Op weg naar een optimaal beleid over bedelen in de grote steden. Met Utrecht als voorbeeld

Schermafbeelding van deel artikelMoet bedelen in Utrecht verboden worden?‘ in de DUIC, 7 februari 2022.

DUIC besteedt in een artikel aandacht aan het debat over bedelen in Utrecht. De vraag of bedelen verboden moet worden stond vorige week dinsdagavond centraal tijdens een bijeenkomst van hulporganisaties, ondernemers en de politiek, zo zegt het. De conclusie volgens DUIC is dat er een flink verschil van inzicht bestaat. Dat lijkt voorspelbaar vanwege de uiteenlopende belangen van de deelnemers aan het debat. Bedelen is geen louter Utrechts probleem, maar komt in alle grote Nederlandse steden voor.

Het is de vraag of de vraag of bedelen verboden moet worden in een debat over bedelen wel een zinvolle vraag is die het terugdringen van vooral hinderlijk en georganiseerd bedelen optimaal benadert. En oplost. Daar heb ik mijn twijfels over. De vraag over een verbod is richtinggevend en neemt een ongepast voorschot op het antwoord. Men kan zich alleen maar afvragen om welke reden de organisatoren van dit debat de verbodsvraag centraal hebben gesteld.

De eigenlijke vraag die in zo’n debat centraal zou moeten staan is wat het beste beleid over bedelen behoort te zien. Ook gezien de beperkte capaciteit van gemeentelijke diensten als de politie die overvraagd worden om overal op te treden. Wat is een redelijk beleid waarmee zowel individuele bedelaars, ondernemers, inwoners als de gemeente Utrecht kunnen leven?

Achter die vraag ligt de vraag of het hier gaat om een sociaal-economisch of sociaal-cultureel probleem. Ofwel, draait dit debat om armoedebestrijding, inkomenszekerheid en de verzorgingsstaat of om identiteit, gemeenschapsdenken, culturele homogeniteit en nationalisme? Bij genoemd artikel in DUIC heb ik onderstaande reactie geplaatst:

Een Oost-Europese bedelaar op het Vredenburg‘, in DUIC, 11 juli 2016.

Bedelen moet kunnen. Vooral door individuen. Maar als er sprake is van georganiseerde bendes lijkt dat iets anders. 

Het artikel geeft daarover geen duidelijkheid als het spreekt over ‘vermeende’ bendes. Wat bedoelt de journalist van de DUIC hiermee te zeggen? Bestaan de bendes nou wel of niet? 

Die onduidelijkheid verhindert een aanpak. De politie dient de georganiseerde bendes bedelaars die in Utrecht opereren in kaart te brengen. Dan kan daar vervolgens beleid voor gemaakt worden. Nu vaart de politiek blind op aannames en geruchten. 

Er is een verschil tussen ‘georganiseerde’ bendes en ‘buitenlandse’ bendes. Als die laatsten bestaat uit bedelaars uit een EU-lidstaat, zoals Bulgarije, Tsjechië of Roemenië, dan hebben ze het recht om onder voorwaarden in Nederland te verblijven. Bendes met bedelaars van buiten de EU kunnen juridisch makkelijker uitgezet worden. 

Het gevaar bestaat dat door uit te gaan van de gedachte ‘eigen bedelaars eerst’ een rangorde wordt aangebracht in het soort bedelaars. Gesteld dat ze niet in bende-verband opereren. Die rangorde is een valse tegenstelling die eerder gebaseerd is op populisme en nationalisme, dan op de wet en de medemenselijkheid. 

Als in Utrecht na onderzoek werkelijk een structureel probleem met georganiseerde bendes bedelaars bestaat, dan moet de politiek beslissen of het daar iets aan wil doen. 

Politiek, juridisch, maatschappelijk en politionele capaciteit lijkt een verbod voor die bendes niet haalbaar. Mits ze binnen de wet handelen. Maar een beleid van ontmoediging wel. De gemeentebestuur moet het voortouw nemen hoe dat precies ingevuld wordt. 

Vanwege het waterbed-effect verdient het aanbeveling voor het Utrechtse gemeentebestuur om over dit onderwerp te overleggen met het bestuur van de omliggende gemeenten, met de drie grote steden in het G4- overleg en met landelijke diensten op het gebied van criminaliteit, grensoverschrijdend verkeer en immigratie. 

Dit is geen onderwerp dat een rol behoort te spelen in de gemeenteraadsverkiezingen. Partijen die blijkbaar niet eens de feiten op een rijtje hebben, behoren hier geen campagne mee te voeren. Deels ook omdat het geen specifiek Utrechts onderwerp is. Het voedt te makkelijk het rechts-populisme en het wij/zij-denken. Daarom moeten de lokale media terughoudend zijn in hun aandacht voor de ‘vermeende’ bendes bedelaars. 

De opdracht voor ons allen is om te zoeken naar een min of meer structurele oplossing die het optreden van de georganiseerde bendes inperkt (indien hun bestaan werkelijk wordt aangetoond) waarbij compassie, redelijkheid, en rechtvaardig en doelmatig optreden van de gemeentelijke diensten het uitgangspunt blijft. 

Wethouder Vliegenthart (SP) heeft verstoord beeld van ‘ongelovigen’. En van Amsterdam

De Amsterdamse wethouder Arjan Vliegenthart (SP) heeft veel kritiek gekregen op een column vandaag in het Nederlands Dagblad. Het Parool zet in een bericht de reacties van de raadsleden op een rijtje. Vliegenthart zou de raad geschoffeerd hebben en Rutger Groot Wassink van GroenLinks noemde de column zelfs ‘storend’. Het Parool: ‘Vliegenthart, zelf gereformeerd, schreef in het ND over de wens van de gemeenteraad dat kinderen uit minimagezinnen geen armoedegeld meer krijgen voor godsdienstlessen. Dit was tot voor kort mogelijk, maar de raad wilde hiervan af nadat bleek dat bijna drie ton is gebruikt voor koranlessen aan arme kinderen.’

Arjan Vliegenthart positioneert zich in zijn column in het orthodox-protestantse Nederlands Dagblad als een gelovige tussen ongelovigen. Als een gereformeerde tussen zijn mannenbroeders. Hij stelt ‘ongelovigen’ voor als wereldvreemd en vijandig tegenover religie. Ze hebben volgens hem een vertekend beeld van hoe religies opereren. Dat is een harde beschuldiging die om een onderbouwing vraagt. Die geeft Vliegenthart echter niet.

Hij slaat ook de plank mis op het niveau van de feiten. Hij suggereert dat voor de bevolking van Amsterdam niet zou gelden dat de ‘overgrote meerderheid’ ongelovig is, zoals dat blijkbaar voor de raad geldt. Maar uit een onderzoek van het CBS uit 2016 blijkt dat 62,2% van de Amsterdammers ‘geen kerkelijke gezindte’ heeft. Iets minder dan 12% bezoekt minimaal eenmaal per maand een religieuze dienst. Dus 88% doet dat niet.

Vliegenthart is wethouder Armoedebestrijding en van hem zou je verwachten dat hij de feiten kent en die correct presenteert. Maar hij presenteert de feiten verkeerd. Hij doet alsof ‘ongelovigen’ in Amsterdam niet de overgrote meerderheid vormen. Vliegenthart kletst uit zijn nek op het niveau van de feiten en zijn weergave van wat ‘ongelovigen’ zijn en hoe ze tegen religie aankijken. Alsof ze op een vreemde planeet leven. Hij geeft een vertekend beeld van ‘ongelovigen’. Vliegenthart maakt het zich met deze column onnodig lastig en had die beter ongeschreven  gelaten. De indruk resteert dat hij als gereformeerde een verstoord beeld heeft van ‘ongelovigen’. De SP van Vliegenthart heeft geen vijanden nodig omdat het die binnen eigen gelederen heeft.

Foto: Schermafbeelding van deel column ‘Verdachte les’ van Arjan Vliegenthart in het Nederlands Dagblad, 14 juni 2017. Via Blendle.

Dienen godsdienstlessen de emancipatie van kinderen. Of niet?

gdl

In een brief aan de raad gaat de Amsterdamse wethouder Arjan Vliegenthart (SP) in op het gebruik van de scholierenvergoeding voor godsdienstlessen. Niet in het reguliere onderwijs, maar daar buitenom, in vooral moskeeën. Uit een artikel in De Volkskrant van 9 december 2016 bleek dat de gemeente Amsterdam in 2015 ‘in elk geval voor ongeveer 285.000 euro aan godsdienstlessen heeft vergoed’. De brief stelt dat voor 2015 gaat om 2.500 declaraties voor godsdienstlessen met een gemiddelde van 144 euro. ‘Dit komt overeen met de hoogte die de meeste instellingen vragen voor dit soort onderwijs’, zo concludeert Vliegentharts brief.

De vraag die deze kwestie oproept is wat de relatie is tussen religie en inkomen. In het verlengde ligt de vraag waar het godsdienstonderwijs -aan de voornamelijk moslimkinderen waar het hier om gaat- uit bestaat en hoe het programmatisch wordt ingevuld. Wat betekent dat voor de economische en geestelijke ontwikkeling van deze kinderen? Anders gezegd, dienen de godsdienstlessen de maatschappelijke emancipatie of werkt deze die juist tegen?  Dat staat los van het mogelijk onrechtmatige gebruik van een scholierenvergoeding voor buitenschools godsdienstonderwijs. Is religie wel of niet een rem op de ontwikkeling van scholieren?

Foto: Schermafbeelding van deel artikelGeen armoedegelden voor godsdienstlessen’ in Het Parool, 21 december 2016.

Bang Europa kan zelfvertrouwen herwinnen door Deltaplan-Conferentie

1785850_orig

Europa is bang, maar zou dat helemaal niet hoeven zijn. De Jordaanse diplomaat Zeid Ra’ad die de mensenrechtencommissie van de VN leidt zegt in een interview in NRC met Caroline de Gruyter: ‘Europese landen zijn rechtsstaten en hebben gemeenschappelijke waarden. En nu staan er een paar fanatici op, gedreven door pathologische haat, en meteen denken veel Europeanen dat alles op de helling staat. Een paar verschrikkelijke aanslagen en mensen worden zo bang dat hun geloof in de rechtsstaat en menselijke waarden sterk wordt aangetast. Ze lopen achter populisten en demagogen aan. Zoeken zondebokken, liefst een zwakke groep outsiders. Als je anderen de schuld kunt geven van de problemen, voel je jezelf beter. Zo keert het wij-zij-denken in Europa terug: wij zijn het slachtoffer, zij zorgen dat we ons zwak en bedreigd voelen.’

Dit is duidelijke taal waarmee men het moeilijk niet eens kan zijn. in zijn media-rubriek besteedde NRC-redacteur Hans Beerekamp aandacht aan een speciaal Europa-programma van DWDD met de schrijvers Geert Mak en Adriaan van Dis die het hadden over de laatste stuiptrekkingen van het kolonialisme: ‘(..) de opkomst van het nieuwe nationalisme en populisme kan wel eens te maken hebben met weerstand tegen de teloorgang van de Europese en Amerikaanse hegemonie. (..) de rest van de wereld haat ons niet, maar benijdt ons onze rijkdom en vooral vrijheid. Omdat er weinig bereidheid is tot delen en iedereen nu op zijn telefoon kan zien wat hij mist, komen de slimste en handigste Afrikanen, Arabieren en Afghanen het maar zelf hier halen.

Het is de aloude Noord-Zuid discussie. Wie heeft recht op wat en waar gaat ontwikkelingssamenwerking (armoedebestrijding, mensenrechten) over in herverdeling van rijkdom die tevens de ongelijkheid bestrijdt? Nu is de beantwoording van die vraag des te actueler omdat het een proces van nationalisme en populisme in gang zet dat niet meer lijkt te stoppen en alle verbindingen doet verbrokkelen. Zeid zegt dat Europa veel sterker is dan het denkt, maar onderpresteert. Europa gelooft niet in zichzelf. Europa treedt onvoldoende op om de eigen belangen te verdedigen en de eigen waarden te handhaven. Zo bezoedelt Europa zichzelf en verliest het nog meer aan eigenwaarde. Europa oogt ontregeld en verloren. Europa heeft het zelfvertrouwen verloren en geeft veel te veel ruimte aan de nationalisten en de populisten die in vergezichten, historische ideaalbeelden en weidse perspectieven handelen die gespeend zijn van realiteitszin en oplossingsgerichtheid.

Zeid constateert dat Europa handelt in tegenspraak met de eigen waarden: ‘Europa doet nu dingen die tegen zijn eigen principes zijn. Tegen zijn eigen wetten. Het stuurt mensen terug die bescherming nodig hebben. Dat is verboden volgens internationale verdragen die Europese landen ondertekend hebben.’ Hij ziet overeenkomsten met de jaren ’30: ‘Het is eerder gebeurd dat demagogen de angsten van Europese burgers manipuleerden om hun eigen ambities te bevredigen, over de ruggen van groepen onschuldige mensen.’ Zeid verwijt vooral de gevestigde politieke partijen dat ze niet de Europese waarden vertegenwoordigen, maar afglijden en hun rug niet recht houden: ‘Als het politieke midden steeds verder naar rechts opschuift, horen burgers op den duur vooral nog politici die radicale dingen zeggen. Dan denkt men dat dit soort taal oké is.

Wat is nodig om het zelfvertrouwen terug te krijgen in de EU-lidstaten? De oplossing is veelzijdig en omvat aspecten die in een Deltaplan-Conferentie vastgelegd kunnen worden: a) vijanden die tot doel hebben de EU te ondermijnen worden krachtig van repliek gediend, ook militair; b) in het buitenlands beleid bestrijdt de EU ambitieus, gecoördineerd en met inzet van alle middelen de onrust aan de grenzen (Oekraïne, Syrië, Noord-Afrika); c) ontevredenheid bij vooral de middengroepen in de bevolkingen die volgt uit de nadelen van het globalisme wordt gerepareerd door de ontmanteling van beschermingsconstructies die het kapitalisme hebben omgevormd tot corporatisme waardoor parlement en burgers buiten spel zijn gezet; d) politieke middenpartijen zetten in een ideeënstrijd de aanval in op de nationalisten en populisten; e) in het Noord-Zuid debat maakt de EU geen afspraken met anti-democratische landen als Turkije, maar door de bewaking van de buitengrenzen en een systeem van immigratiequota en verblijfsvergunningen die direct aansluiten op de arbeidsmarkt neemt het zelf de regie over het immigratiebeleid. Aangevuld met humanitaire hulp. Lidstaten die zich hierin niet kunnen vinden, zoals Polen of Hongarije worden met een B-status in quarantaine gezet.

Foto: Holocaust, razzia van Roma, Tweede Wereldoorlog (foto 48).

Brazilië: voetbal is oorlog. Sport is politiek. Wie is de verliezer?

Voor de liefhebbers is voetbal leuk. Of niet. Bijvoorbeeld bij verlies. Voor bedrijven is voetbal commercie, voor politici invloed. Het wereldkampioenschap voetbal in Brazilië is in elk geval meer dan voetbal alleen. Het is ook chaos, onrust, ongelijkheid, onderdrukking en een land op de rand van een zenuwinzinking.

Oud-wereldkampioen schaken en politicus Garry Kasparov die in de race is voor het presidentschap van wereldschaakbond FIDE en daartoe moet opboksen tegen de Russische overheid is duidelijk over de vermenging van sport en politiek. Die bestaat en wordt bewust gezocht door politici. Daarom wijken zoveel sportevenementen uit naar niet-democratische landen. Of een semi-ontwikkelingsland als Brazilië. Met sport als verliezer. Hij zegt op Facebook: ‘And don’t say, “Keep politics out of sport!” when the only reason Putin and other dictators want to host these events is for international prestige and internal political distraction away from their repression. Economic and cultural engagement with dictatorships does not reform them; it corrupts the other side while providing lifelines to the dictators.’ Alleen sportbobo’s ontkennen het verband.

Tegen het WK in Brazilië. De keerzijde van verspilling

Het WK Voetbal in Brazilië dat komende donderdag begint ontmoet veel tegenstand. Waarom? De kosten voor voetbalstadions, infrastructuur en veiligheid bedragen 14 miljard dollar, zo’n 10,4 miljard euro. Da’s extreem veel. En dat in een semi-ontwikkelingsland. Kan Brazilië het zich veroorloven zoveel geld niet te besteden aan armoedebestrijding of onderwijs? Nee, allicht niet, maar het gebeurt. Want wie profiteert ervan? Dat zet kwaad bloed bij de demonstranten. Die niet zozeer tegen voetbal zijn, maar tegen de besteding over hun hoofden heen van het overheidsbudget. Demonstraties en stakingen nemen alleen nog maar toe nu het WK voor de deur staat. Massale inzet van veiligheidsdiensten zal ongetwijfeld de openbare orde garanderen. Maar is een nederlaag voor het Braziliaanse establishment dat onrust oogst waar het met spelen rust meende te kopen.

Kansarm gezin uit Parijs museum gestuurd. Sociale minachting?

opera55_museo_madre

De katholieke pastor Joseph Wresinski is de stichter van ATD Quart Monde. Ofwel Hulp in Alle Nood Vierde Wereld. De organisatie strijdt tegen de armoede met de boodschap: ‘Armoede is ontoelaatbaar. Wij moeten ons aaneensluiten om haar uit te roeien.’ De van oorsprong Franse stichting werkt wereldwijd. Bevorderen van de toegang tot kennis, cultuur en onderwijs ziet het als een van de middelen om mensen met elkaar te verbinden. En armen uit hun isolement te halen. In Nederland werkt de Joseph Wresinski Cultuur Stichting.

In Frankrijk is een rel ontstaan omdat een familie bestaande uit twee ouders en een zoon uit het Parijse Musée d’Orsay is gestuurd omdat ze zouden stinken. Andere bezoekers hadden geklaagd over hun geur. Ze werden begeleid door een medewerker van ATD Quart Monde toen ze door vier beveiligers werden gevraagd om te vertrekken. ATD Quart Monde concludeert hieruit in een persbericht dat degenen die de armoede op hun gezicht dragen op een andere manier worden gemeten dan niet-kansarmen en worden gediscrimineerd.

Ik herinner me een voorstelling in het Utrechtse filmhuis ’t Hoogt van zo’n 20 jaar geleden. Er zat een man in de zaal die ontzettend stonk. Omdat de zaal niet vol zat schoven de bezoekers op. Weg van de bron die bij allen tot fysieke misselijkheid leidde. Met moeite zaten we de film uit. Afgeleid door de geuren in onze neus. Naderhand legde ik het geval voor aan directeur Henk Camping. Ik herinner me niet meer precies wat-ie adviseerde, maar we hadden een medewerker erbij moeten halen. Het was een situatie met alleen verliezers.

Hoe sterk de geuren in het Musée d’Orsay waren staat niet opgetekend. Ook niet of ATD Quart Monde een procedure heeft om eisen te stellen aan deelnemers aan haar culturele programma. Maar een theaterzaal is anders dan een museumzaal. Zeker die met de gigantische afmetingen van een 19de eeuw spoorwegstation. In Frankrijk dient cultuur vaak als middel van de politieke en maatschappelijke elite om zich te profileren. Democratisering is ver te zoeken. Veelzeggend is dat op uitnodigingen voor tentoonstellingen niet de levende kunstenaar centraal staat, maar de presidenten en voorzitters van raden, gewesten en gemeenten.

Daarom valt de verontwoordiging van ATD Quart Monde te begrijpen in haar gevecht tegen de armoede. Tegen een museumwereld die synoniem staat voor conservatisme. Maar er zijn verschillen. Want een ‘open’ kunstinstelling als het Palais de Tokyo of de FRAC is weer anders dan het behoudende Musée d’Orsay. Een eindoordeel valt daarom niet te maken over de vraag of het wel of niet terecht was dat het kansarme gezin is weggestuurd. Maar het is een publicitair geluk bij een ongeluk voor een organisatie die de armoede bestrijdt dat het isolement van armen zo beeldend in praktijk wordt gebracht door de staf van een Parijs museum.

Foto: Piero Manzoni (Arte Povera), Merda d’Artista (N.63), 1961. Dertig gram ingeblikte stront van de kunstenaar.