Diversiteit kunst afdwingen met overheidssubsidie gaat ten koste van de kunst en vergroot de macht van grote culturele instellingen

Op 22 augustus verscheen een opinie-artikel in NRC over diversiteit in de kunst dat geschreven was door zeven bestuurders van culturele instellingen. Het had de prikkelende en polemische titel ‘Diversiteit kunst dwingen wij vanaf nu af met subsidie’. Het heeft veel kritiek gekregen, onder meer van Kate Sinha en Stefan Ruitenbeek van Kirac die hun opinie ertegenover zetten op de rechtse nieuwssite TPO. Kirac heeft gelijk als het zegt: ‘(..) nu deze zeven ambtenaarsfiguren beloven dat zij voortaan in hun queeste naar diversiteit aan iedere ‘valse noot in de discussie’ voorbij zullen gaan. Zij ondermijnen daarmee met één klein gebaar alles wat subsidiecultuur democratisch en vooruitstrevend maakt. Het is namelijk niet de ambtenaar die bepaalt wat vals is en wat niet. Het is de kunstenaar die de valse noot een plek geeft in zijn werk, die haar laat zien voor wat zij is, en haar betekenis geeft in het grotere geheel.’ Zowel het opinie-artikel als reacties erop bevestigen jammergenoeg het beeld dat kunst een linkse hobby is in handen van een linkse bestuurdersklasse.

De zeven cultuurbobo’s overschatten hun eigen opinie en onderschatten de gevoeligheid van het onderwerp dat ze aankaarten. Ze vermengen twee aspecten die niet te vermengen zijn en spelen een rol die ze niet zouden moeten spelen. Ze gebruiken het streven naar diversiteit als legitimatie voor overheidssubsidie en bereiken mogelijk het omgekeerde van wat ze beogen. Door het te politiseren vergroten ze het risico – in het huidige politieke klimaat dat vijandig staat tegenover kunst – dat het draagvlak voor overheidssubsidie nog verder afneemt. Maar ze zeggen dat het verlenen van overheidssubsidie legitimatie kan geven aan diversiteit. Dat is prima als ze dat binnen hun eigen organisatie doen, maar ze gaan hun rol als bestuurders te buiten als ze hiermee (cultuur)politiek menen te kunnen bedrijven. Ze gaan niet over de verdeling van overheidsgeld en zijn er slechts de ontvangers of herverdelers van. Dat is daarenboven een ongewenste vermenging van functies. Het is een raadsel waarom ze meenden deze opinie op te moeten schrijven en te publiceren.

De zeven cultuurbobo’s spelen het opzichtig en eendimensionaal over de band van de overheidssubsidie. Ze zitten gevangen achter de muren van hun eigen visie op de cultuurpolitiek en willen die anderen opleggen. Zoals gezegd, kunnen ze ermee de weerstand tegen overheidssubsidie voor kunst vergroten. Hun lobby oogt te zichtbaar als lobby en verliest daardoor aan zeggingskracht. Hun betoog is te ambtelijk en leunt eenzijdig op de macht van maakbaarheid en overheid, de disciplinering van kunstenaars via subsidiepolitiek en de institutionalisering van de culturele infrastructuur die alle desorganisatie, anarchie en vrije ruimte sterk wil terugdringen. Deze opinie die ongetwijfeld uit goede bedoelingen voortkomt schiet hierdoor zijn doel voorbij.

Kritiek op deze opinie wil zeker niet zeggen dat hiermee diversiteit in de kunst afgewezen wordt. Integendeel, diversiteit in de kunst is gewenst en moet vergroot worden. Maar of het model van de overheidssubsidie en geïnstitutionaliseerde kunst daar de juiste instrumenten voor zijn valt te betwijfelen. Evenmin betekent deze kritiek dat het belang van overheidssubsidie gekleineerd wordt of als linkse hobby wordt gezien. Duizend bloemen kunnen het beste van onderop bloeien. Om niet te zeggen welig tieren op wilde plekken. Een groei die vanaf bovenaan wordt ‘ondernomen’ is kunstmatig, mist organische noodzaak, gaat de richting op van overheidskunst en grenst aan zelfoverschatting van de overheid of van degenen die zich in de plaats van de overheid stellen. Kunst die van boven (aan)gestuurd wordt houdt op kunst te zijn die per definitie ‘uit de toon’, tegenstrijdig en dwars is. Diversiteit moet niet direct, maar indirect gestimuleerd worden. Door beter onderwijs, maatschappelijke bewustwording en vooral een andere basisinfrastructuur van de culturele sector waar kleinere en middelgrote initiatieven beter gewaardeerd en gefinancierd worden dan nu het geval is.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelDiversiteit kunst dwingen wij vanaf nu af met subsidie’ van Henriëtte Post, Andrée van Es, Birgit Donker, Doreen Boonekamp, Jan Jaap Knol, Tiziano Perez en Syb Groeneveld in NRC, 22 augustus 2018.

Van Os wijst Oss terecht. Jan Cunen en kunst verliezers door kaalslag

Het is niet zozeer nieuws dat Henk van Os een tentoonstelling in Museum Jan Cunen in Oss maakt, maar dat directeur Nicolette Bartelink nog functionerend in beeld is. In een leven na de dood dat haar door het Osse gemeentebestuur opgedrongen is. Omroep Brabant zegt: ‘In Oss kon veel’. Het laatste woord aan Henk van Os: ‘Dus waarom dat ophoudt is mij een totaal raadsel. En daar is ook niemand geweest die mij een overtuigende verklaring daarvoor kan geven. Heel jammer, ja.’ Die verklaring bestaat niet. Vernietiging van culturele infrastructuur door het onbenul van overheden die niets met kunst hebben en er in hun onkunde afstand van nemen. Kortzichtigheid over kunst is een Nederlands verschijnsel. Niet in de laatste plaats in Oss.

Jan Cunen Museum moet sluiten. Ondanks breed protest

2000_evolutieaquarium

Update 10 januari 2015: Is het toeval dat de ontvangst van het plan dat extern adviseur Marco van Vulpen van het Amersfoortse BMC voor de verzelfstandiging voor het Jan Cunen Museum geeft uitgewerkt met teleurstelling wordt ontvangen? Kritiek van oud-directeuren is dat de inbreng van de burgers en kunstenaars uit de stad Oss en omgeving hierin ‘totaal verwaarloosd’ wordt, aldus Het Brabants Nieuwsblad. Oud-wethouder voor de SP Jules Iding voorspelt dat het op deze manier een mottenballenmuseum wordt. Het voorliggende plan wijkt volgens Iding en de oud-directeuren af van het besluit dat de Osse gemeenteraad vorig jaar nam over de toekomst van het museum. Van Vulpen was ook betrokken bij de planontwikkeling van Museum Oud-Amelisweerd in Bunnik die volgens critici niet op een bestuurlijk correcte wijze is verlopen. 

Sluiting van het Jan Cunen Museum in Oss gaat door als er geen externe financiering gevonden wordt. De bezuinigingen van een half miljoen euro op het museum en het Stadsarchief zet de gemeente Oss volgens plan door. Zo bleek gisteren uit de behandeling van de Voorjaarsnota. De SP, D66, Beter Oss en GroenLinks stemden tegen. Uit die korting trok directeur Nicolette Bartelink eerder de conclusie dat voortzetting niet zinvol is. Ondanks een hoop verontwaardiging van kunstliefhebbers, een pleidooi van kunstenaars als Paul Klemann en Mai van Oers, Jan Marijnissen, een protestsite, een petitie, de initiatiefgroep Red Museum & Archief en het ultieme konijn uit de hoed van het Nederlandse poldermodel: ‘een werkgroep van wijzen‘.

Is het erg dat het Jan Cunen Museum in Oss moet sluiten? Ach, Nederland, Brabant en Oss overleven het wel. Ondanks het feit dat een meerderheid van de bevolking tegen sluiting is, inclusief de Osse ondernemers en de Rotary die vrezen voor een verslechterd vestigingsklimaat. Het deert de collegepartijen VVD, CDA, PvdA en Voor De Gemeenschap niet. De macht van het getal is hun argument. Vooraf zei de Osse VVD dat ‘exploitatie van een museum geen primaire gemeentelijke taak is‘. Met als eindplaatje ‘Een zelfstandige cultuursector‘. Met dezelfde redenering kan alles verzelfstandigd worden: onderwijs, zorg, gevangenissen of krijgsmacht.

Directeur Peter Jongsma van het Golfbad verwoordt in een tweet als antwoord op SP’er Jules Iding opnieuw het gezonde volksoordeel: ‘Kunst IS elitair! Vandaar zoveel subsidie voor handje vol bezoek.’ De culturele sector zou zich dit standpunt aan moeten trekken. Een schande is het trouwens niet dat kunst elitair is. Zoals in een land vol minderheden sport, film, popmuziek, religie of De Efteling ook elitair zijn. Met een Museumkaart werden in 2012 19,5 miljoen bezoeken aan een Nederlands museum gebracht. Het geeft mensen veel plezier. Een massale elite, zoals ook de top-50 dagattracties over 2012 leert met 10 musea. Deze mix van musea, attractieparken, dierentuinen, zwembaden en recreatiegebieden biedt elk wat wils. Oud, jong, laagopgeleid, hoogopgeleid, sportief, natuurliefhebber, cultuurliefhebber, energiek, intellectueel, reflectief, noem maar op.

Het Jan Cunen Museum is onderdeel van die infrastructuur. Wie aan de onderkant onderdelen weghaalt moet niet verbaasd zijn als na verloop van tijd het hele bouwwerk instort. Da’s de consequentie van de sluiting van een plaatselijk museum met landelijke uitstraling. Da’s precies de verantwoordelijkheid van het Osse college.

Foto: Paul Klemann, Aquarium of evolution. Tekening, 2000. Credits: Paul Klemann.

Museum Jan Cunen of Golfbad Oss. Is dat het debat?

De gemeente Oss wil korten op Museum Jan Cunen. De educatie zou gespaard blijven. Directeur Nicolette Bartelink heeft daar weinig vertrouwen in omdat alles met alles samenhangt. De reacties op de voorgenomen sluiting zijn groot. Ook het misnoegen van de politiek voor de cultuursector speelt mee. Kunstminnaars zijn het onderhand zat om in het verdomhoekje gezet te worden. Ze emanciperen in hun protest. Ten langen leste.

De directeur van Golfbad Oss Peter Jongsma noemde me gisteren in een tweet een ‘lafhartig’ mens omdat ik onherkenbaar maar wat riep vanaf een ‘blogje’. Dit als reactie op mijn oproep aan hem dat maatschappelijke instellingen zich door de politiek niet uit elkaar moeten laten spelen. Peter Jongsma had zich in een tweet afgevraagd of cultuur wel zo belangrijk en zoveel geld waard is als iedereen roept. Dat vond ik onverstandig, ongelukkig en oncollegiaal tegenover de cultuursector die zo onder druk staat. Nicolette Bartelink houdt het in bovengenoemd verslag positief zonder zich tot verdeel-en-heers te laten verleiden. Ook aan het redden van de eigen instelling zit immers een grens. Ik hoor alsnog graag de argumenten van Peter Jongsma.

GK

Foto: Schermafbeelding van tweets tussen Peter Jongsma, directeur Golfbad Oss en George Knight.

Reacties op voorgenomen sluiting van Jan Cunen Museum te Oss

JCO

Gisteren kwam het nieuws naar buiten dat het Jan Cunen Museum in Oss wordt gesloten. Her gaat om een bezuinigingsmaatregel. De verdiensten van het museum worden door de cultuurwethouder erkend en staan buiten kijf. Ik vroeg in een commentaar of het nog zin heeft ‘om tegen de landelijke en lokale cultuurbarbaren van PvdA en VVD te vechten’. De vraag stellen is de vraag beantwoorden. Want in de politieke logica van na 2007 worden oplichters beloond -tot op de dag van vandaag- en instellingen die voor en van de gemeenschap zijn gesloten. Dit treft niet alleen de kunsten. Maar deze worden onevenredig hard getroffen.

Cultureel Nederland voelt zich niet voor het eerst geschoffeerd door de politiek. Naast de bezuinigingen die zouden worden geaccepteerd als ze evenredig waren is er de rancune vanuit de sfeer van LPF, PVV en VVD. Deze partijen reduceren kunst tot een bolwerk van links hobbyisme waarmee afgerekend moet worden. Da’s door VVD en PVV vanaf eind 2010 in regeringsbeleid omgezet. Waarbij het kabinet Rutte het door overdracht van verplichtingen en lasten zo stuurt dat de meeste lokale overheden zich als kapo’s laten gebruiken. Enkele bastions zoals Amsterdam waar vrijzinnige en sociaal-democratische politiek samenwerken bieden weerstand.

In de reacties op de voorgenomen sluiting van het Jan Cunen Museum speelt deze voorgeschiedenis mee. De rancune wordt gevoeld als machteloosheid om tegenover een autistische VVD en een PvdA die kunst heeft ‘uitgeruild’ werkelijk iets te kunnen beginnen. Er is bovengenoemde petitie ‘Geen sluiting Museum Jan Cunen te Oss‘ en er is een wordpress-pagina Jan Cunen blijft‘. Bewoners van Oss worden door directeur Nicolette Bartelink opgeroepen om de raad  te laten weten dat het museum behouden moet blijven. Dit wordt gedeeld met het protest tegen de intrekking van de subsidie voor het Stadsarchief. De ingehouden woede over de politiek die bovenmatig snijdt in het cultuurbudget is voelbaar. Maar die woede ontwikkelt geen macht waarvoor politieke partijen bang worden. Zelfs voetbalhooligans die voor hun plaatselijke ‘FC‘ gemeentelijke subsidies afdwongen door te dreigen met geweld tegen wethouders en raadsleden opereerden doelmatiger.

Onder het mom de een z’n brood is de ander z’n dood is er ook instemming met de sluiting van het museum. Directeur Peter Jongsma van het Golfbad Oss twittert: ‘Ik vraag me af: Is cultuur wel zo belangrijk en zoveel geld waard als iedereen nu roept?‘. Over het golfbad dat afhankelijk is van subsidie van de gemeente Oss kan hetzelfde gevraagd worden: ‘Is een golfbad wel zo belangrijk en zoveel geld waard als iedereen nu roept?‘. Of over een school, een ziekenhuis of een voetbalclub. Jongsma ziet de bui al hangen en zijn subsidie in gevaar komen. Zijn reactie is begrijpelijk en tekenend, maar verkeerd. En niet collegiaal tegenover directeur Bartelink. Jongsma maakt zich door zijn opstelling tot onderdeel van de partijpolitiek die maatschappelijke groeperingen tegen elkaar uitspeelt. De gewenste reactie is om gezamenlijk tegen de politiek op te komen. En om zijn vraag te beantwoorden. Ja, cultuur is zo belangrijk en zoveel geld waard als iedereen die protesteert nu roept.

PJ

Foto 1: Schermafbeelding van petitie Geen sluiting Museum Jan Cunen te Oss. 1 juni 2013.

Foto 2: Schermafbeelding van tweet Peter Jongsma, 31 mei 2013.

Nederland en Brabant doen zichzelf tekort door kunstbezuinigingen

De directeur van de Fontys Hogeschool voor de Kunsten in Tilburg Rien van der Vleuten pleit ervoor de kunsten niet in de steek te laten. Dan doelt-ie voornamelijk op Brabant. In een toespraak luidt hij de noodklok. Z’n betoog valt in twee delen uiteen: een algemeen-politiek, en een regionaal-infrastructureel deel.

Van der Vleuten meent dat niemand aansprakelijk kan worden gehouden voor de bovenmatige bezuinigingen op de kunsten: ‘Kunsten in Nederland zijn met de komst van de laatste regering in de hoek van linkse hobby gezet. Het navrante is dat bij de uitvoering van beleid met die opvatting, de regering die het heeft bedacht al is opgeheven.’ Toch sluit staatssecretaris Zijlstra in een Algemeen Overleg van 21 juni 2012 op vragen van de SP’er Jasper van Dijk niet uit dat na de kamerverkiezingen van 12 september tijdens de cultuurbegroting in november 2012 additionele maatregelen mogelijk zijn. Hoewel dat ook verder bezuinigen kan betekenen.

Van der Vleuten gaat voorbij aan de mogelijkheid om de bezuinigingen van 200 miljoen euro terug te draaien. Theoretisch bestaat daartoe ook nu nog nog steeds de mogelijkheid. Jammer dat Van der Vleuten dit perspectief niet uitwerkt omdat het de tegenkrachten die hij wil motiveren een focus zou geven. De tragiek is dat Van der Vleuten vanuit politiek realisme gelijk heeft, want ook van de progressieve partijen wordt niet aangenomen dat ze de bezuinigingen terugdraaien als ze daartoe de kans zouden krijgen. Maar de inzet van de PvdA om de bezuinigingen van 200 miljoen te verminderen tot 50 miljoen euro maakt wel een verschil.

Hij treft doel met zijn observatie dat kunst in Nederland niet begrepen wordt: ‘Immers in de politiek, en dus in bredere lagen van de bevolking wordt Kunst helemaal niet gezien als dienstig; als functioneel, laat staan als noodzakelijk. Meer en meer omgekeerd: Kunst is overbodig, disfunctioneel en bestaat of ontstaat bij vragers; opmakers.‘ Dat misverstand zou rechtgezet kunnen worden als de volksvertegenwoordigers weer dragers van cultuur werden. Als ze zich sterk maakten om de rol van cultuur in de samenleving te benadrukken. Dat besef ontbreekt echter bij het Nederlandse establishment. Zodat de kunstsector rugdekking mist en verloren is.

De bezuinigingen van 40% op de cultuurbegroting treffen volgens Van der Vleuten de Brabantse instellingen extra hard. Zo krijgt Brabant uit de Basisinfrastructuur niet langer 11,4 maar slechts 2 miljoen euro. Exclusief een Brabants-Limburgs Orkest voor Zuid-Nederland dat in een vervolgadvies van de Raad voor Cultuur 7 miljoen euro krijgt. Hij bespeurt een onevenredig zware aanslag op de regio en dan met name Brabant.

Van der Vleuten is helemaal bij een tijd door kunst met economie te verbinden. Waarmee-ie zijn standpunt over de zin van kunst relativeert. Die vermomming hoort erbij omdat in Nederland politieke uitspraken over kunst altijd ondersteuning van elders moeten krijgen om aan geloofwaardigheid te winnen. Het vertroebelt wel het debat over wat de zin en de kern van kunst is. Zodat dat uiteindelijk tot niemand meer doordringt. Maar in dit politieke klimaat van onwelwillendheid of apathie jegens de kunst is dat het hoogst haalbare.

Brabant kent volgens Van der Vleuten een rijke culturele infrastructuur met veel talent. Hij ziet juist in de combinatie van kunstopleiding, instellingen, publiek en festivals de bijzondere kracht van de Brabantse cultuur. Dat wordt nu afgebroken, zodat de afbraak van de kunstsector meer treft dan de gekorte instelling alleen. Straks vallen de talenten tussen wal en schip omdat de kritische massa in Brabant ontbreekt.

Exemplarisch is het in Den Bosch gevestigde Europees Keramisch Werkcentrum EKWC dat internationaal, nationaal en regionaal operereert. Het is uit de culturele basisinfrastructuur gegooid en moet op korte termijn het volledige administratieve personeel en de helft van de begeleiders in de werkplaats op straat zetten om te overleven op een karige subsidie van het Mondriaan Fonds. Het EKWC maakt deel uit van de samenwerkende Brabantse instellingen C10. Een topinstituut op wereldniveau met expertise op het gebied van keramiek en met deelnemers uit alle continenten wordt in de steek gelaten. Door overheden, bedrijfsleven en publiek. Alsof Epke Zonderland en Ranomi Kromowidjojo bij het oud vuil worden gezet. Was kunst maar sport. Dan begrepen publiek en politiek beter het belang van kunst. Aan de uitleg van Rien van der Vleuten ligt het niet.

Foto: Filip Jonker, Auto met carrosserie van keramiek die ontwikkeld en gestookt werd bij het EKWC in Den Bosch, 2012 (te zien op Lowlands 2012: klik op kunst en b’Lowlands).