Kritiek op kunstwerk ‘Americana’ van Eric Bui dat politiegeweld zou aanmoedigen leidt tot verwijdering en roep tot inperking van kunst

Begin december 2020 werd het kunstwerk ‘Americana’ van Eric Bui verwijderd van de tijdelijke tentoonstelling ‘Holding the Moment’ op de luchthaven van het Californische San Jose. Aanleiding waren klachten van het publiek dat het geweld tegen de politie zou aanmoedigen. Het was een gezamenlijk project van stad en luchthaven. Het zou op 5 december in deze tentoonstelling worden afgewisseld met werk van andere kunstenaars.

Bui ontkent dat hij geweld tegen de politie wil aanmoedigen, maar zegt tegelijk dat iedereen een eigen interpretatie over zijn werk kan geven. Hij beweert dat zijn werk een reactie is op het buitensporig politiegeweld dat de VS treft. Zoals in mei 2020 tot uiting kwam in de moord op George Floyd door een politieagent.

Eric Bui’s reactie op de kritiek uit onder meer politiekringen is autonoom: ‘Het belangrijkste voor mij is om niet te reageren op de zorgen van mensen door ze weg te poetsen, maar eerder te luisteren naar waarom mijn kunstwerken en het onderwerp in het algemeen zo’n sterke reactie van hen oproepen’.

Deze controverse maakt duidelijk dat kunst er toe kan doen en geen franje of amusement hoeft te zijn. Kunst scherpt aan, kunst stelt ter discussie. Tegelijk lijkt het ook of (een deel van) het publiek weinig kan hebben en niet goed weet hoe het met kritische kunst die inhaakt op een actueel thema om dient te gaan.

Of het stadsbestuur van San Jose verstandig heeft gehandeld door dit kunstwerk van de tentoonstelling te verwijderen na kritiek van luchthavenmedewerkers, leden van een politievakbond en leden van het publiek en mee te gaan in de interpretatie dat ‘Americana’ geweld tegen de politie aanmoedigt valt te bezien.

Opvallend in de mediaberichten die deze kwestie berichten is de invalshoek die gekozen wordt. Die kan toch niet anders dan als onevenwichtig worden beoordeeld. De grote aandacht voor de kritiek uit politiekringen op het werk benadrukt de maatschappelijke macht die de politie in de VS inneemt. Een weerwoord uit de kunstsector, een universiteit of museum dat de vrijheid van expressie en de autonomie van kunst benadrukt ontbreekt. Hoewel Eric Bui zijn zaak goed bepleit laten de media hem geïsoleerd staan in zijn verdediging. Dat is veelzeggend en roept daarenboven de vraag op of Amerikaanse media zich onder druk laten zetten door de wetshandhavingsinstanties.

De klap op de vuurpijl van deze controverse is de rancuneuze en weinig succesvolle petitie op Change.org die dateert van na de verwijdering van het werk en als boter na de vis onder meer eist dat het proces voor het kiezen van kunst wordt gecontroleerd en aangepast om ervoor te zorgen dat ‘geen enkele toekomstige artistieke vertoning geweld of discriminatie bevordert of iemand in gevaar brengt’. Dat is een verregaande en onmogelijke eis. De petitionaris roept niet op tot een open debat met de kunstenaar of degenen die de tentoonstelling hebben ingericht, maar wil het debat erover eenzijdig verbieden en de verantwoordelijken bij stad en Culturele Zaken straffen.

De mentaliteit die uit deze petitie spreekt is angstaanjagend en plaatst kunst en allen die kunst een warm hart toedragen buiten de orde en ontneemt kunst de vrijheid van meningsuiting of expressie. Te weten het in de VS bijna onaantastbare Eerste Amendement van de Grondwet. Dat is een on-Amerikaanse wijze van denken die in bepaalde segmenten van de Amerikaanse samenleving steeds meer ingang vindt vanwege de rugwind van Trumps presidentschap. Deze kwestie is van belang als teken van de intolerantie en de poging tot knechting van de kunst.

Foto 1: Informatie over ‘Americana’ van Eric Bui door de City of San Jose voor de tentoonstelling ‘Holding the Moment’ op San Jose Airport.  Het werk zou tentoongesteld worden van 1 november tot 5 december 2020.

Foto 2: Schermafbeelding van deel petitieSan José: Government Should Not Encourage Violence Against Our Police’ van Jonathan Fleming op Change.org, vermoedelijk gepost op 8 of 9 december 2020.

Advertentie

1960: Gedachte bij foto ‘Donation du portrait de Jefferson Davis (..) par les Soeurs de la Confédération, Richmond, Virginie, Etats-Unis’

Tijden veranderen. Dat is wat je van deze foto uit het bezit van het Musée d’Art moderne de Paris zeggen kunt. Veel is er duidelijk en ook veel is er onduidelijk aan. Het portret op de achtergrond is van Jefferson Davies, de eerste en enige president van de de Geconfedereerde Staten van Amerika die bestonden van 1861 tot 1865. Zeg maar de Zuidelijke staten die de slavernij in stand wilden houden. De vrouwen zijn de United Daughters of the Confederacy. Hun hoofdkwartier in Richmond, Virginia werd onlangs naar aanleiding van de onlusten ten gevolge van de dood van George Floyd in brand gestoken en tijdig geblust door de brandweer, aldus een krantenbericht. De foto is uit 1960 van de iconische Franse fotograaf Henri Cartier-Bresson. De titel zegt dat de vrouwen het portret schenken. Maar wie het geschilderd heeft en aan welk museum of instelling het geschonken wordt is onduidelijk. Het portret lijkt gebaseerd op een foto van Davies uit 1865 en daar van nageschilderd te zijn. De vrouwen kijken lijdzaam berustend, wetend dat hun tijd in 1960 ook al voorbij was.

Foto: Henri Cartier-Bresson, ‘Donation du portrait de Jefferson Davis, Président de l’Union des Etats du Sud pendant la guerre civile américaine, par les Soeurs de la Confédération, Richmond, Virginie, Etats-Unis’, 1960. Collectie: Musée d’Art moderne de Paris. 

Doel en middelen van actiegroepen ‘De Grauwe Eeuw’ en ‘Helden van Nooit’ in tijden van anti-Trumpisme en ‘Black Lives Matter’

I. In de jaren 2016-2018 voerde actiegroep De Grauwe Eeuw actie tegen het standbeeld van Jan Pietersz Coen in Hoorn, kunstencentrum Witte de With in Rotterdam en de Nationale dodenherdenking in Amsterdam.

Ook De Grauwe Eeuw wilde zenden en niet in debat gaan. Het opereerde anoniem. Net als bij de Helden van Nooit ging het om een splintergroep. Het is aannemelijk dat Helden van Nooit een voortzetting, afsplitsing of doorstart van De Grauwe Eeuw is. Dat kan beperkt zijn tot de betrokkenheid van enkele individuen.

II. Identiteitspolitiek is kernzaak van actiegroepen als De Grauw Eeuw of Helden van Nooit. Identiteitspolitiek is makkelijk en het naar voren brengen als verschijnsel vergt weinig kennis over geschiedenis, economie of maatschappij. Identiteitspolitiek is vakantie van de echte politiek. Identiteitspolitiek is gemakzucht. Praten over identiteitspolitiek valt de gevestigde orde niet in de kern maar aan de oppervlakte aan. Het onderschrijft die juist. Via een omweg, die de activisten van De Grauwe Eeuw en Helden van Nooit blijkbaar niet doorzien.

Door zich over identiteit een moralistisch oordeel toe te eigenen en dat tegelijk anderen te ontzeggen menen radicalen straffeloos het centrum onder vuur te kunnen nemen. Zelf leggen ze geen verantwoording af. Aan wie zouden ze dat moeten doen? Aan hun eigen geweten? Leden van De Grauwe Eeuw en Helden van Nooit opereren anoniem als vrijschutters van de publieke opinie. Er bestaat onzekerheid over of ze de standpunten van anderen voor wie ze zeggen op te komen projecteren of dat ze oprecht spreken namens degenen die ze claimt te zijn. Het is dus oncontroleerbaar hoe gemeend en vrij van bijbedoelingen hun standpunten zijn.

III. Radicalen wanen zich in hun zelfbeeld de helden die in naam van een ideaal alles mogen zeggen en kunnen doen vanwege de omstandigheden die de uitzonderingstoestand zouden rechtvaardigen. Dat wil zeggen, voor henzelf, niet voor de vertegenwoordigers van de staat of hun politieke opposanten. Die moeten zich aan de regels van de rechtsstaat houden. Radicalen niet. Een open debat wordt vermeden omdat dat burgerlijk en achterhaald zou zijn. Zo werkt de bunkermentaliteit van radicalen die geen tegenspraak veelt.

IV. Het is begrijpelijk dat actiegroepen als De Grauwe Eeuw of Helden van Nooit de bewustwording over het kolonialisme, de slavernij, het racisme en maatschappelijke ongelijkheid willen vergroten. Dat is hard nodig. Dat kan mee begonnen worden door aanpassing van het onderwijsprogramma. Het is de vraag of de beste manier om de bewustwording te vergroten het bekladden van standbeelden, instituties en straatnaambordjes is en het herschrijven van de geschiedenis. Het is een strategie die averechts kan uitpakken. Dus ja, geef informatie over wat er fout was aan het kolonialisme en de mentaliteit die dat mogelijk maakte, maar nee, probeer dat niet te forceren door het ‘creatief’ aanpakken van de symbolen ervan. Dat verplaatst de aandacht naar bijverschijnselen die afleiden van de hoofdzaak. Want de macht daarachter blijft ongemoeid. En geeft de tegenstanders onnodig munitie om de ‘goede zaak’ dwars te zitten. Daar schiet niemand iets mee op.

Het is goed dat de discussie over racisme, neo-kolonialisme of slavernij wordt gevoerd. Maar dat debat vraagt om zorgvuldigheid en de effecten ervan moeten de hele bevolking meenemen. Verbreding van het debat is de uitdaging. De valkuil is dat het tegenkrachten oproept die zich verzetten zodat het onderwerp gepolitiseerd wordt. Een radicale opstelling kan zinvol zijn om een debat te agenderen, maar het is stukken lastiger om vervolgens een meerderheid van de bevolking mee te krijgen voor verandering. Daar is het toch om te doen?

Foto 1: ‘De sokkel van JP Coen heeft een VOC-logo met strop gekregen en er is ‘Genocide’ op gespoten. (Foto HMC / Eric Molenaar)’. In het Noordhollands Dagblad, 25 oktober 2016. Opgeëist door actiegroep ‘De Grauwe Eeuw‘.

Foto 2: De bekladding op het beeld van Piet Hein, 12 juni 2020 RIJNMOND. Opgeeist door actiegroep ‘Helden van Nooit’. 

Quasi-religieuze bijeenkomst van Democratisch leiderschap roept vragen op

Democratische leiders knielden in gebed voor de tijd dat politieagent Derek Chauvin zijn knie op de nek van George Floyd hield. Met de inhoud van het protest dat zich uitspraak tegen slavernij, racisme en kolonialisme is weinig mis. Hoewel groepsdenken dat de ene groep uitsluitend als dader en de andere groep uitsluitend als slachtoffer ziet niet helpt om nuance aan te brengen. Hoe dan ook zijn het verdedigbare politieke doelen.

Op de vorm valt wel wat aan te merken. Het is van religieuze of quasi-religieuze aard waarbij christelijke symbolen worden vermengd met politieke symboliek. Dat is ongewenst voor een politiek instituut als het Amerikaanse congres. Dit soort religieuze of quasi-religieuze symboliek moet beperkt blijven tot de dienst in een kerk, tempel of moskee. Politici in een seculiere staat moeten politiek bedrijven en geen quasi-religie.

Met zo’n symbolische actie maken de Democraten zich in een jaar dat een nieuwe president gekozen moet worden kwetsbaar. Het geeft het signaal af dat de Democratische partij buigt voor de protesten van radicalen. Hiermee vervreemdt de partij de middengroepen van zich die het nodig heeft om president Trump te verslaan.

De actie van het Democratisch leiderschap staat niet op zichzelf, maar past in een patroon van een land dat op zoek is naar richting. Een beweging van zwarte activisten en links-radicalen voert legitiem actie én verkent eigen grenzen omdat ze nog niet helder voor ogen hebben staan hoever ze kunnen komen. Politiek en media reageren daar improviserend op. Dat gaat niet altijd goed. Vertrouwde waarborgen zijn even uitgeschakeld.

Foto: ‘Physicians and team members gather in front of Advocate Christ Medical Center in Oak Lawn and kneel for eight minutes and 46 seconds in honor of George Floyd on June 5, 2020. (Zbigniew Bzdak / Chicago Tribune)

Nogmaals ‘Monarchie hoort in het museum. Laat daarom de Gouden Koets rijden’. Een storm van ongenoegen wacht de instituties

I. Er staan op Petities.nl drie tamelijk brave petities met de strekking dat de gouden koets naar een museum moet. Zie hier, hier en hier. Maar als dat idee geïsoleerd wordt, dan heeft het weinig betekenis. De petities houden zich in en lijken niet te weten hoever ze durven gaan. Ze hebben kritiek op de gouden koets en het kolonialisme, maar dat zijn makkelijke voor de hand liggende symbolen. Want onderhand is een meerderheid tegen het kolonialisme en de symbolen daarvan, zoals standbeelden en zoiets als een gouden koets.

Daarnaast wenden de petities zich tot de Tweede Kamer dat het focuspunt van de gevestigde orde is. Dat soort onderdanigheid is niet de manier waarop een protest van onderop behoort te werken. Nu is het het moment om verder te denken. Niet de symbolen, maar het systeem van de ongelijkheid en het onrecht ofwel de machtsstructuur dient aangepakt te worden vanwege de rugwind van de protesten. Wie doordenkt komt uit bij de slotsom dat het Nederlandse koninklijk huis naar het museum moet. Dan pas krijgt het protest smoel.
 

II. In 2015 schreef ik het commentaarMonarchie hoort in het museum. Laat daarom de Gouden Koets rijden’:
‘Er is iets opvallends aan de hand met het opinieartikel van Joris Hanse voor Joop.nl. Niet hij, maar de reageerders trekken de ultieme consequentie uit zijn woorden. Ze pleiten voor afschaffing van de structuur achter de Gouden Koets: de monarchie. Hanse redeneert vanuit de haalbaarheid van de praktische politiek. Hij laat het bij het pleidooi om de Gouden Koets als symbool ‘voor al het leed dat Nederland in vier eeuwen overzee heeft aangericht’ naar het museum te verplaatsen. Op Prinsjesdag rijdt de koning in de Gouden Koets naar de Ridderzaal waar hij de troonrede uitspreekt. Het is de opening van het parlementaire jaar.

Waar Hanse doet aan symboolpolitiek door alleen de Gouden Koets aan te pakken gaan de reageerders verder: ‘Word het niet eens tijd dat het 110 miljoen kostende sprookje ook richting museum verdwijnt en een replica van WILLEM de overbodige bij het wassenbeelden museum voor de genen die zo nodig moeten zwaaien’, zegt Ton de Vries. Olav Meijer meent: ‘Natuurlijk hoort de gouden koets in een museum, net zoals het koningshuis zelf’ en Anja Lodewijks is consequent: ‘Daarom doe de koning in het museum, dan gaat de koets vanzelf mee.’ Eric Minnens koppelt juist monarchie en Gouden Koets los: ‘Anders gezegd: het is gemakkelijker een nieuwe koets aan te schaffen dan de monarchie af te schaffen.’ Het museum als opslag voor het ongewenste.

Er zijn vier opties: 1) Schaf de Gouden Koets (GK) af en de monarchie (M) niet; 2) Schaf GK en M af; 3) Schaf GK niet af en M wel; 4) Schaf GK en M niet af. Optie 3 vervalt omdat het onlogisch is een symbool te laten bestaan van een monarchie die afgeschat wordt. Optie 1 waar ook Joris Hanse voor pleit is een polderoplossing die de verschijningsvorm aanpast, maar de machtsstructuur erachter ongemoeid laat. Optie 4 is een voortzetting van de bestaande situatie. Optie 2 is de radicale oplossing die zowel symbool (GK) als structuur (M) aanpakt.

Hanse heeft gelijk met zijn opstelling omdat de macht van de monarchie op dit moment te sterk is om deze af te schaffen. Politieke partijen zien dat de pro-monarchistische krachten te sterk zijn en doen nu geen moeite om in principiële Republikeinse standpunten te investeren. Ik kwam in 2011 in een blogposting tot een exact tegenovergesteld standpunt als Hanse: ‘Het gevolg van de discussie rond het linkerpaneel van de Gouden Koets is dat links en rechts zich verschansen in de loopgraven. En dat het Koninklijk Huis opnieuw onderwerp van discussie is geworden.’ Anders gezegd, wie voor afschaffing van de monarchie is moet de Gouden Koets niet afschaffen, maar die als antireclame voor de monarchie juist laten blijven rijden. Leve de Gouden Koets!’

 
III. De politieke afweging van de zomer van 2020 is of de macht van de monarchie nog steeds sterk genoeg is om niet ter discussie gesteld te worden. Hoe dan ook werken deze halfslachtige petities die verzoeken om de gouden koets naar het museum te rijden averechts omdat ze niet de macht, maar slechts de symboliek van de macht aanpakken. In reactie op een FB-post van Tjebbe van Tijen (zie ook dit commentaar uit 2013 over de bibliotheek van het Tropeninstituut) schreef ik het volgende: ‘Mee eens Tjebbe. Laten we gelijk schoon schip maken en die hele Nederlandse koninklijke familie naar het museum overbrengen. Maar ik ben het er niet mee eens om de standbeelden in het water te gooien. Die kunnen ook naar het museum. Probleem is namelijk waar het opruimen stopt. Wie weet is er een radicale factie te vinden die mensen als Nelson Mandela, Rudolf Thorbecke of Anton de Kom om welke reden dan ook bij het oud vuil wil zetten. Interessant is de positie van het management van het Tropenmuseum of het NMVW dat zich afgelopen jaren zo politiek correct heeft gedragen. Gaan zij de storm doorstaan of radicaliseren ze nog verder richting politieke correctheid?’

Foto: Koning Willem-Alexander in de Gouden Koets, Prinsjesdag 2013.

Broddelend en kletsend vervreemdt RT zich van oude bondgenoten. Het claimt dat de publieke opinie de journalistiek van de VS bepaalt

Dit item van het door de Russische Federatie gecontroleerde RT (Russia Today) is van een groteske onbeschaamdheid. Het geeft inzicht in de eenzijdige werking van dit soort staatspropaganda. In de Russische Federatie worden media onder controle gebracht zoals Eva Cukier in een artikel in NRC reconstrueert voor de zakelijke kwaliteitskrant Vedomosti, maar dat wordt op RT genegeerd. In de Russische Federatie wordt de vrije pers gemuilkorfd, opgekocht of gesloten. Vanwege een verbod van hogerhand om er verslag van te doen zal er in de staatsmedia nooit kritiek op klinken. Zoals kritiek op de politieke leiding in het Kremlin eveneens taboe is. Maar kritiek op anderen mag ongehinderd klinken. Daartoe heeft RT een staf van medewerkers die niet vanwege hun objectiviteit en hun vrijheid van denken zijn geselecteerd, maar vanwege hun bereidheid om de politieke agenda van het Kremlin te dienen. Caleb Maupin is een belangrijke Amerika-reporter van RT.

Met dit item is iets opmerkelijks aan de hand omdat het niet geheel past binnen de methode van zenders als RT of Sputnik. Of dit betekent dat de Russische staatspropaganda verrast is door de snelle opkomst van de anti-racismebeweging in de VS is de vraag. Het is mogelijk dat de BLM-beweging, die zo succesvol is dat het op dit moment publieke steun heeft van meer dan 2/3de van de bevolking, zelfverzekerd én berekenend genoeg is om afstand te nemen van de toch marginale steun van de Russische staatspropaganda. Die steun is een doodskus omdat het de publieke steun van vooral middengroepen in eigen land in gevaar kan brengen. RT is uitgemanoeuvreerd door de omstandigheden. Zo wordt het nu nog meer een platform van meelopers, ideologische hardliners, onervaren journalisten, buitenbeentjes en uitgerouleerde publieke figuren.

Het idee van RT is om kritiek op het Westen te laten klinken en een beeld van verdeeldheid te verspreiden. Dat kan het niet doen door het zelfcorrigerend mechanisme van de Amerikaanse democratie en journalistiek te prijzen. Daarom zet het er een beeld van een eigen werkelijkheid voor. Een zetstuk van misleiding. Het gaat in de kern om de houdbaarheid van het aloude idee dat journalistiek twee kanten belicht. Dat zogenaamde bothsidesism wordt in het tijdperk van Trump die de leugen als politiek instrument gebruikt steeds meer als een groot probleem gezien. Want wat is de zin voor de media om op een objectief-neutrale manier verslag te doen van de aantoonbaar misleidende uitspraken van president Trump? Want zo wordt niet een evenwichtig beeld van tegenstellende standpunten gegeven, maar ontstaat een valse balans waarbij in gelijke mate verslag wordt gedaan van informatie en desinformatie. Dat kan niet de bedoeling zijn van journalistiek die informeert.

Tijdens de opkomst van de BLM-beweging zijn zoals het verslag zegt enkele journalisten ontslagen vanwege ontbrekende fijngevoeligheid of in het geval van The New York Times een controversieel opiniestuk van senator Tom Cotton dat het gebruik van geweld tegen demonstranten verdedigde. Critici binnen de krant zeiden dat het nooit geplaatst had mogen worden. Niet omdat Cotton een politieke mening verkondigde, maar omdat hij een mening gaf die in strijd was met de grondwet. Caleb Maupin reduceert deze voorbeelden tot zijn frame dat de journalistiek in lijn moet zijn met de demonstranten. Maar dat is onzin en gaat voorbij aan de autonome positie en pluriformiteit van Amerikaanse media. Het wordt er lachwekkend op als Mapuin claimt dat een zogenaamde activistische journalistiek wel eens gevaarlijker zou kunnen zijn dan staatscensuur. Het is duidelijk dat hij de Russische staatscensuur in bescherming neemt. Opvallend is om dit betoog te kunnen onderbouwen de zwarte links-radicale tegenbeweging die vanouds welwillend door RT werd bejegend en er een bondgenoot van was, wordt bekritiseerd omdat het de Amerikaanse journalistiek onder druk zou zetten.

Lionel maakt als een digitale tovenaar het betoog af met zijn complotdenken en vreemde handbewegingen. Hij draait de werkelijkheid 180 graden om. Hij suggereert dat de demonstranten die de samenleving en het perspectief van de media willen helpen verbreden de publieke opinie juist inperken. Daar zijn echter geen aanwijzingen voor. Ze eisen gewoon hun recht op dat hun tot nu toe ontzegd werd. Dat is emancipatie. Bij de stembus, de publieke opinie en in de economie. Lionel maakt net als Mapuin een stilzwijgende verwijzing naar de situatie in de Russische Federatie als hij zegt dat de Amerikanen zo geconditioneerd zijn dat ze niet eens meer weten hoe hun vrijheid ven meningsuiting ingeperkt is. Dit is een neerbuigende houding naar het Amerikaanse volk dat dom en onwetend zou zijn. Denkt RT met z’n belediging de ziel van de Amerikanen te kunnen winnen? RT speelt met charlatans als Lionel duidelijk niet in de eredivisie van de journalistiek, maar in de laagste divisie waar kneusjes die over hun hoogtepunt heen zijn een tweede kans krijgen om hun clichématige kunstjes te vertonen. Het is de vraag of RT wel beseft dat deze kletskoek als satire en cult wordt gezien waar het vreselijk lachen om zou zijn als het niet zo intens treurig, selectief, onwaarachtig en vals was.

Open brief van ‘Vele Amsterdammers uit de creatieve sector’ neemt Halsema in bescherming en gaat voorbij aan de feiten

Open brieven bestaan. Ze horen erbij als regendruppels in een stortbui of vallende bladeren in de herfst. Het zijn er te veel om te onderscheiden. Soms valt een open brief op door onnozelheid. Dan wordt het interessant. Zo’n brief komt van wat geframed wordt als ‘Amsterdammers uit de creatieve sector’. Het Parool plaatste de brief op 3 juni 2020 als opiniestuk. Ze nemen het op voor burgemeester Femke Halsema die onder verdenking staat slecht leiding te hebben gegeven op de voorbereiding van een anti-racisme demonstratie op de Dam.

De details ervan zijn nog niet in kaart gebracht, zodat een definitief oordeel opgeschort moet worden tot een debat erover in de Amsterdamse gemeenteraad. Halsema geeft weliswaar toe inschattingsfouten te hebben gemaakt, maar houdt tegelijkertijd vol dat er geen sprake is van operationele fouten. Maar dat kan niet allebei waar zijn. Halsema en korpschef Frank Paauw hebben een eigen verantwoordelijkheid. Er zijn fouten in de inschatting gemaakt. Door wie is nog niet helder. Maar het lijkt ook mis te zijn gegaan in de uitleg achteraf door Halsema. Ze beweert dat zij 1,5 dag dicht op de sociale media zat om te zien hoe de verwachtingen over de opkomst en de sfeer van het protest zich ontwikkelden. Die weergave van de feiten door Halsema lijkt echter in strijd met hoe het werkelijk is gegaan in die 1,5 dag. Politieagenten hebben gisteren naar buiten gebracht dat hun leiding niets met hun waarschuwing over de verwachte drukte deed. Het beeld dat blijft hangen is een slecht georganiseerd gemeenteapparaat waar onvoldoende of slecht leiding aan wordt gegeven.

De briefschrijvers gebruiken het doel van de demonstratie als rechtvaardiging voor de misslagen die door Halsema en gemeentelijke diensten zijn gemaakt in de voorbereiding op de demonstratie en de effectuering ter plekke van de corona-maatregelen. Het is een niet valide manier van argumenteren om twee losstaande feiten zo met en door elkaar te verbinden en een doelstelling met de uitvoering te verwarren. Want in de bestrijding van een pandemie met een zwaar belaste gezondheidszorg heiligt niet elk doel de middelen.

Het lijkt er in de kwestie van de demonstratie op de Dam op dat Halsema steken heeft laten vallen en dat de kritiek op haar eveneens faalt. De kwestie moet echter niet gepolitiseerd, maar gedepolitiseerd worden. Van welke politieke partij Halsema is en waar de demonstratie over ging zijn van ondergeschikt belang. Vraag is evenmin of Halsema geliefd of gehaat is. Dat is een te simpele tweeledigheid en een geval van individueel perspectief. De essentiële vraag die beantwoord dient te worden is of zij en de overheidsdiensten volgens de eigen normen en procedures hebben gehandeld in de aanloop naar en de begeleiding van de demonstratie en of burgemeester Halsema voldoende leiding heeft gegeven zoals van een burgemeester verwacht kan worden.

Zonder de feiten te kennen springen de briefschrijvers in de bres voor Halsema. Ze mogen spreken, maar spreken voor hun beurt. Vraag is of ze zich afgevraagd hebben of ze ermee de kunstsector dienen en namens wie ze spreken. Wie zo opvallend de publiciteit zoekt weet dat een groep als mening van een groter geheel geframed kan worden. Zo ontstaat het levensgrote risico dat het beeld bevestigd wordt dat de Amsterdamse kunstsector onnozel is. Ze buigen een motie van vertrouwen om in een motie van wantrouwen tegen de kunst.

Foto: Schermafbeelding van deel open briefCreatieve sector: ‘Beste mevrouw Halsema, dit is onze motie van vertrouwen’’ in Het Parool, 3 juni 2020.

Femke Halsema ligt onder vuur voor toelaten drukke anti-racisme demonstratie op Dam. De felle reacties op haar zijn opvallend

Wie wat zegt is goed voorspelbaar in de kwestie-Halsema. Duizenden demonstranten kwamen bijeen zonder de maatregelen in verband met het coronavirus afdoende te respecteren. De politie greep niet in.

Halsema’s tegenstanders vinden dat ze af moet meten treden vanwege de in hun ogen gebrekkige voorbereiding op en inschatting van de demonstratie op de Dam. Voorstanders relativeren het gebeurde en menen dat de toeloop niet kon worden ingeschat.

Het klopt dat burgemeester Halsema verantwoordelijk is. Een uitkomst kan zijn dat ze zonder direct schuld te hebben toch aftreedt vanwege die verantwoordelijkheid. Het Carington-beginsel. Dan moeten er wel kwalijke gevolgen, zoals een uitbraak van besmettingen uit volgen om dat genoeg zwaarte te geven.

Voor de inschatting van de inschatting is nader onderzoek nodig. Er is gefaald. Zoveel is duidelijk. Maar door wie precies is niet helder. Femke Halsema is als burgemeester verantwoordelijk, maar dat wil niet zeggen dat zij het was die het verkeerde besluit nam. Ook de politie, Halsema’s stafmedewerkers of anderen hebben het kunnen laten afweten.

Ik begrijp evenmin waarom de inschatting door stadsbestuur en politie blijkbaar niet kon voorzien wat er zou volgen. Halsema’s verklaring dat de laatste 1,5 dag ook sociale media werden gemonitord begrijp ik nog minder omdat juist daar enthousiasme en bereidheid om te komen was te herkennen.

Een mogelijkheid is dat burgemeester en politie zich te veel gebaseerd hebben op de informatie van de organisatoren. Maar dat zijn goedwillende amateurs en geen professionals op het gebied van orde en veiligheid (en volksgezondheid).

In de VS liepen talloze demonstraties nog veel dramatischer uit de hand dan in Amsterdam. De felle reacties van uiteenlopende partijen op Halsema is opvallend. Ze volgen eigenlijk niet direct uit dit incident.

Is er redelijkheid in de onredelijkheid om de politieagent die George Floyd doodde de doodstraf op te leggen?

In de zaak George Floyd in het Amerikaanse Minneapolis kan men zich afvragen of de politieagent die acht minuten lang zijn knie in de nek van de op de grond liggende Floyd drukte in aanmerking zou moeten komen voor de doodstraf. In Nederlandse oren klinkt die vraag bizar. Maar de aanleiding is ernstig. Floyd liet de agent weten dat hij niet meer kon ademen. Uiteindelijk stierf Floyd onder de knie van de agent. Dit gaat tegen de procedures in. Tot nu toe zijn de betreffende agent en drie agenten die hem vergezelden niet aangeklaagd. Zeer vermoedelijk houdt het gepolitiseerde ministerie van Justitie de agenten uit de wind. Dit betreft de VS waar de doodstraf een sanctie voor zo’n overtreding kan zijn. Dus volgens de logica van de Amerikaanse grondwet kan de betreffende agent de doodstraf opgelegd worden. Een broer van het slachtoffer en Floyds vriend Stephen Jackson hebben afgelopen dagen gepleit voor het opleggen van de doodstraf aan de agent.

Ik ben tegen de doodstraf ‘in normale omstandigheden’. Zoals een roofoverval met dodelijk afloop of een moord. Wat het niet normaal maakt is dat het een overheidsdienaar, te weten een politieagent betreft die is belast met het geweldsmonopolie. Hij opereert namens de overheid. Het geweld van politieagenten tegen burgers is een verzwarende factor omdat ze extra verantwoordelijkheid hebben. Daarbij komt dat het handelen van betreffende agenten ideologisch gemotiveerd lijkt. George Floyd wordt bewust ontmenselijkt en vernederd. Het rapport21st Century Policing’ (2015) van de regering Obama dat aanbevelingen bevat om de kloof tussen politie en agent te verkleinen is door de regering Trump in de la gelegd. De kloof is verbreed.

De zaak George Floyd staat niet op zichzelf. Er zijn in de VS talloze vergelijkbare gevallen die als institutioneel racisme kunnen worden gekenschetst. Alleen als het wordt gefilmd haalt zo’n zaak de publiciteit. De niet gefilmde gevallen van racistisch geweld tegen minderheden blijven buiten de publiciteit. Ook ‘betrapte’ agenten worden altijd van vervolging vrijgesteld. Zoals dat in Nederland na onderzoek ook gebeurde bij de zaak Mitch Henriquez in Den Haag. Agenten opereren soms onder hoogspanning en zijn zelf kwetsbaar voor geweld van burgers. Maar juist door het juridisch aanpakken van de ergste overtredingen van politiegeweld zou de kou uit de lucht gehaald kunnen worden om de spanning tussen politie en burger te verkleinen.

Het is lastig om te beredeneren welk doel de middelen heiligt. De doodstraf is onherroepelijk en een zwaar middel. In een ideale situatie is elke weldenkende burger tegen de doodstraf. De EU ervoor pleit ervoor om de doodstraf in alle gevallen en in alle omstandigheden af te schaffen. Aanvullend feit is dat de doodstraf in landen die het toepassen discriminerend wordt opgelegd aan voornamelijk leden van zwakkere groepen. Er pleit wat voor de redenering om dat (uitsluitend in landen waar de doodstraf al wordt opgelegd) om te keren en te richten op degenen die zwakkere groepen onderdrukken. Ideaal is het niet, maar binnen het geldende rechtsprekende systeem kan het als een correctie dienen. De Amerikaanse grondwet biedt de mogelijkheid.

Foto: Schermafbeelding van paragraaf ‘TITLE 18, U.S.C., SECTION 242; DEPRIVATION OF RIGHTS UNDER COLOR OF LAW’ van het Amerikaanse ministerie van Justitie (DoJ).