Kunnen Olympische Spelen worden gerestaureerd?

Times Wide World Photos, ‘Official Souvenirs of the Fourth Winter Olympics‘, 1936. Collectie: MoMA.

Morgen beginnen de Olympische Winterspelen in Peking. Ik heb niks met sport, maar het is best. Het klinkt al snel neerbuigend en vanuit de hoogte om er kritiek op te hebben. Daarom moet men oppassen om er afkeurend over te spreken. Want als het volk sport wil, dan krijgt het volk sport. Dat loopt van verslagen van wedstrijden, tot voor- en nabeschouwingen. Ellenlang.

Met topsport is niks mis. Sporters spannen zich jarenlang in en proberen beter te presteren dan anderen. Dat is lovenswaardig. Maar de Olympische gedachte is meer dan sport alleen. Het omvat ook internationale verbroedering en een ‘heilmiddel tegen tal van maatschappelijke kwalen‘ zo zegt Jelle Zondag in een commentaar voor de Radboud Universiteit.

Olympische Spelen zijn een mengvorm geworden die weliswaar om sport draait, maar waar sport steeds minder centraal staat. Aan Olympische Spelen kunnen allerlei karakteriseringen toegevoegd worden. Ze zijn gepolitiseerd, vercommercialiseerd, gecorrumpeerd en los komen te staan van een hogere doelstelling.

Zondag concludeert: ‘Sport werd, en wordt, beschouwd als een idealistische activiteit, die moest zorgen voor vrede, vriendschap en verheffing. Mooie idealen die vaak spaak liepen op de weerbarstige realiteit‘. De Olympische Spelen tonen een vals gezicht. Ze zijn gekaapt door ontwikkelingen die haaks staan op dat idealisme en er zelfs tegenstrijdig aan zijn: nationalisme, meedogenloze competitie, dopinggebruik, commercie en het tegendeel van verheffing.

De bodem is weggeslagen onder de Olympische Spelen zonder dat het benoemd wordt. De uitzendrechten zijn een miljardenbusiness geworden. De Olympische Spelen draaien om hun eigen continuïteit en winstgevendheid, niet langer om een ideologische gedachte. Of het moet de opvatting van autoritaire landen als China zijn om zich met een vals gezicht en dubbele bodem te presenteren aan de wereld. Dat is neorealisme dat idealen inwisselt voor macht, geld en beeldvorming.

Het zou zinvol zijn om opbouwende kritiek op de Olympische Spelen aan een breed publiek te presenteren. Wat als blijkt dat de nadelen groter zijn geworden dan de voordelen? Wat dan? Kunnen ze ideologisch gerestaureerd worden en uit de greep van autoritaire landen en het grote geld gered worden? Laten Nederlands programma- en beleidsmakers die zich sterk maken voor de Olympische Winterspelen in Peking zich daar de komende weken en jaren eens over uitlaten.

De wereld kan dan wel steeds platter en dorpser worden, maar de Olympische Spelen lopen daar in bedorvenheid ver op vooruit. Zijn inmiddels de Olympische Spelen ‘too big to fail’ geworden, zodat ze niet meer gerestaureerd kunnen worden omdat de organisatie erachter een ongrijpbare macht is? Mogelijk, maar laten we dat dan bespreken. Het getuigt van grote absurditeit om kijkers wekenlang een Potemkin-dorp voor te schotelen zonder dat te benoemen. Kunnen Olympische Spelen meer zijn dan buitenkant, dekmantel en façade?

Wereldreiziger Dirk van Dam in Bagdad (1926)

Foto’s zijn het bewijs. De zelfbevredigende voetafdruk of bandafdruk van het bestaan. Bovenstaande foto is aandoenlijk door de combinatie van oprechtheid en publieke intimiteit. Rechts staat de Nederlandse wereldreiziger Dirk van Dam in Volendamse klederdracht. Links zit een lange Oostenrijkse of Duitse collega reiziger in Tracht met Lederhosen. In het midden hangt de Iraakse fotograaf A. Kerim die een succesvolle fotostudio leidde in Basra, Bagdad en later Hinaidi (zie p. 20) tussen beide mannen in. Het is 1926. Kerim legt zijn linkerhand beschermend tegen Van Dams hoofd. Het is een staalkaart van weemoed, kameraadschap en onvervuld verlangen.

Iedereen komt wel eens iemand tegen die zegt een lange fietstocht te maken of zelfs de wereld rond te fietsen. Ooit zei een man op een volgeladen fiets op het fietspad bij een stoplicht tegen me dat hij onderweg was naar Barcelona. Ik was stomverbaasd en wist niet of ik het moest geloven. Hoe kon ik weten of het grootspraak was of niet? Dirk van Dam was een echte wereldreiziger, hoewel de hele wereld ook voor hem wel iets te veel was om rond te reizen.

Gedenkkaartje Wereldfietsreiziger en journalist Dirk van Dam (1900-?) – eerste fietsreis, 1925. Kaart met Roemeens/ Duitse tekst die Van Dam verkocht om zijn reis te financieren. Collectie: NOC*NSF.

Opvallend is dat bovenstaande gedenkkaart van Dirk van Dam uit Utrecht die in 1924 in Volendamse klederdracht een wereldreis begon in de collectie van NOC*NSF is opgenomen. Het vroegere wereldreizen per fiets is in de hoek van de sport terechtgekomen. De beschrijving bij de gedenkkaart zegt over Van Dam: ‘Uit een ingeplakt krantenartikel blijkt dat ie in Karachi door een kapitein van een schip naar Bombay is gevaren en dat z’n fiets al in Syrië was gestolen. Gezwollen voeten van het vele lopen zullen zijn gezondheid zeker geschaad hebben. Een week nadat hij in Poona (India) was aangekomen op 29 juli 1926 werd hij daar vier maanden in het ziekenhuis opgenomen‘. Van Dam was dus naast fietser noodgedwongen ook een langeafstandsloper. Zijn pad ging niet over rozen.

Tegenwoordig verschijnt in elk huis-aan-huisblad om de zoveel tijd een artikel waarin gewag wordt gemaakt van ‘onze plaatsgenoot’ (doorgaans een man) die op de fiets Irak, Pakistan of Indonesië heeft gehaald. Soms is het voor een goed doel om geld op te halen, soms om een herstart in het leven te maken door een sabbatical jaar te vullen met nieuwe indrukken en een nieuwe zingeving, soms is het vanuit idealisme om te verbinden en de wereldvrede dichterbij te brengen. Hoe dan ook is het een groots gebaar. Vroeger was de daarbij passende voertaal vaak Esperanto, nu is het Engels.

Het wordt er idyllisch op als uit de foto’s blijkt dat de toenmalige wereldreizigers zich tooiden in de nationale klederdracht van hun land. Of liever gezegd in de dracht die internationaal het best herkend werd. Niks geen sportkleding. Dat was slimme marketing in de tijd dat kleding nog iets vertelde over de achtergrond van de drager ervan. Wereldreizen per fiets is een merkwaardige tak van sport. Welbeschouwd is het een discipline die te breed is om in een hokje te plaatsen. Van Dam maakte zelfs een wereldreis per fiets zonder fiets. Dat is waarachtig gedenkwaardig te noemen.

Aandacht voor topsport is buitensporig. Het verbindt niet, maar verdeelt

Bukayo Saka, 19, was targeted with racist abuse after Sunday’s Euro 2020 loss. (Reuters/Carl Recine)

De claim dat topsport verbindt is een misverstand. Degenen die dat zeggen en verbinding naar voren brengen als kenmerk van topsport weten dat het onzin is, maar om commerciële en politieke redenen houden ze uit eigenbelang de claim in de lucht.

De Londense Metropolitan Police meldt vandaag volgens een bericht op Politico dat het ‘onderzoek deed naar de golven van online raciaal misbruik waarmee de zwarte spelers van het Engelse voetbalteam werden geconfronteerd nadat de ploeg door Italië was verslagen in de Euro 2020-finale’. Bukayo Saka, Marcus Rashford en Jadon Sancho, die allemaal zwart zijn, namen deel aan de strafschoppenserie die nodig was nadat de stand na 120 minuten wedstrijd gelijk was. Sindsdien zijn ze het slachtoffer van racistische scheldpartijen op hun sociale media-pagina’s.

Tweet van Londense politie, 12 juni 2021.

De claim over die verbinding maakt topsport belangrijker dan het feitelijk is en trekt geld aan. Omroepen die hun zendtijd rijkelijk vullen met uitzendingen van topsport werken er bewust aan mee om het misverstand in de lucht te houden. Ze geven zich over aan de gemakzucht. Zodat het misverstand in de beeldvorming nog sterker benadrukt wordt. Want omroepen hebben zich grotendeels afhankelijk gemaakt van de aanbieders van topsport. Ze larderen dat met ellenlange praatprogramma’s over sport die relatief makkelijk te maken zijn en niet veel kosten.

Zo tekent zich een bizarre samenklontering af van sportbobo’s, sportbemiddelaars, sportbonden, investeerders in topsport, politici die de nationale kaart trekken als er een sportprestatie geleverd wordt door de ‘eigen’ sporters, mediabedrijven die sport aanbieden, omroepen die topsport uitzenden en het publiek dat topsport in grote porties voorgeschoteld krijgt en geconditioneerd is om niet verder te vragen.

De politiek vindt de buitensporige aandacht voor topsport best omdat het de perfecte afleiding is van echte problemen die niet of slechts mondjesmaat aangepakt worden. Zoals de klimaatproblematiek, de pandemie, goed bestuur of evenwichtige eigendomsverhoudingen.

Van de aandacht voor topsport wordt gezegd dat het iets is ‘waarmee je het volk tevreden houdt’. Maar de waarheid is dat de Romeinse schrijver Juvenalis die de term brood en spelen (‘panem et circenses‘) bedacht het niet serieus, maar spottend bedoelde. Onze Taal zegt in een trefwoord hierover: ‘De keizers zorgden voor deze gratis spelen en dit gratis brood om het volk rustig te houden. Juvenalis gebruikte de term brood en spelen sarcastisch. Hij wilde ermee aangeven dat het Romeinse volk oogkleppen ophad voor het verval van het Romeinse Rijk. Zolang er maar brood werd uitgedeeld en spelen werden georganiseerd, was het volk tevreden, en keek het niet verder dan zijn neus lang was.

Het is merkwaardig dat de term brood en spelen ontdaan is van de spottende betekenis en tegenwoordig ver is afgedwaald van wat het ooit betekende. Het wordt als verdienste voorgesteld, maar dient om te verhullen. Dat is het gevolg van misleiding (‘sport verbindt’) en afleiding (‘het volk kijkt niet verder dan de neus lang is’).

Moeten we ons druk maken over de in ogen van sommigen onevenredige aandacht voor topsport in de media? Je kunt toch zeggen dat het volk uiteindelijk krijgt wat het verdient? Maar dat is te simpel bekeken omdat er geen echte keuze meer is. De rest is wegbezuinigd. Liefhebbers van sport die buiten de topsport valt, kunst, film of natuur worden in de media stiefmoederlijk bedeeld. Ze worden in de steek gelaten. Daar gaat het mis.

Het begin van een oplossing om te komen tot een evenredige aandacht voor topsport die niet zo buitensporig is als nu is het besef dat topsport niet verbindt, maar verdeelt. Wellicht kan men nog beweren dat aandacht voor topsport mensen in de eigen kring beter insluit, maar de keerzijde daarvan is dat het de verdeeldheid tussen groepen mensen vergroot. Topsport raakt aan de open zenuwen van een samenleving zoals de racistische uitingen van het Engelse voorbeeld illustreren.

Welke sport- of mediabobo wil daarmee geassocieerd worden in deze tijden waar de termen diversiteit en inclusie bekende begrippen zijn? Laten we ze ter verantwoording roepen door de claim dat sport verbindt door te prikken. Het sprookje heeft lang genoeg geduurd.

Bij het zestigjarig bestaan van een sportprogramma: ‘Studio sport’ is eigenlijk een waardeloos fenomeen

Oud-sportjournalist van De Volkskrant Ben de Graaf spreekt zich uit in een stukje met de titel ‘Uitzinnig geschreeuw‘ in de VPRO Gids over het 60-jarig bestaan van Studio sport. Die titel representeert volgens De Graaf de stijl van dit sportprogramma. Het suggereert dat het raakt aan hysterie en onbeheerstheid. Hij was er tussen 1960 en 2002 bij betrokken als commentator voor voetbal, atletiek en biljarten. De Graaf stoort zich vooral aan het ‘eindeloze geouwehoer over voetbal‘ De Graaf: ‘Sport is eigenlijk een waardeloos fenomeen’.

Dat laatste zegt hij lachend. Hij beseft dat hij ermee ook zichzelf aanspreekt als oud-sportjournalist. Er zit wat Studio sport betreft een kern van waarheid in. De commentatoren en verslaggevers van Studio sport maken met hun eindeloze geouwehoer sport tot een waardeloos fenomeen. Je zou bijna zeggen, ze weten niet beter en ze kunnen niet beter. Sport wordt bij Studio sport gereduceerd tot commercie, competitie, cliché, amusement, tijdvulling en drukdoenerij. Bovenstaande video geeft aan wat het kenmerk van Studio sport is: vorm boven inhoud, oppervlakkigheid en soundbites boven analyse, mannetjesmakerij boven de sporten zelf.

Neem het wielrennen. De diepte die Roland Barthes in zijn beschouwing over de Tour in Mythologieën, Dino Buzzati over de Giro van 1949 in De ronde van Italië of Tim Krabbé in zijn autobiografie De Renner weten te bereiken heeft Studio sport in de eindeloze reportages over Tour, Giro en Vuelta bij lange na niet weten te benaderen. Terwijl die grote wielerrondes toch het heldendicht, de sociologische verklaring of de tragiek in zich dragen. Maar niet voor Studio sport. En zelfs in het pure verslaggeving over de basale feiten mist het programma de boot, zodat de echte liefhebbers uitwijken naar de verslaggeving op de Vlaamse televisie.

Sport raakt aan vele aspecten van het leven. Het is als het leven zelf. Het overstijgt verschillen en weet soms te verbinden. Maar niet altijd, soms vergroot het ook verschillen. Denk aan de WK-finale voetbal in 1974 tussen West-Duitsland en Nederland die kwam op een moment dat de verschillen tussen beide landen groot waren en aangescherpt konden werden. De emotionele kamerdebatten over de Drie van Breda waren kort daarvoor geweest, in 1972. Sport was niet de oorzaak voor de aanscherping, maar wel de aanleiding. Sportjournalistiek moet verslag doen en niet verhullen, in slaap sussen en sport isoleren van de maatschappelijke en politieke context. Dan is sportjournalistiek misleiding die sport inderdaad tot een waardeloos fenomeen maakt.

De finesses en intenties om sport breed op te vatten en diepte te geven gaan jammerlijk voorbij aan Studio sport. Mogelijk heeft Ben de Graaf zich als oud-medewerker van het programma ingehouden. Had hij willen zeggen; ‘Studio sport is eigenlijk een waardeloos fenomeen’, maar wilde hij toch geen ruzie met zijn oud-collega’s en maakte hij er toen maar van ’Sport is eigenlijk een waardeloos fenomeen’? Dat klinkt logisch.

Misleiding door NPO-top over afbraak journalistieke programma’s wordt door journalistieke uitingen van publieke omroep herkauwd

Deze week werd de programmering van het komend seizoen van de publieke omroep gepresenteerd. Dat ging gepaard met een publiciteitsoffensief van de NPO in de eigen media door directeur Video Frans Klein. Hij beweerde met onwaarheden, halve waarheden en verdraaiingen dat er niet bezuinigd wordt op journalistiek, maar dat is onjuist. Want er wordt wel degelijk stevig bezuinigd op de journalistieke programma’s van de publieke omroep. Jan-Hein Visser geeft in een commentaar voor TotaalTV duidelijk en overtuigend aan dat de NPO-top de feiten bewust verdraait en wel degelijk aanzienlijk bezuinigt op de journalistieke programma’s:

Dat directeur Klein draait en liegt dat het gedrukt staat is nog tot daar aan toe – hij is immers een politieke omroepbobo – maar dat vervolgens de journalistieke programma’s van de publieke omroep zijn onwaarheden herkauwen is kwalijker en geeft te denken over de redactionele onafhankelijkheid van programma’s zoals het NOS-Journaal. Die vooral gefocust is op het behoud van het eigen budget. Terwijl een artikel van 28 augustus van de online redactie NOS weliswaar de juiste details geeft is de kop ervan misleidend als het zegt: ‘Publieke omroep: journalistiek wordt ontzien, meer geld van tv naar online’. Nee, de journalistiek wordt niet ontzien, maar fors uitgekleed. Zelfs als zoals gebruikelijk is het citaat van Klein tussen aanhalingstekens was gezet – wat om onbegrijpelijke reden niet gebeurde –  kon nog volgehouden worden dat ermee een opinie van de top van de publieke omroep werd weergegeven. Waarom de online-eindredactie van de NOS echter een opinie die aantoonbaar onjuist is in de kop plaatst is merkwaardig. Opnieuw, deze gang van zaken roept vragen op over de redactionele onafhankelijkheid van de journalistiek van de publieke omroep die nu zo onder vuur ligt.

Het is bedenkelijk dat de journalistieke uitingen (online, NOS-Journaal) van de publieke omroep de leugens van de NPO-top pruimen en doorslikken. Dat is niet objectief en eerlijk, dat is geen evenwichtige journalistiek. Dat is bewust meewerken aan misleiding. Terwijl het notabene gaat om het inperken en devalueren van eigen journalistieke programma’s. Sport wordt gespaard en de journalistiek opgeofferd. De NPO-top heeft niet het lef en de ruggengraat om dat volmondig toe te geven. En de NPO-journalistiek heeft niet het lef en de durf om de leugens van de NPO-top door te prikken. Als het zo moet met de kwaliteit en onafhankelijkheid van de journalistiek van de publieke omroep, dan kan het gemist worden als kiespijn en doet het er nog weinig toe als er bezuinigd op wordt. Zo brengen de journalistieke uitingen van de publieke omroep zichzelf om zeep.

Foto 1: Schermafbeelding van NPO-directeur Frans Klein in het NOS-Journaal van 28 augustus 2018 met ondertiteling: ‘Op de journalistiek bezuinigen we niet, maar we gaan wel geld omleggen van televisie naar online’.

Foto 2: Schermafbeelding van artikelNPO verdraait feiten rondom bezuinigingen op journalistiek’ van Jan-Hein Visser voor TVTotaal, 28 augustus 2018.

Foto 3: Schermafbeelding van deel artikelPublieke omroep: journalistiek wordt ontzien, meer geld van tv naar online’ van de NOS, 28 augustus 2018.

KPN stopt doorgifte van TV5. Waarom dat zo is wordt niet helder

Als abonnee van KPN-dochter xs4all kan ik sinds 1 juli TV5 niet meer ontvangen. KPN heeft de doorgifte ervan gestaakt. Overigens juist op het moment dat de altijd actieve Franse taal- en cultuurpolitiek zich via TV5 richt op het Nederlandstalige taalgebied en programma’s Nederlands ondertitelt. TV5 is ingewisseld voor France 2 zo geeft KPN aan. Het waarom van de omwisseling is onduidelijk en kan KPN niet goed uitleggen.

Halszaak is het niet, maar als liefhebber van de Franse taal en cultuur en van Franse films ben ik bang dat dit besluit van KPN voor iets anders staat. Namelijk voor eenheidsworst, het verdringen van het minder gangbare, doorgaande verengelsing, en de fragmentatie van de samenleving die verwordt tot een echokamer waar tegengestelde meningen elkaar niet meer treffen. De ambitie van de publieke omroep met broadcasting wordt opgegeven en burgers worden door commerciële aanbieders  gereduceerd tot consumenten en opgesloten in hun reservaten van narrowcasting. Dat is geen kijken meer, maar nakijken. Mijn reactie op een forum van KPN:

Waarom KPN precies kiest voor het inwisselen van TV5 door France2 heeft het me niet duidelijk kunnen maken. Ik ben abonnee bij KPN-dochter xs4all en ontvang net als klanten van KPN en Telfort geen TV5 meer. Dat betreur ik.

Ik begrijp dat veranderingen soms nodig zijn. De selectie van programma’s verandert continu omdat het aanbod en de vraag veranderen. Daarom kan ik het billijken als er een zender voor een groeiende etnische bevolkingsgroep of een populair geworden themazender bijkomt. Daarin moeten kijkers flexibel zijn.

Ik begrijp echter niet waarom een kwalitatief hoogwaardige zender als TV5 die ook nog eens geld investeert in het Nederlandse taalgebied door Nederlandse ondertiteling aan te bieden door KPN uit het pakket wordt gehaald. TV5 biedt klassieke Franse films die nergens anders op het open net te zien zijn, reisprogramma’s en programma’s over Frankrijk en de Franse cultuur wereldwijd.

In het basispakket is TV5 slechts min of meer vergelijkbaar met ARTE dat in Utrecht waar ik woon de Duitse versie doorgeeft. Niet Nederlands ondertiteld overigens. Van de tientallen zenders in het basispakket zijn TV5 en ARTE de enige zenders die een kunstzinnig, cultureel en cinematografisch geïnteresseerd publiek redelijk weten te bedienen. Trouwens ook met nieuwswaardige documentaires die achtergrondinformatie geeft die verder gaat dan het journaal van de dag.

Men kan kunst en cultuur niks vinden en zweren bij sport, nieuws en amusement, maar de kern is dat op een totaalpakket van tientallen zenders TV5 met ARTE unieke programma’s biedt die in het basispakket nergens anders te zien zijn.

De programmacommissie van KPN moet met het oog op uniciteit, bereik en haalbaarheid een evenwichtige afstemming binnen het basispakket tussen allerlei interesses, doelgroepen en thema’s in de gaten houden en optimaliseren. Dat is schipperen, wikken en wegen. De vraag is overigens ook welke deskundigheid in de programmacommissie van KPN die gaat over de selectie en doorgifte van zenders aanwezig is. Welke inhoudelijke expertise op het gebied van Theater-, Film- en Televisiewetenschap is bij KPN verzameld om een evenwichtige – en programmatisch-inhoudelijke – afweging mogelijk te maken? Zonder antwoord blijft de twijfel bestaan dat die expertise ontbreekt.

De vraag die dan ook gesteld dient te worden is wat het niet meer doorgeven van TV5 voor de uniciteit van het basispakket betekent. De aanvullende vraag is of de programmacommissie zich dat bij haar besluit voldoende gerealiseerd heeft of pas achteraf tot het volle besef is gekomen wat het gedaan heeft. Wellicht omdat het enkel en alleen heeft geredeneerd vanuit het bereik en de commercie. Als dat zo is, dan dreigt waarschijnlijk ARTE het volgende slachtoffer van deze manier van denken te worden.

KPN zet dus om vooralsnog onduidelijke redenen een streep door de doorgifte van TV5. Men zou bijna denken dat het de klanten die in kunst en cultuur geïnteresseerd zijn niet belangrijk genoeg vindt en afschrijft. Ik wil graag geloven dat dat zo niet is, maar KPN weet sterk de indruk te wekken dat het uit de kijkcijfers de kwaliteit denkt te kunnen afleiden.

Het gaat er niet om om France 2 te bekritiseren. Die zender zal ongetwijfeld ook fans hebben. Het is de grootste Franse publiekszender met veel sport, informatie en amusement. Maar het springende bezwaar is zoals gezegd dat dat soort zenders met opnieuw de Tour de France, het WK Voetbal of Roland Garros al ruimschoots in het basispakket vertegenwoordigd zijn. Journaals van France 2 geeft TV5 trouwens ook door. Kortom, France 2 is minder uniek dan TV5. Dus dat roept alleen nog maar meer vragen op over de meerwaarde van de omwisseling.

Ik blijf dus met de onbeantwoorde vraag zitten wat nou de exacte reden voor KPN was om TV5 uit het pakket te gooien. Was dat om commerciële, inhoudelijke, technische of andersoortige redenen?

Foto: Schermafbeelding van deel artikelTV5MONDE BETREURT BESLISSING KPN STOPZETTEN DOORGIFTE’ op MediaMagazine.nl, 24 mei 2018.

Vulgariseren door marketing. Kan Haags Gemeentemuseum taak als bewaker van erf- en gedachtegoed van Mondriaan serieus aan?

Je zou maar directeur van het Haags Gemeentemuseum zijn en op zaterdag 23 juni 2018 deze advertentie op de achterkant van het katern Economie van NRC aantreffen. Op de foto is een zeilboot op zee te zien met driemaal de naam ‘Brunel’, op de boeg de naam ‘Volvo Ocean Race’ en op het voorzeil een Mondriaan-achtige grafiek die de naam ‘The Hague’ omsluit. Voor wie de foto dan nog niet begrepen heeft biedt de advertentie overbodigheid. De namen Den Haag, Brunel en Mondriaan worden in de marge herhaald onder de titel ‘Op naar Den Haag; veel succes!’ Logo en naam van het Gemeentemuseum zijn onderaan de advertentie te lezen.

In een persbericht van 10 december 2017 geeft het Haags Gemeentemuseum uitleg. De inhoud ervan is zo leeg, onbeduidend en ongerijmd dat de verleiding om uit het persbericht te citeren niet te weerstaan valt:
1) Schipper Bouwe Bekking van ‘Team Brunel’: ‘Wij zijn blij dat we Mondriaan aan boord hebben op onze nieuwe ‘mast head code 0’ zeil. Heeft Bekking dat werkelijk gezegd of is het waarschijnlijker dat hem dat in de mond gelegd wordt door de betrokken marketeers van dit project?
2) Over het Mondriaan jaar 2017: ‘Het Mondriaan jaar mag een doorslaand succes genoemd worden, want vele nationale en internationale bezoekers bezochten de stad en het museum.’ Door wie mag het Mondriaan jaar dan wel een ‘doorslaand succes’ genoemd worden als het bereik en de bezoekcijfers de enige maatstaf lijken te zijn? De jongens en meisjes van de marketing lijken kwaliteit met kwantiteit te verwarren.
3) ‘De campagne heeft aangetoond dat de kunstenaar Mondriaan verbindt en inspireert. Mondriaan is daadwerkelijk ontdekt, massaal omarmd door jong en oud en overduidelijk voor altijd verbonden met de stad Den Haag.’ De suggestie is dat Piet Mondriaan in Den Haag door deze campagne pas in 2017 ‘daadwerkelijk ontdekt’ is. Waar laat dat alle publiciteit van voor die tijd, zoals de aankoop van Mondriaans ‘Victory Boogie Woogie’ (1944) in 1997 voor 37 miljoen euro die met veel publiciteit over aankoop en tentoonstelling vanaf 1998 in het Haags Gemeentemuseum gepaard ging? De campagne claimt onterecht de ontdekking van Mondriaan. Vraag is of deze ongerede claim voortkomt uit onbenulligheid en gebrek aan (kunst)historisch besef of uit berekening om via de marketingcampagne nog eens extra in een verwijzing naar zichzelf oneigenlijk een succesvol resultaat van de campagne te claimen?
4) Oud-wethouder Karsten Klein (CDA): ‘Met dit initiatief – een Mondriaan spinakerzeil voor Team Brunel – laat Den Haag zien dat het de ultieme bestemming is voor de Volvo Ocean Race teams.’ Opnieuw passeert de flinterdunne logica van de marketing met als favoriete stijlvorm de cirkelredenering die deze keer de lege huls van een wethouder met eigen prietpraat vult. De marketing volgt de afgesloten logica van de marketing zonder dat nog enig verband met de echte wereld kan worden gelegd. Deze marketing draait in zichzelf rond. De claim is dat marketing werkt omdat marketing bestaat. Deze campagne lijkt zo vooral een campagne voor het belang van marketing te worden.

De publiciteit werd vooral de laatste dagen overspoeld door berichten die overduidelijk door de afdeling marketing van Team Brunel waren ingestoken en als kant-en-klare content voor artikelen in de Nederlandse pers werden aangeleverd. Zo schreef Omroep West in het bericht ‘Wederopstanding Team Brunel in Volvo Ocean Race door Mondriaan-zeil’ waarbij niet geheel toevallig de drie hoofdsponsors (Brunel, Volvo, Den Haag) in de titel worden genoemd op 24 juni: ‘Toen we die zeilen met dat Mondriaan-ontwerp ontvingen, vonden we het aan boord allemaal meteen helemaal super. Het zeil heeft ons geleerd weer te lachen. Je wordt er vrolijk van. Van de kleuren, het design. Ik heb er echt hele mooie herinneringen aan inmiddels.’ Mondriaan wordt zo door de marketing van Brunel gereduceerd tot een ontwerp op een zeil waarom te lachen valt.

Dat had directeur Benno Tempel allemaal in zijn ‘eigen’ persbericht en de advertentie in NRC kunnen lezen. Mondriaan wordt door de gemeente Den Haag ingezet als marketinginstrument en het Gemeentemuseum heeft daarin te volgen. Het woord dat voor deze gang van zaken in gedachten schiet is het Germanisme Fremdkörper. Marketing is de insluiper, de binnendringer, de infiltrant, de spion die onder de dekmantel van een valse identiteit en onder het gezag van het gemeentebestuur het Gemeentemuseum binnendringt en daar handelingen verricht ten behoeve van de versterking van de strategische marktpositie van de gemeente Den Haag en arbeidsbemiddelaar Brunel. Het Gemeentemuseum is hierbij niet de katalysator die ongehinderd uit het proces komt, maar de partij die in de kern beschadigd wordt door de marketing voor andere partijen. Het Gemeentemuseum is als bewaker van Mondriaans erf- en gedachtegoed machteloos om het uit handen van marktpartijen te redden. Dat is een bevinding die de zwakke positie van het Gemeentemuseum demonstreert. Overigens eindigde Team Brunel als derde van de zeven teams. Ondanks het ‘vrolijke’ Mondriaan-zeil.

Foto 1: Advertentie in NRC, 23-24 juni 2018.

Foto 2: Schermafbeelding van een tweet van Omroep West Sport in artikelWederopstanding Team Brunel in Volvo Ocean Race door Mondriaan-zeil’ van Omroep West, 24 juni 2018.

Sportjournalistiek: ‘Meeuwen verliest van Putse eerste reacties na afloop’

Sport en sportjournalistiek moeten niet met elkaar verward worden. Sport is waardevol, veelgelaagd en een interessant maatschappelijk fenomeen dat raakt aan vele facetten van het leven. Zoals commercie, prestige, doorzettingsvermogen, toewijding, talent, sentiment, mystiek en arglist.

Sportjournalistiek is doorgaans vlakker en minder interessant dan sport.

Sportjournalistiek voegt niets toe, maar neemt iets weg. Meestal is het tijdvulling, oppervlakkig en een opsomming van clichés.

Sportjournalistiek kijkt niet verder en heeft de cirkelredenering als stijlfiguur. De bewering van de sportjournalist zegt niets en klopt altijd.

Sportjournalistiek is journalistiek met een vangnet. Het duikt nooit het diepe in.

Sportjournalistiek kan pas als belangwekkend ervaren worden als de absurditeit ervan ingezien wordt. Belachelijk van pretentie, dol van zinloosheid, dwaas van onverstand en onnozel van inhoud. Zonder objectief. Sportjournalistiek leest als een drama van Beckett, Pinter of Ionesco.

‘Hoe minder democratisch het land is, hoe belangrijker de rol van sport wordt’. Moet Nederland zich via sport willen onderscheiden?

De vertaling van de woorden van de Litouwse liberale Europarlementariër Petras Austrevicius in een bericht van Belsat luidt alsvolgt:Hoe minder democratisch het land is, hoe belangrijker de rol van sport wordt. Het wordt een propagandamiddel’. Hij verwijst naar de Russische Federatie en de door de staat gesponsorde dopingfraude bij de Olympische Winterspelen van 2014 in Sotsji. Dit zijn prikkelende woorden met een kern van waarheid. Het zijn doorgaans autoritaire regimes als de voormalige DDR en de Soviet-Unie, en nu de Russische Federatie, China of Cuba die belang hechten aan goede prestaties in de internationale sportarena.

De stelling kan ook omgekeerd worden en van toepassing zijn op andere sectoren. Wat te denken van ‘Hoe democratischer het land is, hoe belangrijker de rol van kunst wordt. Het wordt een middel van nationale identiteit’. Of: ‘Hoe democratischer het land is, hoe belangrijker de rol van een eerlijke verdeling van geld en middelen wordt. Het wordt een middel van nationale identiteit’. De Nederlandse bevolking zou de keuze voorgelegd moeten krijgen op welk terrein het wil dat het land zich dient te onderscheiden van andere landen.

Het is een combinatie van waar Nederland goed in is en hoe het zichzelf het beste en het meest doelmatig kan verkopen. Nu gaan Nederlandse politici er klakkeloos vanuit dat door sport Nederland de eigen kwaliteiten optimaal in het buitenland kan uitventen. Dat is lui gedacht. Het is nog maar de vraag of de bevolking aan sport daadwerkelijk dit belang toekent. Des te meer omdat al een heleboel landen ook sport gebruiken om zich te onderscheiden. Dat  vraagt een fikse investering en drijft te prijs om via sport te presteren enorm op.

Nationalisme en vlagvertoon dat samengaat met internationale sportwedstrijden en tot op de tribune gesteund wordt door politici die achter de successen aanhobbelen is voorspelbaar, saai, geesteloos, simpel, onzinnig en suf. Dat straalt op Nederland af. Mede -en juist- als het Wilhelmus klinkt en het Oranjelegioen hossend tribunes bezet. Politici beseffen waarschijnlijk als geen ander dat wat ze doen dom is, maar ze uit profilering niet kunnen nalaten om te doen. Dat moet overigens niet verward worden met de competitie van sporters. Daar is niks mis mee. Het gaat om politici die mooie sier proberen te maken met internationale sport en nationalisme. Als de stelling klopt dat hoe meer ze er propaganda mee bedrijven, hoe minder democratisch Nederland wordt, dan verdient het aanbeveling om de steun voor die topsport drastisch te verminderen.

Foto: Koning Willem-Alexander, premier Mark Rutte en Maxima juichen op de tribune in Sotsji 2014 voor schaatser Sven Kramer.

Voetbal voor vrouwen (1910-1915): ‘Na de wedstrijd, de vreugde der overwinning’

Er is veel veranderd in iets meer dan 100 jaar. Zie  de bovenste foto van een Amerikaans voetbalteam van vrouwen in de jaren 1910-1915. De matrones rechts met lange rok lijken de begeleiders en de jongere vrouwen links met een soort ballonrok de speelsters. Hun aankleding doet sterk lijken op het pak van Zwarte Piet zoals dat tot voor kort algemeen aanvaard werd. Inclusief baret. Maar het betreft hier het team van Blauw Wit. Je kunt je nauwelijks voorstellen dat de speelsters rennen, laat staan zich aan een sliding durven wagen. Bij de onderste foto uit 1914 van een stelletje Engelse voetballers is dat beter voorstelbaar. Ze dragen gewoon een korte broek. ‘Na de wedstrijd, de vreugde der overwinning’ zegt het bijschrift. Daar weten we alles van.

Foto 1: ‘Girls Soccer Team — Blues and Whites’, 1910-1915. Bain Collection.

Foto 2: ‘Sport. Damesvoetbal. Voetbalwedstrijd door dames georganiseerd door het Steunfonds voor Varieté-artiesten, die door duizenden werd bijgewoond, Stadion Tottenham Hotspurs, Londen, Engeland 1914. Foto: Na de wedstrijd, de vreugde der overwinning.’ 1914. Collectie / Archief Het Leven (LEVEN 022).