Gedachten bij de foto ‘Christmas Display – suburban grocery shop ‘ (1953)

Christmas Display – suburban grocery shop, 1953. Collectie: Dublin City Library and Archive.

Een kruidenierswinkel van de familie Hardy in een voorstad van Dublin. Het is kersttijd 1953. De kerstverlichting brandt. Op de winkelruit wordt reclame gemaakt voor sigaretten van Wills’s Gold Flake en Wills’s Capstan.

Voor de winkel is een wijzerplaat benzinepomp van Wayne te zien die toen mogelijk al ongeveer 20 jaar oud was. Dat geldt waarschijnlijk ook voor de vrouw die tegen de pomp leunt. Ze poseert. Als een Ierse Pier Angeli op wie ze in de verte lijkt.

Wat de vrouw voor de winkel in de voorstad van Dublin te zoeken heeft is het raadsel van deze foto. Wacht ze op iemand? Is ze een vriendin van de fotograaf die haar vraagt om de boel op te fleuren? We weten het niet. Ze staat daar.

Advertentie

Nederland kent traditie van dijkdoorbraken, overstromingen en watersnoden

Overstromingen, dijkdoorbraken: Watersnood 1916. Kinderen bij het water en op een loopbrug bij de Varkenoordseweg in Rotterdam. Nederland, 1916. Collectie: Het Leven/ Spaarnestad Photo.

Deze week wordt de watersnoodramp van 1953 herdacht. Het is 70 jaar geleden. Er kwamen toen in Nederland meer dan 1800 mensen om het leven in Zuid-West Nederland. Media besteden er ruimschoots aandacht aan. Terloops komt ook het verschil tussen de huidige en toenmalige samenleving boven water.

Wat buiten beeld blijft is dat Nederland als waterland een regelmaat van dijkdoorbraken, overstromingen en watersnoden kent. In de recente geschiedenis overkwam Nederland dat in 1855, 1916 en 1926. Dat zijn geen incidenten.

Met de reactie erop om het land met barrières, dammen, verhoogde dijken, natuurlijke constructies en hoogwaardige technische ingrepen veiliger te maken is Nederland wereldberoemd geworden. De kennis over waterbeheersing is een Nederlands exportproduct.

Een andere wetmatigheid van watersnoden en dijkdoorbraken zijn burgeracties om slachtoffers te helpen via regionale of landelijke inzamelingen. Dat gaat dan telkens onder het motto ‘Dijken dicht, beurzen open‘. Nederlanders zetten hun beste beentje voor om elkaar te helpen bij het natuurgeweld. Het stijgende water is een geduchte en vertrouwde vijand van mythische proporties.

Door de opwarming van aarde en de niet verminderende uitstoot van broeikasgassen blijft de waterspiegel stijgen. Dat is een paradigmaverschuiving die leidt tot een dramatisch ander beeld van de werkelijkheid. De inschatting van deskundigen is dat er in de nabije toekomst meer op het spel komt te staan.

Hoe gaat dat eindigen? Komen we buiten de veiligheidsmarge van de Nederlandse waterwerken? Wat betekent dat voor de veiligheid?

Er is continu werk aan de winkel om Nederland tegen het water te beschermen. Wetenschappers en toegepaste wetenschappers beseffen dat. Wie weet moeten straks lager gelegen gedeelten opgeofferd worden om de rest van het land te redden. Dan zijn collectes voor de slachtoffers water naar de zee dragen.

Bedelbrief van Willem Sandberg aan Ben Shahn (1953)

Ben Shahn papers‘, 1953. [Brief van Willem Sandberg aan Ben Shahn]. Collectie: Archives of American Art.

Kunstenaars worden vaak opgeroepen om voor niks of tegen een kleine vergoeding mee te werken aan goede doelen. In dit voorbeeld vraagt 1953 directeur Willem Sandberg van het Stedelijk Museum in 1953 de Litouws-Amerikaanse ontwerper Ben Shahn om een werk voor een loterij. Onder het mom ‘Beurzen open, dijken dicht‘ om geld in te zamelen voor de slachtoffers van de watersnoodramp van 1953 in Zuid-West Nederland.

In dit geval belooft Sandberg dat het geld van de loterij gaat naar ‘the cultural reconstruction of the provinces so badly hit by the flood‘. Dat klinkt aardig. Maar wat die culturele reconstructie van de getroffen gebieden Zeeland, Zuid Zuid-Holland en West Noord-Brabant inhoudt is onduidelijk. Wat was daar door de watersnoodramp vernietigd aan culturele infrastructuur?

Enfin, het kan in het belang van kunstenaars zijn om een werk te schenken en zo een goede relatie met de opsteller van de bedelbrief op te bouwen. Ben Shahn stuurde werk voor de loterij en had in 1961 een tentoonstelling in het Stedelijk. De door Shahn bewaarde correspondentie met Wil(lem) Sandberg en het Stedelijk Museum is hier in te te zien.

Gedachten bij foto ‘Downtown: Interior of Downtown Parking Garage at Bigelow Boulevard and Sixth Avenue’ (1953)

We kijken hier niet in een schilderij van Edward Hopper, maar naar een foto van de Italiaans-Amerikaanse Harold Corsini die in 1950 naar Pittsburgh verhuisde. Het had ook een hyper-realistische foto-installatie van Stan Douglas kunnen zijn.

Het is de iconografie die aantrekt en de voorstelling doet landen: De VS, jaren 1940 of 1950.

Van buitenaf zien we het interieur van een kantoor van een parkeergarage in Pittsburgh. Links staan de klanten voor de kassa, rechts het personeel dat de handen uit de mouwen steekt voor handelingen die nu zijn gedigitaliseerd.

Het perspectief met de zwarte vlakken die de blik nog eens extra naar binnen stuurt doet denken aan de films van John Ford. De buitenstaander die altijd van buiten naar binnen kijkt waar zich een groep bevindt waar hij (nog) niet bijhoort.

Aan drie kanten zijn vensters en deuren met doorzicht. Dat geeft openlijkheid. Waarschijnlijk vanwege de veiligheid en het risico op overvallen. De vloertegels lijken er zelfs een huiselijk stilleven van Vermeer of Pieter de Hooch van te maken.

Dit is een foto met referenties naar de kunst- en mediageschiedenis. Het is een modern klassieke foto. De compositie is perfect. We zien een vreemde omgeving die bekend lijkt door de ons vertrouwde beeldtaal uit films. Dat is het wonder van onze zienswijze. We menen iets te (her)kennen dat we niet kunnen kennen.

De hond op de Pont des Arts. Kijken en bekeken worden

135-1314110921

We kijken naar elkaar en letten op elkaar. We houden elkaar in de gaten. De close reading van de samenleving legt zout op slakken en rekent af tot achter de komma. In dat proces gaat meer verloren dan gewonnen wordt. Een samenleving moet marges kunnen hebben waarin mensen zich onbespied achten. Waarin ze hun idee van vrijheid kunnen genieten. Waarin ze hun eigen grootmoedigheid vinden door de ander die ruimte toe te staan. Als dat niet lukt, dan rest bijziendheid. Kort, bekrompen en beperkt zicht komt in de plaats van de ruime blik.

Het is de mentaliteit van de afrekening, wie eraan meedoet kan niet meer ontsnappen omdat de vereffening nooit plaatsvindt. Iedereen die wil wordt spion. De klassieke uitrusting is nieuwsgierigheid, vasthoudendheid, binnendringen in de levenssfeer van een ander en het verzamelen van informatie. Deze spion komt niet tot oordeel aan de hand van de feiten, maar heeft de opdracht als uitgangspunt. Het tegendeel van een frisse blik.

Wat zegt dit visueel plezier of scopofilie over onze samenleving? In de filmtheorie sprak Laura Mulvey 40 jaar geleden in een artikel over de ‘mannelijke blik’.  Nog steeds is deze blik dominant in film en reclame. Dat de vrouw door de man wordt bekeken is nog steeds de standaard. Door de opkomst van sociale media is daar sinds 15 jaar iets bijgekomen. Dat draait niet om de autoriteit van de blik, maar om de blik van de autoriteit.

De menselijke maat is het elkaar bezien. Uit noodzaak, uit overlevingsdrift, uit liefde of ter verdediging. Dat maakt sociaal, maar asociaal als het teveel of te weinig wordt. Morrelen aan de kaders van het sociale verkeer maakt onrustig. Buiten de ruimte wordt een ruimte verondersteld die niemand ziet. Maar wel als bestaand aanneemt. Die buitenruimte is de vrijplaats voor complotten. Daar spant het bekende onbekende samen. Dat wat niet onmogelijk is, maar voor de meesten onwaarschijnlijk is wordt door de verwerping ervan het bewijs voor het complot omdat het niet onder ogen gezien zou mogen worden. De som klopt zelfs als het niet klopt.

Wat heeft de hond die op de Pont des Arts in 1953 naar ons kijkt ermee te maken? De hond heeft ons in de gaten. Zo lijkt het. Of neemt toch ten minste fotograaf Robert Doisneau op de korrel die terugkijkt met zijn toestel in de aanslag. Het baasje kijkt naar het schilderij. En de schilder kijkt naar de stad die hij op zijn schilderij wil uitbeelden. Op sociale media zouden die blikrichtingen nu met roze, gele, paarse en blauwe pijlen en cirkels verduidelijkt worden. Dat verklaart en verstoort tegelijk omdat het te veel invult en niets toevoegt. Dat is het. We willen teveel uitleggen. We voegen ons naar alle middelen die we daartoe hebben.

Foto: Robert Doisneau, Le chien du pont des arts, 1953.

Zeeuws-Vlaanderen, de Schelde, Hedwigepolder en propaganda

91b-3 Haven van Antwerpen 1923

Update 12 november 2014: De Raad van State heeft bezwaren tegen ontpoldering van de Hedwigepolder afgewezen. Hoe heeft het zo ver kunnen komen in deze tragedie die natuur inwisselt voor economisch belang, maar net doet alsof het niet om economie maar om natuur gaat?

Tommy Wieringa ging voor het VPRO-programma ‘De Grens‘ naar de Zeeuws-Vlaamse polders en werd door zijn redactie het bos ingestuurd. Hij probeerde de ziel van de Zeeuws-Vlamingen te doorgronden, maar zette voornamelijk zijn gebrekkige kennis van de streek te kijk. Hij bleef hangen in clichés over het ‘Bourgondische’ Oosten en miste het calvinistische Westen. De kuststreek en de Kanaalzone. Ondanks die gebreken maakte Wieringa toch een interessant programma over de Hedwigepolder en de macht van de Antwerpse haven.

Het had alleen weinig te maken met het gekrijs der meeuwen dat verstierf aan het eenzaam strand. Die beginregels van het Zeeuws-Vlaams volkslied leerde ik op de lagere school. ‘Daar schiepen zich de Zeeuwen, Uit schor en slik hun land‘. Da’s de kern. Dat sentiment dateert van ver voor de watersnoodramp van 1953. Wie de verschillen in de streek wil begrijpen moet teruggaan naar de veldtochten van prins Maurits in 1604. Die dragen meer bij aan begrip dan de gedachten van een onteigende boer in het Belgische Oost-Vlaanderen.

Treffend registreert Wieringa dat sommige boeren tweemaal geslachtofferd worden. Eerst door de uitbreiding van de Antwerpse haven die als een waterwolf landbouwgrond opeet en al sinds 1963 voor onzekerheid zorgt. Tot drie generaties terug. En nu door de natuurcompensatie die nogmaals land afpakt. Zoals in de Belgische Prosperpolder en de Nederlandse Hedwigepolder. De verdieping van de Westerschelde gebeurt uitsluitend voor het economisch belang van Antwerpen. Stroomsnelheid en overstromingsgevaar voor de Zeeuwen nemen toe. Betreffende polders worden onder het mom van natuurcompensatie als overloopgebied bestemd.

De ‘Internationale Scheldeweek‘ illustreert perfect hoe op Belgisch overheidsniveau natuur ondergeschikt wordt gemaakt aan het economisch belang van Vlaanderen. Deze wordt van 22 maart tot 1 april 2013 voor de tweede maal gehouden. Het is een initiatief van het agentschap VMM (Vlaamse Milieumaatschappij) van de Vlaamse regering. Nederland en Frankrijk zijn er zijdelings bij betrokken. Over de Hedwige Prosperpolder zegt het het volgende: ‘Op de grens van Vlaanderen en Nederland is een waardevol natuurgebied in volle ontwikkeling. In het kader van het geactualiseerde Sigmaplan beschermt het polderlandschap binnenkort gemiddeld twee keer per jaar de bewoners langs de Schelde tegen overstromingen bij stormtij.

Een gotspe die Zeeuws-Vlamingen, overige Zeeuwen en Vlaamse boeren hard in hun maag raakt. Want de directe oorzaak van die overstromingen bij stormtij is exact de uitdieping van de Westerschelde voor de Antwerpse haven. De Belgische propaganda werkt op volle toeren en draait oorzaak en gevolg om. Het gaat de Belgen om de vaargeul en niet om de natuur. De Internationale Scheldeweek is geen evenement voor de bewoners, maar een vehikel van overheidspropaganda. Antwerpen eet de natuur op, vormt deze om tot industriegebied vol dokken, kranen en loodsen, verdrijft de boeren en heeft het lef dat in officiële publicaties voor te stellen als natuurontwikkeling. Nederland is partner in dit project. Wie is aan Nederlandse zijde verantwoordelijk voor deze Belgische propaganda? Deze Nederlandse betrokkenheid verdient nadere vragen.

Foto: Haven van Antwerpen, 1929. Geheugen van Nederland. Credits: Spaarnestad Photo.

Een reconstructie van Lucebert en Dolores Hawkins

Surfen op het internet ontsluit de hele wereld. Zelfs de eigen boekenkast. Dit zoeken bestaat uit het onderscheiden van dwarsverbanden en het vermijden van valkuilen. Eerder een reis in de tijd dan in de ruimte. Teruggaan naar vroeger is het laag voor laag wegschrapen van opgehoopte aarde. In de mal is het verleden bevroren. Deze keer paste Dolores Hawkins erin.

Lucebert publiceert in november 1953 de bundel van de afgrond en de luchtmens met het gedicht ‘aldus belde ik de wereldbekende dolores hawkins op:’ Het gaat over een telefoongesprek met Dolores Hawkins dat niet goed eindigt. Was de titel ironisch bedoeld? Ik had nog nooit van Dolores Hawkins gehoord. Maar wellicht was ze in 1953 wereldberoemd. Wie was zij en waarom vereeuwigde Lucebert haar in een titel?

Dolores Hawkins maakt met Gene Krupa in 1948 de korte film Thrills of Music: Gene Krupa and His Orchestra. Zij speelt zichzelf en zingt Bop Boogie. In januari 1949 zingt ze nogmaals dit nummer dat in 1955 op Gene Krupa’s Sidekicks verschijnt. Op 9 mei 1949 neemt ze met Gene Krupa Watch Out op. Vermoedelijk verschijnt dit album nog datzelfde jaar.

Simon Vinkenoog zegt in 1971: In diezelfde tijd, de eerste helft van de jaren vijftig, maakte Lucebert zijn gedicht ‘Hallo hallo Dolores Hawkins’, naar aanleiding van een plaat die hij bij mij gehoord heeft en die in mijn bezit was. Vinkenoog parafraseert de titel en we mogen hopen dat zijn geheugen hem niet in de steek laat.

Wat weten we? Dolores Hawkins is een matig bekende actrice en incidentele zangeres die in de jaren 1948-1949 aan de Westkust met het orkest van Gene Krupa enkele nummers opneemt. Lucebert hoort enkele jaren later op een 78-toeren plaat Dolores Hawkins bij Simon Vinkenoog en is onder de indruk. Voldoende om er een gedicht op te associëren.

Is het verhaal rond? Er blijven altijd onzekerheden en losse eindjes. De smaak van Lucebert voor Gene Krupa verbaast me. Toch een drummer die de showkant opging. Nadat-ie in 1943 betrapt was op het gebruik van verdovende middelen zat zijn loopbaan op slot. De plaag van veel jazzmusici uit die tijd.
 Maar Watch Out met Roy ‘little jazz’ Eldridge op trompet klinkt goed.

Van de Watering geeft aan bij de verantwoording van Luceberts Verzamelde Gedichten, 1974 dat Lucebert later de titel ‘aldus belde ik de wereldberoemde dolores hawkins op:’ schrapt. Bij publicatie van Poppetgom in 1971. Blijkt Dolores Hawkins toch niet zo wereldberoemd te zijn als Lucebert in 1953 dacht? Het blijft gissen, we zullen het nooit weten.

Wat heeft de zoektocht opgeleverd? In elk geval de bevestiging van het inzicht dat op internet bijna alles over populaire cultuur te vinden is. Of het zinvol is om ernaar op zoek te gaan betwijfel ik overigens. Voor een keer is het aardig om te reconstrueren hoe het ook al weer zat. Bijvangst is een stukje over Lucebert en Dolores Hawkins. Nu weet u het ook.

Foto: Dolores Hawkins en Gardner McKay

Zaken in Zeeland

Zeeuws-Vlaanderen is altijd een wingewest geweest.  Dat gebied onder de Westerschelde en boven Vlaanderen. Nog in 1919 probeerden de Belgen het te annexeren als herstelbetaling voor geleden oorlogsschade. Dat mobiliseerde de bevolking. In juni 1958 leidde de kwestie rond de Vrij Veren bijna tot een volksopstand. Nu is er de Hedwige polder.

Tot voor kort was tussen het oostelijk deel en de rest het verloop van de Tachtigjarige oorlog nog te herkennen. Alleen het oosten was katholiek. Omdat volgens Machiavelli de oorlog met andere middelen voortgezet wordt, wekt huidige animositeit weinig verbazing. Over de rug van de Zeeuws-Vlamingen trouwens. Hoewel de verstandhouding met de Vlamingen beter lijkt dan met de andere Zeeuwen, de overkant, is de rust in de grensstreek nooit gaan liggen. Zoals alle randgebieden kennen alle Zeeuwen wantrouwen jegens de macht van Holland.

Het ongenoegen van Zeeuws-Vlaanderen en Zeeuwen komt samen in de verwikkelingen rond de Hedwige polder die tegen Antwerpen ligt. Het haalde afgelopen jaren herhaaldelijk het nieuws omdat het ontpolderd moet worden. Als compensatie voor de verdieping van de Westerschelde ten gunste van Antwerpen, waardoor natuurgebied verdwijnt. Het idee van ontpoldering strijkt Zeeuwen tegen de haren. De herinnering aan de Watersnoodsramp van 1953 is nooit vervaagd.

De vraag of de ontpoldering een hoog rendement heeft en uitsluitend om politieke redenen wordt doorgezet beantwoorden critici met nee en ja. Natuurorganisaties hebben in hun afwegingen over ontpoldering het contact met de bevolking verloren. Ze verliezen de grote lijn uit het oog. Ofwel, het Das- en Korenwolf-syndroom. 

In februari 2011 stuurde oud-minister van VROM Pieter Winsemius een open brief aan minister-president Rutte over de bezuinigingen op natuur. Winsemius heeft de grote lijn in het oog en vraagt een heroverweging: Zeker als we opnieuw nadenken over een zinvollere compensatie van de uitdieping van de Westerschelde. Indien het geld dat voor de Hedwigepolder is gereserveerd – ik schat 400 miljoen euro – wordt ingezet op een plaats waar het natuurrendement het hoogste is, bijvoorbeeld het wél aanleggen van de meest urgente EHS-verbindingen, maar ook het ‘kieren’ van de Haringvlietsluis, sla je veel vliegen in één klap. Kan zo’n convenantaanpak werken? Het overgrote deel van de natuur- en milieuhoek en de land- en tuinbouw is er rijp voor. Dat geldt ook voor de provinciale politiek, toch niet onbelangrijk bij de aanstaande verkiezingen. Het probleem zit bij de Haagse politiek.

Opvallend is dat de Belgen nooit een grote haven bij Zeebrugge gebouwd hebben, naar het model van de Maasvlakte bij Rotterdam. In combinatie met iets waar Belgen sterk in zijn: treintransport. Door communitaire problemen hebben de Walen de uitbreiding van Zeebrugge jarenlang geblokkeerd. Nu hebben de Belgen zich afhankelijk gemaakt van de Nederlanders die het belang van Rotterdam voorop stellen. De positie van Rotterdam speelt bij Antwerpen altijd een rol.

Aan Nederlandse kant is de ontpoldering slordig gespeeld. Dat kan te maken hebben met het feit dat alle hoofdrolspelers in dit dossier CDA-ers waren: CdK Carla Peijs, ex-minister van Landbouw Gerda Verburg, ex-minister van Buitenlandse Zaken Maxime Verhagen en ex-minister-president Jan-Peter Balkenende, Zuid-Bevelander van geboorte en het Zeeuwse dissidente CDA-kamerlid Ad Koppejan.

Men heeft in CDA-kring blijkbaar de argumenten niet goed uitgewerkt of de geesten onvoldoende gemasseerd. Onderschatting van een wingewest. Natuur en natuurbehoud zijn echter een politieke kwestie. Het gaat om een evenwicht waar diverse partijen mee gemoeid zijn. Dat ontbreekt.

Achter de dijken liggen bouwlanden met gewassen. Met een boot de Westerschelde opgaan, bij een zandplaat aanmeren en daar rondlopen valt aan te raden. Of bezoek de kreken met vogels. Polderdijken omzoomd door bomen zijn van een ontroerende schoonheid als men er oog voor heeft. Onder de wisseling van licht en wolkenlucht. Alles wijst erop dat de natuur in Zeeland onder druk staat. Zo zijn er de chemische fabrieken van Dow Chemical, de kernreactor van Borssele, het Sloegebied en de drukke scheepvaart in de havens en op de rivier.

Probleem is de povere kwaliteit van het Zeeuws openbaar bestuur en de politiek. Men is verdeeld, weet het niet te verwoorden, stelt uit, komt steeds terug bij hetzelfde en kiest geen profiel voor de toekomst. Dat geeft bedrijven alle ruimte. De zittende politiek blijft twijfelen tussen economische groei en duurzaamheid. Zo hangt al jarenlang als zwaard van Damocles de Westerschelde Container Terminal bij Vlissingen boven de provincie. Met treinverbinding naar het achterland waar de burgemeester van Goes tegen ageert.

De landelijke politiek zou Zeeland moeten bestempelen als natuur- en rustgebied van bijzondere waarde en cultuur, toerisme, zorg en huisvesting voor gepensioneerden tot speerpunt maken. Dan ontstaat een duidelijk profiel waar de uitdieping van de Westerschelde, het doorsteken van polders en allerlei ontwikkelingen direct aan gerelateerd kunnen worden. Dan kan men bewust werken aan duurzaamheid en het op hoger peil brengen van natuur, landschap, leefomgeving en infrastructuur.

Amateuristische bestuurders die zelfs tijdens crisis en krimpende bevolking nog geloven in groei moeten ingekaderd worden in een langetermijnplanning. Zodat ze zo min mogelijk schade kunnen doen. Zodat de ruimtelijke verrommeling stopt en de economische lobby op afstand wordt gezet. Dan kan Zeeland gericht aan de toekomst werken. De Hedwige polder kan natuurlijk blijven.

Foto: Bijbellezing aan tafel met kerst (1949)