Naast het trilemma van de pandemie (gezondheidszorg, economie en grondrechten) is er ontspanning. ‘Domenica d’Agosto’ (1950)

Er komt een moment dat het belangrijke over het coronavirus is gezegd. Totdat een vaccin is ontwikkeld zullen we er nog maanden of jaren mee opgezadeld zitten. Dat vooruitzicht stemt somber. In de berichtgeving tekenen zich drie verhaallijnen af over het virus: dat van de gezondheidszorg, economie en grondrechten. Ze houden verband met elkaar, maar lijken niet in alle combinaties volledig samen te gaan. Dat doet denken aan het trilemma van Dani Rodrik. Dat zegt dat van de drie aspecten democratie, nationale soevereiniteit en globale economische integratie er slecht twee volledig gecombineerd kunnen worden. Kondigt zich ook een trillemma over het coronavirus aan waarbij gezondheidszorg, economie en grondrechten niet alledrie kunnen worden gecombineerd? Er moet er één afvallen. Als de overheid inzet op de gezondheidszorg zoals nu in Nederland gebeurt, dan gaat dat ten koste van de economie. Als een overheid inzet op de economie zoals nu in Brazilië lijkt te gebeuren, dan gaat dat ten koste van de gezondheidszorg. Als een overheid inzet op de grondrechten, dan gaat dat ten koste van zowel een deel van de gezondheidszorg als van de economie.

De hypothese van het trilemma van de pandemie is niet waar het hier om gaat. Het gaat om kunst. Mensen zijn grotendeels aan huis gekluisterd. Musea, muziekgebouwen, bioscopen en schouwburgen zijn gesloten. Veel culturele instellingen ontplooien digitale initiatieven en ontsluiten hun collecties en registraties. Eye Filmmuseum blijft niet achter en komt met quarantaine thuiskijktips. Maar het is een magere selectie. De publieke omroep laat het tot nu toe afweten en biedt geen extra kunstprogrammering, zoals registraties van muziek en drama of klassieke cinema. Dat laatste is ook een rechtenkwestie. Mogelijk kan de overkoepelende EBU daar iets in bereiken tijdens de crisis. Wellicht komt het deze zomer in een versnelling als er gaten in de programmering vallen door weggevallen sportevenementen die doorgaans het zomerseizoen domineren.

Op internet zijn onnoemelijk veel klassieke films te zien. Diverse media hebben daar afgelopen weken verdienstelijke overzichten van gegeven. Ik wil niet achterblijven en verwijs graag naar een Italiaanse film uit 1950 van Luciano Emmer ‘Domenica d’Agosto’ (Zondag in augustus ofwel de toenmalige Nederlandse titel Dagjesmensen). Wikipedia vat de inhoud samen: ‘Een zondag in augustus 1949 in Rome: de inwoners van de hoofdstad gaan massaal naar het strand van Ostia. In de verlaten stad blijven nog maar een paar mensen over. ’s Avonds keert iedereen terug naar huis, klaar om de volgende dag zijn professionele bezigheden te hervatten …’ Met een jonge Marcello Mastroianni. In de stijl van het Italiaanse neorealisme met de straat als locatie van een land dat nog bezig is zich te ontworstelen aan de schaduw van de oorlog. Laten we voor even het trilemma van de pandemie vergeten en er een vierde, hoognodige poot bij aanschroeven: ontspanning.

Trilemma van Rodrik wijst voor de EU op de keuze voor nationale soevereiniteit en democratie ten koste van de interne markt

Omdat er nog een economische rechtvaardiging ontbrak aan de politieke analyse verwijs ik in aanvulling op mijn commentaar over het Marshallplan 2.0 naar bovenstaande video van hoogleraar internationale politieke economie Dani Rodrik uit 2011. Rodrik is bekend geworden door de formulering in 2007 van zijn trilemma: ‘It says that democracy, national sovereignty and global economic integration are mutually incompatible: we can combine any two of the three, but never have all three simultaneously and in full. Dit trillemma komt erop neer dat de hyperglobalisering waarin banken en multinationals eenzijdig de macht hebben gegrepen wordt teruggedraaid ten gunste van de opwaardering van de nationale (en zelfs lokale) soevereiniteit en democratie.

In de EU is als gevolg van de globalisering en het opdringen van machtige spelers spanning ontstaan tussen de dominantie van de interne markt én het concurrentievermogen en de evenwichtigheid van de economieën van de afzonderlijke EU-lidstaten. Zoals de ‘linkse’ Britse hoogleraar economie Philip Whyman aan de hand van Rodriks gedachtegoed in een aflevering van VPRO’s Tegenlicht benadrukt is de Britse economie ‘zwaar uit balans’ (na 25’) met een te grote financiële industrie en een te kleine maakindustrie. Binnen de interne markt wordt die tendens eerder versterkt dan afgezwakt. Brexit lijkt voor het VK de enige manier om dat proces te stoppen omdat de EU de nationale staten niet de ruimte biedt om dat principe van de interne markt af te zwakken door ruimte te scheppen voor het versterken van de concurrentiekracht van de nationale staten.

Simpelweg gezegd zorgt de interne markt van de EU voor diversificatie en specialisatie ten koste van spreiding en binnenlandse harmonisatie. Dit aspect van economische politiek van de Brexit blijft in de discussies erover grotendeels onderbelicht, hoewel linkse economen en politici het wel noemen als pro-Brexit argument.

De driedeling is de volgende: 1) In aanvulling op een Marshallplan 2.0 voor de EU dat opteert voor het herstel van de verzorgingsstaat en een strenger migratiebeleid moet 2) de economische politiek van de EU aangepast worden door de dominantie van de interne markt -die een vorm van globalisering is- af te zwakken zodat in het trilemma van Rodrik ruimte ontstaat voor nationale soevereiniteit en democratie en 3) de supranationale krachten die op dit moment de interne markt ‘in bezit’ hebben genomen teruggedrongen worden en de zeggenschap over de economie weer verschuift naar de nationale politiek. Er dient streng voor gewaakt te worden dat de globale machten niet in de vermomming van nationale krachten terugkeren. Lokale initiatieven vanuit de basis kunnen dit bemoeilijken door het model van onderop te voeden. Een belangrijk neveneffect is dat deze aanpak van de hyperglobalisering die de (neo)-liberalisering tackelt motivatie, programma en nieuwe zin geeft aan het sociaal-democratisch gedachtegoed waarbij de factor arbeid wordt opgewaardeerd.

De reset van de economische politiek van de EU die het oppergezag van de interne markt terugschroeft heeft als doel om a) de hyperglobalisering van de Europese economie terug te dringen, b) de economie weer in handen van de nationale politiek te leggen, c) de verstorende, ontregelende invloed van de globalisering en de over grenzen heen opererende multinationals en financiële instellingen die daar verantwoordelijk voor zijn terug te dringen ten gunste van nationale (en lokale) producenten en dienstverleners, e) de levensvatbaarheid en flexibiliteit van de EU te verhogen en f) de centrumkrachten die in een strijd gewikkeld zijn met de links-populisten en rechts-populisten instrumenten in handen te geven om het politieke initiatief terug te nemen.

Ideeën voor een Marshallplan 2.0 dat verzorgingsstaat herstelt en een nieuw migratiebeleid ontwerpt. Kern is het besef van urgentie

De Groene biedt een interessant interview van Lex Rietman met de Portugese socioloog Boaventura de Sousa Santos over Europa. Het gaat me er niet om of wat hij zegt klopt, maar vooral tot welke ideeën de gedachten van De Souza Santos leiden. In bovenstaande passage heeft hij het over het Marshallplan dat in 1948 in werking trad en achteraf als een succes wordt gezien. Tegelijk was het ook een middel van de VS om West-Europa binnen de eigen invloedssfeer te houden. Vraag is of dat in een andere vorm herhaald kan worden in een Marshallplan 2.0 en onder welke voorwaarden dat dan moet. Dat is een vraag naar de noodzaak voor zo’n integraal plan. Want als het er eenmaal is dan kan het mits goed uitgevoerd succesvol zijn. Maar hoe, door wie, waarom en onder welke randvoorwaarden en met welke afgrenzing moet het opgetuigd worden?

Sinds 1948 is er veel veranderd. Het belang van Europa en het Europees-Amerikaans bontgenootschap neemt af en los van het huidige bewind van president Trump zijn de VS politiek, economisch en cultureel niet meer zo dominant als 70 jaar geleden. Landen als China en India zijn aan een opmars bezig. Maar toch, nog steeds zijn de VS en de EU de machtigste economische blokken ter wereld. Ze hebben elkaar ook in cultureel opzicht nog steeds veel gemeenschappelijks te bieden. Is er nu geen ‘onderprestatie’ en ‘onderwaardering’ van een in potentie goede samenwerking? Complicatie is dat er in zowel de VS als de EU economische krachten over grenzen heen zijn, zoals multinationals en financiële instellingen die hun eigenbelang stellen voor het algemeen belang van de VS en de EU. Die krachten moeten in een Marshallplan 2.0 teruggedrongen worden.

Ik heb het Marshallplan altijd begrepen als een project dat opgetuigd werd door de Amerikaanse regering om West-Europa van het communisme te redden én van Europa een afzetmarkt voor de Amerikaanse economie te maken. Maar ook om Europa cultureel te binden aan de VS. Het lamgeslagen Europa van 1948 zit in 2019 in een betere positie, hoewel dat anders lijkt door een sfeer van defaitisme die het oude continent teistert.

Het is nu een wat ideeën-arme periode in Washington, Londen en Brussel, maar als over enkele jaren de waan van de dag wat is uitgewoed en daar weer capabele leiders aan de macht zijn dringt wellicht het besef door dat door de opkomst van het rechts-populisme in landen als Italië, Polen, Hongarije, Zweden, Duitsland, het VK en Frankrijk een nieuw overkoepelend plan nodig is om dat te counteren. Een extra zet kan de afnemende populariteit van de Russische president Putin en het einde van zijn termijn als president in 2024 geven.

De optie is een Marshallplan 2.0 dat niet uitgaat van het communisme dat Europa bedreigt, maar van de middelpuntvliedende krachten van het rechts-populisme dat de EU wil ontmantelen. Zonder dat populisten een masterplan hebben voor hoe het dan wel moet. Terwijl in 1948 de kern van het toenmalige Marshallplan de wederopbouw van Europa was, kan de kern van Marshallplan 2.0 de reconstructie van de verzorgingsstaat en het verbeteren van sociaal-economische factoren zijn. Zoals de aanpak van belastingontwijking, inkomensongelijkheid en de herwaardering van arbeid boven kapitaal. Dat neemt het rechts-populisme de wind uit de zeilen. Een aanwijzing hiervoor is de motivatie van de Britten om voor de Brexit te stemmen. Hoofdoorzaak was de afbraak van de verzorgingsstaat door de regering Cameron. Als ijkpunt kan worden teruggegaan naar de verworvenheden die bestonden aan het einde van de 1970s voordat het neoliberalisme van Thatcher en Reagan leidend werd en het sociale contract tussen overheid en burgers verbroken werd.

Het gaat om het besef van urgentie. Daar draait alles aan. Dat is de inschatting van wat we hebben, wat we kunnen verliezen en hoe we dat verlies kunnen voorkomen. De analyse wordt al vele jaren gemaakt dat de afbraak van de verzorgingsstaat en het opdringen van het casino-kapitalisme van multinationals en financiële instellingen voor samenlevingen schadelijk is. De ongelijkheid neemt toe en de sociale cohesie neemt af. Maar vervolgens gebeurt er niks. Omdat het bedrijfsleven sinds 1980 de macht heeft gegrepen en de politiek in de zak heeft zal het die macht nooit vrijwillig afstaan. Er zijn echter ook stemmen binnen het bedrijfsleven die van mening zijn dat de privatisering en afbraak van de verzorgingsstaat te ver is doorgeschoten. Zij moeten aan boord worden genomen om de urgentie voor het Marshallplan 2.0 in eigen kring te bepleiten.

Opzet is een fors, integraal plan van aanpak dat grensoverschrijdend is, de economie politiseert en de politiek de-ëconomiseert en de centrum-linkse en centrum-rechtse partijpolitiek weer instrumenten geeft om de kiezers te binden aan de hand van een redelijk egalitair programma dat de verzorgingsstaat restaureert en de immigratiepolitiek tijdelijk stabiliseert. De aanpak hoeft niet gericht te zijn tegen rechts-radicale en links-radicale partijen die vijandig staan tegenover de EU en de universele waarden. De aanpak moet het positieve benadrukken en ook de hoop en verwachting van de wederopbouw reconstrueren. Onderdeel daarvan is ook een culturele opleving, ambitie en zelfvertrouwen waarbij de Europese kunst en cultuur weer centraal komen te staan en een hoofdrol is weggelegd voor kunst, taal en geschiedenis van de afzonderlijke landen. Als er frictie bestaat met de cultuur en economie van de VS of tussen de afzonderlijke Europese landen onderling hoeft dat binnen het plan niet opgelost te worden omdat er genoeg gemeenschappelijke grond overblijft.

De migratie van buiten de EU moet tijdelijk opgeschort worden om te komen tot een beleid dat past bij emigratielanden die per land zelf voorwaarden stellen aan wie ze wel of niet binnenlaten. De instroom moet beter gecontroleerd worden en afgestemd worden op de behoeften van de ontvangende landen. Toegang tot sociale voorzieningen of toegang tot rechten kan hierbij een rol spelen als fysieke afbakening onmogelijk lijkt. Daarna moet een nieuw overkoepelend immigratiebeleid binnen de EU in werking treden dat is gemodelleerd naar de Amerikaanse, Canadese en Australische voorbeelden waarbij het ontvangende land eenzijdig de voorwaarden stelt. Stabilisatie is een voorwaarde voor integratie. Maar de EU-lidstaten spreken wel af om uitgaande van een beleid vol compassie met elkaar verantwoordelijk te zijn voor de ontvangst van migranten.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikel‘We moeten de kapitalistische overheersing ter discussie stellen’’ in De Groene, 5 juni 2019.

Foto 2: Affiche van het Marshallplan, Collectie NIOD.

Salarisverhoging naar 3 miljoen euro van ING-bestuursvoorzitter Hamers beschadigt positie en draagvlak van ING

Bij het artikelSalaris ING-topman van bijna twee naar drie miljoen euro: ‘Hij is Eredivisie, maar werd Jupiler League betaald’ van Sikko Debbenhof voor WNL op 8 maart 2018 plaatste ik onderstaand commentaar:

De kritiek op de forse salarisverhoging van 50% van ING-topman Hamers komt niet voort uit emotie, zoals president-commissaris Jeroen van der Veer het in al zijn simplisme probeert te framen, maar uit een rationele argumentatie.

Er is in politiek, maatschappij en het bedrijfsleven zelf, voortdurend aandacht voor de zelfstandigheid van het Nederlandse bedrijfsleven. Er bestaat overeenstemming over dat het ongewenst is dat Nederlandse bedrijven die Nederland symboliseren niet uitverkocht moeten worden aan China, een Saoedische oliesjeik of de investeerders op Wall Street.

Kortom, Nederlandse bedrijven zijn gegroeid en geworteld in de Nederlandse economie, maatschappij en politieke verhoudingen. Hoewel de internationalisering niet aan de bedrijven voorbijgaat. Sommige halen meer dan 50% van hun omzet in de VS.

De logica ervan is dat als Nederlandse bedrijven in Nederland een basis willen blijven houden ze daarvoor Nederlands publiek geld nodig hebben. Zoals van de pensioenfondsen.

In de basis behoren dan deze bedijven volgens een model van matiging te opereren. Ook wel het Rijnlands model genoemd. Daarin worden de belangen van alle betrokkenen (aandeelhouder, bedrijf, personeel, directie, overheid, vakbond) op zo’n manier met elkaar in evenwicht gebracht dat geen enkele betrokkene dominant is.

Met de salarisverhoging van 50% voor bestuursvoorzitter Hamers wordt afstand genomen van dat Rijnlandse model. Het evenwicht raakt er door zoek. Indirect bevordert het de uitverkoop van de Nederlandse bedrijven aan raiders die mentaal of cultureel geen enkele boodschap hebben aan het bedrijf ING. Of aan de economische infrastructuur van Nederland met de systeembank ING.

Daarbij dient opgemerkt te worden dat Hamers geen ‘ondernemer’ is die eigen risico loopt, maar gewoon een werknemer van ING met een loonstrookje (plus bonusregeling) zoals alle andere werknemers van ING. Daarom valt niet in te zien waarom hij een loonsverhoging van 50% moet krijgen, terwijl dat voor de andere werknemers 1,7% is.

Van der Veers vergelijking met een topvoetballer is onterecht omdat Hamers als bestuursvoorzitter van ING niet op het veld staat, maar in de bestuurskamer eindverantwoordlijk is voor het bedrijf. Creatieve, geniale mensen binnen ING zijn eerder te vergelijken met topvoetballers omdat ze unieke kwaliteiten toevoegen. In de dealing room of als chef van een afdeling waar het creatief talent zich verzamelt.

Ralph Hamers is in de kern een bediende die het belang van ING dient. Het is lomp dat hij samen met president-commissaris Van der Veer denkt zijn eigen belang te moeten dienen. Het woord dat hierbij past is hybris. De betekenissen van dit woord, te weten hoogmoed, overmoed, grootheidswaanzin, brutaliteit en onbeschaamdheid vatten de actie van Hamers en Van der Veer goed samen. Ze overschatten hun eigen rol en beschadigen ING met hun solo-actie.

Foto: Schermafbeelding van artikel ‘Salaris ING-topman van bijna twee naar drie miljoen euro: ‘Hij is Eredivisie, maar werd Jupiler League betaald’ van Sikko Debbenhof voor WNL, 8 maart 2018.

Hans de Boer slaat toe in één-tweetje met De Telegraaf. Een malloot torpedeert opnieuw zijn eigen geloofwaardigheid

Werkgeversvoorzitter Hans de Boer (VNO-NCW) slaat opnieuw toe in een één-tweetje met De Telegraaf. Volgens hem zou Nederland 17.000 banen en een miljard euro aan belastinginkomsten mislopen vanwege ‘te strikte regels rond bonussen in de financiële sector’. Hiermee neemt hij een voorschotje op een kamermotie die die regels wil vastleggen. Het is onduidelijk waar de Boer zijn schattingen op baseert. Een onderbouwing ervoor geeft hij niet. Die is ook onmogelijk te geven omdat vele landen azen op bedrijven die in een complex proces vanwege de Brexit hun Londense vestigen willen verplaatsen naar de EU. Het nattevingerwerk van De Boer doet het werk. Hij laat zich opnieuw als ijdeltuit kennen die zijn eigenbelang oppimpt door De Telegraaf te laten zeggen dat hij ‘samen met het kabinet in het diepste geheim geprobeerd heeft om een aantal gerenommeerde handelsbanken naar Nederland te halen’. Het diepste geheim dat bij De Boer niet veilig is en hij in de krant zet. De Boer laat samen met De Telegraaf zijn demagogische hart spreken door te stellen dat die 1 miljard euro aan belastinginkomsten aan goede zorg besteed kan worden. Samen leggen ze de schuld bij de PvdA. IJdeltuit en malloot De Boer en activistische journalisten Visser en De Winther van De Telegraaf.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelPvdA torpedeert duizenden banen’ in De Telegraaf, 26 juni 2017.

Wethouder Vliegenthart (SP) heeft verstoord beeld van ‘ongelovigen’. En van Amsterdam

De Amsterdamse wethouder Arjan Vliegenthart (SP) heeft veel kritiek gekregen op een column vandaag in het Nederlands Dagblad. Het Parool zet in een bericht de reacties van de raadsleden op een rijtje. Vliegenthart zou de raad geschoffeerd hebben en Rutger Groot Wassink van GroenLinks noemde de column zelfs ‘storend’. Het Parool: ‘Vliegenthart, zelf gereformeerd, schreef in het ND over de wens van de gemeenteraad dat kinderen uit minimagezinnen geen armoedegeld meer krijgen voor godsdienstlessen. Dit was tot voor kort mogelijk, maar de raad wilde hiervan af nadat bleek dat bijna drie ton is gebruikt voor koranlessen aan arme kinderen.’

Arjan Vliegenthart positioneert zich in zijn column in het orthodox-protestantse Nederlands Dagblad als een gelovige tussen ongelovigen. Als een gereformeerde tussen zijn mannenbroeders. Hij stelt ‘ongelovigen’ voor als wereldvreemd en vijandig tegenover religie. Ze hebben volgens hem een vertekend beeld van hoe religies opereren. Dat is een harde beschuldiging die om een onderbouwing vraagt. Die geeft Vliegenthart echter niet.

Hij slaat ook de plank mis op het niveau van de feiten. Hij suggereert dat voor de bevolking van Amsterdam niet zou gelden dat de ‘overgrote meerderheid’ ongelovig is, zoals dat blijkbaar voor de raad geldt. Maar uit een onderzoek van het CBS uit 2016 blijkt dat 62,2% van de Amsterdammers ‘geen kerkelijke gezindte’ heeft. Iets minder dan 12% bezoekt minimaal eenmaal per maand een religieuze dienst. Dus 88% doet dat niet.

Vliegenthart is wethouder Armoedebestrijding en van hem zou je verwachten dat hij de feiten kent en die correct presenteert. Maar hij presenteert de feiten verkeerd. Hij doet alsof ‘ongelovigen’ in Amsterdam niet de overgrote meerderheid vormen. Vliegenthart kletst uit zijn nek op het niveau van de feiten en zijn weergave van wat ‘ongelovigen’ zijn en hoe ze tegen religie aankijken. Alsof ze op een vreemde planeet leven. Hij geeft een vertekend beeld van ‘ongelovigen’. Vliegenthart maakt het zich met deze column onnodig lastig en had die beter ongeschreven  gelaten. De indruk resteert dat hij als gereformeerde een verstoord beeld heeft van ‘ongelovigen’. De SP van Vliegenthart heeft geen vijanden nodig omdat het die binnen eigen gelederen heeft.

Foto: Schermafbeelding van deel column ‘Verdachte les’ van Arjan Vliegenthart in het Nederlands Dagblad, 14 juni 2017. Via Blendle.

Guy Standing wil precariaat en democratie redden van populisme en extremisme

Politiek econoom Guy Standing is onderzoeker (‘Professorial Research Associate’) ontwikkelingsstudies aan de Universiteit van London. Hij heeft boeken geschreven over het door hem gemunte begrip ‘precariaat’ dat in de naam verwijst naar ‘precair’ en ‘proletariaat’. Wikipedia: ‘Het precariaat kenmerkt zich door korte banen, lage inkomens, moeilijke relaties, weinig sociale zekerheid en/of het ontbreken van een politieke stem. Naast een dreiging van toenemende armoede … is het precariaat bovendien vatbaar voor populisme en extremisme en vormt het zo tevens een democratisch gevaar.’ Standing wil de rechts-populisten de wind uit de zeilen nemen door maatregelen, zoals invoering van het basisinkomen die het precariaat en de democratie beschermen. In een lezing lichtte hij in december 2016 voor het Albert Shanker Institute in Washington DC zijn ideeën toe.

Vraag over de juiste opinie is vraag naar de eigen kijk op de wereld

ms

Wat is de juiste opinie? Dat is geen makkelijk te beantwoorden vraag. Het hangt er vanzelfsprekend vanaf wat de vragensteller beoogt. En wat zijn of haar achtergrond is. Gaat men voor verandering of dat alles bij het oude blijft? En als men voor verandering gaat, voor wat voor soort verandering gaat men dan? Revolutie of hervorming? En wat voor hervorming dan? Die van de kleine of de grote stappen vooruit? Maar wordt dat streven naar hervorming dan niet ingehaald door de tijd? Een fiets heeft snelheid nodig om niet om te vallen. Zo is het met hervorming ook. Hervorming als excuus om echt iets te veranderen is gedoemd om te vallen.

De ondertitel van dit blog ‘debat tussen links en rechts’ geeft aan welk antwoord te verwachten valt. Laat ik het indirect beantwoorden door erop te wijzen met wie of wat ik me verbonden voel. Niemand zal het ontgaan zijn dat ik een supporter ben van Bernie Sanders. Ik ben nog steeds van mening dat hij verreweg de beste president voor de VS zou zijn. Waarom? Sanders doet twee dingen tegelijk en is in die combinatie uniek. Hij blijft binnen de consensus van de gevestigde orde (de Democratische partij, waar hij trouwens geen lid van is), maar streeft ook naar hervormingen. Zowel van het politieke bestel dat het grote geld de politiek laat bepalen als van beleidsmaatregelen die de omstandigheden van de gewone mensen proberen te verbeteren. Zoals het verhogen van het minimumloon. Daarbij heeft Sanders een kwaliteit die bijna geen enkele politicus heeft en die hem nog unieker maakt: hij cijfert zichzelf weg. Precies het ontbreken daarvan maakt hedendaagse politici gehaat omdat ze het onderscheid tussen hun overtuiging en hun persoonlijk belang niet weten te maken.

Bij die positie horen nieuwsbronnen die verslag doen en hun opinie geven. Er zijn de hardliners die niet willen hervormen, maar willen omverwerpen. Daartoe zoeken ze steun bij de vijanden van hun vijand bij wie ze zich mentaal thuisvoelen. Wikileaks’ Julian Assange en Donald Trump spreken lovend over de Russische Federatie en handelen in een dystopisch wereldbeeld. Ze streven geen utopie na, maar blijven hangen in het diapositief daarvan. Dan zijn er de goedpraters die de gevestigde macht willen handhaven zonder stevig te willen hervormen. Dat zijn de gevestigde media zoals de New York Times, Washington Post, CNN, NRC en Trouw. In hun pluriformiteit laten ze kritiek toe, maar het wereldbeeld dat ze uitstralen is alles bij het oude laten.

Bij allebei voel ik me niet thuis. Revolutie zonder te weten waar het heengaat lijkt me onverstandig. Zeker niet als de woordvoerders populistische types als Nigel Farage, Boris Johnson, Geert Wilders of Donald Trump zijn die goed zijn in kritiek, maar die niet de indruk geven te weten waarmee ze precies bezig zijn en zich goed voorbereid te hebben op de toekomst. Maar het gezegde ‘men moet veranderen om alles bij het oude te laten blijven’ diskwalificeert de gevestigde media en politiek die weliswaar inzien hoewel maatschappelijke woede en ongenoegen zich tegen het establishment keert, maar die niet beseffen dat ze door het verdedigen van de status quo zelf een actieve rol spelen. Ze zijn even onverantwoord en gemakzuchtig bezig als de hardliners.

De oplossing is dus een beweging tussen hervorming en revolutie in. Een activistische beweging die binnen het bestaande systeem probeert optimale veranderingen te bewerkstelligen in de richting van machtsdeling en terugdringen van de macht van megaondernemingen, inkomensgelijkheid en aandacht voor de natuur.

Bij de landelijke verkiezingen van 15 maart 2017 zal ik volgens bovenstaande overwegingen mijn stem bepalen. De hardliners en de verdedigers van de status quo vallen dus af. Vooralsnog zie ik in GroenLinks de enige partij die binnen mijn overwegingen past. Zonder dat ik nou echt dol op die partij ben en er veel liefde voor voel. Want al sinds de fusie huizen er anti-democratische elementen binnen die partij zoals René Danen  of Mohamed Rabbae. En net als het links-liberale D66 lijkt GroenLinks te soft voor echte machtspolitiek en liever in de eigen bubbel te willen leven. Maar veel soeps is het niet in de Nederlandse politiek en politici die respect afdwingen zijn zeldzaam. De vraag over de juiste opinie is een vraag naar de eigen kijk op de wereld.

Foto: Maspes en Sacchi sur place, 1950-1960.

Paul Mason pleit voor linkse samenwerking. Terugvechten! Dat onderwerp zoemt overal rond in reactie op het rechts-populisme

Publicist Paul Mason omschrijft zichzelf als een radicale sociaal-democraat met belangstelling in politiek links. Hij ijvert voor linkse samenwerking. Dat pleidooi komt overeen met dat van de Amerikaanse socioloog Charles Derber aan wiens ideeën en de les die er valt te trekken uit de teloorgang van de Weimar-republiek ik onlangs aandacht besteedde in een commentaar. Net als Mason meent Derber dat progressieven door onderlinge samenwerking de strijd met de rechts-populisten (UKIP) moeten aangaan met het doel ze te marginaliseren.

Mason voegt hieraan toe dat links het gematigd rechts (Theresa May) niet te gemakkelijk moet maken. Als Brit is zijn perspectief de Brexit waarvan het volgens hem nog maar de vraag is of links ermee moet instemmen als het niet in het belang van de werkende klasse is. Een argument dat door de Leave-campagne trouwens voor een Brexit werd gebruikt. Mason accepteert niet dat het eenzijdig gekaapt wordt door nationalistisch rechts, keert het om en tilt het naar het niveau van de ideeënstrijd. Dit pleidooi raakt ook aan de Democratische partij waar de cultureel-linkse en economisch-rechtse Hillary Clinton en de sociaal-democratische Bernie Sanders gedwongen zijn tot samenwerking. Sanders probeert Clinton hierbij in het Democratische platform van de partij tot concessies te dwingen tijdens het verslaan van de rechts-populistische kandidaat Donald Trump.

Zo ontstaat bewustwording bij politiek links dat het niet machteloos is en niet afhankelijk hoeft te zijn van samenwerking met rechts. Zoals in Nederland de PvdA die met de VVD in zee ging en zichzelf niet meer terugvond. PvdA, GroenLinks, SP en zelfs D66 kunnen meer samenwerken als ze willen. Daartoe moeten ze hun eigenbelang opzij zetten. Dat is voor politieke partijen lastig met politici met hun eigen carrière die niet altijd het algemeen belang laten voorgaan. Dat leert ook de worsteling van de Britse Labour-leider Jeremy Corbyn. Hij heeft het mandaat van de leden, maar niet van de kaderleden. Van Corbyn wordt gezegd dat hij geen goede leider is en zijn partij en het sociaal-democratische gedachtengoed niet goed vertegenwoordigt. Het is de afweging tussen zuiverheid in de leer en doelmatigheid. Mason geeft er indirect antwoord op door te pleiten voor pragmatisme en doelmatigheid. Zo’n commentaar past perfect bij de links-liberale The Guardian.

Charles Derber: Samenwerkend links moet demagogie van rechts-populisten beantwoorden. Met een les voor Nederland

In een artikel voor truthout schetst hoogleraar sociologie Charles Derber het antwoord op de demagogie van Donald Trump of rechts-nationalisten als Geert Wilders. Hij maakt een vergelijking met de Duitse Weimar-republiek die in de jaren ’20 en vroege jaren ’30 in zijn ogen het verkeerde antwoord gaf op de opkomst van Hitler. Derber geeft vier vuistregels voor progressieven om de strijd met de rechts-populisten te winnen. Het is het antwoord op extreem-rechtse demagogie die de VS en Europa overspoelt. Met een les voor Nederland.

1: Duits links was versplinterd en faalde om sterke coalities te vormen. Als de sociaal-democraten en communisten samen met een stedelijke culturele beweging een blok hadden gevormd dan hadden ze het parlement gecontroleerd en de macht behouden. De les voor de VS is dat de Democratische partij, de supporters van Bernie Sanders en allerlei sociaal-democratische bewegingen samen moeten werken.

2: Hitler werd grandioos onderschat, en op dit moment wordt Trump onderschat. Zo blijven deze populisten grotendeels  onder de radar en kunnen ze vanuit een relatieve luwte zonder harde tegenstand hun opgang maken. Dit heeft te maken met de werkende klasse en de lagere middenklasse op wie deze rechts-populisten een succesvol beroep doen.  De les is om het rechts-populisme van Trump of Wilders serieus te nemen omdat het aansluiting weet te vinden bij die sociale klassen die het een electorale basis verschaffen.

3: Sociaal-democraten en andere progressieve krachten dienen zich in te spannen om deze lagere sociale klassen terug te winnen door aanpassing van het beleid. Voor de VS kan dat door het opzetten van een banenprogramma, vergroening van de economie, verlaging van militaire uitgaven en het nastreven van meer inkomensgelijkheid. Naast de aanpak van het racisme, seksisme, het strikte gevangenisregime en de burgerrechten. In de VS dient Hillary Clinton een alternatief te geven dat de werkende klasse en de lagere middenklasse overtuigend in hun hart en portemonnee aanspreekt.

Toegevoegd kan worden dat Clinton als kandidaat van het establishment ongeloofwaardig is in deze rol. Ze wordt er door Wall Street van weerhouden om een progressieve politiek te voeren die de lagere sociale klassen tegemoetkomt en een progressief front te vormen. Derber: ‘Having been a leading figure of the Establishment for 25 years, it is virtually impossible for Clinton to embrace the anti-Establishment moment and lead a progressive populism.’ Er is hoop dat Clinton ondanks zichzelf delen van de beleidsvoornemens van Sanders, zoals het minimumloon van 15 dollar overneemt, maar de vraag is of dit voldoende is om te overtuigen.

4: Apocalyptische waarschuwingen van Trump over het verval van de VS of Wilders’ tsunami van moslims die naar Nederland komen moeten beantwoord worden omdat ze aansluiten bij echte angsten van mensen. Linkse politici moeten uitleggen waar angsten vandaan komen en uiteenzetten dat ze niet voortkomen uit culturele, maar uit sociaal-economische omstandigheden. Het establishment van banken en mega-ondernemingen dient als natuurlijke vijand van de werkende klasse en de lagere middenklasse aangewezen en aangepakt te worden om rechts-populisten de wind uit de zeilen te nemen, de democratie te redden en de linkse politiek weer focus en zelfvertrouwen te geven. Daartoe moeten partijen en sociale bewegingen samenwerken.

Voor Nederland houdt deze les een revitalisering van de PvdA in die op sterven na dood is. Het moet afstand nemen van de rechtse politiek van de VVD zoals die door het kabinet Rutte II wordt uitgevoerd. En stelling nemen tegen rechts-populisten als Geert Wilders. Dat kan het duidelijkst door het aanwijzen van een nieuwe lijsttrekker die de nieuwe koers symboliseert. Samenwerking met GroenLinks als ideeënpartij en de SP die de werkende klasse en de lagere middenklasse aanspreekt kan de versplintering van links tegengaan. Probleem hierbij is wel dat de SP een links-populistische demagogie volgt die net als het rechts-populisme een beroep doet op de angsten die er in de samenleving leven. Door de SP echter een essentiële rol te geven in de linkse samenwerking waar de PvdA niet de leiding krijgt kan het wellicht overtuigd worden om zich voortaan te concentreren op sociaal-economische thema’s ten koste van de andere thema’s (islam, immigratie, EU).

De linkse politiek kan samenwerking zoeken met de middenpartijen D66 en CDA om de basis te versterken. Mits deze bereid zijn om de machtspositie van het establishment fundamenteel aan te pakken en mee te helpen aan de herverdeling van de welvaart ten gunste van de werkende klasse en de lagere middenklasse.