Hoorn: Museumdirecteur Geerdink komt in spervuur kwestie standbeeld J.P. Coen

Rechtse politiek gaat in Hoorn voor het behoud van het standbeeld van J.P. Coen op de huidige locatie in het centrum. Op het plein de Roode Steen. Linkse politiek gebruikt grote woorden als ‘institutioneel racisme‘ om het beeld verplaatst te krijgen.

De kwestie is gepolitiseerd. Een gewoon debat lijkt niet meer mogelijk. Standpunten staan haaks op elkaar. Emoties voeren de boventoon. Burgemeester Jan Nieuwenburg (PvdA) probeert het debat in goede banen te leiden.

Hoe heetgebakerd de sfeer in de Hoornse politiek over dit onderwerp is blijkt uit schriftelijke vragen van 9 februari 2024 van de fracties van VVD en ÉÉnHoorn. Ze vallen museumdirecteur Ad Geerdink van het Westfries Museum frontaal aan na diens optreden in Nieuwsuur van 7 februari 2024 in het item Omstreden beeld van Jan Pieterszoon Coen. De beslissing om het standbeeld weg te halen wordt voorlopig uitgesteld. Na overleg met het stadhuis gaf Geerdink in Nieuwsuur zijn visie.

VVD en ÉÉnHoorn stellen suggestieve vragen over ‘ambtenaar’ Geerdink die volgens deze partijen zijn mandaat te buiten zou zijn gegaan. Dat is betuttelend. Ze gaan nog verder en noemen hun vragen ‘Artikel 36: Ambtelijke openbare uitspraken die strijdig zijn met politiek/bestuurlijke besluiten‘. Daarmee framen ze op voorhand dat Geerdinks uitspraken strijdig zijn met de bestuurlijke besluitvorming.

De locatie van het beeld van J.P. Coen is een onderwerp bij uitstek voor populisten om zich mee te profileren.

Geerdink had in de uitzending van Nieuwsuur gezegd dat als de politiek dat beslist er een plekje in het museum is voor het beeld van Coen. Dat was tegen het zere been van VVD en ÉÉnHoorn.

In hun schriftelijke vragen vielen ze ambtenaar Geerdink aan die zich niet kan verdedigen. De rol van een plaatselijk historisch museum is om te reflecteren op de plaatselijke geschiedenis. Dat heeft Geerdink als museumdirecteur gedaan. VVD en ÉÉnHoorn geven met hun vragen aan dat ze niet weten wat de rol van een plaatselijk museum is. Of ze doen alsof ze dat niet weten.

In een opmerkelijk snel antwoord van 15 februari 2024 beticht het college VVD en ÉÉnHoorn dat het onterecht het handelen van een ambtenaar publiekelijk in twijfel trekt. Dat schaadt volgens het college de persoon Geerdink. Het college poogt partijdige meningen over dit onderwerp de pas af te snijden en neemt het op voor ambtenaar Ad Geerdink.

Schermafbeelding van deel antwoord van het college van Hoorn op schriftelijke vragen ‘Artikel 36 vragen ambtelijke openbare uitspraken en media optredens‘ van VVD Hoorn en ÉénHoorn, 15 februari 2024.

Is er een waarheid over ‘Who is afraid of Natasha?’ op Triënnale Brugge 2021?

Afgelopen week bezocht ik de Triënnale Brugge en het werk Who is afraid of Natasha? van het artistieke en relationele duo Joanna Malinowska & C.T. Jasper sprak me het meest aan. Vooral omdat het interessant is en perfect aansluit bij het thema Trauma dat de curatoren zelf omschrijven als een zoektocht ‘naar het verborgene en [hoe] balanceren we tussen droom en realiteit, privé en publiek’.

Het standbeeld van Natasha werd in 1949 gemaakt en stond van 1953 tot 1990 op een centrale plek in Gdynia. Deze Poolse havenstad vormt met Sopot en Gdansk de zogenaamde Driestad. Het is herplaatst in het Begijnhof dat ondanks een continue stroom toeristen een betoverende plek blijft.

Het beeld is van de Poolse beeldhouwer Marian Wnuk. Een beschrijving over de herplaatsing zegt: ‘Verder werd op de Sovjet-soldatenbegraafplaats [in Gdynia-Redłowo] een monument geplaatst, door Gdynians ‘Natasha’ genoemd. Dat is het Monument van Dankbaarheid. Gemaakt ​​in de jaren 50 stelt het een vrouw voor met een vaandel. Ze stond oorspronkelijk op een representatieve plaats op het Kościuszko-plein, tegenover het commandogebouw van de Marine. ‘Natasha’ is gemaakt door Marian Wnuk en is een typisch voorbeeld van kunst uit de periode van socialistisch realisme’.

Het valt te bezien hoe correct deze feiten zijn. Het beeld werd niet in de jaren 1950 gemaakt en of het een typisch voorbeeld van sociaal realistische kunst is staat 70 jaar later ter discussie. Al, of juist, in de weergave van de feiten dreigt de waarheid onder te sneeuwen.

Opvallend is dat in de publiciteit van de Triënnale de naam van de maker niet wordt genoemd, terwijl door alle betrokkenen die erop terugkijken het beeld als artistiek geslaagd wordt beschouwd. Dat gebeurt wel in de begeleidende film waar Wnuks zoon aan het woord komt. Hij vertelt dat zijn vader die docent was een student model liet staan voor ‘Natasha’. Zij werd zijn moeder. Martin Wnuk zou volgens de zoon geen communistische kunstenaar zijn geweest, maar juist kritiek op het toenmalige bewind hebben gehad.

Over wat het beeld voorstelt lopen de meningen sterk uiteen. ‘Natasha’ zou geen soldate zijn, zo draagt ze geen wapen, maar een symbool. Wat haar politiek minder beladen maakt en bij sommigen de vraag oproept waarom dit beeld in 1990 uit het stadscentrum moest worden verwijderd. Zoals gezegd was de officiële naam ‘Het Monument van Dankbaarheid’ en verwijst dat naar het Sovjetleger waarvan de toenmalige communistische uitleg was dat het Polen had bevrijd van het nazibewind, maar na 1990 de post-communistische uitleg is dat het Polen tegen de eigen wil had bezet.

Polen was een bijzonder geval omdat het een belangrijk onderdeel was van de geallieerde strijdkrachten, maar na de Tweede Wereldoorlog daar niet van profiteerde. Onder generaal Stanisław Maczek werd een groot deel van Zuid-Nederland bevrijd in de veldtocht van 1944-45. Standbeelden van deze generaal staan her en der in Nederland en vormen een diapositief van Natasha.

Verwijderen van standbeelden sluit aan bij de huidige golf van identiteitspolitiek en cancelcultuur waarbij kunstenaars om politieke redenen of een vermoeden van ongewenst gedrag worden geboycot of uit de openbaarheid verbannen. ‘Natasha’ werd als kunstwerk uitgesloten.

Culturele dwarsverbanden van dit project zijn talloos. Het staat in de Franse 19de eeuwse traditie van standbeelden en navolgers daarvan die door middel van krachtige vrouwen de strijd symboliseren. Marianne, de nationale personificatie van Frankrijk wordt Natasha. Recenter is de verwijzing naar een project van de Litouwse kunstenaar Deimantas Narkevičius die een beeld van Karl Marx uit Chemnitz van de Sovjet-kunstenaar Lev Kerbel naar de Sculptura 2007 in Münster wilde verplaatsten maar daar van de autoriteiten geen toestemming voor kreeg. Net als Malinowska en Jasper reflecteerde hij met een film op het werk van een andere kunstenaar en maakte daar een nieuw kunstwerk van door er een schil van betekenis omheen te weven en te verbinden met alles en nog wat.

De veelheid van betekenissen die de oude en nieuwe ‘Natasha’ oproepen laat zien hoe veranderlijk en vluchtig herinnering en geheugen van individuen zijn. De film bij uitstek die dat thematiseert is Rashomon (1950) van Akira Kurosawa dat een incident onderweg vanuit vier perspectieven vertelt die alle een eigen afgesloten geloofwaardige waarheid vormen. De kunst is buitengewoon geschikt om daar op te reflecteren en ons te wijzen op onze vergankelijkheid in tijd en bewustzijn.

Een citaat past op dit project Who is afraid of Natasha? De Frans-Turks/Armeense kunstenaar Sarkis verwijst naar een citaat van de Duitse auteur Alfred Andersch in diens essay ‘Alles Gedächtnis der Form‘ over regisseur Alain Resnais: ‘Het geheugen van de wereld bestaat uit enkele beelden, standbeelden, geluiden, gedichten, epische passages, waarin het lijden vorm krijgt’. Dat klinkt tamelijk christelijk. Onthouden wij het lijden het best? Hoe dan ook geven Malinowska en Jasper ons een steuntje om de wereld te registreren en in ons geheugen levendig te houden. Dankzij hen kijken we met frisse blik terug op Brugge, Gdynia en de 20ste eeuwse geschiedenis. Voor zolang het duurt.

Marian Wnuk, Pomnik wdzięczności of Monument van Dankbaarheid, (1949-1953), herplaatst op nieuwe sokkel en hernoemd als ‘ Who is afraid of Natasha?‘ door Joanna Malinowska & C.T. Jasper in Triënnale Brugge 2021 (eigen foto, augustus 2021).

Gedachte bij foto ‘Toppling a statue of General Maude on horseback in Baghdad’ (1958)

Ruiterstandbeelden of standbeelden van heersers en staatslieden vertegenwoordigen de zittende macht. Het is voorspelbaar dat ze omvergeworpen worden als de macht in andere handen komt.

Het is een wetmatigheid dat de symbolen van de macht als eerste aangepakt worden bij een opstand. Weinig is aanschouwelijker om de machtsoverdracht te symboliseren. Behalve wellicht een ander gezicht, een ander logo en een ander geluid in de televisiestudio.

In de Sovjet-Unie en het Oostblok waren het na 1990 de standbeelden van Lenin, Stalin, Marx, Engels en nationale communisten die het moesten bezuren. In Bagdad werd in 2003 Saddam Hussein van zijn sokkel op het Fidos Plein getrokken. De beelden gingen de wereld over.

In de VS zijn het de ruiterstandbeelden van Zuidelijke generaals in het Zuiden die voor controverse zorgen tussen Democraten en Republikeinen. Ze vormen de ideale focus voor voor- en tegenstanders om zich politiek te uiten. Wereldwijd worden sinds enkele jaren standbeelden ontmanteld van heersers die hun positie, aanzien en kapitaal verdienden met de slavenhandel.

Uiteraard moeten de standbeelden die omvergeworpen worden aan twee voorwaarden voldoen om in het zicht van de opstandelingen te komen. Ze moeten in de openbare ruimte, liefst op een belangrijk plein zichtbaar zijn en actuele politieke betekenis hebben. Het is weinig zinvol om een Romeins ruiterbeeld van keizer Marcus Aurelius uit 175 na Christus dat staat opgesteld in een museum van zijn sokkel te duwen.

In 1958 had het in Irak blijkbaar zin om het ruiterstandbeeld van de Britse generaal Stanley Maude omver te werpen. Deze bevelhebber van de troepen in toenmalig Mesopotamië nam na het uiteenvallen van het Ottomaanse Rijk in 1917 Bagdad in. In 1923 kreeg hij zijn standbeeld dat heerschappij en kracht moest uitstralen. En door de pronkzieke hoogdravendheid automatisch tegenkrachten opriep. Maude was voor plaatsing al in november 1917 aan cholera overleden.

General Frederick Stanley Maude led the British forces who took Baghdad in March 1917, and died from cholera shortly afterwards. This statue, photographed by RAF serviceman Herbert Mercer, was raised in his honour, and in scenes reminiscent of those seen more recently, was torn down in 1958 following the removal of the Iraqi monarchy.

De opstand van 1958 die Irak uiteindelijk in links vaarwater deed belanden zette de monarchie opzij die ervan verdacht werd zich te laten ringeloren door de Europese landen. Bij het verdrag van Sevrès (1920) was er geen plek voor koning Faisal die met de Entente tegen de Duitsers en de Turken had gevochten en teleurgesteld als troostprijs in 1921 de Iraakse troon mocht bezetten. Maar de geest van generaal Maude bleef over hem en Irak heersen. Enfin, in 1963 werd het bewind van 1958 weer omvergeworpen, en in 1968 het bewind van 1963. Etc.

King Faisal Statue, Baghdad. A puppet monarch installed by the British, Faisal ruled Iraq until his death in 1933. A square was named after him at the end of Haifa Street, and this statue was erected. Its unveiling was photographed by RAF serviceman Herbert Mercer. Torn down in 1958, the statue was later restored.

De logica is dat standbeelden van heersers worden opgericht om ze omver te werpen omdat ze als focus iets representeren dat na verloop van tijd zoveel weerzin gaat oproepen dat het onhoudbaar is. De les voor een land lijkt dat het dit soort standbeelden die glorie en overheersing uitstralen beter niet kan hebben omdat ze een extra doelwit en motivatie zijn, naast de normale onberekenbaarheid van politieke ontwikkelingen, die de wisselvalligheid stimuleert.

Petitie ‘Verwijder satansbeeld in Nootdorp’ wil standbeeld zo nodig vernietigen omdat het aanstootgevend zou zijn voor gelovigen

Er is niks fraaier dan een goede framing en niks bedroevender dan een gebrekkige framing. Voorbeeld van dat laatste is de petitieVerwijder satansbeeld in Nootdorp’ van Wiebe de Jong. De levensopvatting van zonder twijfel dezelfde Wiebe de Jong blijkt uit een reactie uit 2018 op het lokale PIJNACKER-NOOTDORP ACTUEEL als hij reageert op een kandidaat-raadslid met ongeneeslijke asbestkanker die met voorkeurstemmen onverwachts in de raad is gekozen: ‘Sukkel, je eerst kandidaat stellen en als je dan gekozen wordt er nog over na moeten denken’. Dat is het tegendeel van godsvrucht, vroomheid, genade, mededogen en mildheid.

De petitie vraagt op om het beeld van Marcel Smink dat in 2011 is geplaatst ‘te verwijderen en zo mogelijk te vernietigen’. Het gaat om De Slangendrager aan de Laan van Nootdorp dat ook opgenomen is in de kunstroute Nootdorp. Dat gaat dus verder dan het verplaatsen van het beeld naar een museum of culturele instelling. De Jong claimt namens de gelovige inwoners en bezoekers van Nootdorp te spreken. Het beeld zou volgens hem ‘aanstootgevend’ zijn voor de gelovige inwoners omdat het een satansbeeld zou zijn. De Jong meent ook dat het ‘lelijk’ is. Hij bedoelt waarschijnlijk de notie ‘weerzinwekkend’. Waar De Jong zijn aanname op baseert dat het beeld satan zou verbeelden is onduidelijk. Het blijkt niet uit de uitleg van de beeldhouwer die in het beeld juist het tegendeel van de Boze ziet: de bewaker van levensenergie die het geheim van het leven kent.

De petitie is veelzeggend omdat het een reactie is op de wereldwijde aanval op racistische standbeelden door de opkomst van de Black Lives Matter-beweging. De Jong wil namens de gelovige inwoners van Nootdorp ook een duit in het zakje doen, negen jaar na de plaatsing van dit beeld. Ofwel Purple Lives Matter. De Jong probeert mee te liften op de beeldenstorm die nu door de westerse wereld trekt. Reactie roept tegenreactie op, en revolutie roept anti-revolutie op. De geschiedenis herhaalt zich, de eerste keer is het een tragedie, de tweede keer een komedie. Zo parafraseerde Hugo Claus het in zijn tragedie Orestes. Met petities is het niet anders. Imitators haken aan bij een politiek populair onderwerp en maken er een klucht van. Van zichzelf.

Foto 1: Schermafbeelding van petitieVerwijder satansbeeld in Nootdorp’ van Wiebe de Jong op petities.nl.

Foto 2: Beschrijving van beeld De Slangendrager van Marcel Smink in Kunstroute Nootdorp(p.16), 2015.

Doel en middelen van actiegroepen ‘De Grauwe Eeuw’ en ‘Helden van Nooit’ in tijden van anti-Trumpisme en ‘Black Lives Matter’

I. In de jaren 2016-2018 voerde actiegroep De Grauwe Eeuw actie tegen het standbeeld van Jan Pietersz Coen in Hoorn, kunstencentrum Witte de With in Rotterdam en de Nationale dodenherdenking in Amsterdam.

Ook De Grauwe Eeuw wilde zenden en niet in debat gaan. Het opereerde anoniem. Net als bij de Helden van Nooit ging het om een splintergroep. Het is aannemelijk dat Helden van Nooit een voortzetting, afsplitsing of doorstart van De Grauwe Eeuw is. Dat kan beperkt zijn tot de betrokkenheid van enkele individuen.

II. Identiteitspolitiek is kernzaak van actiegroepen als De Grauw Eeuw of Helden van Nooit. Identiteitspolitiek is makkelijk en het naar voren brengen als verschijnsel vergt weinig kennis over geschiedenis, economie of maatschappij. Identiteitspolitiek is vakantie van de echte politiek. Identiteitspolitiek is gemakzucht. Praten over identiteitspolitiek valt de gevestigde orde niet in de kern maar aan de oppervlakte aan. Het onderschrijft die juist. Via een omweg, die de activisten van De Grauwe Eeuw en Helden van Nooit blijkbaar niet doorzien.

Door zich over identiteit een moralistisch oordeel toe te eigenen en dat tegelijk anderen te ontzeggen menen radicalen straffeloos het centrum onder vuur te kunnen nemen. Zelf leggen ze geen verantwoording af. Aan wie zouden ze dat moeten doen? Aan hun eigen geweten? Leden van De Grauwe Eeuw en Helden van Nooit opereren anoniem als vrijschutters van de publieke opinie. Er bestaat onzekerheid over of ze de standpunten van anderen voor wie ze zeggen op te komen projecteren of dat ze oprecht spreken namens degenen die ze claimt te zijn. Het is dus oncontroleerbaar hoe gemeend en vrij van bijbedoelingen hun standpunten zijn.

III. Radicalen wanen zich in hun zelfbeeld de helden die in naam van een ideaal alles mogen zeggen en kunnen doen vanwege de omstandigheden die de uitzonderingstoestand zouden rechtvaardigen. Dat wil zeggen, voor henzelf, niet voor de vertegenwoordigers van de staat of hun politieke opposanten. Die moeten zich aan de regels van de rechtsstaat houden. Radicalen niet. Een open debat wordt vermeden omdat dat burgerlijk en achterhaald zou zijn. Zo werkt de bunkermentaliteit van radicalen die geen tegenspraak veelt.

IV. Het is begrijpelijk dat actiegroepen als De Grauwe Eeuw of Helden van Nooit de bewustwording over het kolonialisme, de slavernij, het racisme en maatschappelijke ongelijkheid willen vergroten. Dat is hard nodig. Dat kan mee begonnen worden door aanpassing van het onderwijsprogramma. Het is de vraag of de beste manier om de bewustwording te vergroten het bekladden van standbeelden, instituties en straatnaambordjes is en het herschrijven van de geschiedenis. Het is een strategie die averechts kan uitpakken. Dus ja, geef informatie over wat er fout was aan het kolonialisme en de mentaliteit die dat mogelijk maakte, maar nee, probeer dat niet te forceren door het ‘creatief’ aanpakken van de symbolen ervan. Dat verplaatst de aandacht naar bijverschijnselen die afleiden van de hoofdzaak. Want de macht daarachter blijft ongemoeid. En geeft de tegenstanders onnodig munitie om de ‘goede zaak’ dwars te zitten. Daar schiet niemand iets mee op.

Het is goed dat de discussie over racisme, neo-kolonialisme of slavernij wordt gevoerd. Maar dat debat vraagt om zorgvuldigheid en de effecten ervan moeten de hele bevolking meenemen. Verbreding van het debat is de uitdaging. De valkuil is dat het tegenkrachten oproept die zich verzetten zodat het onderwerp gepolitiseerd wordt. Een radicale opstelling kan zinvol zijn om een debat te agenderen, maar het is stukken lastiger om vervolgens een meerderheid van de bevolking mee te krijgen voor verandering. Daar is het toch om te doen?

Foto 1: ‘De sokkel van JP Coen heeft een VOC-logo met strop gekregen en er is ‘Genocide’ op gespoten. (Foto HMC / Eric Molenaar)’. In het Noordhollands Dagblad, 25 oktober 2016. Opgeëist door actiegroep ‘De Grauwe Eeuw‘.

Foto 2: De bekladding op het beeld van Piet Hein, 12 juni 2020 RIJNMOND. Opgeeist door actiegroep ‘Helden van Nooit’. 

Actiegroep De Grauwe Eeuw keert zich tegen symbolen van koloniale verheerlijking met het creatief ‘targetten’ ervan

jpcoen

Update 8 juni 2020: Afgelopen weekend werd in het Engelse Bristol door een groep activisten een standbeeld van de voormalige slavenhandelaar Edward Colston van zijn sokkel gehaald en in het water geworpen. Labour-leider Keir Starmer gaf in zijn reactie te kennen dat het ‘volkomen fout’ was om dit standbeeld te slopen, maar hij voegde er in één adem aan toe dat het al ‘lang geleden’ verwijderd had moeten worden. Zo’n standbeeld hoort in een stadsmuseum thuis met historische uitleg over de achtergronden en niet in het modder van de haven. Ook het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen in Hoorn hoort in het museum thuis. Coen verdient geen standbeeld in de publieke ruimte. Het openbaar bestuur moet controversiële standbeelden inventariseren, zodat we met z’n allen kunnen beslissen om ze te verwijderen als daar aanleiding voor is.

Een bericht in het Noordhollands Dagblad verwijst naar de ‘actiegroep de Grauwe Eeuw‘ die in de nacht van maandag op dinsdag beelden in Hoorn heeft beklad om ‘afschuw te laten blijken voor de koloniale verheerlijking waarmee Hoorn vol trots pronkt’. De actiegroep presenteert zich op een eigen pagina op Facebook en zegt in een als beginselprogramma op te vatten posting: ‘(..) starten wij onze acties tegen koloniale verheerlijking. Deze acties zullen wij blijven voortzetten (..) . Wij roepen iedereen op tot burgelijke ongehoorzaamheid jegens koloniale verheerlijking. Hoe je dit aanpakt laten we helemaal aan jou zelf over. Wij zullen uiteraard ideëen plaatsen op onze pagina De Grauwe Eeuw #GrauwNL en in dit event. Target die standbeelden, straatnaambordjes, gevelstenen etc met je creativiteit en plaats het resultaat in dit event.

Actiegroep De Grauwe Eeuw roept iedereen op om in actie te komen tegen symbolen van het kolonialisme zoals standbeelden, straatnaambordjes, gevelstenen door deze te ‘targetten’. Wat dat inhoudt laat het over aan degenen die in actie komen, maar het noemt het zelf ‘burge(r)lijke ongehoorzaamheid jegens koloniale verheerlijking’. Burgerlijke ongehoorzaamheid is ‘het opzettelijk overtreden van de wet of het negeren van bevelen van de overheid met een politiek doel’ . Doorgaans wordt daarmee per definitie geweldloze actie bedoeld, maar in dit geval valt niet uit te sluiten dat het ‘targetten’ uitmondt in gewelddadige actie.

Protest is goed, maar moet wel goed en proportioneel gericht zijn om zin en effect te hebben. Het is de vraag of het bekladden van een standbeeld van Jan Pietersz. Coen proportioneel is en veel medestanders buiten de harde kern van anti-racisten oplevert. Daarbij gaat het om wat Patrice Lumumba ooit zei: ‘de bevrijding van de geest is lastiger dan het omverwerpen van koloniale regimes’. Vertaald naar de actie waartoe deze actiegroep oproept kan dat geparafraseerd worden met ‘de bevrijding van de geest is lastiger dan het targetten van symbolen van het kolonialisme’. Dat laatste leidt nog niet tot het eerste. Het gaat dus om bewustwording.

Mijn commentaar dat ik plaatste: ‘Begrijpelijk dat de actiegroep die zich ‘De Grauwe Eeuw’ noemt bewustwording over het kolonialisme wil vergroten. Dat is hard nodig. Dat kan bereikt worden door het aanpassen van het onderwijsprogramma. Maar het is de vraag of de beste manier om de bewustwording te vergroten het bekladden van standbeelden, straatnaambordjes etc is en/of het herschrijven van de geschiedenis is. Het is een strategie die averechts kan uitpakken en dan al snel z’n doel voorbijschiet. Kwestie van doel en middelen. Dus ja, geef informatie over wat er fout was aan het kolonialisme en de mentaliteit die dat mogelijk maakte, maar nee, probeer dat niet te forceren door het ‘creatief’ aanpakken van symbolen van dat kolonialisme. Dat verplaatst de aandacht naar bijverschijnselen die afleiden van de hoofdzaak. En geeft de tegenstanders onnodig munitie om de actiegroep dwars te zitten. Daar schiet niemand iets mee op.

Foto: ‘De sokkel van JP Coen heeft een VOC-logo met strop gekregen en er is Genocide op gespoten. (Foto HMC / Eric Molenaar)’. In het Noordhollands Dagblad, 25 oktober 2016.