
Op 15 januari 1924 komt in Parijs ‘s nachts de voddenman met kar langs. Samen met de voddenvrouw. Wat eruitziet als een ezel neemt nog een hapje uit de haverzak.
Aan de deken valt af te leiden dat het koud is. Januari 1924 was in Frankrijk meteorologisch een gedenkwaardige maand die zich kenmerkte zich door stormen en overstromingen, maar dat valt hier niet te zien.
Kijken naar de foto voelt als gluren. Als overtreding. Dat geeft een gevoel van schaamte. Het verbod om op de muur te plakken beschermt de arme sloebers niet die als vogelvrijen vastgelegd worden. Deze ontmoeting is er niet een van gelijksoortige ships passing in the night, maar van heimelijk bespieden.
Het is toch nacht? De periode van verdraaiing. En omkering. Niet van manden, maar van waarden. Maar dit is niet de mooie nacht van lichtreclames, flitsende auto’s, schaduwen en uitgangspubliek. Dit is de lelijke nacht van armoede die open op straat ligt.
De voddenman en zijn vrouw kijken wakker terug naar de fotograaf van fotoagentschap Rol. De blik roept de vraag op wie hier wie betrapt. Omdat we opnieuw kijken worden bijna honderd jaar later ook wij in dit voorval getrokken. Aan welke kant staan we?