Bovendien creëerden de CDP-werknemers, door samen te werken met inwoners van belegerde gemeenschappen om essentiële hulpbronnen veilig te stellen, extra controverse door rechtstreekse confrontaties aan te gaan met hun lokale raden, die daadwerkelijk een deel van hun salaris betaalden.’

Maar in 1978 was niet alles verloren: (Ingekort): ‘Elk van de 12 projecten omvatte naast een actieteam ook een onderzoeksteam. In de loop van de levensduur van het CDP hebben zowel de lokale teams als een centraal onderzoeksteam na de ontbinding van de lokale projecten een buitengewoon corpus van rapporten geproduceerd waarin ze de oorzaken en gevolgen van armoede analyseerden. Deze rapporten bevatten verbazingwekkend vooruitziende documentatie van het proces van de-industrialisatie en de veranderende beleidsinitiatieven die ooit de alomvattende verzorgingsstaat van Groot-Brittannië vormden.’

Het valt niet te verwachten dat de regering Johnson of een volgende Britse regering iets zal leren van de documentatie van de CDP over de armoede in de jaren 1970. De meest controversiële rapporten komen doorgaans in een lade terecht. De geschiedenis kan zich niet herhalen als de geschiedenis ontkend wordt. Het onderliggende probleem van armoede is daarmee niet verdwenen.

Weerstand tegen bestrijding van COVID-19 heeft diepere oorzaak. Overheid doet er verstandig aan om die aan te pakken

In Nederland gelden vanaf vanavond strengere maatregelen in verband met de bestrijding van de COVID-19 pandemie. De meerderheid van de bevolking is het daar mee eens en een kleine minderheid vroeg de laatste tijd zelfs om strengere maatregelen. Het is een kleine minderheid van 15% die op sociale media en bij protestacties op straat de aandacht naar zich toetrekt. Het land lijkt zich zo te laten kennen in chagrijn. Of ze aangestuurd worden door beroepsagitatoren die weer aangestuurd worden door partijen die de Nederlandse overheid willen verzwakken is de vraag. De maatregelen zijn voor niemand prettig. Welke achtergrond men ook heeft. Wat niet wil zeggen dat het leed gelijk verdeeld is. Dat is het niet. Degenen die het financieel slecht hebben worden het zwaarst getroffen. De reacties op COVID-19 en de maatregelen om de pandemie te bestrijden moeten dan ook niet opgevat worden als waterscheiding. De breuklijn ligt dieper in de sociale en financiële achterstelling. Als de Nederlandse overheid verstandig is om deze 15% mee te krijgen, dan richt het zich niet zozeer op voorlichting over COVID-19, maar op de bestrijding van armoede en sociale achterstelling in combinatie met de neutralisering van de beroepsagitatoren die hun deuntjes op sociale media repeteren.

Het kringgesprek, de armoede, de verontwaardiging & de huichelarij

Mijn tijd op de basisschool, die in die jaren lagere school genoemd werd, ligt achter me. Ik heb in het onderwijs nooit een kringgesprek gehad over mijn persoonlijke omstandigheden (‘wat heb jij in het weekend gedaan?’). Evenmin op de kleuterschool die ik ervoor bezocht of op de middelbare school of de universiteit die ik erna bezocht. Uiteraard waren er wel groepsgesprekken, maar die gingen over het lesmateriaal of het onderwijs. Niet over persoonlijke omstandigheden. Als dat ter sprake moest komen, dan gebeurde dat in een vertrouwelijk gesprek. De naam ‘kringgesprek’ alleen al doet me griezelen. Wat ben ik met terugwerkende kracht blij dat ik als 7-jarige mijn persoonlijke omstandigheden niet hoefde te delen met een leerkracht of klasgenootjes. Daar komen naar mijn idee ouders, broers en zusjes of vriendjes eerder voor in aanmerking.

De aanleiding waarom de kringgesprekken worden gestopt is schrijnend: armoede. Maar die los je niet op met een kringgesprek. Dat ze gestopt worden maakt weinig uit voor het wegnemen van de oorzaak van armoede. Eer de bewustwording bij de leerlingen van de basisschool zich heeft vertaald in maatschappelijke verandering is Nederland 40 jaar verder in de tijd. Nog schrijnender, om niet te zeggen potsierlijker is het feit dat een PVV’er en een VVD’er lippendienst bewijzen aan de aanpak van de armoede zonder dat hun partijen zich in hun beleid ook maar in het minst inspannen voor armoedebestrijding of de aanpak van sociaal-economische ongelijkheid. Ze vergroten juist doelbewust de ongelijkheid. Tijd voor een kringgesprek in de Tweede Kamer?

‘Die andere Heimat’ roept gedachten op over de welvaart van Nederland

Dit is een van de laatste beelden uit de epische film Die andere Heimat – Chronik einer Sehnsucht (2013) van de Duitse regisseur Edgar Reitz. Een prachtig gefotografeerde zwart-wit film met af en toe kleur om accenten te leggen. Heimat is met 60 uur de langste bioscoopfilm ter wereld. In het midden van de 19de eeuw heerst er onrust en stilstand in het Duitse land dat zoekend op weg is naar een natiestaat. Emigranten vluchten weg voor armoede, werkloosheid, honger en ziektes als difterie. Dat doen ze niet lichtvaardig, want ze moeten de band met familie, dorp en geboortegrond doorsnijden. Ze zijn via Rotterdam op weg naar Brazilië.

Twee jaar na de première van deze film zou kanselier Angela Merkel Wir schaffen das zeggen toen emigranten Duitsland niet verlieten, maar binnenkwamen. Vertrokken in het verleden Duitsers niet naar de VS, Brazilië of Oost-Europa? Nou dan. Fictie bedriegt, maar geeft ook inzicht. In situaties, emoties en afwegingen. Het lijkt er niet op dat Nederland ooit dezelfde grote armoede heeft gekend in het Drentse veen, de grote steden of op de Brabantse zandgronden. Nederland was als vanouds een landbouwland om de eigen bevolking te voeden, en bestemt nog steeds ruim de helft van de totale oppervlakte voor de land- en tuinbouw. Nu om velen buiten de grenzen te voeden. Nederlanders zijn niet honkvast, ze trekken graag de wijde wereld in, maar de noodzaak daartoe was in de regel niet armoede. Nog steeds is Nederland een oase van welvaart. Dat beseffen we weer eens als we het leed van anderen verbeeld zien. Zoals dat van Duitsers een paar honderd kilometer verderop.

Foto: Still uit Die andere Heimat – Chronik einer Sehnsucht (2013) van Edgar Reitz.

Debat over experiment met soepele bijstand met Jetta Klijnsma legt harteloosheid en gebrek aan compassie gasten ‘Jinek’ bloot

Vaak wordt vooral vanuit rechts-populistische hoek gezegd dat de Nederlandse media links zijn. Het wordt zelfs beschimpend de ‘linkse kerk’ genoemd. Maar het is een misverstand, de Nederlandse media zijn door de bank genomen rechts. De ‘rechtse kerk’ dus. Ze verdedigen de gevestigde orde en schurken tegen de macht aan. Journalisten kunnen weliswaar een sociaal-democratisch of links-liberaal wereldbeeld hebben, maar dat is ondergeschikt aan de media-organisaties waar ze bij in dienst zijn. Die wegen het zwaarst. Deze media vertegenwoordigen een conservatief, rechts-liberaal of zelfs populistisch wereldbeeld. Dat gaat soms gepaard met harteloosheid en een gebrek aan compassie. Dat leidt tot vervangende schaamte dit aan te moeten horen.

Het fragment van de talkshow ‘Eva Jinek’ (KRO-NCRV) uit de uitzending van 4 juli gaat over een tweejarig experiment in vijf gemeenten (Groningen, Ten Boer, Wageningen, Tilburg en Deventer) met soepelere bijstand. Demissionair staatssecretaris Jetta Klijnsma (PvdA) informeert over een regeling voor bijstandsgerechtigden met een soepelere sollicitatieplicht en de mogelijkheid om maximaal 199 euro per maand bij te verdienen. Opzet is om deze bijstandsgerechtigden uit de bijstand te helpen. Dat kan bereikt worden door ze extra zekerheden te geven. Voorbeeld is kunstenares Bianca uit Groningen die geholpen wordt een eigen bedrijfje, een tassenatelier op te zetten. De regeling is geen hoofdprijs, maar wordt door gast Jan Smit zo voorgesteld. Ook gastvrouw Eva Jinek laat zich niet onbetuigd door te getuigen dat ze hierover wel eens gekke dromen heeft gehad. Klijnsma treft opmerkelijke agressie. De maatschappelijk gearriveerden aan tafel grossieren niet alleen in vooroordelen, maar vooral in harteloosheid en gebrek aan compassie. Het is ontluisterend om te zien. Het symboliseert het failliet van een betrokken samenleving waar mensen zich om elkaar bekommeren.

Staatssecretaris Klijnsma is natuurlijk wel iemand die makkelijk hoon opwekt. Ze mist de factor om serieus genomen te worden. Klijnsma is de uitvinder van het moestuinsocialisme. Ze heeft in haar functie in de afgelopen regeringsperiode weinig kansen gemist om zichzelf of haar partij de PvdA belachelijk te maken. Klijnsma valt niet te betrappen op een diepgaande analyse, maar praat doorgaans in tegeltjeswijsheden. Daarom is het jammer dat het kabinet Klijnsma naar de media afvaardigt om dit interessante experiment te verdedigen. Het verdient beter. Een handigere en minder naïeve bestuurder als staatssecretaris Martin van Rijn had het ongetwijfeld overtuigender verdedigd en minder wantrouwen ontmoet dan Klijnsma. Maar Jan Smit en Eva Jinek schoten ondanks Klijnsma in de eigen voet door zich zo te laten kennen. En dat zegt alles over ons. 

Wethouder Vliegenthart (SP) heeft verstoord beeld van ‘ongelovigen’. En van Amsterdam

De Amsterdamse wethouder Arjan Vliegenthart (SP) heeft veel kritiek gekregen op een column vandaag in het Nederlands Dagblad. Het Parool zet in een bericht de reacties van de raadsleden op een rijtje. Vliegenthart zou de raad geschoffeerd hebben en Rutger Groot Wassink van GroenLinks noemde de column zelfs ‘storend’. Het Parool: ‘Vliegenthart, zelf gereformeerd, schreef in het ND over de wens van de gemeenteraad dat kinderen uit minimagezinnen geen armoedegeld meer krijgen voor godsdienstlessen. Dit was tot voor kort mogelijk, maar de raad wilde hiervan af nadat bleek dat bijna drie ton is gebruikt voor koranlessen aan arme kinderen.’

Arjan Vliegenthart positioneert zich in zijn column in het orthodox-protestantse Nederlands Dagblad als een gelovige tussen ongelovigen. Als een gereformeerde tussen zijn mannenbroeders. Hij stelt ‘ongelovigen’ voor als wereldvreemd en vijandig tegenover religie. Ze hebben volgens hem een vertekend beeld van hoe religies opereren. Dat is een harde beschuldiging die om een onderbouwing vraagt. Die geeft Vliegenthart echter niet.

Hij slaat ook de plank mis op het niveau van de feiten. Hij suggereert dat voor de bevolking van Amsterdam niet zou gelden dat de ‘overgrote meerderheid’ ongelovig is, zoals dat blijkbaar voor de raad geldt. Maar uit een onderzoek van het CBS uit 2016 blijkt dat 62,2% van de Amsterdammers ‘geen kerkelijke gezindte’ heeft. Iets minder dan 12% bezoekt minimaal eenmaal per maand een religieuze dienst. Dus 88% doet dat niet.

Vliegenthart is wethouder Armoedebestrijding en van hem zou je verwachten dat hij de feiten kent en die correct presenteert. Maar hij presenteert de feiten verkeerd. Hij doet alsof ‘ongelovigen’ in Amsterdam niet de overgrote meerderheid vormen. Vliegenthart kletst uit zijn nek op het niveau van de feiten en zijn weergave van wat ‘ongelovigen’ zijn en hoe ze tegen religie aankijken. Alsof ze op een vreemde planeet leven. Hij geeft een vertekend beeld van ‘ongelovigen’. Vliegenthart maakt het zich met deze column onnodig lastig en had die beter ongeschreven  gelaten. De indruk resteert dat hij als gereformeerde een verstoord beeld heeft van ‘ongelovigen’. De SP van Vliegenthart heeft geen vijanden nodig omdat het die binnen eigen gelederen heeft.

Foto: Schermafbeelding van deel column ‘Verdachte les’ van Arjan Vliegenthart in het Nederlands Dagblad, 14 juni 2017. Via Blendle.