Waarom de foto’s van Jimmy Nelson hypocriet zijn en de serieusheid van de Nederlandse museumsector bedreigen

Marian, Carlien, Ineke en Sjaco (Axelse dracht). © Jimmy Nelson. In de PZC van 17 september 2022.

De keuze voor fotograaf Jimmy Nelson door het NMvW (Nationaal Museum van Wereldculturen) in het Afrikamuseum heb ik altijd ongepast en onbegrijpelijk gevonden. Hoe die keuze tot stand is gekomen zou een interessant onderwerp voor onderzoeksjournalistiek zijn. Inhoudelijk-artistieke redenen kunnen het niet geweest zijn.

Het heeft Nelson bij het publiek en de algemene media salonfähig gemaakt. Want museale goedkeuring opent deuren die anders gesloten blijven. Het gevolg is dat Nelson met zijn kitsch nu ook Nederlanders teistert, zoals uit bovenstaande foto blijkt. Trouwens, Axel grenst niet aan zee, laat staan aan het strand. Nelson zet tradities naar zijn hand of verzint ze. De keuze voor Nelson door het NMvW roept vragen op of Nederlandse musea hun artistieke poortwachtersfunctie serieus nemen.

In het commentaarEtnokitsch op het MKB Ondernemerscongres: Jimmy Nelson pretendeert culturele diversiteit van ‘nieuwe culturen’ te behouden‘ uit 2018 schreef ik:

Nelson reist volgens de toelichting van het MKB ‘momenteel de wereld over op zoek naar nieuwe culturen’. De suggestie is dat hij ‘nieuwe culturen’ (?) voor ondergang behoudt door ze op te merken en vast te leggen. 
Maar het omgekeerde is ook mogelijk. Namelijk dat Nelson oude culturen die voor hem nieuwe culturen zijn beschadigt en hij door zijn interventie de culturele diversiteit niet behoudt, maar geweld aandoet. 
Affiche voor de tentoonstelling ‘Jimmy Nelson’ in het Afrika Museum van 15 november 2014 t/m 27 september 2015. Collectie NMvW.

Welk mechanisme is er werkzaam bij musea die hun artistieke poortwachtersfunctie niet serieus nemen? Het kritische opiniestuk van 13 september 2022 in NRC van Hans den Hartog Jager over Studio Drift en Daan Roosegaarde geeft daarop antwoord. Hij noemt het werk van Studio Drift hypocriet en kitsch.

Hij zegt over dit werk: ‘maar het wordt nog erger doordat het Drift-duo hun werk steevast rechtvaardigt met ronkende, semi-geëngageerde teksten en filmpjes waarin voortdurend woorden vallen als urgent, actueel, ecologie en maatschappij.‘ 

Vluchten in grote woorden is precies wat Nelson doet en het NMvW als museum doet. Met als gevolg dat hun claim over engagement of wereldburgerschap de kritiek over de kwaliteit van Nelsons foto’s of de museale professionaliteit van het NMvW op afstand houdt. Dat smoort bij voorbaat kritiek. Dat verdedigingsmechanisme is opzet van fotograaf en museum. De vlucht vooruit in grote woorden en niet te controleren claims over de eigen uitgangspunten is een geniale afleiding waar publiek, politiek en media intrappen. Aangejaagd door de ‘goedkeuring’ van betreffend museum.

In elk geval verdient Nelson veel geld met zijn foto’s. Dat is hem gegund, maar in een volkenkundig museum of kunstmuseum horen zijn foto’s niet thuis. Fantasy is populair.

Het stuk van Hans den Hartog Jager is in de kern een aanval op het collectiebeleid van het Stedelijk Museum. De auteur richt zijn pijlen op de afdeling-design die ‘vrolijk‘ Drift en Roosegaarde naar binnen haalt ‘met hun fake-engagement glimmende consumenten-kitsch‘.

Deze constatering roept een nieuwe vraag op, namelijk of het Stedelijk geen conservatorenoverleg heeft waar alle voorstellen voor aankopen worden afgewogen. Het is merkwaardig als in een kunstmuseum als het Stedelijk een afdeling autonoom en een afdeling-design langs elkaar heen, of zelfs tegen elkaar in, opereren in hun collectiebeleid. Elk museum heeft een kerncollectie en speerpunten waar de aankopen in of bij moeten passen. Het is aan de hoofdconservatoren en de artistieke directeur om dat van geval tot geval te beoordelen. De opinie van Hans den Hartog Jager kan daarom opgevat worden als een frontale aanval op artistiek directeur Rein Wolfs die verweten wordt onvoldoende regie te hebben.

De voorbeelden van NMvW en Stedelijk Museum doen vermoeden dat in sommige musea de wetenschappelijke staf blijkbaar het verschil niet meer kent of erkent tussen kunst en pseudo-kunst. Of door de directie tot zwijgen wordt gebracht. Dat is ontluisterend. Want als museale professionals zoals kunsthistorici echte kunst niet meer kunnen of mogen onderscheiden van pseudo-kunst van Jimmy Nelson, Studio Drift of Daan Roosegaarde bij wie komt die taak dan terecht? Vanaf de buitenkant kan kunstjournalistiek een kritische rol spelen, maar met bescheiden bereik en invloed.

Het is tijd voor een revival van Nederlandse musea richting echtheid. Ze zouden om weer geloofwaardig te worden politieke, artistieke en andersoortige rommel moeten strippen. In hun collectie, verantwoording, marketing en publiciteit. Er zou een keurmerk moeten komen voor echte musea. Het Museumregister meet de kwaliteit van de kwantiteit, niet van de artistieke kwaliteit. De opgave voor serieuze musea is om zich te onderscheiden van rommelmusea als het NMvW en het Stedelijk Museum. Hoe realiseer je dat?

Advertentie

Juridische twijfels of nieuwe coalitie Zoetermeer subsidie aan Museum De Voorde kan beëindigen

Schermafbeelding van deel van paragraaf 13. Vrije Tijd uit het coalitieakkoord 2022 -2026 van de gemeente Zoetermeer, 3 juni 2022.

Museum De Voorde in Zoetermeer vraagt om respect van de nieuwe coalitie die in het coalitieakkoord 2022 -2026 zegt de subsidie van dit stedelijk museum te zullen beëindigen. Het museum heeft volgens eigen opgave zes vaste medewerkers onder wie één conservator. Verder werkt het met vrijwilligers. Het museum heeft in een reactie op dit besluit gereageerd:

Schermafbeelding van deel verklaringReactie Museum De Voorde op coalitieakkoord‘, 3 juni 2022.

In Zoetermeer is op 3 juni 2022 het nieuwe coalitieakkoordSamen doen wat nodig is‘ gepresenteerd. De volgende zeven partijen vormen de nieuwe coalitie: VVD, Lijst Hilbrand Nawijn, Partij Democratie voor Zoetermeer, Zó! Zoetermeer, CDA Zoetermeer en ChristenUnie – SGP. Het profiel van deze partijen is centrum-rechts. De teneur van het coalitieakkoord valt te kenschetsen als rechts-populistisch. Daarbij past blijkbaar het beëindigen van de subsidie van Museum De Voorde.

In de jaarrekening 2020 wordt een bedrag van € 660.410 subsidie opgevoerd. Wat opvalt is dat het museum bij Bank BNG in 2018 een lening van € 900.000 euro is aangegaan die gedurende 15 jaar jaarlijks met een bedrag van € 66.174 euro wordt afgelost. Van de gemeente Zoetermeer ontving het museum over 2020 een subsidie van € 648.206 waar de renteaflossing aan Bank BNG is in inbegrepen.

Schermafbeelding van deel jaarrekening 2020 op p. 15 van Museum de Voorde.

De gemeente Zoetermeer heeft volgens de toelichting in de jaarrekening 2020 een borgstelling afgegeven voor de lening. Daarom is het de vraag of de nieuwe coalitie juridisch de subsidie aan Museum De Voorde kan beëindigen, zoals het in het akkoord stelt. Opvallend is dat dit aspect van de lening in de reactie van het museum niet wordt genoemd. Het voornemen van de nieuwe coalitie raakt aan onbezonnenheid en mogelijk onzorgvuldig bestuur. Het is de vraag of de gelouterde partijen VVD en CDA in de koehandel van het nieuwe akkoord bestuurlijk goed hebben opgelet.

De intenties van de nieuwe coalitie blijken uit het akkoord. Daarin ontbreekt een paragraaf kunst of cultuur. Het voornemen over de beëindiging van de subsidie van Museum de Voorde wordt genoemd in een paragraaf ‘Vrije tijd‘. Het woord ‘kunst’ komt in het akkoord niet voor. De jaarlijkse subsidie van zo’n € 650.000 zal volgens het nieuwe akkoord ‘worden ingezet voor een structurele subsidie van het Nationaal Videogame Museum en het behouden van het erfgoed‘. Welke organisatie het cultureel erfgoed moet gaan beheren maakt het coalitieakkoord niet duidelijk.

Het is de vraag waarom er geen budget in Zoetermeer is om zowel Museum De Voorde als het Nationaal Videogame Museum te subsidiëren. De PvdA pleitte daar in haar cultuurparagraaf in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 17 maart 2022 voor: ‘Wat de PvdA betreft is er plaats genoeg voor twee musea in Zoetermeer: Museum De Voorde en het Nationaal Videogame Museum‘.

Wordt de pijn bij Museum De Voorde dubbel gevoeld omdat de subsidie gedeeltelijk wordt overgeheveld naar het Nationaal Videogame Museum? Museum De Voorde reageert er in de verklaring indirect op als het zegt ‘het enige officiële en geregistreerde museum van Zoetermeer‘ te zijn. Dat in het museumregister is opgenomen. Deze registratie kan een voorwaarde zijn voor verzekering van objecten, bruiklenen en het verkrijgen van subsidies.

Het hoeft geen keuze te zijn voor de een of de ander. Zoetermeer heeft met wat goede wil en compassie de financiële ruimte om beide instellingen te subsidiëren. Het Nationaal Videogame Museum heeft overigens nog een lange weg te gaan om de functies van een ‘officieel museum‘ waar te maken. Nu lijkt het vooral nog een plek voor beleving en vermaak zoals rechts-populistische partijen de functie van musea graag zien: vrije tijd. Het mag niet bijten, maar moet in de smaak vallen bij de belastingbetalers.

Schermafbeelding van deel paragraafGameplay‘ van het Nationaal Videogame Museum in Zoetermeer.

Nagekomen bericht. Tweet van D66-fractievoorziter Zoetermeer Frank Schoonbeek in reactie op eigen tweet:

Waarom wijzigt eindredactie NRC achteraf kop bij artikel over Afrika Museum?

Schermafbeelding van deel artikel Met de collectie wordt ‘onzorgvuldig omgegaan: Wat gebeurt er straks met het Afrika Museum?‘ van 23 april 2022 in NRC met gewijzigde kop. In de browser staat ‘onenigheid-over-de-koers-bedreigt-afrika-museum‘.

Op 23 april 2022 plaatste ik het commentaarElementen voor een vervolg op een artikel in NRC over Afrika Museum‘ naar aanleiding van een artikel in NRC van die dag van Marit Willemsen over het Afrika Museum. Ik vond dat Marit Willemsen vele kansen had laten liggen en niet erg diep op dit onderwerp was ingegaan. In mijn commentaar beredeneerde ik wat zij ongenoemd had gelaten. Het commentaar sloot ik af met de volgende woorden:

Schermafbeelding van deel commentaarElementen voor een vervolg op een artikel in NRC over Afrika Museum‘ van George Knight, 23 april 2022.

Nu is de kop die op 23 april 2022 luidde ‘Onenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘ veranderd in ‘Met de collectie wordt ‘onzorgvuldig omgegaan: Wat gebeurt er straks met het Afrika Museum?‘. De kop van de papieren versie van 25 april 2022 luidde weer anders: ‘Ruzie bedreigt het Afrika Museum‘.

De beslissende rol van de eindredactie van NRC valt op. Die doet meer dan het monteren van teksten, maar geeft daar ook kleuring aan. Die rol stopt blijkbaar niet op en kort voor 23 april 2022, maar gaat ook na publicatie in papier en online nog door.

Sleutelen achteraf aan koppen door eindredacties moet terughoudend gebeuren. Want de archieffunctie van een medium wordt erdoor verstoord. Wat was er volgens de eindredactie van NRC fout aan de eerste kop ‘Onenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘? Is de hoofdredactie van NRC door een van de betrokkenen na publicatie van het artikel van Marit Willemsen aangesproken door een van de twee in het artikel genoemde betrokken organisaties en heeft die druk gezet om de kop te wijzigen? Het hoeft niet zo te zijn, maar de wijziging roept deze optie over zich af.

De wijziging van de kop roept de vraag op waarom er een nieuwe kop is gekomen. Werd achteraf de kop van 23 april 2022 niet goed bevonden door iemand die de eindredactie die de eerste kop maakte heeft teruggefloten? Het is moeilijk in te schatten omdat het niet bij het artikel met de nieuwe kop wordt gemeld. Zodat het lijkt alsof de tweede kop de oorspronkelijke kop was. Het melden van wijzigingen in een artikel is blijkbaar bij NRC geen gebruik. Bij veel Angelsaksische media is dat wel zo. Zij melden dit soort wijzigingen nauwgezet.

De tweede kop is dubbelzinnig en minder duidelijk dan de eerste kop. Verwarrender dus. Het woord ‘onzorgvuldig’ wordt tussen enkele aanhalingstekens geplaatst. Dat kan betekenen dat het om een citaat gaat. Maar het kan ook betekenen dat het om een gefingeerd citaat gaat. Van wie blijkt niet uit de kop.

Het lijkt er sterk op dat de eindredactie van NRC zelf behoefte heeft aan eindredactie. In elk geval legt de wijziging van de kop opnieuw de focus op de onenigheid tussen het NMVW en de Congregatie van de Heilige Geest over het Afrika Museum.

Schermafbeelding van deel artikel ”Onenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘ in NRC, 23 april 2022. Met kop die achteraf door NRC is gewijzigd. Via commentaar van George Knight, 23 april 2022.

Elementen voor een vervolg op een artikel in NRC over Afrika Museum

NRC heeft geprobeerd om in een artikel over het Afrika Museum nuances aan te brengen en suggestieve opmerkingen achterwege te laten. Het geschil tussen het NMVW (Nationaal Museum van Wereldculturen) en de Congregatie van de Heilige Geest over het Afrika Museum in Berg en Dal ligt gevoelig. De Congregatie heeft de huurovereenkomst met het NMVW per 1 januari 2025 opgezegd. Tegen welke achtergrond speelt de controverse? Deze reactie probeert de basis voor een onderzoeksartikel te leggen dat oordeelt op basis van feiten en cruciale omstandigheden.

Schermafbeelding van deel artikelOnenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘ van Marit Willemsen in NRC, 23 april 2022.

Moralisme

Het NMVW moraliseert. Dat is een prima verdedigingslinie om politiek en media op afstand te houden. Ze breken er niet doorheen of missen het besef dat dit een kwestie is. Gemoraliseer is een gevaar als het afleidt van het passende antwoord. Of liever gezegd van het stellen van de goede vragen. Daar gaat het artikel mank aan.

NRC-correspondent Oost-Nederland Marit Willemsen laat in haar artikelOnenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘ van 23 april 2022 de woordvoerder van het NMVW praten en citeert geen antwoorden op scherpe vragen die ze hem stelt. Zodat men hieruit mag afleiden dat ze die vragen niet heeft gesteld.

Moralisme is niet waar het geschil over het Afrika Museum tussen het NMVW en de Congregatie over gaat. Het gaat over geld en macht.

Tussen de abstractie van mooie woorden die niet te verifiëren zijn en de macht van het geld dat zich grotendeels achter de ambtelijke en politieke schermen afspeelt kan een museum getoetst worden aan professionaliteit. Opvallend is dat beide partijen vinden dat het daar bij de ander aan schort. Kan het allebei waar zijn?

Gebrek aan professionalisme en strijd om geld

Het gebrek aan professionalisme van het NMVW dat in 2020 17,5 miljoen euro via regelingen van OCW ontving om een professionele museale organisatie op te bouwen zou door twee vragen die in het artikel onvoldoende aandacht krijgen bevraagd kunnen worden.

De eerste vraag is waarom het NMVW in het beleid mensen centraal stelt en objecten afwaardeert. Of attributen zoals toenmalig directeur Stijn Schoonderwoerd in 2019 zegt. Wat is de rol van de kunstobjecten in de collectie? Ze lopen het lot om tot een plaatje bij een praatje dat het NMVW wil verkondigen te verworden. Dat roept de vraag op waar de drie musea voor staan die samenwerken in de koepel NMVW en wat voor zelfbeeld degenen hebben die het beleid bepalen.

Zijn het kunstmusea die uitgaan van de objecten of eerder historiserende musea die aan de hand van de objecten een verhaal vertellen? Vanzelfsprekend is de keuze voor het laatste niet. Integendeel. Buitenlandse etnografische musea als het Duitse Hombuld Forum zetten de objecten centraal in hun presentatie. Dat hoeft per definitie ook weer niet, maar aanvaardt het evenmin als vanzelfsprekendheid dat objecten niet centraal worden gesteld.

De andere vraag die niet gesteld wordt is of het NMVW standaard volgens de geldende museale normen werkt. Dat zou een vanzelfsprekendheid moeten zijn voor musea die zijn aangesloten bij het Museumregister en de Museumvereniging. Daarbij komt dat het NMVW een budget van 24 miljoen euro heeft (2020). Zo’n bedrag brengt verplichtingen over de verantwoording van de werkwijze en de besteding met zich mee. Aanleiding voor twijfel voor de juiste besteding van het budget zijn herhaaldelijk optredende onregelmatigheden met klimatisering, brandveiligheid en slordige behandeling van objecten. Dat moet in kaart gebracht worden.

Identiteit

Willemsen praat direct met de Engelssprekende Jamaicaan Wayne Modest over Afrika en vertegenwoordiger Carel Verdonschot van de Congregatie mag daar op reageren. Het is de vraag of dat een evenwichtige journalistieke opstelling is. Daarbij komt dat het lijkt alsof van Modest vanwege zijn persoonlijke achtergrond wordt gedacht dat hij meer recht van spreken heeft. Maar heeft hij daarover meer te vertellen dan de paters van de Congregatie die betrokken zijn bij het Afrika Museum? Terwijl de laatsten daar gewoond en gewerkt hebben en het nog maar de vraag is of Modest ooit in Afrika is geweest.

Dat is het mechanisme van identiteit waardoor het artikel uit het lood komt te staan. Door die oppervlakkige laag vernis over identiteit weten tot nu toe alle artikelen over het NMVW niet tot de kern door te dringen. Ze graven niet dieper, maar blijven aan de oppervlakte van de vernislaag hangen. Dat proberen te bewerkstelligen is een defensieve strategie van het NMVW.

Identiteit die ons reduceert tot een enkel hokje is een belediging voor ons denken. ‘We zijn méér dan man, vrouw, wit, zwart, lesbisch of hetero‘, zegt Kwame Anthony Appiah. Journalisten die er stilzwijgend van uitgaan dat een enkel hokje veel, zo niet alles verklaart bezondigen zich aan lui denken.

Huidskleur is precair om te benoemen en behoort in positief noch in negatief opzicht een verschil te maken over de inhoud. Het NMVW zet het via het optreden van Modest bewust in als joker en verbindt het direct met uitspraken over kolonialisme of slavernij die daarmee geabsolveerd worden en niet meer open ter discussie kunnen worden gesteld.

Journalisten zijn terecht huiverig om daar verdere vragen over te stellen omdat ze dan raken aan de identiteit van de woordvoerder. Hun kompas wordt stuk gemaakt. De roze olifant in de kamer is in dit geval zwart. Wat niet wordt gezegd over het NMVW wordt zo interessanter dan wat wel wordt gezegd.

Pure overtuiging

Het artikel is interessant vanwege de impliciete claim van het NMVW op de meest pure overtuiging. Dat is als vanouds het voorrecht van religieuze organisaties als de paters van de Congregatie. Dat voorrecht betwist het NMVW door er haar eigen ietsistisch moralisme tegenover te zetten.

Zo ontstaat een onuitgesproken ideeënstrijd tussen de spiritualiteit van het NMVW die een combinatie is van marketing, zingeving, linksige politiek en claims op eigentijdsheid en moderniteit, en de traditionele godsdienst van de Congregatie die in eeuwen binnen marges is vastgelegd.

Deze claims en verschillen voeden het onbegrip tussen beide partijen. De vaagheid van het NMVW geeft deze organisatie manoeuvreerruimte en onduidelijkheid, terwijl de fixatie van de Congregatie traditie en voorspelbaarheid geeft.

Het is verre van verwonderlijk dat het NMVW beter bij de tijdgeest aansluit en vertegenwoordigers van de media zich daar beter mee kunnen identificeren. Zonder het volledig te hoeven begrijpen. Dit wordt versterkt doordat het NMVW door de gezochte vaagheid van overtuiging die brede marges opzoekt en zo bijna iedereen een mentale plaats biedt, terwijl het katholicisme van de paters strikter bepaald is en die manoeuvreerruimte mist.

Door sluimerende misbruikschandalen binnen de katholieke kerken hebben katholieke organisaties ook nog eens een slechte pers gekregen. Wat uiteraard niets met deze kwestie te maken heeft. Maar het bepaalt de beeldvorming. Van publiek en journalistiek.

Schermafbeelding van deel paragraaf ‘Missiepartners‘ van het NMVW op site Afrika Museum. Met tekst: ‘Mission first. Wij zijn een missiegedreven organisatie. Ons doel is te inspireren tot een open blik op de wereld en bij te dragen aan wereldburgerschap. In Nederland en ook elders in de wereld. Wij vertalen die missie door in al onze activiteiten, ook zakelijk. Onze partners delen die visie. Ook voor hen geldt: mission first. Dat betekent dat samenwerking meer zal opleveren dan geld alleen.

Slag in de media

Het NMVW profileert zich in de media met linksig identitair denken en ietsistisch moralisme waarvan journalisten in hun achterhoofd denken dat ze het met goed fatsoen niet tegen kunnen spreken. Omdat dat ongepast is en omdat de overtuiging van het NMVW zo vaag is dat het weinig om het lijf heeft. Daarmee heeft het NMVW de slag in de media al gewonnen.

Die slag houdt in dat het niet meer over de inhoud gaat. Dat het niet concreet en verifieerbaar wordt. Dat het museale professionalisme van het NMVW niet ter discussie wordt gesteld. Dat de rol van de kunstobjecten niet centraal staat. Wat het NMVW beweert blijft vaag en abstract. Wereldburgerschap, eigentijdsheid. diversiteit, dekolonisatie. Vul maar in, het claimt van alles en zegt niks. Geen journalist die voldoende doorvraagt.

Achter die vaagheid zit een bewuste strategie van het NMVW dat jaarlijks dus 17,5 miljoen euro overheidssubsidie ontvangt en dat veilig wil stellen. Binnen het ministerie van OCW heeft het NMVW niet onpartijdige medestanders die de openbaarheid en verantwoording uit de weg gaan, maar zich wel vanachter de schermen in de kwestie blijven mengen. Is het een wonder dat de Congregatie door OCW niet wordt aanvaard als serieuze gesprekspartner?

Vervolg: een duurzaam artikel

Het Afrika Museum van voor de fusie van 2014 werd in de jaren daarvoor positief beoordeeld door de Raad voor Cultuur en visitatierapporten. Is het omgekeerde waar dat de huidige bedrijfsvoering van het Afrika Museum door het NMVW aan kwaliteit heeft ingeboet? Dat zou nader onderzocht moeten worden. Waarom begrijpt Modest niet dat hij met de verwijzing naar de in 2007 ingerichte ‘duistere’ eerste verdieping feitelijk zijn eigen NMVW een brevet van onvermogen geeft?

Het artikel vraagt óf om een antwoord met detaillering door een deskundige met kennis van zaken over het reilen en zeilen van het NMVW én het Afrika Museum óf om een vervolg dat het perspectief van de Congregatie beter doet uitkomen dan deze poging van Marit Willemsen. Ook de rol van OCW kan in zo’n artikel nader uitgewerkt worden.

Wellicht kan de onderzoeksredactie van NRC helpen om door factcheck de feiten en claims op moraliteit van NMVW en Congregatie op een rijtje te zetten voor de basis van een duurzaam artikel dat zich niet laat leiden door oppervlakkigheden die afleiden van de zaak. Niet in het minst over geld en macht. Hard geld gaat voor slappe praatjes. De lezer verdient beter dan een impressie.

Opkomst van pseudo-musea. Youseum doet alsof het een museum is

Schermafbeelding van deel commentaarAlive Museum uit Korea: het gat in de markt. Kunst als beleving‘ van George Knight, 15 februari 2015.

Het viel te voorspelen en daarom voorspelde ik het in bovenstaand commentaar van 2015. Het pseudo-museum als gat in de markt voor ondernemers: ‘Evenementen verkleed als museum lijken een gat in de markt van de toekomst. Voor de beleving. Nieuwe media maken het mogelijk.’

Inmiddels zijn de pseudo-musea in Nederland niet meer bij te benen. Zie onder meer het Nxt Museum in Amsterdam (ticket voor 17+: € 24,50, ICOM/ Museumkaart niet geldig). Handige ondernemers stappen in het gat van de beleving en haken daarbij losjes aan bij de museumsector. Soms wordt geprobeerd in de programmering de pretentie van kunst hoog te houden, soms zelfs dat niet en wacht slechts plat vertier dat speelt op het vlak van sociale media. ‘Museum‘ is geen beschermd begrip en kan iedereen gebruiken.

Ik gebruik de term pseudo-museum niet op een minachtende, maar op een onderscheidende manier. Het zijn organisaties die zich de begrippen kunst en museum aan laten leunen en daar halfslachtig in hun marketing naar verwijzen, maar formeel niet voldoen aan de voorwaarden die gesteld worden aan musea.

Schermafbeelding van ‘Over Ons‘ van het Youseum.

Het Youseum dat gevestigd is in Amsterdam en in het winkelcentrum Westfield Mall in Leidschendam is een interessant geval. Het suggereert dat de bezoeker kunstwerk, kunstenaar en kunstcriticus tegelijk is. Het leent het Oost-Aziatische concept van een belevingsmuseum waar het uitsluitend gaat om de aanwezigheid op sociale media.

Schermafbeelding van deel Veel Gestelde Vragen van het Youseum

Het Youseum keert het in de eigen publiciteit om als het zegt dat het de museumkaart niet accepteert. Dat het niet weet waarover het praat blijkt uit het feit dat het net als het Nxt Museum de oude naam ‘museumjaarkaart’ gebruikt die tot 2003 in gebruik was. Maar het is net andersom zoals de Handleiding Museumkaart uit 2014/2015 verduidelijkt. Het zijn namelijk de Museumvereniging en het Museumregister die het Youmuseum niet accepteren omdat het niet aan de voorwaarden voldoet die in Nederland en bij de internationale museumvereniging ICOM aan musea worden gesteld. Een ticket voor twee volwassenen met twee kinderen voor een bezoek van een uur aan het Youmuseum kost vanaf € 54,99.

Schermafbeelding van deel pagina 15 uit de Handleiding Museumkaart (2014/2015) van de Museumvereniging (uitgever van de museumkaart).

Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat oud-Rabobank-bankier Koen Derks en de Amsterdamse horecaondernemer Matan Olger Schabracq de bestuurders zijn. De laatste lijkt de investeerder en de eerste is volgens zijn Linked-In profiel verantwoordelijk voor ‘de creatieve concepten en business development. We zijn hier om het volgende grote ding in vrije tijd te bouwen.’

Schermafbeelding van deel Linked-In profiel van Koen Derks.

Ondernemers hebben in Nederland alle ruimte om te ondernemen en winst te maken. Er is niks mis mee als ze dat open en eerlijk doen. Er wringt echter iets als uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat de bestuurders van het Youseum Mall of the Netherlands BV vinden dat hun activiteiten onder andere plaats vinden in de branche Musea. Het Youseum is een dochter van Interactive Art Museum BV die volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel opereert in de branche Dienstverlening voor uitvoerende kunst en binnen de categorie ‘Cultuur, sport en recreatie‘ is onderverdeeld bij ‘Kunst‘.

Schermafbeelding van deel Activiteiten Youseum Mall of the Netherlands BV via Drimble (12 november 2020).

Natuurlijk zijn bezoekers niet gek en zouden het onderscheid tussen musea en pseudo-musea moeten kunnen maken. Maar of ze bij hun bezoek wisten dat pseudo-musea als het Youseum en in mindere mate ook het aan het Amsterdamse Museumplein gevestigde Moco Museum van ondernemer Kim Logchies geen echte musea waren, maar een combinatie van een toeristenval en een evenement dat dient om de zinnen te prikkelen is onduidelijk. Deze organisaties zijn presentatieruimtes en missen de kernfuncties verzamelen, onderzoek en documentatie van geregistreerde musea. Naast het feit dat hun presentatie dun en plat is.

Het zwaarwegende bezwaar tegen het Youseum is niet zijn bestaan of de gerichtheid op het behalen van winst, maar de valse voorstelling van zaken die het geeft een museum te zijn. Dat is ongewenst. Dat doen de bestuurders van het Youmuseum bij hun aanmelding bij de Kamer van Koophandel en in de marketing om bezoekers binnen te halen. Feitelijk zou de Kamer van Koophandel de regels zo moeten wijzigen dat alleen instellingen die zijn aangesloten bij de Museumvereniging en staan geregistreerd bij het Museumregister aangemeld kunnen worden met activiteiten binnen de branche Museum. Dat zou misverstanden bij lokale bestuurders en bezoekers voorkomen en duidelijker maken wat onder een museum moet worden verstaan.

Tweet van jeugdzorgwerkers Sietske over een bezoek aan het Youseum, 29 juli 2020.

Privatiseer Museum Het Belfort in Sluis

Standbeeld van J.H. van Dale in Sluis.

In het beleidsstukVisie op Musea‘ van de gemeente Sluis van maart 2021 wordt over Museum Het Belfort gezegd dat het onderdeel van de publieke organisatie van de gemeente Sluis is. Dat houdt in dat de gemeente Sluis voor het onderhoud en de exploitatie verantwoordelijk is.

Schermafbeelding van deel (op p.8) uit beleidsnota ‘Visie op Musea‘ van de gemeente Sluis van maart 2021.

Maar uit een artikel van de PZC van 15 juli 2021 blijkt dat de gemeente de verantwoordelijkheid voor het Museum Het Belfort niet wil dragen. De inleiding spreekt boekdelen: ‘Welke ondernemer gaat het belfort in Sluis uitbaten? De gemeente is op zoek, nu de VVV – de voormalige exploitant – zijn werkzaamheden in Zeeland heeft beëindigd.’

Het wordt nog wranger: ‘De gemeente zoekt een ondernemer die bijvoorbeeld een toeristische giftshop wil starten. Dat kan in de balieruimte van het museum. Als voorwaarde stelt de gemeente dat de uitbater ook beheerder van het museum in het belfort wordt. De werkzaamheden zijn bezoekers ontvangen, toegangstickets verkopen en toeristische informatie verstrekken.‘ Dat is een hybride functie van profit en non-profit waarbij het de vraag is waar het een ophoudt en het ander begint. Dat is van belang als het om ethische museale normen gaat.

Museum Het Belfort staat sinds juni 2017 geregistreerd in het Museumregister. Musea die zijn aangesloten bij het Museumregister worden getest op de Museumnorm 2020. Dit houdt in dat de geregistreerde musea dienen te voldoen aan kwaliteitsnormen. Museale taken kunnen uitbesteed worden aan een rechtspersoon, maar ‘In dat geval blijft de uitbestedende partij [de gemeente Sluis] verantwoordelijk voor de invulling van de uitbestede zaken conform de Museumnorm‘. Het is mogelijk dat een commerciële partij het museum gaat uitbaten, maar dan ligt belangenverstrengeling op de loer. Een en ander dient vooraf zorgvuldig afgesproken en gescheiden te worden.

Uit het PZC-artikel van Bob Maes blijkt dat de gemeente Sluis zich verschuilt achter de VVV. Dat is de defensiemuur van het college. Tot begin 2021 nam de VVV de exploitatie voor haar rekening. Vrijwilligers die het toen overnamen blijken te zwaar belast te worden.

De PZC vervolgt: ‘Vorige week stelde wethouder Peter Ploegaert zich tijdens een gemeenteraadsvergadering zelfkritisch op. Hij vond dat de gemeente steken had laten vallen en niet snel genoeg had ingespeeld op het stoppen van de VVV. De gemeenteraad trok daarom 50.000 euro uit voor een beroepskracht, die het museum in ieder geval tot en met september iedere dag open houdt.

Tekenend is dat CDA-wethouder Ploegaert onder meer recreatie, toerisme en monumenten in zijn portefeuille heeft, maar niet cultuur. Dat is ondergebracht bij burgemeester Marga Vermue. Het probleem is echter niet het verdwijnen van de VVV als uitbater van Museum Het Belfort, maar het feit dat de gemeente Sluis als publieke organisatie niet de verantwoordelijkheid neemt om de exploitatie voor haar rekening te nemen. Het is goed dat er budget is vrijgemaakt voor het tijdelijk aannemen van een vaste kracht, maar dat is geen duurzame oplossing.

Een toeristische gids van de streek zegt over Museum Het Belfort: ‘Het imponerende gebouw huisvest tegenwoordig een museum, gewijd aan de Sluise stadsgeschiedenis en de beroemdste Sluizenaar, woordenboekenmaker Johan Hendrik van Dale. Ook zijn er twee minibioscopen, tentoonstellingen, stijlkamers en de indrukwekkende historische raadszaal.

De Stichting Johan Hendrik Van Dale heeft een ingetrokken ANBI-status (2017) en zegt op haar Facebook-pagina over de eigen doelstelling: ‘Het organiseren van tentoonstellingen op het gebied van beeldende kunst in de Raadskelder van het Belfortmuseum te Sluis‘.

Sluis is een kleine gemeente met iets meer dan 23.000 inwoners. Het heeft weinig middelen. Daarom moet men niet te hard oordelen over een gemeente die de eindjes aan elkaar moet knopen. De vraag is echter of de gemeente binnen de huidige mogelijkheden de optimale oplossing kiest. Dat valt te betwijfelen. Het lijkt erop dat de gemeentelijke politiek niet uit het eigen kader kan stappen door een oplossing te kiezen waarvan iedereen profiteert.

Het is opvallend dat Museum Het Belfort en de Stichting Johan Hendrik Van Dale geen ANBI-status hebben, zodat ze werk kunnen maken van hun fondsenwerving. Men moet de toeristische aantrekkingskracht van de kuststreek niet onderschatten evenmin als de aantrekkingskracht van Johan Hendrik van Dale wiens naam het bekendste woordenboek in het Nederlandse taalgebied siert.

De oplossing die het college biedt lijkt sterk op privatisering zonder dat te zijn. Dat is vanwege de bestuurlijke problemen die veel energie opslokken en het gebrek aan financiële armslag de slechtste van alle opties.

Bij privatisering van een gemeentelijk museum is het gebruikelijk dat de gemeente verantwoordelijk blijft voor gebouw en collectie. De exploitatie zou dan ondergebracht kunnen worden bij een aparte stichting. Voordeel is dat de gemeente Sluis dan op afstand komt en zich bestuurlijk niet meer met Museum Het Belfort hoeft te bemoeien en het museum de ruimte krijgt die het nu mist om bij particulieren, bedrijven en het openbaar bestuur in Nederland en België te doen aan fondsenwerving, het werven van sponsors en het aanvragen van subsidies. En het ontplooien van tentoonstellingen en andere culturele initiatieven die nu blijven liggen.

Waarom krijgt in NRC de tentoonstelling Remix Rotterdam in het Rotterdamse Wereldmuseum niet de aandacht die het verdient?

Daar gaan we weer. Deze keer in het artikelHet Wereldmuseum is weer open, nu met meer verhalen en perspectieven’ in NRC. Een verslaggever vraagt niet door en laat zich knollen voor citroenen verkopen. Het Wereldmuseum is er sterk in om selectief informatie te geven aan media die blijkbaar verslaggevers sturen die onvoldoende geïnformeerd zijn om geen gemankeerd verhaal op te schrijven. Zo wordt het echte verhaal over het Wereldmuseum en de koepel NMVW die er de beleidslijnen uitzet ook deze keer niet in de media verteld.

Het Wereldmuseum opent na een jarenlange verbouwing. Het hele gebouw is eindelijk brandveilig verklaard. Stapsgewijze openstelling die gecertificeerd is door de veiligheidsbranche bestaat niet voor wie beseft wat de veiligheid van een gebouw is, wat voor risico’s een verbouwing in een in gebruik zijnd gebouw inhouden en hoe branden kunnen uitslaan. De verslaggever gaat mee in de misleiding van het Wereldmuseum. Bij een geïnformeerde journalist zou dat de vraag oproepen hoe het dan het afgelopen jaar zat met de veiligheid van de gepresenteerde tentoonstellingen. Zoals Dossier Indië met kostbare, originele afdrukken van foto’s.

Deze vraag wordt niet gesteld door Dominique van Varsseveld die niet in het colofon van NRC wordt genoemd als correspondent Rotterdam of lid van de kunstredactie. Waarom stuurt NRC niet iemand met verstand van zaken naar het Wereldmuseum? De recente geschiedenis van dit museum geeft er toch alle aanleiding toe om te kijken of de aan de Rotterdamse raad gedane beloften over de Rotterdamse signatuur worden nagekomen.

Het artikel noemt terloops de tentoonstelling Remix Rotterdam zonder te vertellen dat dit een samenwerking van het Wereldmuseum met Museum Boijmans Van Beuningen is die gesteund wordt door de Stichting Droom en Daad. NRC noemt Boijmans niet eens. Dat is een omissie in een artikel over een tentoonstelling in een Rotterdams museum dat in 2016 door de politiek opgeroepen werd om een Rotterdams karakter te behouden.

In de publiciteit heeft het Wereldmuseum, of liever gezegd de top van koepel NMVW Remix Rotterdam stelselmatig genegeerd of minimale aandacht gegeven. Wat voor psychische gesteldheid is dat? Klopt het vermoeden dat het NMVW in zichzelf gekeerd is en zich geen raad weet met presentaties die het niet kan controleren? Dus in dit geval een tentoonstelling met bruiklenen van Museum Boijmans die gecureerd is door conservator Alexandra van Dongen namens dit museum en conservator Wouter Welling namens het NMVW.

Remix Rotterdam zou een jaar geleden op 1 oktober 2019 opengaan. Dat werd vooraf spaarzaam in de publiciteit van het Wereldmuseum gemeld. Maar Remix Rotterdam ging niet open op 1 oktober 2019. Waarom niet? Het Wereldmuseum gaf er toen geen uitleg over en doet dat nu nog steeds niet. NRC geeft evenmin duidelijkheid en blijft hangen in een oppervlakkige beschouwing over wat haar op de mouw wordt gespeld.

Dit artikel van NRC kent vooral verliezers: de lezers van NRC die onvolledig geïnformeerd worden en het politiek correcte frame opgelegd krijgen van het Wereldmuseum, en het sturende NMVW dat zich laat kennen als organisatie die er aan de top moeite mee heeft om een normale relatie aan te gaan met collega-musea.

NB: Zie hier een commentaar van oktober 2017 (vanaf vierde alinea) voor een nadere omschrijving van mijn kritiek op het beleid van het NMVW in relatie tot het Wereldmuseum.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelHet Wereldmuseum is weer open, nu met meer verhalen en perspectieven’ van Dominique van Varsseveld in NRC, 9 september 2020.

Foto 2: Schermafbeelding uit september 2019 van aankondiging Remix Rotterdam op site Wereldmuseum.nl. .

Veiligheidsregio Rotterdam: ‘Dutch Pinball Museum’ is geen museum, maar speelhal

Wanneer is een museum een museum? Het gaat om het ‘Dutch Pinball Museum’ in Rotterdam. Dat is van belang omdat musea op 1 juni hun deuren weer mochten openen in verband met de versoepeling van de maatregelen in verband met de COVID-19. Maar als het een casino of speelhal is, dan mag het -als de ontwikkelingen het toelaten- volgens het overheidsbeleid pas op 1 juli open. Eigenaar Gerard van de Sanden beroept zich op het feit dat zijn organisatie volgens de Kamer van Koophandel en de exploitatievergunning een museum is. Maar de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond beschouwt het eerder als een speelhal. Er zijn drie aanwijzingen voor dat het Dutch Pinball Museum feitelijk geen museum is. Het is geen lid van de Museumvereniging, niet opgenomen in het Museumregister en de huisregels duiden erop dat het draait om het spelen op flipperkasten. Van der Sandens argument dat musea steeds interactiever zijn geworden door het gebruik van onder meer touchscreens is geen steekhoudende vergelijking omdat die een ander doel dienen.

Ondeugdelijke beantwoording vragen veiligheid Wereldmuseum

De beantwoording van de raadsvragen van Ruud van der Velden (Partij voor de Dieren) over de veiligheid van het Wereldmuseum is onbevredigend omdat het onduidelijk is wie er aan het woord is en de antwoorden om de hete brij heen draaien. Ze zijn op 18 december 2019 naar de raad gestuurd. Op 8 november besteedde dit blog er in een commentaar aandacht aan. De veiligheid van het Wereldmuseum zou in het geding zijn.

Wie beantwoordt de vragen? Als ‘steller’ wordt Gilbert Boutier genoemd. Hij is volgens zijn profiel op LinkedIn ‘Financieel Interim Manager’ van zijn eigen bedrijf Three Mountains, of preciezer gezegd dochter Three Mountains Interm Management BV en wordt vanwege zijn kennis op het gebied van Vastgoed blijkbaar gevraagd om de vragen te beantwoorden. Boutier was in 2013-2014 in dienst als ‘Project Manager’ bij de gemeente Rotterdam. De afdeling die bij de vragen genoemd wordt is dienst ‘SO Stadsontwikkeling’. Betrokken wethouder is Bas Kurvers (VVD) die onder meer verantwoordelijk is voor ‘Bouwen’. 

In de beantwoording wordt gezegd: ‘De gemeente (afdeling SO Vastgoed) is als eigenaar verantwoordelijk voor het gebouw en voert de verbouwing van het museum, in samenwerking met het Wereldmuseum, gefaseerd door. Door de fasering kan de gemeente eerder gebouwdelen opleveren en kan het museum deze inrichten met tentoonstellingen.’ Die laatste zin is de essentie omdat het doet uitkomen dat het functioneren van het Wereldmuseum centraal staat. Hoe zich dat verhoudt tot regelgeving en voorschriften is secundair.

Hoe kan het dat kritische vragen van Ruud van der Velden objectief beantwoord kunnen worden door een interim manager die handelt in opdracht van een gemeentelijke dienst van wie de nalatigheid in het toezicht juist een aspect van de kritische vragen is? Kortom, dit betreft een dienst die potentieel onder vuur ligt vanwege de gang van zaken en allerlei onregelmatigheden die resulteerden in de kritische vragen. Hiermee is niet gezegd dat Boutier, SO Stadsontwikkeling en wethouder Kusters niet integer handelen, maar de procedure is verwarrend en ongelukkig als de schijn ontstaat dat WC Eend zelf stelt dat WC Eend volgens de regels heeft gehandeld. Het is niet onmogelijk, maar hoe geloofwaardig kan die claim nog zijn?

Museum Boijmans van Beuningen was bezorgd over de veiligheid en besloot de tentoonstelling ‘Remix Rotterdam’ niet te laten doorgaan toen het constateerde dat het Wereldmuseum geen ‘gebruiksmelding brandveilig gebruik’ voor het hele pand had. Omdat het Wereldmuseum dit aan de bruikleengevers niet had gemeld, konden die zich niet beraden, laat staan hun bruiklenen terugtrekken. Want ze gingen ervan uit dat het hele gebouw veilig was gekeurd en het gemeentelijk toezicht voldoende was. De beantwoording doet hier badinerend over en poetst de zorgen van Boijmans en de andere bruikleengevers weg. Terwijl ze bewust in het ongewisse werden gelaten over de veiligheid van het gebouw. Illustratief voor de tegenstrijdigheden in de beantwoording is de mededeling ‘De certificering van de brandmeldinstallaties staat gepland op 6 januari 2020’. Als het management van het NMVW dit voor 1 oktober 2019 niet aan de bruikleengevers had gemeld, welke afweging konden die dan maken als ze de informatie niet hadden gekregen? De claim dat ‘alle bruikleengevers [er staat ‘bruikleengegevens’] van Dossier Indië geïnformeerd [waren] over de gefaseerde verbouwing‘ wil niet zeggen dat ze erover waren geïnformeerd dat op 1 oktober de omgevingsvergunning voor het gehele gebouw niet in orde was. Ook de ene bruikleengever die telefonisch contact opnam met het Wereldmuseum deed dat op eigen initiatief en niet omdat het door het Wereldmuseum was geïnformeerd.

De beantwoording suggereert dat het Wereldmuseum volgens de regels heeft gehandeld, maar slalomt langs de kritische vragen heen. Dit biedt eerder vaagheid dan duidelijkheid. Dat het Wereldmuseum iets van plan is of iets aanvraagt, wil nog niet zeggen dat het volgens de voorschriften handelt. Een vraag wordt in veel gevallen met een antwoord op een andere vraag beantwoord. Neem de hernieuwde keuring door het Museumregister bij een verbouwing die wordt gereduceerd tot de afgifte over verantwoord collectie­ beheer. Ook blijft onduidelijk hoe de calamiteitenteams zijn bemenst en wie zitting nemen in het crisisteam.

De beantwoording geeft geen uitsluitende duidelijkheid en kan daarom niet als de definitieve beantwoording van de vragen van Ruud van der Velden worden beschouwd. De verwarring blijft bestaan of wordt door de beantwoording mogelijk bewust of vanuit onwetendheid vergroot door zand in de lucht te gooien zodat een heldere blik op het reilen en zeilen van het Wereldmuseum en een antwoord op de vraag of het toezicht door de gemeentelijke instanties voldoende is geweest onmogelijk wordt gemaakt. Dat is een trieste constatering.

Foto 1: Schermafbeelding van site Wereldmuseum, september 2019  (inmiddels verwijderd).

Foto 2: Schermafbeelding van deel ‘Beantwoording van de schríftelijke vragen van het raadslid R. van der Velden (Partij voor de Dieren) over ‘Zorgen over onveilige situaties bij het Wereldmuseum’, 17 december 2019.

Fundamentele vragen over veiligheid bij het Wereldmuseum

Ruud van der Velden van de Partij voor de Dieren in de Rotterdamse gemeenteraad heeft vandaag bovenstaande raadsvragenZorgen over onveilige situaties bij Wereldmuseum’ gesteld aan de Commissie Bouwen, Wonen en Buitenruimte (2018-2022). Los van deze vragen en zonder contact met Van der Velden heb ik deze week onderstaand commentaar geschreven. Vragen en commentaar wijzen dezelfde richting op. Er zijn talloze betrokkenen die zich zorgen maken over de onveilige situaties bij het Wereldmuseum, zich daar over verwonderen en willen dat de situatie bij het Wereldmuseum zich ten goede keert. Mijn commentaar:

Het is een publiek geheim dat de veiligheid en brandveiligheid van het Wereldmuseum niet op orde zijn. Juiste of geldige brandveiligheidsvergunningen voor het gebouw aan de Willemskade te Rotterdam ontbreken. Het Rotterdams gezag had in moeten grijpen na de heropening in juli 2019. Dat is tot nu toe niet gebeurd. Die opening werd door het museum aangekondigd als ‘na de grote verbouwing’, maar dat is onjuist omdat de verbouwing nog steeds aan de gang is. Het is opmerkelijk waarom de toezichthoudende Brandweer voor een publiek toegankelijk gebouw dat verbouwd wordt, onvoldoende brandscheidingen bevat en de kans op brandoverslag bestaat een vergunning afgeeft. Dat lijkt dan ook niet te zijn gebeurd, maar hoe de Brandweer dan wel handhaaft is de vraag. Ook het electriciteitsnet geeft risico’s en kans op kortsluiting. Zo was er een week na de opening in juli 2019 een grote kortsluiting/stroomstoring en zijn er recent vaker stroomstoringen gesignaleerd waarbij het licht uitvalt of een lift niet werkt. Dat volgt noodzakelijk uit een grote verbouwing.

Voorschriften waar een museum zich aan moet zijn de richtlijnen uit 1994 bij punt 5. Het management van het Wereldmuseum lijkt in gebreke te zijn gebleven bij de inventarisatie en beoordeling van bedrijfsactiviteiten en risico’s zoals het Museumregister (dat de museumnorm beoordeelt) als checklist geeft (punt 4.4). Niet duidelijk is of er een calamiteitenplan is, er sinds juli 2019 brandveiligheidsoefeningen zijn gehouden en er voldoende geschoolde en getrainde BHV- (Brand Hulp Verlening) en CHV- (Collectie Hulp Verlening) medewerkers zijn en ingezet worden. Onduidelijk is trouwens of het Wereldmuseum dat sinds 27 februari 2002 als museum in het Museumregister geregistreerd staat wel een volwaardige museale vergunning heeft.

Het Wereldmuseum is sinds 2017 onderdeel van het Nationaal Museum voor Wereldculturen (NMvW) waar Stijn Schoonderwoerd algemeen directeur is. Klaarblijkelijk opereert de NMvW op de locatie Wereldmuseum niet of niet volledig volgens de normen die de museumsector via het Museumregister of de Museumvereniging stelt. Het is lastig om één oorzaak voor het ontbrekende professionalisme van het NMvW te geven. Het lijkt eerder een combinatie van factoren die elkaar versterken en te maken hebben met ontbrekend leiderschap van de NMvW-directie, slechte organisatie, een bedrijfscultuur die gehoorzaamheid afdwingt, een ontbrekend locatiehoofd/eindcoördinator voor het Wereldmuseum, een lastige voorgeschiedenis van het Wereldmuseum onder de weggestuurde directeur Stanley Bremer die roofbouw had gepleegd op gebouw en personeel, en de speciale en (financieel) kwetsbare positie van het Wereldmuseum binnen het NMvW als afzonderlijke stichting.

Hoe verder is de vraag. Door inzet van velen is in 2015 het Wereldmuseum gered uit handen van Bremer die de Afrika-collectie wilde verkopen en het museum het pad van vervlakking en populisme opstuurde waarbij hij kunst en kunstobjecten ondergeschikt maakte aan andere doelen zoals publieksbereik of commerciële levensvatbaarheid. Merkwaardig genoeg herhaalt zich deze recente horrorgeschiedenis in een andere vorm bij het NMvW. Want dat maakt ook de kunst ondergeschikt aan doelen zoals politieke correctheid of cultureel populisme. Bremer en Schoonderwoerd lijken meer gemeenschappelijk te hebben dan op het eerste oog blijkt. Ze hebben zich onder het mom het goede te doen laten kennen als tegenspelers van het Wereldmuseum.

Wat Rotterdam moet met de constructie van een onvriendschappelijk en onprofessioneel NMvW en het NMvW met een Wereldmuseum dat het blijft beschouwen als een ‘vreemd lichaam’ is de vraag. Het geknoei met de ontbrekende (brand)veiligheidsvergunningen is een symptoom van een slecht huwelijk. Want dit is niet zozeer amateurisme, maar onwil van het NMvW om het Wereldmuseum een volwaardige en autonome plek te gunnen. De Rotterdamse gemeenteraad moet nog maar eens nadenken wat het met het Wereldmuseum wil. Want de gemeente Rotterdam subsidieert het Wereldmuseum jaarlijks met 5 miljoen euro en heeft daarom een drukmiddel om de Rotterdamse signatuur van het Wereldmuseum als harde eis te stellen aan het NMvW. Die signatuur is tot nu toe onzichtbaar. Dat komt bovenop de eis het NMvW te verplichten om het Wereldmuseum te laten opereren volgens de Museumnorm en de normale basisvoorwaarden van de museumsector.

Foto 1, 2 en 3: Schermafbeelding van raadsvragen van Ruud van der Velden (PvdD) in de gemeenteraad Rotterdam over de onveilige situaties bij het Wereldmuseum, 8 november 2019.

Foto 4: Schermafbeelding van (inmiddels verwijderde) aankondiging ‘Museum gedeeltelijk geopend’ op site Wereldmuseum, gedateerd 1 juli 2019.