Bij het artikel ‘Het wordt tijd om het eens niet over woke en identiteit te hebben’ met Paul Goossens

Schermafbeelding van deel artikel ‘Het wordt tijd om het eens niet over woke en identiteit te hebben’ in De standaard, 22 april 2023.

Interessant interview in De Standaard met journalist, econoom en auteur Paul Goossens naar aanleiding van het verschijnen van zijn boekDe ongelijkheidsmachine. Een verborgen Europese geschiedenis‘ dat wordt gepubliceerd door Uitgeverij Epo. Ik heb het nog niet gelezen.

Mij triggerde het begin van het artikel dat zegt: ‘Ook al maakt de samenleving zich druk over identiteit en woke, de werkelijke problemen hebben volgens Paul Goossens nog altijd te maken met scheve sociaal-economische verhoudingen. (…) Het ergert hem mateloos dat er nu al jarenlang over identitaire kwesties wordt gesproken, terwijl de dingen die er écht toe doen ondergesneeuwd­ raken. Ongelijkheid, dus. Koopkracht, ook. De verhouding tussen arbeid­ en kapitaal.’

Dit thema van identiteit komt niet aan de orde in het interview. Het is jammer dat beide interviewers niet ter sprake brengen waarom Goossens het er niet over wil hebben. Dat blijkt indirect wel uit de rest van het interview, maar het was wenselijk geweest om Goossens uit te laten leggen wat de negatieve invloed op de samenleving van dat debat over identiteit is. De 80-jarige Goossens is zijn eigen tijdscapsule die oude verworvenheden verwoordt waar je van zou wensen dat ze eigentijds doorklonken. Maar hij is onheilspellend uniek in zijn analyse.

Dat debat over identiteit ergert mij ook. Niet omdat het in samenhang met vragen over emancipatie niet gevoerd moet worden, maar omdat het het zicht ontneemt op ‘werkelijke problemen‘ en sociaal-economische ongelijkheid. Die problemen worden in de publieke opinie verdrongen door een mistig en improductief debat over identiteit.

Anders gezegd, iedereen in een economisch achtergestelde positie heeft er meer aan dat de sociaal-economische ongelijkheid wordt verkleind, dan dat er een sociaal-cultureel debat wordt gevoerd over zondebokken, slachtoffers en cultuurverschillen.

Met het identiteitsdebat is de economische macht gediend. Hoe meer debat over identiteit, hoe minder het debat over sociaal-economische ongelijkheid wordt gevoerd, en hoe meer welkom de zittende orde dat gehakketak over woke en identiteit is.

Maar het is nog erger dan hier wordt samengevat. Want sociaal-democratische partijen kunnen dan in de EU niet sterk hebben geopereerd, maar nationaal hebben ze het contact met hun achterban verloren. Mede door het accent te leggen op identiteit en de oude kernwaarden los te laten.

Juist door te veel in te zetten op identiteit en immigratie en te weinig op het traditionele sociaal-democratische gedachtegoed van gelijkheid, solidariteit en sociale rechtvaardigheid hebben de Europese sociaal-democratische partijen sinds omstreeks 2000 hun identiteit verloren. Dat is de paradox, de sociaal-democratie heeft haar identiteit verloren door in te zetten op identiteit. Het lijkt alsof ze blind in de val zijn getrapt van de sociaal-economische macht. Zonder ideologische veren hebben ze zich machteloos laten maken.

Identiteitspolitiek is iets om je aan te ergeren, maar daarmee is het nog niet uit de wereld. Het is zelfs een succesvolle afleiding om eigen gebreken te verhullen of carrière te maken.

Een zwarte museumdirecteur kiest met identiteitspolitiek de aanval tegen een wit publiek om niet op zijn ontbrekend professionalisme bevraagd te worden. Een radicaal-rechtse politicus kiest met vragen over moslims en immigranten de aanval door niet bevraagd te worden over de gatenkaas van zijn programma. Een radicale prediker kiest een vijandbeeld om de eigen kring bij elkaar te houden.

Identiteitspolitiek werkt als wondermiddel voor sociaal-economische ongelijkheid. Het laat onderbedeelden tegen hun eigenbelang in handelen. Voor degenen die er een beroep op doen is het een lift naar omhoog om snel een positie te veroveren en tegenstrevers met een ‘foute’ identiteit en verwijtbaar gedrag uit te laten schakelen.

Bestuurders hebben geen idee hoe ze om moeten gaan met identiteitspolitiek, zodat niet alleen dat woke-isme -dat akelig onbepaald blijft en weer rechtse tegenkrachten oproept- voortwoekert. Maar wat kwalijker is, er niks wordt gedaan om sociaal-economische ongelijkheid te verkleinen en de macht van de zittende orde ter discussie te stellen. Niemand is eigenaar van ‘werkelijke problemen‘.

Op weg naar een optimaal beleid over bedelen in de grote steden. Met Utrecht als voorbeeld

Schermafbeelding van deel artikelMoet bedelen in Utrecht verboden worden?‘ in de DUIC, 7 februari 2022.

DUIC besteedt in een artikel aandacht aan het debat over bedelen in Utrecht. De vraag of bedelen verboden moet worden stond vorige week dinsdagavond centraal tijdens een bijeenkomst van hulporganisaties, ondernemers en de politiek, zo zegt het. De conclusie volgens DUIC is dat er een flink verschil van inzicht bestaat. Dat lijkt voorspelbaar vanwege de uiteenlopende belangen van de deelnemers aan het debat. Bedelen is geen louter Utrechts probleem, maar komt in alle grote Nederlandse steden voor.

Het is de vraag of de vraag of bedelen verboden moet worden in een debat over bedelen wel een zinvolle vraag is die het terugdringen van vooral hinderlijk en georganiseerd bedelen optimaal benadert. En oplost. Daar heb ik mijn twijfels over. De vraag over een verbod is richtinggevend en neemt een ongepast voorschot op het antwoord. Men kan zich alleen maar afvragen om welke reden de organisatoren van dit debat de verbodsvraag centraal hebben gesteld.

De eigenlijke vraag die in zo’n debat centraal zou moeten staan is wat het beste beleid over bedelen behoort te zien. Ook gezien de beperkte capaciteit van gemeentelijke diensten als de politie die overvraagd worden om overal op te treden. Wat is een redelijk beleid waarmee zowel individuele bedelaars, ondernemers, inwoners als de gemeente Utrecht kunnen leven?

Achter die vraag ligt de vraag of het hier gaat om een sociaal-economisch of sociaal-cultureel probleem. Ofwel, draait dit debat om armoedebestrijding, inkomenszekerheid en de verzorgingsstaat of om identiteit, gemeenschapsdenken, culturele homogeniteit en nationalisme? Bij genoemd artikel in DUIC heb ik onderstaande reactie geplaatst:

Een Oost-Europese bedelaar op het Vredenburg‘, in DUIC, 11 juli 2016.

Bedelen moet kunnen. Vooral door individuen. Maar als er sprake is van georganiseerde bendes lijkt dat iets anders. 

Het artikel geeft daarover geen duidelijkheid als het spreekt over ‘vermeende’ bendes. Wat bedoelt de journalist van de DUIC hiermee te zeggen? Bestaan de bendes nou wel of niet? 

Die onduidelijkheid verhindert een aanpak. De politie dient de georganiseerde bendes bedelaars die in Utrecht opereren in kaart te brengen. Dan kan daar vervolgens beleid voor gemaakt worden. Nu vaart de politiek blind op aannames en geruchten. 

Er is een verschil tussen ‘georganiseerde’ bendes en ‘buitenlandse’ bendes. Als die laatsten bestaat uit bedelaars uit een EU-lidstaat, zoals Bulgarije, Tsjechië of Roemenië, dan hebben ze het recht om onder voorwaarden in Nederland te verblijven. Bendes met bedelaars van buiten de EU kunnen juridisch makkelijker uitgezet worden. 

Het gevaar bestaat dat door uit te gaan van de gedachte ‘eigen bedelaars eerst’ een rangorde wordt aangebracht in het soort bedelaars. Gesteld dat ze niet in bende-verband opereren. Die rangorde is een valse tegenstelling die eerder gebaseerd is op populisme en nationalisme, dan op de wet en de medemenselijkheid. 

Als in Utrecht na onderzoek werkelijk een structureel probleem met georganiseerde bendes bedelaars bestaat, dan moet de politiek beslissen of het daar iets aan wil doen. 

Politiek, juridisch, maatschappelijk en politionele capaciteit lijkt een verbod voor die bendes niet haalbaar. Mits ze binnen de wet handelen. Maar een beleid van ontmoediging wel. De gemeentebestuur moet het voortouw nemen hoe dat precies ingevuld wordt. 

Vanwege het waterbed-effect verdient het aanbeveling voor het Utrechtse gemeentebestuur om over dit onderwerp te overleggen met het bestuur van de omliggende gemeenten, met de drie grote steden in het G4- overleg en met landelijke diensten op het gebied van criminaliteit, grensoverschrijdend verkeer en immigratie. 

Dit is geen onderwerp dat een rol behoort te spelen in de gemeenteraadsverkiezingen. Partijen die blijkbaar niet eens de feiten op een rijtje hebben, behoren hier geen campagne mee te voeren. Deels ook omdat het geen specifiek Utrechts onderwerp is. Het voedt te makkelijk het rechts-populisme en het wij/zij-denken. Daarom moeten de lokale media terughoudend zijn in hun aandacht voor de ‘vermeende’ bendes bedelaars. 

De opdracht voor ons allen is om te zoeken naar een min of meer structurele oplossing die het optreden van de georganiseerde bendes inperkt (indien hun bestaan werkelijk wordt aangetoond) waarbij compassie, redelijkheid, en rechtvaardig en doelmatig optreden van de gemeentelijke diensten het uitgangspunt blijft. 

Middenpartijen lijken op elkaar omdat ze door externe factoren op een hoop worden geveegd

Mijn favoriete omroep is WNL dat zoveel rechtse praatjes in haar programma’s heeft. Het is vaak koddig om aan te horen. Meestal valt het ruimschoots binnen de marges van de normale gekte, maar Daniela Hooghiemstra weet dat na 5’15” ruimschoots te overtreffen. Vandaar mijn reactie op YouTube bij dit filmpje:

Daniela Hooghiemstra kijkt met een ouderwetse bril naar de politiek. Ze blijft hangen in de traditioneel sociaal-economische links-rechts tegenstelling en beseft niet dat die inmiddels is verschrompeld en vervangen door andere tegenstellingen. 

Zoals de tegenstelling tussen democratische en anti-democratische partijen die wel of niet ondubbelzinnig de rechtsstatelijkheid en de democratie steunen en doelstellingen hebben die buiten de politieke arena liggen. Anti-democratische partijen zijn FvD, SGP en links-radicale splinters, en in iets mindere mate de PVV. 

Een andere tegenstelling die in het politieke debat de links-rechts tegenstelling verdrongen heeft is de sociaal-culturele tegenstelling tussen conservatief en progressief. Daar valt veel onderscheid in te maken. Zo zijn VVD en CDA conservatieve partijen en FvD, PVV en JA21 post-conservatieve partijen die het conservatisme achter zich gelaten hebben en in de alt-right hoek terecht zijn gekomen. Dat links en progressief of rechts en conservatief niet altijd aan elkaar gekoppeld worden leert ook het profiel van twee partijen. D66 is een progressieve rechtse partij, SP is een conservatieve linkse partij.

Wat Hooghiemstra mist is dat de grote lijnen van de links-rechts politiek niet langer op het Binnenhof worden beslist maar elders. Zoals binnen de EU, de ECB, de OESO, de financiële instellingen en banken (inclusief internationaal opererende investeringsbanken als Goldman Sachs) en in de bestuurskamers van multinationals. Weliswaar zijn die marges die het verschil uitmaken tussen links en rechts niet helemaal verdwenen, maar zijn ze zoveel kleiner geworden dat ze overbrugbaar zijn geworden.

Hoe het wereldbeeld van Hooghiemstra tot stand komt is onduidelijk. Zoals evenmin duidelijk is waar ze nou eigenlijk voor pleit. De paradox is dat ze pleit voor het primaat van de politiek, maar niet inziet dat dit gezag sinds de jaren 1980 is geërodeerd en allang niet meer in die mate bestaat zoals zij het voorstelt. In feite pleit ze met haar uitvergroting van de verschillen tegen de politiek in.

Anders gezegd, in een gemankeerd politiek bestel waar de macht elders ligt zijn de sociaal-economische verschillen steeds meer verworden tot invuloefeningen voor politieke partijen. Dat maakt de tragiek van de mislukte formatie nog grotesker en beschamender dan die op het eerste gezicht al lijkt. Partijleiders maken zichzelf groot en belangrijk, terwijl ze als geen ander weten dat de bulk van de inhoud waar ze over praten elders wordt beslist. Ze houden ook dat misverstand valselijk in de lucht vanwege de claim op hun eigen belangrijkheid. Maar in werkelijkheid zijn ze inwisselbaar in persoon en uitwisselbaar in doel. Dat is hun krediet voor hun toekomst dat ze niet los willen laten. Dat een objectieve commentator meegaat in deze misleiding is uitermate jammer.

In het spiegelpaleis van de politiek miskennen velen hun eigen rol

AfficheHinab mit dem Geschmeiß! Wählt Kommunisten!‘(Weg met het tuig! Kies Communisten!) van de KPD, 1924.

I. Dat het enerzijds-anderzijds denken als pose en begrip een gat in de markt is valt af te lezen aan een rechtse site die de eigen overtuiging als redelijk en neutraal probeert te presenteren. Bij nader inzien is het een alledaagse radicaal-rechtse site die niet redelijk en neutraal is en via een gematigde overtuiging verschillen wil overbruggen. Opzet is het presenteren van meningen die haaks staan op democratie en rechtsstaat.

Waarschijnlijk vinden deze rechts-radicalen het niet chique om open en bloot voor de eigen overtuiging uit te komen en moet de lezer misleid worden door een gematigde verpakking. Ook kan het een manier zijn om gematigde kiezers onder valse voorwendsels in het eigen kamp te trekken.

Het is een oude truc uit communistische hoek. De communisten zetten ooit mantelorganisaties op die een zogenaamde onafhankelijke organisatiestructuur hadden, maar in werkelijkheid een verlengstuk van de communistische partij waren. Alleen waren degenen die lid van zo’n mantelorganisatie daarvan niet op de hoogte.

Zo begrijpen linkse maatschappijcritici die niet alleen het regeringsbeleid afkraken inzake de bestrijding van de pandemie, de armoedebestrijding of de inkomensongelijkheid, maar verdergaan door de democratie ter discussie te stellen, onvoldoende dat ze zich hiermee onbewust tot lid verklaren van een mantelorganisatie. In dit geval niet de communistische, maar de ultra-rechtse partij die de oorlog heeft verklaard aan de democratie die het omver wil werpen om te vervangen door een autoritaire staat. Zeg maar, het Weimar-scenario.

Het is het cynisme van goedwillende linkse maatschappijcritici die zichzelf beschouwen als redelijk en evenwichtig, maar het omgekeerde bereiken van wat ze beogen. Want ze steunen indirect een partij waarbij de linkse ‘onderwerpen’ in slechte handen zijn.

II. Hiermee is niet gezegd dat links geen kritiek kan hebben op het regeringsbeleid. Integendeel. Het is juist de taak van links om de status quo en het beleid ter discussie te stellen met de intentie om het te willen veranderen. Want er valt nog zoveel te verbeteren. Leidraad daarbij zijn ideeën over grondrechten, gelijkheid en solidariteit die nog immer universele waarde hebben.

Het gaat pas mis als linkse critici hun kritiek niet onlosmakelijk combineren met een pleidooi voor een weerbare democratie, maar zich door de ultra-rechtse retoriek mee laten voeren in een cynische houding jegens de democratie of het standpunt dat er verschillende waarheden naast elkaar bestaan. Zodat niets meer door allen getoetst en gedragen kan worden.

Vermoedelijk is dat het verschil tussen radicaal-links en gematigd-links. De eersten stoppen niet bij de kritiek op het beleid, maar willen een systeemverandering. De laatsten, ouderwets gezegd, de revisionisten, stoppen wel bij de kritiek op het beleid en steunen onbetwistbaar de democratie.

III. Zo ontstaat het beeld van het hoefijzer. Daar gaan radicaal-links en radicaal-rechts in elkaar over. Zoals bij een magneet is het de vraag wie nou wie aantrekt. Hoofdzaak voor beide soorten radicalen is een systeemverandering die op een niet gelijklopende manier samengaat met sociaal-culturele aspecten over identiteit en nationaliteit. Want waar het rechts voornamelijk is te doen om de culturele onderwerpen als afleiding te gebruiken, meent links het serieus als emancipatiedoel. De wijziging van het ‘gewone’ beleid wordt bij bede groepen radicalen echter ondergeschikt.

IV. Dat is via een omweg precies waar het de zittende macht van gematigd-rechts om te doen is, namelijk het afzwakken van sociaal-economisch beleid over belastingontwijking, eigendomsverhouding en armoedebestrijding. Dat gebeurt in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven dat ook de status quo wil handhaven. Toegespitst op de Nederlandse politiek maakt dat vanuit het perspectief van gematigd-rechts (VVD en CDA) duidelijk waarom het aan gematigd-links (PvdA en GL) geen grote rol in een volgend kabinet wil toebedelen.

Op het niveau van de praktische politiek steunen radicaal-links én radicaal-rechts op hun ongelijksoortige manier de afwaardering van de sociaal-economische onderwerpen waarmee ze gematigd-rechts in de kaart spelen omdat dit nou precies het hoofddoel van gematigd-rechts is. Namelijk het handhaven van de status quo, inclusief eigendomsverhoudingen. Gematigd-links is daarop de uitzondering, mits het zich niet teveel af laat leiden door de sociaal-culturele onderwerpen over identiteit, integratie en nationaliteit.

V. Dus? Iedereen moet beseffen dat hij of zij voor het karretje van een ander kan worden gespannen zonder dat door te hebben. Of op een politiek-filosofisch niveau zelfs zonder door te kunnen hebben.

Beleidskritiek van links werkt averechts als het niet direct verbonden is aan de verklaring om democratie en rechtsstaat te ondersteunen. Ook radicaal-rechts laat zich in de luren leggen door de zittende macht van gematigd-rechts als het zegt te opteren voor de omverwerping van de democratie, maar in werkelijkheid de meeste energie steekt in culturele onderwerpen die niet meer dan een nevenattractie zijn van een politiek waarvan het doel het zaaien van verwarring is en het onzichtbaar maken van verschillen. Een spiegelpaleis waarin velen niet alleen de weg kwijt zijn, maar evenmin beseffen wat hun eigen positie is.

Pleidooi om sociaal-economische status leidend te laten zijn in de Code Diversiteit & Inclusie

Sterk pleidooi van de Franse filosoof en romancier Pascal Bruckner in interview in het FD om diversiteit breder te interpreteren dan huidskleur. Sociaal-culturele onderwerpen als identiteit drukken de sociaal-economische onderwerpen (sociaal-economische status, opleidingsniveau) weg zonder dat dit goed beseft wordt. Dat is een ongewenste en eenzijdige situatie. Het lijkt een taboe dat zo sterk is dat het niet eens als probleem benoemd wordt.

Via een omweg krijgt Bruckner ook gelijk voor wat Nederland betreft. De kunstsector is er een duidelijk voorbeeld van hoe die eenzijdige aandacht voor huidskleur ontspoort. Bizar en tamelijk onverklaarbaar is dat in Nederland de kunstsector een Code Diversiteit en Inclusie als norm heeft ingesteld die allerlei soorten achterstelling van minderheidsgroepen in beschouwing neemt, waaronder sociaal-economische status. Naast gender, beperking, seksuele oriëntatie, religie opleidingsniveau en leeftijd.

Maar in de media, de kunstjournalistiek, de kunstsector en de publieke opinie lijkt die brede opvatting van diversiteit niet door te dringen. Het wordt nog steeds weggemoffeld ten koste van het dominante debat over identiteit, huidskleur, ras, slavernij en kolonialisme dat door radicale groeperingen wordt gevoed. Als hun inzet begrijpelijk is, dan is die van de kunstjournalistiek of de kunstsector niet. Die laatste is lui en gemakzuchtig, en laat zich vooral kennen als -hier komt het scheldwoord- elitair.

Want het lijkt er sterk op dat hoogopgeleide kunstjournalisten en kunstbobo’s zich meer kunnen identificeren met buitenlandse, zwarte kunstenaars die doorgaans ook een goede opleiding hebben en uit de hogere middenklasse afkomstig zijn, dan met witte, Nederlandse kunstenaars met een sociaal-economische achterstandspositie, weinig netwerk en gebrekkige sociale vaardigheden. Het is de vraag of deze kunstjournalisten en kunstbobo’s hun eigen gebrekkige blik beseffen of dat ze die juist bewust in stand houden. Wat is trouwens kwalijker?

Hoe dan ook is het de hoogste tijd dat in het debat over achterstanden en de terecht oproep om die weg te werken de obsessie met huidskleur stopt en ophoudt de belangrijkste norm te zijn die bepaalt wat achterstand is. Hoewel zoals gezegd de leidende gedragscode in de kunstsector daar allang aan voorbij is gegaan. De sociaal-economische norm is belangrijker en omvangrijker en verdient het om dominant te zijn in het debat. In de praktijk zullen in veel gevallen trouwens identiteit en sociaal-economische achterstand samenvallen, zodat dit onderwerp niet uit het debat hoeft te verdwijnen. Maar het kader waarbinnen het besproken wordt verdient het om breder te zijn.

Het is niet zinvol om witte mensen in een achterstandspositie die er economisch en sociaal slecht voorstaan te verwijten dat ze lid zijn van een bevoorrechte klasse, terwijl zij of hun ouders en kinderen daar nooit van hebben geprofiteerd. Dat maakt mensen terecht opstandig en drijft ze in de armen van ultra-rechts. Als vervolgens (kunst)journalisten en kunstbobo’s de retoriek van links-radicale activisten overnemen en blijvend verkondigen, en de witte achterstandsgroepen verwijten ultra-rechtse sympathieën te hebben, dan wordt het misverstand versterkt en de kloof verder verbreed. Deze kunstjournalisten en kunstbobo’s maken zo een gevolg tot oorzaak en denken in hun dwaling zelfs dat ze het goede doen.

In het verlengde hiervan dient bij de collectievorming van musea beter beseft te worden dat kunst van witte Nederlandse kunstenaars met een lagere sociaal-economische status eveneens ondervertegenwoordigd is als kunst van andere achterstands- en minderheidsgroepen.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelInteressant: alleen blanken worden gesommeerd diverser te zijn’’ in het FD, 29 januari 2021.

Weerstand tegen bestrijding van COVID-19 heeft diepere oorzaak. Overheid doet er verstandig aan om die aan te pakken

In Nederland gelden vanaf vanavond strengere maatregelen in verband met de bestrijding van de COVID-19 pandemie. De meerderheid van de bevolking is het daar mee eens en een kleine minderheid vroeg de laatste tijd zelfs om strengere maatregelen. Het is een kleine minderheid van 15% die op sociale media en bij protestacties op straat de aandacht naar zich toetrekt. Het land lijkt zich zo te laten kennen in chagrijn. Of ze aangestuurd worden door beroepsagitatoren die weer aangestuurd worden door partijen die de Nederlandse overheid willen verzwakken is de vraag. De maatregelen zijn voor niemand prettig. Welke achtergrond men ook heeft. Wat niet wil zeggen dat het leed gelijk verdeeld is. Dat is het niet. Degenen die het financieel slecht hebben worden het zwaarst getroffen. De reacties op COVID-19 en de maatregelen om de pandemie te bestrijden moeten dan ook niet opgevat worden als waterscheiding. De breuklijn ligt dieper in de sociale en financiële achterstelling. Als de Nederlandse overheid verstandig is om deze 15% mee te krijgen, dan richt het zich niet zozeer op voorlichting over COVID-19, maar op de bestrijding van armoede en sociale achterstelling in combinatie met de neutralisering van de beroepsagitatoren die hun deuntjes op sociale media repeteren.

Het kringgesprek, de armoede, de verontwaardiging & de huichelarij

Mijn tijd op de basisschool, die in die jaren lagere school genoemd werd, ligt achter me. Ik heb in het onderwijs nooit een kringgesprek gehad over mijn persoonlijke omstandigheden (‘wat heb jij in het weekend gedaan?’). Evenmin op de kleuterschool die ik ervoor bezocht of op de middelbare school of de universiteit die ik erna bezocht. Uiteraard waren er wel groepsgesprekken, maar die gingen over het lesmateriaal of het onderwijs. Niet over persoonlijke omstandigheden. Als dat ter sprake moest komen, dan gebeurde dat in een vertrouwelijk gesprek. De naam ‘kringgesprek’ alleen al doet me griezelen. Wat ben ik met terugwerkende kracht blij dat ik als 7-jarige mijn persoonlijke omstandigheden niet hoefde te delen met een leerkracht of klasgenootjes. Daar komen naar mijn idee ouders, broers en zusjes of vriendjes eerder voor in aanmerking.

De aanleiding waarom de kringgesprekken worden gestopt is schrijnend: armoede. Maar die los je niet op met een kringgesprek. Dat ze gestopt worden maakt weinig uit voor het wegnemen van de oorzaak van armoede. Eer de bewustwording bij de leerlingen van de basisschool zich heeft vertaald in maatschappelijke verandering is Nederland 40 jaar verder in de tijd. Nog schrijnender, om niet te zeggen potsierlijker is het feit dat een PVV’er en een VVD’er lippendienst bewijzen aan de aanpak van de armoede zonder dat hun partijen zich in hun beleid ook maar in het minst inspannen voor armoedebestrijding of de aanpak van sociaal-economische ongelijkheid. Ze vergroten juist doelbewust de ongelijkheid. Tijd voor een kringgesprek in de Tweede Kamer?

Zomaar een debatje op YouTube. Is de Nederlandse politiek rechts of links? Hoe kunnen tegengestelde meningen elkaar ontmoeten?

Soms is het zinvol om op sociale media mensen op te zoeken waar men het op het eerste gezicht mee oneens is, maar met wie men bij nader inzien meer gemeenschappelijk heeft dan eerst leek. Dat is een kwestie van menselijkheid en aansluiting met de ander willen zoeken. Archipels zijn er genoeg, bruggen te weinig.

1. Het gaat om de reactie bij een YouTube-video van Modwain op zijn Hollands van 23 april: ‘Onze democratie is onder bedreiging van de toch enigszins linkse politieke elite. Want hoe durven mensen te stemmen op iets waar onze politieke elite het niet mee eens is, hadden ze het al niet door toen ze op de SP stemde en deze niet mee mocht regeren ondanks dat ze gewonnen hadden en de VVD verslagen hadden. Of toen de PVV toch de tweede partij werd, werd deze uiteraard ook op een zijspoor gezet. En nu dat Forum voor Democratie duidelijk gewonnen heeft in een aantal provinciën worden ook zij door de politieke elite buiten spel gezet. PVDA politici in Noord Holland sluiten samenwerking met FvD uit omdat ze het niet eens zijn met FvD.

2. Daar antwoordde ik op 24 april op: ‘De Nederlandse politieke elite is vooral rechts. Interessant in dit opzicht zijn de nieuwe denkbeelden van VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff. Hij stelt voor om niet langer de banken en de multinationals, maar de middenklasse voorop te zetten in de politiek van zijn partij. Dit geeft aan dat dit tot nu toe niet het geval is bij de grootste partij. Evenmin bij het CDA dat eveneens een ondernemerspartij is.

De stammenstrijd in Forum voor Democratie tussen Henk Otten en Thierry Baudet geeft aan dat de PvdA gelijk heeft om afstand te nemen van de retoriek van Baudet. Forum is volgens Otten te ver doorgeschoten naar rechts. Met de studentikoze Baudet met zijn doemdenken en ondergangsfantasieën die weinig met de leefwereld van burgers te maken hebben. Burgers hebben daar in de praktijk helemaal niks aan. Geen betere voorzieningen, lagere belastingen of een hoger loon. Praatjes, mooie woorden. Dat gevaar ziet Otten.

Forum heeft gewonnen, maar ook verloren doordat het zich politiek geïsoleerd heeft. Baudet heeft hoog van de toren geblazen en scherpe eisen gesteld, maar 85% van de kiezers heeft op andere partijen gestemd. Dus het is logisch dat als Forum overvraagt die partijen niet met Forum willen samenwerken. Dat is de logica van politiek’.

3. Modwain op zijn Hollands zei vandaag 30 april:
Bedankt voor je antwoord, sorry dat ik nu pas reageer, maar ik heb wel een paar vraagjes.

Ik persoonlijk denk dat onze politieke elite vooral links is maar ik hoor graag hoe jij denktdat ze rechts zijn? En dat de VVD geen volkspartij is, tja dat is niet echt nieuws toch? Maar hoewel de VVD inderdaad meer voor de multinationals lijkt te gaan en duidelijk een globalistische partij lijkt te zijn, zie ik het rechtse niet zozeer.

De strijd in Forum zie ik als groeipijnen in een nieuwe partij, dit hebben we bij bijna alle nieuwe partijen gezien, zelfs toen de PVDA en CDA ontstaan zijn uit het samen gaan van andere partijhen. Maar ook hier ben ik nieuwsgierig hoe hij rechts is.

Baudet heeft geen eisen gesteld het zijn de andere partijen die eisen stellen aan FvD.

Nu weet ik dat het makkelijk is om vrijwel alles wat niet mainstream is rechts te noemen, maar ik ben wel nieuwsgierig wat iets rechts maakt, want het lijkt er erg op dat het als een standaar negatieve waardering geworden is die niet echt heel veel met de werkelijkheid te maken heeft.

Maar misschien heb ik daar geen gelijk is, ik ben wel nieuwsgierig waarom je denkt dat het merendeel rechts is.’

4. Mijn reactie van vandaag 30 april aan Modwain op zijn Hollands:
‘Dan lijkt het erop dat we eerst moeten uitmaken wat links of rechts is, om erna beredeneerd te kunnen bepalen waar de politieke partijen staan. Dus wat hun profiel is: links of rechts. Dat wordt een uitgebreide exercitie. Laten we ons daarom tot de hoofdlijn beperken.

Het gaat me om de sociaal-economische aspecten als inkomensverdeling, belastingheffing, de beloning en het belang van arbeid tegenover kapitaal, marktwerking, eigendom van de productiemiddelen en in bredere zin de verzorgingsstaat. Dan blijkt dat deze indicatoren erop wijzen dat die de afgelopen decennia in de richting van multinationals, banken en vermogenden zijn veranderd ten koste van de werkenden of gewone burgers. De details laat ik hier voor de overzichtelijkheid achterwege. Ik noem die ontwikkeling rechts.

Die ontwikkeling is via de actieve of stilzwijgende (internationale effecten) goedkeuring van de belangrijkste politieke partijen tot stand gekomen (VVD, CDA, PvdA, D66). Een politieke elite die die ontwikkeling mogelijk heeft gemaakt of op z’n minst stilzwijgend heeft goedgekeurd moet dan per definitie rechts genoemd worden.

Er zijn ook sociaal-culturele aspecten die te maken hebben met aspecten als nationalisme, nationale identiteit, integratie en emancipatie. Ze domineren tegenwoordig het politieke debat. Daar zijn twee redenen voor: afleiding en profilering.

Afleiding: Het is begrijpelijk dat het in het belang van de bezittende klasse is dat er geen fundamenteel debat ontstaat over de sociaal-economische verhoudingen. Want dat is de afgelopen 30 jaar sterk gewijzigd ten koste van de min vermogenden. Daar is dus veel op aan te merken. Bijvoorbeeld over het feit dat bij toenemende welvaart de lonen achterblijven en de werknemers daarvan niet profiteren, maar de bedrijven wel. En dat de rijkste 10% steeds rijker wordt, en de andere werknemers niet profiteren van de toenemende welvaart. Het inkomen uit arbeid en uitkeringen blijft achter bij het inkomen uit kapitaal, en wordt ook zwaarder belast.

Profilering: Politieke partijen zoeken een manier om zich te onderscheiden van andere partijen. Dat geldt vooral voor nieuwkomers als de PVV of FvD die zich in de politieke markt moeten invechten. Zij zoeken dus via hun politieke marketing een uniek verkooppunt waarmee ze kunnen scoren. Dat gaat betrekkelijk makkelijk op sociaal-culturele onderwerpen omdat burgers daar op emotie aangesproken kunnen worden en de feiten daaraan ondergeschikt zijn. Omdat de economie en de eigendomsverhoudingen ongemoeid blijven worden deze partijen niets door de gevestigde orde in de weg gelegd door zich op deze manier te profileren. Want hun profilering past als afleiding in het straatje van de zittende macht.

Zo bedoel ik het in grote lijnen.

Forum voor Democratie is een rechtse partij op zowel de sociaal-economische als sociaal-culturele aspecten. Op die constatering kan men afdingen dat Baudet wel praat over de ondergang van de westerse beschaving en dus feitelijk niet de gevestigde orde verdedigt, maar die juist wil afbreken. Is dat dan zoveel anders dan de voorman van de Amerikaanse alt-right beweging Steve Bannon die in navolging van de communistische Lenin de staat wil vernietigen? De overeenkomst is trouwens dat Lenin in de koelakken en bankiers zijn vijanden verzon, terwijl Trump, Bannon en Baudet hun 21ste eeuwse vijanden verzinnen: de ‘elite’, de media, de joden (George Soros) of de deskundigen/wetenschappers.

In hoeverre Baudet zelf deze ondergangsfantasie doordacht heeft en waar hij vindt dat het moet eindigen of hij die alleen maar intuïtief ‘leent’ uit de timmerdoos van alt-right voor zijn politieke marketing en profilering is de vraag. Ik denk overigen het laatste. Baudet is een romanticus die houdt van grote gebaren en nog niet de uiterste gevolgen van zijn stellingname beseft. Daar ging naar mijn idee, naast de fraude en corruptie binnen FvD, het conflict met Henk Otten over.

Het gaat echter om de praktijk. Dan blijkt dat Baudet op de economische en culturele beleidsterreinen een behoudende koers vaart. Op economisch gebied wijkt hij nauwelijks af van de op dit aspect rechtse partijen VVD, CDA en D66, en op de culturele aspecten heeft hij zoals gezegd carte blanche omdat hij met zijn sociaal-culturele profilering de afleiding dient die de zittende macht prima uitkomt als een extra rookgordijn dat de macht aan het zicht onttrekt.’

Foto: Schermafbeelding van video ‘Onze democratie is in gevaar’ op het YouTube-kanaal van Modwain op zijn Hollands, 23 april 2019.

Hoe uitsluitend is de tegenstelling tussen identiteitspolitiek en sociaal-economische politiek? Vraag én antwoord aan Ian Buruma

Reactie op het artikelDemocraten, zoek het redelijke midden’ van Ian Buruma in de NRC van 8 november:

Mee eens dat in het centrum de meeste stemmen zijn te halen voor de Democraten. Dat wezen de tussentijdse verkiezingen uit, waar gematigde kandidaten het het beste deden. Velen zien daarin voor 2020 een goede uitgangspositie voor voormalig vice-president Joe Biden. Dat is niet het hele verhaal. Ian Buruma beperkt zich tot de tegenstelling radicaal-gematigd en gaat niet in op andere tegenstellingen die erop van invloed zijn.

Het verwijt dat Democratische congresleiders als Nancy Pelosi en Chuck Schumer treft is dat ze ‘corporate’ zijn. Hillary Clinton die met haar januskop van linksig lullen en rechts vullen bij velen haar geloofwaardigheid verspeelde is daar het treffende voorbeeld van. Deze Democraten zitten in het ergste geval in de zak van het bedrijfsleven of schurken daar op z’n minst tegen aan. In dit verband is het veelzeggend dat de grootste Democratische sponsor Tom Speyer die zich kan meten met Republikeinse sponsors als Sheldon Adelson en de Koch broers zich niet alleen ziet als ‘kingmaker’, maar ook zelf ambities heeft om presidentskandidaat te worden in 2020. Hetzelfde schijnt te gelden voor Mike Bloomberg. Dit tekent de gebreken van het politieke bestel van de VS, namelijk de allesbepalende macht van het grote geld en miljardairs die de politiek opkopen. De financiering gaat via zogenaamde ‘Super PACs’ die nauwelijks aan voorwaarden zijn gebonden en sinds 2010 door enkele gerechtelijke uitspraken almachtig zijn en het politieke systeem in bezit hebben genomen.

Buruma neemt niet in overweging dat identiteitspolitiek van radicaal-links ook een antwoord is op de macht van het grote geld binnen de Democratische partij. Ofwel, identiteitspolitiek is meer dan identiteitspolitiek. De allesbepalende rol van sponsors als Steyer en Bloomberg trekt de partij naar rechts omdat deze miljardairs met hun economische belangen de status quo verdedigen. Identiteitspolitiek valt daarom op te vatten als een reactie uit machteloosheid én een afleiding. Want wie beseft geen invloed te hebben op sociaal-economische factoren als inkomensverschillen en machts- en eigendomsverhoudingen omdat dat voorbehouden is aan het bedrijfsleven en rijke sponsors die op een hoger politiek niveau opereren kiest uit chagrijn en opstandigheid eieren voor z’n geld in de wel toegestane en haalbare invloed op de sociaal-culturele identiteitspolitiek. Als het niet voor zichzelf is als witte man, dan voor anderen met wie men zich identificeert. De macht gebruikt die identiteitspolitiek als afleiding en uitlaatklep om het debat over sociaal-economische aspecten te blokkeren.

De aan de Democratische partij gelieerde ‘onafhankelijke’ Senator Bernie Sanders die door de ‘corporate’ Democraten niet echt wordt vertrouwd, laat staan in het hart wordt gesloten, probeert de sociaal-economische en sociaal-culturele aspecten te integreren. Vanwege de focus en achtergrond van zijn supporters kan hij niet om de identiteitspolitiek heen en is dat trouwens ook een prima middel om kiezers mentaal aan hem te binden. Maar de hoofdzaak voor Sanders is de verandering van sociaal-economische aspecten. In de zin dat de VS egalitairder wordt in de aloude traditie van de Europese sociaal-democratie. Veelzeggend is dat de ‘Britse’ broer van Bernie, Larry Sanders in 2001 de Labour partij verliet omdat die volgens hem onder Tony Blair te ver naar rechts ging. Lees: te dicht tegen het bedrijfsleven aanschurkte. Dat is ook de overtuiging van Sanders en progressieve Democraten als Senator Elizabeth Warren of Keith Ellison.

De identiteitspolitiek van radicaal-linkse kandidaten als Alexandria Ocasio-Cortez die zich in de hemisfeer van Sanders bevinden kan opgevat worden als meer dan identiteitspolitiek alleen. Hoewel ze dat zelf niet in het openbaar toegeven. Het is ook de beschermende laag om harde sociaal-economisch aspecten door de maag te krijgen en in het organisme te laten belanden. Identiteitspolitiek hoeft geen doel op zichzelf te zijn en staat in sommige gevallen wel, maar in andere gevallen geenszins haaks op gematigde politiek. Daarom kan op termijn identiteitspolitiek die deels ontstaat uit machteloosheid en deels uit berekening, samengaan met een gematigd sociaal-economisch programma dat probeert in te breken in een dichtgetimmerd politiek bestel waarin de ‘gewone burgers’ op de belangrijkste sociaal-economische aspecten zijn buitengesloten.

Identiteitspolitiek is voor links-radicalen binnen de Democratische partij nu het enige beschikbare middel om via een omweg de partij te bevrijden uit de greep van centrum-rechtse, ‘corporate’ Democraten die vanuit een oogpunt van camouflage en afleiding zich eveneens -weliswaar halfslachtig en onoprecht- omhullen met de mantel van de identiteitspolitiek. Het is aan het toekomstige leiderschap van de Democratische partij om het middel (identiteitspolitiek) te scheiden van het doel (sociaal-economische gelijkheid). Hoewel emancipatie van minderheden op zichzelf een doel is dat gezien de lastige politieke situatie echter beter op een indirecte en minder polariserende wijze bereikt kan worden door vol in te zetten op de verbetering van de economische positie (zorg, arbeidsmarkt, belastingsysteem, onderwijs, huisvesting) van alle burgers. Links én rechts.

Identiteitspolitiek gaat niet uitsluitend om emancipatie van individuen, maar betreft als hoogste doel ook de emancipatie van de samenleving. Dat laatste is zwaarwegender. Het zal binnen afzienbare tijd niet lukken om dat te realiseren omdat nooit iemand vrijwillig macht opgeeft. Sociaal-culturele identiteitspolitiek van individuen zal daarom voorlopig nog blijven bestaan als afleiding voor machtigen en als uitlaatklep voor onmachtigen. Datzelfde geldt ook voor radicaal-rechts. Laten we hoe dan ook beseffen dat identiteitspolitiek niet altijd is wat het lijkt en best kan dienen om het redelijke midden te bereiken. Dat nu voor burgers via eigen actie onbereikbaar is door een gecorrumpeerd politiek systeem. Als het bereiken ervan niet via de kortste en in beginsel de meeste eigenlijke weg kan, loopt het via de omweg van de identiteitspolitiek.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelDemocraten, zoek het redelijke midden’ van Ian Buruma in NRC, 8 november 2018.

Nogmaals de affaire-Soros bij NOS Nieuws. Is er nu alles over gezegd of toch nog niet?

NBDeze verklaring staat vandaag 31 oktober 2018 op de voorpagina van NOS.nl, maar heeft als datum 23 oktober met een ‘AANGEPAST 09:07’ als toevoeging. Zo wordt de datum niet expliciet genoemd. Wat is het? Deze onduidelijkheid is ongelukkig, onhandig en onzorgvuldig. Bij de van oorsprong gedrukte media zoals The Guardian, The New York Times of The Washington Post wordt elke minieme aanvulling of correctie bij het betrokken artikel nauwgezet genoteerd, zodat de ontstaans- en correctiegeschiedenis transparant is voor de lezer. Hier is dat onduidelijk en blijft ongewis wat de datum van de verklaring is. Waarom de NOS dat nalaat en niet nadrukkelijk de datum 31 oktober 2018 gebruikt roept opnieuw vragen op over de journalistieke zorgvuldigheid volgens welke redactie, eindredactie en hoofdredactie van NOS Nieuws handelen.

Iedereen maakt fouten, maar sommige zijn erger dan andere fouten. Bepaalde fouten zijn onverschoonbaar en zouden ‘einde oefening’ moeten zijn. Het gaat om een controversieel artikel van NOS Nieuws dat veel stof heeft doen opwaaien en op 23 oktober werd ingetrokken zoals deze verklaring verduidelijkt. Het verwoordde een antisemitische gezindheid. Erin werd over de Joodse Hongaars-Amerikaanse weldoener en sponsor van progressieve projecten George Soros in de kop het volgende gezegd: ‘invloedrijke bemoeial met tentakels ver in de wereldpolitiek’ en in de tekst de omschrijving: ‘De jood Soros steunt organisaties die regeringen openlijk bekritiseren’. Dat werd snel ingetrokken en vervangen door een versie met andere bewoordingen over Soros die bijna even onzorgvuldig waren: ‘zelfbenoemd ‘staatsman zonder staat’. Dit lijkt hoe dan ook onzin omdat een staatsman boven de partijen dient te staan zoals afgelopen week bij het overlijden van oud-premier Wim Kok nog werd gememoreerd. In een artikel stipte NRC nog meer onnauwkeurigheden en onzorgvuldigheden aan zoals het feit dat Soros tijdens de Tweede Wereldoorlog niet in de VS, maar in Hongarije verbleef.

Nu is het een week later. Maar de kwestie-Soros bij het NOS Nieuws blijft knagen. Is nu de kous af met het intrekken van de verschillende versies van het artikel en is alles erover gezegd? Ik denk het niet. Het is mogelijk dat vanuit een idee van hypercorrectie de betreffende bureauredacteur te hard probeerde om het standpunt van de tegenstanders van Soros weer te geven. Die uit de hoek van extreem-rechts, alt-right en de Trumpianen komen. Dat roept de vraag op of een journalist een lege huls is die min of meer mechanisch aan de hand van procedures met feiten een artikel vult of dat een journalist verantwoordelijkheid heeft in het  bijeenbrengen en publiceren van nieuws, en vaart op een kompas met een innerlijk besef van goed en kwaad.

De toelichting van hoofdredacteur Marcel Gelauff die probeert te verklaren waarom het zo fout heeft kunnen lopen noemt abstracte termen als ‘interne werkwijze’ en ‘journalistieke scherpte en alertheid’. Dat is niet het hele verhaal. Het gaat erom dat zowel bureauredacteur als eindredacteur tekort hebben geschoten vanwege ‘mentaliteit’, gebrek aan ‘politiek en historisch besef’, ‘ontbrekend geweten’ en onbegrip voor de feiten en de waarheid die in het artikel uitmondde in een journalistiek vergrijp (laster, smaad, belediging en ongegronde beschuldigingen). Het lijkt erop dat een solide tweede lezing, factcheck of controle op berichten ontbreekt.

Het gaat om twee aspecten. De harde component betreft de systeemfout van een onvolledige structuur met onvoldoende toezicht. De zachte component gaat om de mentaliteit van medewerkers die leidde tot het opschrijven en klakkeloos overnemen van extreem-rechtse ‘talking points’ zonder relativering en context. Dit geeft te denken over de stabiliteit, koersvastheid en intellectuele verdieping van de redactie van NOS Nieuws.

Het enige voordeel van deze affaire is dat voor een groot publiek de argumenten zijn versterkt tegen de illusie dat media links zijn. Dat zijn ze niet omdat gevestigde media zoals de NOS per definitie aanleunen tegen de gevestigde orde en de bestaande machtsverdeling onderschrijven en niet fundamenteel ter discussie stellen. Als daar dan ook ‘per abuis’ de ‘talking points’ van alt-right aan toegevoegd worden, dan kan er geen twijfel over bestaan dat in de kern de gevestigde media de status quo helpen handhaven waar techgiganten, multinationals en financiële instellingen het voor het zeggen hebben, en niet de burger of zelfs de politiek.

Foto: Schermafbeelding van artikelArtikel George Soros ingetrokken’ van Hoofdredacteur NOS Nieuws Marcel Gelauff op NOS.nl, 23 oktober 2018.