Guillaume Bijlland in Hongarije (1966)

Hongarije, Boedapest XII. Bierstraat 18, Árpád Szakasits Gemeenschapshuis van Hongaarse optische werken. Bizományi Áruház Váltat (BÁV) kunstveilingtentoonstelling, 1966. Collectie: Fortepan.

In 2019 had de Belgische kunstenaar Guillaume Bijl een presentatie in Galerie Mieke van Schaijk in Den Bosch. Met de ‘Sorry-installatie‘ die aan een verzamelaar werd verkocht. Op de finissage had Alex de Vries een interessant en vermakelijk gesprek met de kunstenaar. Bijl stelde zich inschikkelijk op.

Het werk van Guillaume Bijl zag ik voor het eerst in het Centraal Museum in 1989 op de openingstentoonstelling ‘Groeten uit Utrecht‘ van de toen kersverse directeur Sjarel Ex. In het hele museum vonden interventies plaats. In musea kwam toen de praktijk op om hedendaagse samen met oude kunst te presenteren. Later werd dat een maniertje.

De interventie van Bijl was minimaal en doelmatig. Met een witte badjas aan een haakje, een houten krukje en een bordje ‘Sauna’ toverde hij de met houten latten gelambriseerde koffiekamer om tot sauna. Of een deel ervan. Tien jaar later sneuvelde de koffiekamer in de zoveelste verbouwing van het Centraal Museum. Bijl keek trouwens op z’n neus toen hij in een Utrechts restaurant geen frites kreeg, maar het moest doen met gratin dauphinois. Zo hard kan de werkelijkheid zijn.

Toen ik de bovenste foto zag was mijn eerste gedachte: Guillaume Bijl. Zo worden kunstliefhebbers geconditioneerd. Maar hij is het niet. Het is een Hongaarse verkooptentoonstelling uit 1966.

Toch lijkt veel op Bijl als je erop gaat letten. Zoals Cruyff zei: ‘je ziet het pas als je het door hebt‘. Dat door hebben wil zeggen dat de wereld Bijlland is. Dat is een troost en geruststelling. Veilig ingekaderd.

Bijl is niet de eerste kunstenaar die het domein van de kunst oprekt tot diep in de realiteit. Zover dat de argeloze passant niet weet dat er een grens loopt. Dat vernieuwt de blik op de wereld indien men het beseft en laat niks gebeuren als men het niet beseft. Dat bestaat naast elkaar. Zonder twijfel bestaat Bijlland. Zoals vele parallelle werelden in hogere en lagere sferen. Al is het in de verbeelding van de kunstenaar en degenen die het zien. Of willen zien.

Anteprima 4. Guillaume Bijl, 1992. Collectie: Museum Castello di Rivoli.

Nacht 7: Mackó-buffet is moderniteit van socialistische horeca (1959)

Sándor Bauer, Magyarország, Budapest VIII. Rákóczi út 9., Puskin utca sarok, Mackó büfé, 1959. Collectie: Fortepan.

Er lijkt tegenspraak tussen de bovenste foto en de beschrijving bij de onderste wat betreft het karakteristiek van dit type buffet (vertaald):

Mackó (teddybeer) buffetten zijn een nieuw hoogtepunt geworden in de socialistische horeca. Ze zijn ontstaan ​​uit de combinatie van buffetten en delicatessenzaken. De winkels lieten staand verbruik en afhalen toe. In hun ontwerp en uitrusting is moderniteit hun kenmerkende eigenschap - schreef de publicatie Hotels en restaurants die begin jaren zestig werd gepubliceerd, waarin ook werd gemeld dat zes van dergelijke buffetten in Boedapest werden geopend. Misschien wel de bekendste was die in Kígyó Street (ook een banketbakkerij), maar er waren er nog meer in Nagymező Street, József Boulevard, Széna Square, Váci Street en op Ferihegy Airport. Vier andere winkels waren Bistro Mackó, waar je kon aanschuiven en in showkeukens bereide barbecuegerechten serveerden. De populariteit van de Mézes Mackó (Honingteddybeer) was naast de heerlijke koffie gemaakt door een Italiaans koffiezetapparaat, te danken aan de koude buffetgerechten (waaronder casino-eieren en allerlei aspic-specialiteiten).

Op de bovenste foto van dit Mackó-buffet staan vier stoeltjes. Zijn die bedoeld om even op te zitten bij het afhalen? Voor een lange zit zijn ze niet comfortabel. Op de wand links naast de toonbank is nog net het logo van de teddybeer zichtbaar. In een anders gespiegelde foto van dezelfde ruimte is dat beter te zien.

De omschrijving: ‘In hun ontwerp en uitrusting is moderniteit hun kenmerkende eigenschap‘ slaat de spijker op de kop. Dat is moderniteit van achter het IJzeren Gordijn in 1959. Het is trouwens de vraag of het uitdragen van ‘moderniteit’ een bewuste keuze was of terloops tot stand kwam door knippen en plakken uit westerse voorbeelden.

Zo ontstond in Hongarije in de jaren 1950 de mengvorm ‘socialistische horeca‘ met een Italiaans koffiezetapparaat, West-Europese keukenapperatuur en neonverlichting, een mozaïekvloer en koude buffetgerechten. En wie weet, stuurse bediening.

Het doet qua inrichting denken aan de Utrechtse IJssalon Venezia die is gesloten, maar in 2021 in het Zaanse dorp in het Openluchtmuseum opnieuw is opgebouwd. Dat geeft aan dat deze ‘moderniteit’ inmiddels cultureel erfgoed is. In een artikel voor het Vakblad IJS wordt gesproken over ‘de ijssalon in jaren zestig-stijl‘. Dat is te laat gedateerd. Het neon was van 1946. Laten we het houden op de stijl van de jaren 1950.

Licht en donker van Európa Áruház (1947-48)

Európa Áruház. Európa Store House in 1947-48 in the night at a corner building with glass shop windows and neon writing Európa Áruház above the entrance on both sides. Collectie: Magyar Kereskedelmi és Vendéglátóipari Múzeum – Budapest.

In Oost-Europa gaat na de Tweede Wereldoorlog het licht uit. De Sovjet-Unie heeft het voor het zeggen. Maar in 1947-48 straalt in het Hongaarse Boedapest de Europa Winkel, de Európa Áruház.

Een andere foto van dezelfde winkel bij dag die eveneens gedateerd is op 1947-48 toont een stuk minder indrukwekkend. Een alledaagse sleur die niet feeëriek aandoet. Bomen en een reclamezuil staan voor de winkel. Ze ontbreken op de bovenste foto.

Het is logisch om te veronderstellen dat die zijn verwijderd omdat ze niet passen in het sprookje van een gemoderniseerde winkel achter het IJzeren Gordijn waar consumenten terecht kunnen voor de meest uiteenlopende producten die concurreren met het Westen. Met Europa.

De twee foto’s tonen een verhaal van twee winkels. Detailhandel als politieke promotie.

Európa Áruház. Európa Store House in 1947-48 with shop windows, people waking and an advertisement column in Budapest. Collectie: Magyar Kereskedelmi és Vendéglátóipari Múzeum – Budapest.

Ansichtkaart uit de Eerste Wereldoorlog: luizen zoeken

Ansichtkaart uit de Eerste Wereldoorlog. Met het handgeschreven opschrift “luizen zoeken” op de achterkant.‘ Collectie: Gróf Esterházy Károly Múzeum, Pápa.

Dit is een foto uit de Eerste Wereldoorlog. Opvallend is dat de foto het tot ansichtkaart heeft gebracht.

Zoals bekend verloor de toenmalige Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie aan de kant van het Duitse keizerrijk de oorlog en na 1919 grote delen van het grondgebied. Door politieke onenigheid in Boedapest was na de Ausgleich van 1867 het Hongaarse leger verwaarloosd.

Militairen ontluizen hun kleren. Of ze vangen ratten in de loopgraven. Of welk ongedierte dan ook. Oorlog is ongedierte.

Wat wil de ansichtkaart zeggen? Dat het thuisfront zich geen zorgen hoeft te maken over de hygiëne in de Hongaarse regimenten? Dat weten we niet. Hoe dan ook toont de ansichtkaart niet martiaal of nationalistisch, maar eerder het omgekeerde daarvan.

Amsterdam door Hongaarse ogen (1962)

Nederland, Amsterdam, 1962. Schenking van Janos Metneki. Collectie: Fortepan (Boedapest. Hongarije).

Betoverend zijn de kleurenfoto’s uit 1962 van net voor de provojaren met een schraal herkenbaar Oostblok-achtig kleurenpatroon. Het is het niet zo bekende beeld van vlak voor een grote gebeurtenis. 1962. Als aanloop naar 1965.

Jongeren en een enkele oudere genieten op de Dam van de zon. Zijn het medewerkers van banken en winkels in hun middagpauze? Waarom wil een Hongaarse fotograaf dit beeld vastleggen? Spreekt hem het exotisme van het vrije, ontspannen Westen aan? Verbeeldt dit de sfeer van vrijheid die hij in eigen land mist? Het is gissen.

Op de Wallen valt het vizier op een jongen en meisje die midden in de steeg (Lange Niezel) met elkaar praten. Een lookalike van Marilyn met petticoat en een nozem in een pak. In een afgezwakte alledaagse verschijningsvorm. Toen normaal, nu een verdwenen stadsbeeld. Zo verklaren we het nu, om iets dat we niet helemaal begrijpen dichterbij te brengen.

Transitie is het begrip dat deze foto’s uitdrukken. Zowel van de mensen die op de foto tot object worden gemaakt als van de fotograaf die erdoor gefascineerd wordt. De gevestigde orde van Nederland zou enkele jaren later met krenten uitgedaagd worden en had er geen passend antwoord op. Hier is het nog enkelzijdig Amstel Bier, Willem II sigaren en Heineken.

Wat komen ging was ludiek én serieus. Hangt het in 1962 al in de lucht? Dat valt uit deze foto’s niet af te leiden. Er heerst rust. Toch lezen we er stil protest in dat van zich gaat laten horen. Een kwestie van een kritische grens die eenmaal overschreden de weg vrijmaakt voor allen. Dat wordt hier opgebouwd. Wie kon dat vooraf weten?

Nederland, Amsterdam; Lange Niezel gezien vanaf de Oudezijds Voorburgwal, 1962. Schenking van Janos Metneki. Collectie: Fortepan (Boedapest. Hongarije).

Gedachte bij de foto ‘Kriegsgefangene in der Sammelkaserne Munkacs’ (1915)

Kriegsgefangene in der Sammelkaserne Munkacs‘, 1915. Collectie: Österreichische Nationalbibliothek.

Wat een idyllisch beeld van een groep Russische krijgsgevangenen in 1915. Is dit propaganda van de fotodienst van het toenmalige Oostenrijks-Hongaarse leger of ging het er toen werkelijk zo aan toe? Is de code van de oorlogvoering veranderd en sinds die tijd verhard?

Locatie van dit tafereel is het toenmalige Hongaarse Munkács, dat nu in West-Oekraïne ligt. Tussen 1995 en nu maakte het deel uit van Tsjecho-Slowakije, Hongarije, de Sovjet-Unie en sinds 1991 Oekraïne. Nu heet het Moekatsjevo in de provincie Transkarpatië.

Zouden van Russische krijgsgevangenen die gevangen zijn genomen in de Russisch-Oekraïense oorlog (2014 – …) meer dan 100 jaar later door de fotodienst van het Oekraïense leger net zulke idyllische plaatsjes worden gemaakt? Het lijkt onwaarschijnlijk. Toch waren de verschrikkingen er toen niet minder om.

Laten we het maar op promotie van de eigen menselijkheid van het Oostenrijks-Hongaarse leger houden. Is dat het verschil, dat in de huidige oorlog niet eens de schijn van menselijkheid wordt opgehouden door de strijdende partijen? Dat zou kunnen. De geschiedenis zal het leren.

Prinses Nouma Hawa was in Utrecht in 1902

Op deze foto uit 1902 van Johannes Anthonius Moesman (1959-1937) zien we het Utrechtse kermisterrein op het Vredenburg. Hij was de vader van de surrealistische schilder Jopie Moesman. Interessant is de attractie met Prinses Nouma Hawa. Men kon tegen betaling haar de hand schudden. Met terugwerkende kracht is zij een wereldster. Hoewel ze in 1902 vlak voor haar grote doorbraak stond. Wat deed ze in Utrecht? Maar, wacht even, over welke Nouma Hawa gaat het?

Afbeelding van reclamemateriaal van Prinses Nouma Hawa in een artikel dat de identiteit van de twee Nouma-Hawa’s verwisselt.

Nouma Hawa werd in Nederlands publiciteitsmateriaal gepresenteerd als het levende dauwdrupje ofwel ‘de kleinste dame ter wereld’. Bronnen zeggen dat ze rond 1902 door Europa toerde en in het seizoen 1903-1904 toetrad tot de Amerikaanse show van Buffalo Bill. Ze zou tijdens een Europese toernee van Buffalo Bill geworven zijn. Ze stierf in 1909. Haar naam was Mathilda Cajdos (Hongaars: Matilda Gajdoš) en ze was geboren in het toenmalige Transsylvaans-Hongaarse Barót in het Szeklerland dat na de Eerste Wereldoorlog Roemeens werd. Vandaar de misverstanden over haar herkomst.

Foto met Prinses Nouma Hawa, artiestennaam van Matilda Gajdoš in een nieuwsbrief van december 2020 van de Lexden History Group met een item over de Buffalo Bill Wild West Show in het Engelse Colchester in september 1903.

De Zweedse versie van het Wikipedia-item ‘Mathilda Cajdos‘ (1877-1909) laat onderstaande Nouma-Hawa zien die wordt gepresenteerd als de eerste vrouwelijke dompteuse ter wereld. Ze lijkt niet de kleinste dame ter wereld. Dit item is onbetrouwbaar en slaat de plank volledig mis.

Adolph Friedländer (1851-1904) – Ruth Malhotra: Manege frei. Artisten- und Zirkusplakate von Adolph Friedländer. Dortmund 1979; S. 121 Nouma Hawa – La première dompteuse du monde. Farblithographie.

Er lopen blijkbaar twee identiteiten door elkaar heen. Prinses Nouma Hawa die in Transsylvaans Hongarije in 1877 geboren werd als Matilda Gajdoš en de dompteuse die zich Nouma-Hawa noemt. Volgens een Franse bron werd zij in 1845 als dochter van een kleermaker in de Ardèche geboren als Marie Louise Grenier en stierf ze in 1926 aan het Meer van Genève. Het is aannemelijk om te veronderstellen dat de 32 jaar oudere Marie Louise Grenier zich eerder Nouma-Hawa noemde dan Matilda Gajdoš zich prinses Nouma Hawa noemde.

Deze bron zegt terecht dat we de Franse dompteuse niet moeten verwarren met prinses Nouma Hawa die met Buffalo Bill optrad. Maar Dominique Denis gaat ook de fout in als hij zegt dat deze 82-centimeter lange Matilda Gajdoš ‘aan het begin van de 20e eeuw naar Europa is gekomen met de Buffalo Bill-tour’. Het was juist andersom, ze werd in Europa geëngageerd door kolonel William Cody, de echte naam van Buffalo Bill, en ging toen naar de VS waar ze uiteindelijk in 1909 stierf.

Het is lastig om alle feiten correct op een rij te krijgen. Het internet kan een bron van misleiding en napraterij zijn.

Gedachten bij een foto met Miklós Bánffy (1934)

Erdélyi írók sátra a Könyvnapon a Szervita-téren. Ülnek: Szántó György, Bornemissza Elemérné, Makay Sándor református püspök. Állnak: Szántó Györgynégróf Bethlen Balázsné, Tamási Áronné, Kovács Lászlóné, báró Kemény János, KeményGizella, Bánffy Miklós, Be 1934‘. Collectie: Hungarian National Museum.

De Hongaarse schrijver Miklós Bánffy (1873-1950) is beroemd om zijn Transsylvaanse of Zevenburgen trilogie die hij in de tweede helft van de jaren 1930 publiceerde en in Nederlandse vertaling van Rebekka Herman Mostert verschijnt bij uitgeverij Atlas Contact. Twee van de drie delen zijn verschenen en het laatste deel staat aangekondigd voor mei 2022. Het speelt in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog in de kringen van de Hongaarse adel.

Hoofdpersoon graaf Bálint Abády is de alter ego van Miklós Bánffy. Hij is een verlichte, rationele en wat buiten de hoofdstroom staande parlementariër en landheer die het het beste voorheeft met de Roemeense boerenstand en bosbouwers in Transsylvanië. Hij is hopeloos verliefd op een vrouw die ongelukkig getrouwd is. Bánffy die in 1921 ook Hongaars minister van Buitenlandse Zaken was geeft vele details over de partijpolitieke strijd tussen de onafhankelijken, de coalitie, de 48’ers en de 67’ers. Voor een niet-Hongaars publiek niet altijd even makkelijk te volgen.

Tot 1918 was Transsylvanië Hongaars grondgebied, sinds die tijd is het Roemeens. De Saksen (Walen, Vlamingen. Lotharingers en Duitsers in het algemeen) en Hongaren hadden na 1918 hun macht verloren. Na de Tweede Wereldoorlog bezette de Sovjet-Unie onder meer Hongarije en Roemenië, werd de adel afgeschaft en werd hun bezit onteigend. De Hongaarse adel stond met lege handen.

Graaf Bánffy vertegenwoordigt de tragiek van Hongarije. Een land dat zich tijdens de associatie met Oostenrijk in de dubbelmonarchie (1867-1918) verliest in muizenissen, politieke stagnatie, grootheidswaanzin en irreële aanspraken op eigenheid en zo de eigen positie en militaire slagkracht ondermijnt. De Hongaarse politieke elite stelt zich hooghartig op tegenover Kroaten, Slowaken en Roemenen waarover het heerst, terwijl het diezelfde hooghartigheid van de Oostenrijkers jegens de Hongaren laakt en daar misbaar over maakt.

De titel van de foto uit 1934 van de medewerkers van het tijdschrift de ‘Transylvanische Helikon‘ (1928-1944) dat nationale en taalkundige verschillen probeerde te overstijgen luidt in vertaling: ‘Kiosk van Transsylvanische schrijvers op Boekendag op het Servita Plein [in Boedapest]. Zittend: György Szántó, Elemérné Bornemissza, gereformeerde bisschop Sándor Makay. Staand: Györgynégrof Szántó Balázs Bethlen, Áronné Tamási, Lászlón Kovács, Baron János Kemény, Gizella Kemény, Miklós Bánffy, Be.’

Bánffy staat half verscholen in de kiosk naast de vrouw met het witte hoedje. De moeilijkste jaren voor hem, Hongarije en de Hongaarse adel liggen nog voor hem. Een beklemmend vooruitzicht.

Hypocrisie is dat de EU Hongarije aanpakt, maar niet China en de Russische Federatie

Schermafbeelding van deel artikel ‘’t Is de hypocrisie, stupid!’ van Steven Van Hecke in De Tijd, 25 juni 2021.

Prachtig commentaar van Steven Van Hecke op de Vlaamse zakensite De Tijd over de hypocrisie van premier Orbán, degenen die hem subsidies geven, de Europese Commissie, de sportwereld en de critici die ontkennen dat sport en politiek nauw verbonden zijn. Iedereen heeft boter op het hoofd. Aanleiding zijn de anti-homowetten in Hongarije. Maar hij mist een ander soort hypocrisie.

Denk eens aan de aanleg van de Russische gaspijplijn Nord Stream II en de samenwerking met China waar de EU zich niet tegen verzet of zelfs maar een beleid voor ontwikkelt om de EU minder afhankelijk te maken. Dat beleid is er deels wel, maar wordt door de regeringsleiders niet nagevolgd. Dat maakt de EU afhankelijker dan nodig is van beide autoritaire staten.

In beide landen worden de mensenrechten in veel grotere mate geschonden dan in Hongarije. Uiteraard is dat land lid van de EU en zou daarom de Europese waarden hoog moeten houden, maar vooral China vertrapt in Hong Kong, Tibet en Xinjiang op industriële schaal de mensenrechten dan premier Orbán in Hongarije zich maar wensen zou.

Het fel reageren op Hongarije en niet op China is de echte hypocrisie van de Europese regeringsleiders. Ze geven de indruk dat ze alleen reageren als het economisch weinig pijn doet en weinig kost. Handel en winsten bepalen op voorhand de uitkomst van het protest, niet de mate van schending van de mensenrechten.

Uiteraard is premier Orbán een opportunistische boef die niets in de EU te zoeken heeft, maar de Chinese en Russische leiders zijn veel grotere criminelen die hun bevolking onderdrukken en er mee wegkomen vanwege hun machtspositie.

En met die landen hebben de EU-lidstaten hechte economische banden. Het protest tegen Orbán is gerechtvaardigd, maar ook potsierlijk omdat toch het idee bestaat dat hij als kleine kruimeldief ferm wordt aangepakt, terwijl de grote criminelen China en de Russische Federatie buiten schot blijven. Als olifanten in de kamer.

Zo wordt premier Orbán het symbool van een actie van daadkracht zodat het grote onrecht van de belangrijke handelspartners China en de Russische Federatie ongestraft kan blijven. Dat is de echte hypocrisie van de regeringsleiders van de EU.

Optie om Hongarije en wellicht Polen uit de EU te gooien moet serieus overwogen worden

In Polen en Hongarije gaat het niet goed met de rechtsstaat. De scheiding der machten is daar een aspect van. Dat wordt geïllustreerd door de positie van Poolse rechters. Ze worden stukje bij beetje ondergeschikt gemaakt aan de uitvoerende macht. Daarmee wordt de rechtsstaat zo vermagerd, dat er nog weinig van overblijft. Maar de marges zijn breed. Het is niet nauw omschreven wat de rechtsstaat is, zodat de overtreders ervan niet aangepakt kunnen worden en hun opvatting er tegenover kunnen blijven zetten. Toch gaat het verder dan dat en zijn er nu al praktisch problemen. Kunnen bijvoorbeeld nog verdachten uitgeleverd worden aan een rechtssysteem dat niet onafhankelijk is, maar door rechts-radicale partijpolitiek wordt aangestuurd?

Binnen de EU wordt zorgelijk gekeken naar de ontwikkelingen in deze twee Oost-Europese landen. In Hongarije gaan die onder premier Orbán verder dan in Polen. In dat laatste land is ongeveer de helft van de bevolking tegen de conservatieve regering die door Jarosław Kaczyński wordt aangestuurd. Orbán heeft zijn greep op de maatschappij verder doorgevoerd. Nota bene met behulp van EU-fondsen heeft hij zijn macht uit kunnen bouwen.

Er kan op korte termijn een moment komen dat serieus moet worden besproken om Hongarije en Polen uit de EU te gooien omdat ze de waarden en de werking ervan met hun obstructie bedreigen. De EU is beter af zonder dan met deze radicale onruststokers die de waardengemeenschap die de EU is bewust ondermijnen. In elk geval Hongarije zou veel steviger dan nu de macht aangezegd moeten worden. Als de ontknoping met het Verenigd Koninkrijk mogelijk is, dan moet die met Hongarije ook haalbaar zijn. Als Hongarije alleen staat, dan kan Polen wellicht nog gered worden.

Als de EU een flexibel en krachtig machtscentrum wil worden tussen de VS en China, dan moet het om te beginnen de eigen krachten die het verzwakken neutraliseren. Als Hongarije niet wil luisteren, dan kan het vertrekken. Die optie dient in het machtsspel met Hongarije bovenaan te worden gezet. Het leiderschap van de EU moet beseffen dat het uiteenvallen van de EU geen dreiging, maar een kans is. De EU moet zich niet laten leiden door angst. Het is een positief vooruitzicht om definitief afscheid te nemen van landen als het Verenigd Koninkrijk, Hongarije en wellicht Polen die mentaal de waarden van de EU niet verinnerlijkt hebben, de cohesie verzwakken en de EU bewust door obstructie proberen te ondermijnen.