Gedachte bij foto ’Homes teatralitzant una baralla als jardins de la Reina Victòria, a la Devesa. Un d’ells porta uniforme’ (1926-1930)

Schermafbeelding van foto ‘Mannen dramatiseren een gevecht in de tuinen van Reina Victoria, in La Devesa. Een van hen draagt ​​een uniform’, 1926-1930. Gerona. Collectie: Gemeente Gerona.

De voorstelling op de foto moet een vechtpartij voorstellen. Het ziet er theatraal uit als de grote gebaren van de stomme film. Verbeeld door amateurs.

Wat de man links op de foto doet is onduidelijk. Rent hij stilstaand weg voor het gevecht? Dat zal hem niet ver brengen. Hij wil zo te zien vooral niet uit beeld raken.

De enscenering is die van amateurs op een vrije zondagmiddag die lol maken in een openbaar park. Wat hebben ze een pret.

Het tafereel is in Spaanse Gerona eind jaren 1920. Het schept orde in een eigen wereld zonder breder belang. Hier verandert de spelende mens voor even de wereld zoals die is.

Wat ontbreekt is de taal. We weten niet wat de middelste man in uniform uitroept tegen zijn vechtende partner. Dat zal iets geweest zijn als ‘canalla’, schavuit in het Catalaans.

Of ‘bromista’, grappenmaker. Op deze foto worden grappen gemaakt. Of een poging daartoe gedaan. De lol zit meer in het spel dan in het eindresultaat dat ouderwets dramatisch oogt.

Such Sweet Thunder (1957/58)

Dit stukje verscheen op George Knight Kort op 26 mei 2011. Licht gewijzigd.

It! The Terror From Beyond Space van Edward L. Cahn, 1958. Het monster met Shirley Patterson.

Het monster werpt schaduwen. De film past in een Shakespeare-decor zonder details. Haaks op realisme. Uit het theater loopt een lijn van Henrik Ibsen, Adolphe AppiaGordon Craig en Norman Bel Geddes naar deze B-film. En de cinema voegt daar Duits Expressionisme en Film Noir aan toe. Belichting is ruimte. In vaktermen low-key lighting.

It! The Terror From Beyond Space wordt geproduceerd door United Artists. Weinig middelen en een snelle productie zijn het achterliggende idee. Deze genrefilm gaat nergens over, nou een soort Journey into Space dan. De Sprong in het Heelal kluistert volksstammen aan de radio.

In 1958 heerst in filmstudio’s nog vakmanschap dat de santekraam goed laat uitkomen. Shirley Patterson op de schouder van een Marsiaan. Om je dood te schrikken. Maar niet echt. In 1957 maakt Duke Ellington de op Shakespeare gebaseerde suite Such Sweet Thunder. Hoge en lage cultuur spelen haasje-over.

Gedachte bij de foto ‘Easter ritual’ (1959)

George Brich, Easter ritual, 1959. Collectie: Valley Times Collection.

Als je een rol speelt, dan moet je erin geloven. Anders wordt het niks. Dat geldt voor alles in het leven. Het is een kwestie van geloofwaardigheid. Of in dramatische termen gezegd, vraisemblance. De rol kan niet overeenkomen met de waarheid, maar dient er wel sterk op te lijken. De speler moet zich inspannen om de waarheid van het ritueel te benaderen. Zonder zich af te laten leiden.

De deelnemer wisselt het Individualisme tijdelijk in voor een hoger doel. Juist dat maakt iemand tot speler. Dat is de afspraak van drama waar spelers en toeschouwers zich aan onderwerpen. Ze doen alsof ze niet doen alsof. Dat is de noodzakelijke voorwaarde voor doen alsof.

Rituelen in godsdienst, theater, performance kunst, openbare optredens of wat dan ook zijn geformaliseerd in afgezaagde vormen. Dat dient het gemak en de verwachting van spelers en toeschouwers. Ze stappen in een model dat zich door herhaling in de tijd bewezen heeft.

Dat is deel van de maatschappelijke orde die op zijn beurt ook een afspraak is die dit zowel mogelijk maakt als er door versterkt wordt. Daarom is de macht zo dol op rituelen. Hoe autoritairder de macht, hoe meer de protagonisten ervan belang hechten aan rituelen.

Parades, massabijeenkomsten en samenwerking met godsdiensten met hun traditie van rituelen en hun steun onder de lokale bevolking die tegen een tegenprestatie worden ’uitgeleend’ aan de lokale dictator of autoritaire leider zijn hiervan het symbool.

De foto toont een paasritueel van een Oosters-orthodoxe kerk in Los Angeles, 1959. Het bijschrift zegt (vertaald): ‘Kerkenraadsleden van St. Innocent Eastern Orthodox Church in Encino, 5501 Newcastle Ave., tonen de begrafenis van Christus, die vanavond zijn hoogtepunt zal bereiken in de opstandingsdiensten voor leden van de oosters-orthodoxe kerken. Met pope Sergei A. Glagolev, rector, van links, zijn George Vag, Edward Sutyak, Stephen Kosct en Nicholas T. Geeza. Mannen houden ‘het opwindlaken’ of de lijkwade van Christus vast. De lijkwade wordt van de kist verwijderd en de verduisterde kerk wordt verlicht nadat woorden, ‘Christus is opgestaan’, zijn gesproken.”‘

De drie middelste mannen Edward Sutyak, Stephen Kosct en Nicholas T. Geeza loeren naar fotograaf Brich. Ze laten zich afleiden van het ritueel dat ze uitvoeren. Waarschijnlijk is het een eer dat zij daarvoor zijn uitgekozen. Het is wellicht te veel gezegd dat ze zich betrapt voelen en twijfelen over de handeling die ze verrichten, maar ze laten evenmin zien dat ze er ondubbelzinnig in geloven.

Fictief drama valt nooit samen met werkelijkheid. Over ‘The Crown’

De Britse TV-serie ‘The Crown‘ is drama. Gebaseerd op de werkelijkheid van het Britse koningshuis en de regeringsperiode van koningin Elizabeth II. Het moet niet verward worden met die werkelijkheid waar het niet mee samenvalt. Het lijkt er sterk op dat zowel publiek als zogenaamde deskundigen die zich er over uitspreken niet goed beseffen wat fictief drama is.

Marketing en publiciteit over zo’n dramaproduct die verkeerde verwachtingen scheppen zijn eerder het probleem, dan het drama zelf. Dat komt tot uiting in het bericht van RTV Boulevard als critici worden geciteerd die zeggen dat distributeur Netflix die de serie uitzendt duidelijker moet maken dat het om fictie gaat. Onder wie de conservatieve en gezagsgetrouwe Julian Fellowes. Tegelijk is dat onzinnige kritiek die RTL zonder kritiek naar boven haalt omdat iedereen kan weten dat het kenmerk van fictie is dat het per definitie nooit kan samenvallen met de werkelijkheid.

Zo kondigt zich een ander knelpunt aan dan het altijd onterechte verwijt dat fictie zich verkeerd verhoudt tot de werkelijkheid. Namelijk die van de media educatie die in Nederland al tientallen jaren achterblijft bij de groei van de (sociale) media. Het publiek zou in onderwijs, media en ook door dee distributeurs van fictie beter moeten worden voorgelicht over wat de kenmerken van en de grenzen aan het genre zijn. Dat dat niet of onvoldoende gebeurt is inherent aan het kenmerk van het drama dat de illusie in stand wil houden dat het zichzelf vertelt. Daar past geen waarschuwing bij dat het fantasie is. Toch zou met name het onderwijs veel meer kunnen doen om het publiek mediawijs te maken dan het nu doet.

Drama moet op de eigen waarde beoordeeld worden en niet in relatie tot de werkelijkheid waar het op gebaseerd is. Dat speelt op het aspect van samenhang, geloofwaardigheid en waarschijnlijkheid. Ofschoon via een omweg de relatie tot de werkelijkheid een van de kenmerken kan zijn waar drama aan afgemeten kan worden. Denk aan een sleutelroman die vanuit geslotenheid intimiteit openbaart onder het mom van overtreding en openbaring. Maar ook dan dient dat afmeten uitsluitend begrepen te worden binnen de constructie die drama hoe dan ook is.

Drama is een opgetuigde werkelijkheid die in zichzelf bestaat. Drama als ‘The Crown‘ hanteert een klassieke, Hollywoodiaanse vertelwijze waarin vanwege het streven naar realisme de constructie van het drama, zeg de montage, weggemoffeld wordt. Waarbij realisme niet begrepen moet worden als de vertaling van de werkelijkheid waarnaar het drama verwijst, maar als realisme van de constructie in de eigen gesloten werkelijkheid.

De opzet van dit soort fictie als ‘The Crown’ dat een traditionele, verhalende vertelwijze hanteert is om de identificatie van de kijker met dat drama te maximaliseren, maar met de ‘echte’ werkelijkheid erachter te minimaliseren. Ook daarom is het verwijt over het vermeende gebrek aan realisme onterecht. Twee belangrijke kenmerken van dit soort drama zijn a) dat de kijker geen kritische afstand kan nemen tot dat drama en b) het verhaal verteld wordt aan de hand van de personages. Dat is de dubbele garantie dat het systeem waarbinnen het drama tot stand is gekomen ongenoemd blijft en geen kritiek krijgt. Met dient goed te beseffen dat verwijzingen naar het systeem, zeg de samenleving of de machtsstructuur, binnen dat drama ook fictie zijn.

Hoe dat in de praktijk werkt laat de kritiek op ‘The Crown’ zien. Het is tamelijk potsierlijk dat kritiek op een fictief drama op zijn beurt ook weer fictie is. Die kritiek kan opgevat worden als de verdere bevestiging van het beeld dat fictie een illusie is, zonder dat dit als zodanig gezegd kan worden. Deze kritiek is de perfecte afleiding om in een dubbele ontkenning via een omkering van waarden de ware aard van fictie te verhullen.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelNetflix-serie The Crown ligt flink onder vuur’ op RTL Boulevard, 22 november 2020.

Foto 2: ‘Werkfoto’ met Stephen Daldry, Anton Lesser en Claire Foy in The Crown (2016). Credits: Robert Viglasky / Netflix.

Kerk van de Almachtige God claimt dat het ‘geheel is gesticht door de Almachtige God Zelf en zeker niet door de mens’

Hoe moeten we ons dat in de praktijk voorstellen, een godsdienst die niet door de mens, maar door God zelf is gesticht? De religieuze organisatie Kerk van de Almachtige God zegt dit over zichzelf op YouTube:

De Kerk van Almachtige God is gesticht vanwege de verschijning en het werk van Almachtige God, de tweede komst van de Heer Jezus, Christus van de laatste dagen. Ze is geheel gesticht door Almachtige God Zelf en is zeker niet door een mens gesticht.’

Kerk van de Almachtige God is een christelijke nieuwe religieuze beweging die in 1991 in China is ontstaan. Net als de Falun Gong beschouwen de Chinese autoriteiten De Kerk van de Almachtige God als ‘kwade sekte’. De internationaal opererende kerk is ook bekend als Eastern Lightning of The Church of Almighty God.

Wikipedia geeft Zhao Weishan als leidsman en oprichter die de Kerk in 1991 oprichtte. Om deze tegenspraak in harmonie te brengen zeggen de leden van de Kerk van de Almachtige God dat Weishan ‘de Man die gebruikt wordt door de Heilige Geest’ is.

Zo is het vraagstuk opgelost van een religieuze organisatie die zonder enige medewerking van mensen kan ontstaan. Dus zonder bouwen, construeren, maken, vormgeven, funderen door mensen.

De claim is dat de Almachtige God eigenhandig de doelstelling heeft geformuleerd en zelf met het idee van een nieuwe christelijke beweging is gekomen. Het is alleen tegenstrijdig dat juist mensen dat beweren en niet die Almachtige God zelf. Namens wie spreken ze? Het zou pas geloofwaardig zijn als de Almachtige God zelf zou bevestigen de stichter van de Kerk te zijn. De claim van mensen bevestigt eerder de ingreep van mensen.

Wonderen zijn het promotiemateriaal van godsdiensten. Het zijn de pamfletten van de oude tijd toen er nog geen fotografie, film, radio, televisie of internet was. Als in de stijl van de klassieke Hollywood-film hebben godsdiensten een verhaaltechniek die de aandacht af wil leiden van de montage en de constructie als product.

Dat is tegengesteld aan het vervreemdingseffect van de Duitse toneelschrijver en theatermaker Bertolt Brecht (1898–1956) die de toeschouwer om maatschappelijke redenen juist bewust wilde maken van de constructie van een verhaal of drama om verregaande identificatie met de personages te verhinderen.

De hoogste ambitie van een godsdienst is om het eigen ontstaan weg te poetsen. Dat moet de godsdienst een betovering van authenticiteit geven als iets bijzonders dat uit zichzelf is ontstaan. Het patina van het verticale (hemels) wordt als onvervalster beschouwd als het horizontale (aards). Dat dient de gezagdragers ervan die zich daardoor kunnen legitimeren met iets dat groter dan henzelf is door afstand van zichzelf te nemen.

Hier past het vernoemen van de verhaaltechniek Deus ex Machina, ofwel een God uit een machine die met een onverwachte plotwending een verhaal af moet ronden. Verhaaltechnisch wordt een plotwending die uit de lucht komt vallen en binnen de logica van het verhaal niet organisch is voorbereid als tekortschietend ervaren.

De paradox is dat de Almachtige God die moet dienen als middel om de constructie van de godsdienst te verhullen, juist aandacht trekt door de geconstrueerde oorsprong ervan. Kerkleiders speculeren erop dat door traditie en macht hun religieuze organisatie niet langs de maatstaf van de rationaliteit wordt gelegd.

Dat is niet hetzelfde als het aspect dat geloof een kwestie van overtuiging en niet van logica is. Geloof in een godsdienst waarvan de bouwmeesters zeggen dat die door mensen is gemaakt is niet fundamenteel anders dan geloof in een godsdienst waarvan de bouwmeesters zeggen dat die niet door mensen is gemaakt.

Godsdiensten zijn door het theatrale effect van rituelen zo vormgegeven dat de vraag over het eigen ontstaan is losgekoppeld van de geloofsbeleving. Er bestaat nog geen Brechtiaanse versie van een godsdienst waar een onderbewust niveau van die godsdienst ondergeschikt is gemaakt aan de bewustwording van de gelovige.

Dat geldt ook voor nieuwe godsdiensten die critici een parodie van een godsdienst noemen. Juist om die reden van dat onderbewuste niveau dat ook bij die godsdiensten dominant is zijn ze in de kern niet anders dan de traditionele godsdiensten. Daarbij zijn ook talloze gelovigen van traditionele godsdiensten er niet ondubbelzinnig overtuigd van dat hun godsdienst zonder tussenkomst van mensen is geconstrueerd.

Een probleem ontstaat vooral bij nieuwe religieuze bewegingen als de Kerk van de Almachtige God of de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster. Ze missen traditie en macht. Daardoor kunnen indirect vragen worden gesteld bij de legitimiteit en het ontstaan van gevestigde godsdiensten. Naast de toenemende, economische concurrentie op de religieuze markt zorgt dat voor spanning tussen de oude en nieuwe godsdiensten.

Foto: Schermafbeelding van paragraaf ‘Over’ op het YouTube-kanaal van de Nederlandstalige versie van De Kerk van (de) Almachtige God.

Anti-racisme beweging moet niet doorslaan in intolerantie: de inperking van fictie, expressie, drama en verbeeldingskracht

Het klopt dat ik Hanne, Marthe en Klaasje nog nooit zo zag. Want ik heb ze nog nooit gezien. Het is toch al een wonder dat toeschouwers een film die nog gedraaid moet worden al hebben gezien. Maar het gaat niet om de promotie van een film van meidengroep K3, maar om de kritiek daarop die nu al opborrelt. Op de maatschappelijke rugwind van de BLM-beweging. Volgens een bericht van Tim Engelbart op de rechtse site DDS scherpen scherpslijpers hun messen. Het is onduidelijk hoe breed en afwijkend hun kritiek is.

Deze critici van de film ‘K3 – Dans van de Farao’ hebben ongelijk. Want culturele toe-eigening of ‘cultural appropriation’ dat gaat over ‘de overname of het gebruik van elementen van een bepaalde cultuur door een andere cultuur’ wordt door hen te beperkt geïnterpreteerd. Dat leidt tot verboden en inperking van de vrijheid van expressie. Dat is ongewenst. Een neutrale term is het niet, want ‘toe-eigening’ bevat de noties ontfutselen, wegnemen of inpikken. Daarom valt te bezien of het voor een debat niet een onbruikbare term is die het gesprek over de overname van culturele of sociale kenmerken door een andere groep (acculturatie) bij voorbaar framet, politiseert en dichttimmert. De term ‘toe-eigening’ suggereert dat machtsverhoudingen tussen groepen de natuurlijke overname van elementen van de ene in de andere cultuur onmogelijk maakt.

Dit gaat over identiteitspolitiek, ofwel over de vraag wie een in etniciteit gegrond verhaal mag claimen en mag ‘vertellen’. De hardliners stellen scherpe grenzen. In het geval van Egypte hebben de critici kritiek op het feit dat een Vlaamse of Nederlandse zangeres zich voordoet als iemand met een Egyptische etniciteit. Het lijkt erop dat ze menen dat alleen een Egyptenaar zich als Egyptenaar mag voordoen. Zelfs in een dramatisering van productiemaatschappij Studio100 Group die duidelijk een illusie is en geen weergave van de realiteit.

De critici houden blijkbaar niet van acteren, dus van ‘het doen alsof’. Of ze begrijpen de essentie niet van dramatisering en drama. In theaterstukken en films spelen acteurs doorgaans karakters met een andere achtergrond dan die van henzelf. De 21ste acteur die in een achterstandsbuurt geboren is kan moeiteloos de koning uit een 16de eeuws stuk van William Shakespeare verbeelden. Dat is de magie van het rollenspel. Dat is geen grap of mode, maar inderdaad een act. In de realiteit van deze critici liggen identiteiten onwrikbaar vast. Juist die onwrikbaarheid reduceert mensen tot één identiteit waaraan ze niet kunnen ontsnappen. Deze critici bouwen muren in de samenleving die mensen in hun apartheid niet mogen overschrijden.

De term suggereert dat culturele toe-eigening een overtreding is en daarom ontoelaatbaar. Dat is echter nog maar de vraag. Mag een wit iemand uitsluitend een wit verhaal vertellen of mag een wit iemand een zwart verhaal vertellen? En mag omgekeerd een zwart iemand een wit verhaal vertellen? Sommige gemeenschappen claimen dat ‘hun’ verhaal ‘hun’ eigendom is en dat een ander van een andere groep daar vanaf moet blijven. Dat gaat tot en met het eigen ontstaan en de voorouderverering aan toe. Dat is een kortzichtig standpunt.

Culturele toe-eigening die op scherp wordt gezet door een radicale minderheid is hypocrisie, dwingelandij en paradoxaal genoeg ook emancipatie van die minderheid. Het is een manier om machtsverhoudingen en culturele hegemonie te doorbreken. Daarom moet er een zeker begrip voor opgebracht worden. Maar als onverdraagzaamheid van een meerderheid wordt beantwoord met onverdraagzaamheid van een minderheid, dan is dat geen verbetering. Deze critici van de film van K3 haken aan bij terecht protest dat racisme bestrijdt, maar slaan door in hun kritiek door drama, expressie en verbeeldingskracht ondergeschikt te willen maken aan hun politieke opvattingen. Dat is een doodlopende weg voor allen die eindigt in collectieve segregatie.

Foto 1: Schermafbeelding van deel berichtZO ZAG JE KLAASJE, HANNE EN MARTHE NOG NOOIT!’ van productiemaatschappij Studio100 Group, 29 juni 2020.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikelJa hoor! Ook K3 gecancelled wegens “racisme”: Egyptisch verkleedpartijtje is “culturalappriopriation”’ van Tim Engelbart op DDS, 29 juni 2020.

Wat is ‘The Art of Cinema’? Wat is kunst?

Een aardige montage van filmfragmenten gaat samen met een beschouwing over film, de zogenaamde 7de kunst. Na architectuur, beeldhouwkunst, schilderkunst, muziek, poëzie en dans. De religieuze humanist Andrej Tarkovsky wil eerst het antwoord op de vraag naar de zin van het leven beantwoorden, voordat hij toekomt aan de vraag wat kunst is. Hij ziet kunst als een ongelukkige kunst omdat het een kruising is van kunst en commercie. De minimalist Robert Bresson legt weer een ander accent. Hij meent dat als pas alle bouwstenen van een film samenwerken ze kunst opleveren en dan tot een herschepping komen. Zo niet, dan mislukt de transformatie en is de film een nabootsing van kunst. Bresson legt de lat hoog en verwijst naar de narratieve Hollywood-film die hij niet als echte kunst beschouwt als hij zegt dat die een kopie van drama is. Professional Alfred Hitchcock vindt het leven een mysterie, het leven een drama en komt tot de stilzwijgende conclusie dat drama een mysterie is. De meest Westerse Japanse regisseur Akira Kurosawa ziet als Hitchcock de basis van de 7de kunst in het scenario. Ze staan daarmee haaks op het anti-theatrale van Bresson en de ongrijpbare mystiek van Tarkovsky. Na bijna drie minuten fragmenten en de opvattingen van een Russische, Franse, Engelse en Japanse regisseur zijn we terug bij af. Door de tegenstrijdige visies is er geen peil op te trekken wat de 7de kunst en de opzet van de video is. Behalve de vaststelling dat er geen peil op te trekken is.

Applaus

Er moet me iets van het hart. Ik hou er niet van om deel te zijn van een applaudisserend publiek. In de schouwburg zijn de laatste stappen nog niet gedanst, de laatste clause uitgesproken of de laatste noot gestreken of het publiek rijst op. Collectief. Als een kudde individuen die bij de overgang uit de fictieve wereld op podium en tussen proscenium boog het initiatief terugneemt met een blijk van waardering die bij nader inzien het omgekeerde is van wat het lijkt te zijn. Ook nog eens onderling verwikkeld in een concurrentiestrijd wie het eerste en hardste klapt en daarmee met het tegendeel van stilzwijgendheid en terughoudenheid de claim opeist het het beste begrepen te hebben. Applaus is het signaal waarmee het publiek in de overgang van fictie naar niet-fictie zegt de macht weer terug te nemen op de fictieve wereld van dans, drama of concert.

Ik doe daar niet aan mee. Ik ben geleerd om een voorstelling te laten bezinken, na te denken en vervolgens dan pas tot een oordeel te komen. Het applaus spoelt dat oordeel weg of dringt het op z’n best naar achteren. Ik wil best mijn emotie laten blijken en waardering uitspreken voor een danser, acteur of musicus die een paar uur hard gewerkt heeft, maar ik zou dat graag niet in de vorm van applaus doen. Hoe wel, weet ik echter niet.

Naast het applaus in schouwburg of muziektheater is er ander applaus. Voor de politicus, de sporter of de redder van het in het water gevallen kind. Ik kan me niet herinneren ooit voor een politicus geapplaudisseerd te hebben of dat in de toekomst te willen doen. Ik kan me wel voorstellen dat een politieke leider die met moed en lef de democratie redt uit handen van anti-democratische krachten ooit mijn applaus krijgt. Dat verdient. In Utrecht maakte ik afgelopen jaren op straat de doorkomst van Giro en Tour mee. Zoevende bandjes, een indrukwekkend spektakel. Mensen stonden langs de weg te klappen en te juichen voor de renners. Ook dat was naast welgemeende waardering voor de sporters een uiting van eigen expressie. Met een knipoog. Die competitie tussen de deelpublieken voegde een extra element toe en nam de spanning van de wedstrijd zelf weg. Ik herinner me mijn oudere broer die in een Zeeuwse haven een kind dat letterlijk tussen wal en schip dreigde te vallen bij de kraag pakte en het leven redde. De ouders waren perplex en vergaten te bedanken, laat staan te applaudisseren. Het was een rimpeling in het alledaagse die geen aandacht kreeg.

Applaus is afgedwongen uitstel. Een verschijnsel van het oponthoud, de vertraging, de ontlading, de verschuiving, de gewoonte en de dwang. Het is een afspraak tussen mensen om binnen grenzen op elkaar te reageren. Wie de voorwaarden niet in acht neemt maakt zich tot uitgestotene. Een paria. Dat is om bang van te worden. Zo beredeneerd volgt de schijnwereld van het applaus op de schijnwereld van de fictie en is het geen breuk, maar een voortzetting ervan. Als fictie ruim opgevat wordt en ook een politieke bijeenkomst, een sportwedstrijd of een vlucht per vliegtuig eronder vallen vanwege hun besloten wereld vol schijn en illusie, dan geldt het applaus voor alle uitingen. Het is dan in het algemeen een noodzakelijke overgang die de aanpassing van de fictieve wereld op de realiteit mogelijk maakt. Wellicht moet ik daarom mijn afkeer van applaus na een theatervoorstelling opvatten als hinder die het me kost om weer in de werkelijkheid te landen.

Antwoord aan Jezus Weende over het bestaan van God en de overeenkomsten in de constructie van religie en theater

Bij de videoBestaat God? deel 1: Wie tot God komt, moet geloven dat Hij is’ op het YouTube-kanaal van ‘Jezus Weende’ gaf ik onderstaande reactie op de opmerking van Weende ‘Als de Bijbel werkelijk een verzinsel van mensen zou zijn, dan had hij er heel anders uitgezien. De sprookjes van Grimm zijn een verzinsel van mensen, de Bijbel niet.’ In mijn betoog probeer ik met uitstapjes naar de literatuur en het theater aannemelijk te maken dat de constructie van godsdienst door mensen begrijpelijk en historisch samenhangend is:

Sinds er mensen op aarde zijn hebben er duizenden godsdiensten bestaan. Vele ervan zijn verdwenen, andere bestaan nog steeds. Het is een wetmatigheid dat mensen die zich door een specifieke godsdienst laten inspireren de andere godsdiensten als minder of afgoderij zien.

De godsdiensten zijn niet zozeer een verzinsel van mensen, maar een constructie. Want het begrip verzinsel bevat de notie ‘dat het niet waar hoeft te zijn’ en dat gaat aan de essentie ervan voorbij. Maar de constructie is waar, zoals narratieve constructies als vertellingen of films altijd hun eigen logica en waarheid hebben. Binnen die fictieve constructie zijn ze waar. Zo is God binnen de constructie van een godsdienst waar en bestaat deze God.

Deze redenering heeft een historische onderbouwing en kent parallele ontwikkelingen. Zowel het drama als religie putten uit dezelfde bron. Namelijk het ritueel. Historische theaterwetenschappers leggen dat ontstaan in grotten waar onze verre voorouders bij elkaar kwamen om in bezweringen en plechtige handelingen door zingeving en troost de harde werkelijkheid op afstand te houden en de eigen sterfelijkheid te relativeren. Om dat te plaatsen in de tijd, de oudste rotsschilderingen uit de grot van Lascaux worden gedateerd op 15.000 jaar voor Christus.

Na verloop van tijd heeft zich door een verschil in behoefte van die verre voorouders een afsplitsing voorgedaan. Zo ontstond dat wat later het wereldse drama (theater) werd en dat wat voeding gaf aan het ontstaan van godsdiensten (religie). Dat is een ontwikkeling van tientallen eeuwen geweest.

Het ontstaan van het moderne theater wordt gedateerd op de 5e eeuw voor Christus toen in Griekenland de oervaders van het moderne drama Aischylos, Sofokles en Euripides het theater moderniseerden en van nieuwe elementen voorzagen. Het werd een autonoom genre. Een gevolg hiervan was dat het verder op afstand kwam te staan van de oorsprong die oorspronkelijk een ritueel in de cultus van Dionysos was.

De historische analogie met het ontstaan van de godsdiensten is opvallend. De nu nog bestaande wereldgodsdienst het Hindoeïsme ontstond in dezelfde periode als het moderne Griekse drama, namelijk in de 5de eeuw voor Christus. Daarna volgden het Boeddhisme, Jodendom en Christendom.

Het heeft sinds de oertijd van Lascaux ruim meer dan 10.000 jaar geduurd voordat religie en theater zich beslissend van elkaar gingen onderscheiden. In die overgangstijd hebben ze parallel gelopen, van elkaar geleend en elkaar versterkt. De functies van theater en religie die nu als afwijkend van elkaar worden gezien zijn in die tussentijd steeds verder hun eigen weg gegaan door detaillering en specificatie. Zowel in het theater als de religie is die gemeenschappelijke bron van het ritueel nog te herkennen, maar door allerlei ontwikkelingen binnen die twee genres zijn ze losser komen te staan van hun eigen ontstaan.

In de uitspraak van de theoloog Harry Kuitert: ‘Alle spreken over Boven komt van beneden, ook het spreken dat beweert van Boven te komen’ komen deze ontwikkelingen samen. Te weten het ontstaan van religie naast het theater uit het ritueel. Evenals het idee dat het een kernelement van een godsdienst is om de constructie of montage ervan uit het zicht van de gelovigen te gehouden om dat geloof niet te verzwakken.

Dat wijst op een andere analogie die zowel in theater als religie aanwezig is, namelijk die van ‘de onzichtbare stijl’. Dat houdt in dat de invloed van de maker in het product vooral niet wordt benadrukt, maar juist onzichtbaar wordt gemaakt. De gedachte daarachter is dat de identificatie van de beschouwer met het fictieve product daardoor wordt geoptimaliseerd. Fictieve constructies die uit het oertheater ontstonden, zoals de moderne roman, de klassieke Hollywood-film, de Middeleeuwse allegorie of het 19de eeuwse drama zijn volgens dit idee van de onzichtbare stijl geconstrueerd. Hun ontstaan wordt weggepoetst. Overigens is daar in de literatuur (James Joyce) of het theater (Bertolt Brecht) allang een reactie op gevolgd, maar historisch is de analogie met religie dat eveneens het eigen ontstaan onzichtbaar probeert te maken niet toevallig. Deze onzichtbare stijl van religie lijkt een overblijfsel van het ritueel dat eveneens het sterkste werkt als het niet ter discussie werd gesteld wat tot demystificatie zou kunnen leiden.

Overigens is de vraag interessant of hedendaagse godsdiensten naar analogie van de 20ste eeuwse ontwikkelingen in literatuur en theater, die de montage voorop zetten en als doel hadden om de identificatie te doorbreken, dezelfde ontwikkeling kunnen volgen zonder niet buiten het genre van de religie te treden. Nieuwe, nog niet door iedereen geaccepteerde godsdiensten als de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster lijken voor religie hetzelfde te beogen als wat Joyce en Brecht voor literatuur en theater deden. Te bedenken valt dat deze modernisten in hun eigen tijd ook veel tegenstand ondervinden, zoals dat nu in de religieuze sector geldt voor die nieuwkomers die van beleidsmakers dezelfde kritiek krijgen die de modernisten in literatuur en theater in de eerste helft van de 20ste eeuw kregen. Dat is de conditionering die de eigen tijd oplegt.

Het is begrijpelijk dat een geestelijke of gelovige niet meegaat in de analyse dat een godsdienst een constructie van mensen is omdat het het geloof kan verzwakken. Maar daarmee is niet gezegd dat wetenschappers of analisten aan de hand van de feiten niet kunnen concluderen dat godsdiensten een constructie van mensen zijn. Predikanten redeneren vanuit hun geloof en wetenschappers geloven in de rede of de empirische methode. Religie en historische wetenschap kunnen goed naast elkaar bestaan en vanuit hun specifieke uitgangspunt ‘gelijk’ hebben, omdat ze over verschillende werkelijkheden gaan, maar ze kunnen nooit dezelfde uitspraken over elkaar doen. Laten we daarom dat verschil koesteren.

Foto: Schermafbeelding van videoBestaat God? deel 1: Wie tot God komt, moet geloven dat Hij is’ op het YouTube-kanaal van ‘Jezus Weende’.

Mueller klaagde dat de brief van Barr de ‘context’ van het Rusland-onderzoek niet vatte. Tragiek van schone schijn, wraak en waanzin

Macht beschermt zich met onderdanen. Die buffer is een kenmerk van bureaucratie. Hoe dat mechanisme werkt heeft William Shakespeare in zijn tragedie ‘Hamlet’ duidelijk gemaakt. Van onderop worden de dienaren en onderhorigen van prins Hamlet één voor één uitgeschakeld. In een cyclische regelmaat. Zo grijpt de vijand als een omhoogkomende schroef steeds hoger in op de machtsstructuur. De vijand die overal kan opduiken nadert stap voor stap de top voor de ultieme afzetting en verlossing van de koning, de prins of de president. Vertraging is het geëigende vertelmiddel om een verhaal met zijstappen en oponthoud ‘op te spannen’. Waarna het als een pijl uit de boog doel kan raken. De koning is in het hart geraakt. Het drama is afgerond.

Voor wie het handelen van president Trump geestelijk niet langer kan aanzien vanwege de platheid, de leugenachtigheid, de onechtheid en de ondoelmatigheid is er de optie om het als een fictief verhaal op te vatten. Dat verzonnen en ingebeeld is. Dat houdt de rampspoed en de teloorgang van de Amerikaanse politiek en positie op afstand. Werkelijkheid wordt drama uit zelfredzaamheid. Wat als onverkwikkelijk ervaren wordt kan zo omgebogen worden tot een comfortabele vertelling die speelt op het niveau van roman, game of film.

Op de wederwaardigheden van het bewind van ‘koning’ Trump is het Hamlet-model van toepassing. Zodat nog op een andere manier het treurspel werkelijkheid wordt. Uit de hofhouding van Trump zijn in de eerste twee jaar van zijn bewind de ‘volwassenen in de kamer’ verdwenen. Die hofhouding wordt nu gevormd door opportunisten, derderangs personen en een enkele kwade genius als Steve Miller die niet op hun kwaliteit, maar op hun loyaliteit aan de ‘koning’ zijn uitgezocht. De spreekwoordelijke Rosencrantz en Guildenstern, ooit de vrienden van Hamlet, worden op diens verzoek gedood. Zo is het ook met Trump, hij offert zijn vrienden, zoals voormalig raadsman Michael Cohen, op als hem dat uitkomt. Buiten de familie geldt loyaliteit alleen van laag naar hoog, niet omgekeerd. In de hofhouding van Trump weet niemand zich verzekerd. 

Nu is er sinds februari 2019 minister van Justitie William Barr. Deze 68-jarige jurist en politicus is een tragische figuur omdat hij zich in Trumps wereld van schone schijn, wraak en waanzin heeft laten lokken. Wat hij inlevert voor zijn kortstondige rol in de schijnwerpers en Trumps hofhouding is zijn reputatie van deskundig bestuurder. Die ligt aan gruizelementen door zijn vergaande identificatie met Trump. Op 24 maart 2019 verscheen een brief van Barr die een samenvatting van vier pagina’s gaf uit het Rusland-rapport van Robert Mueller. Hij onderzocht sinds mei 2017 de inmenging van het Kremlin in de Amerikaanse politiek.

Overigens uitte ik op dit blog in verschillende commentaren kritiek op de meeste Nederlandse en Amerikaanse media die zich vooral in de eerste dagen na 24 maart in de luren hadden laten leggen door Barrs interpretatie die ze afschilderden als Muellers interpretatie. Dat leek me onjuist. Aan de NRC-Ombudsman schreef ik op 30 maart een open brief waarin ik kritiek had op de eindredactie en berichtgeving in NRC. Daarop ontstond een vriendelijke uitwisseling van e-mails die resulteerde in een debat met de NRC-Ombudsman en een stuk in zijn krant. Nu is er het brekend nieuws van 30 april in de Washington Post dat onthult dat speciale aanklager Mueller eind maart een brief aan Barr stuurde waarin hij klaagde dat Barrs brief het rapport geweld aandeed omdat het ‘de context, de aard en de substantie niet volledig vatte’. Barrs positie staat nu ter discussie omdat hij niet ethisch gehandeld zou hebben. Als hij verdwijnt komt de vijand een stapje dichter bij ‘koning’ Trump.