Wat betekent de titel ‘Unidentified Exhibition‘ bij een aantal foto’s van een tentoonstelling van de Joodse Frans-Amerikaanse kunstenaar Jacques Lipchitz uit de collectie van de Archives of American Art op de site van de Smithsonian Institution?
Schermafbeelding van ‘Unidentified Exhibition‘ van Jacques Lipchitz op Smithonian Institute.
Het kan betekenen dat achteraf de tentoonstelling niet meer gedocumenteerd kan worden door gebrek aan feiten. Het kan ook iets anders betekenen. Analoog aan de titel van een kunstwerk ‘Geen titel’. De kunstenaar wil niet dat de tentoonstelling geïdentificeerd wordt en zich onttrekt aan duiding. De kunstenaar trekt met zo’n titel een lange neus tegen kunstjournalisten, kunstwereld en het museum die de tentoonstelling onderdak biedt.
Ach, elke Nederlander van een zekere leeftijd met belangstelling voor beeldende kunst herkent in de foto’s de ‘doorzichtige’ en nu niet meer bestaande Sandbergvleugel van het Stedelijk Museum in Amsterdam. De huizen van de Van Baerlestraat schemeren op enkele foto’s door de jaloezieën door. De ‘nieuwe vleugel’ werd in 1954 geopend. Wie dan nog niet overtuigd is ziet Willem Sandberg de bezoekers op de opening toespreken.
Schermafbeelding van persbericht ‘De beeldhouwer Lipchitz in Amsterdam‘ van Stedelijk Museum, 10 maart 1958. Collectie: Stadsarchief Amsterdam.
De tentoonstelling was van 14 maart tot 5 mei 1958. De titel was ‘Jacques Lipschitz’. Bovenstaand persbericht van Willem Sandberg maakt duidelijk dat de opening op vrijdagavond 14 maart 1958 plaatsvond. In afwezigheid van de kunstenaar. Dat ondermijnt de claim dat Jacques Lipchitz in Amsterdam is. Neemt de dame met de bontjas namens Lipchitz de honneurs waar? Is zij wellicht zijn echtgenote Yulla die hier 46 jaar oud is?
Foto’s die zouden horen bij een niet geïdentificeerde tentoonstelling zijn nu geïdentificeerd. Ze horen bij een tentoonstelling met werk van Jacques Lipchitz in het Stedelijk Museum in 1958. Allen kunnen we helpen om de historische documentatie van kunstinstellingen aan te vullen.
(Ik heb het Smithsonian Institution een e-mail gestuurd met m’n bevindingen).
‘Ben Shahn papers‘, 1953. [Brief van Willem Sandberg aan Ben Shahn]. Collectie: Archives of American Art.
Kunstenaars worden vaak opgeroepen om voor niks of tegen een kleine vergoeding mee te werken aan goede doelen. In dit voorbeeld vraagt 1953 directeur Willem Sandberg van het Stedelijk Museum in 1953 de Litouws-Amerikaanse ontwerper Ben Shahn om een werk voor een loterij. Onder het mom ‘Beurzen open, dijken dicht‘ om geld in te zamelen voor de slachtoffers van de watersnoodramp van 1953 in Zuid-West Nederland.
In dit geval belooft Sandberg dat het geld van de loterij gaat naar ‘the cultural reconstruction of the provinces so badly hit by the flood‘. Dat klinkt aardig. Maar wat die culturele reconstructie van de getroffen gebieden Zeeland, Zuid Zuid-Holland en West Noord-Brabant inhoudt is onduidelijk. Wat was daar door de watersnoodramp vernietigd aan culturele infrastructuur?
Enfin, het kan in het belang van kunstenaars zijn om een werk te schenken en zo een goede relatie met de opsteller van de bedelbrief op te bouwen. Ben Shahn stuurde werk voor de loterij en had in 1961 een tentoonstelling in het Stedelijk. De door Shahn bewaarde correspondentie met Wil(lem) Sandberg en het Stedelijk Museum is hier in te te zien.
De neoliberale wind die door het Stedelijk Museum en dan vooral de Raad van Toezicht waaide wordt door het advies ‘Hetmuseumalsdynamischgeheugen’ over dit museum van de Amsterdamse Kunstraad achteraf als negatief beoordeeld. Voorzitter van deze raad is voormalig voorzitter van de PvdA Felix Rottenberg. Miljonairs worden met pek en veren de stad uitgeleid, hoewel ze netjes bedankt worden voor gewezen diensten. (Maar veroordeeld voor de belangenverstrengeling, een echo van de advertenties van Jan Christiaan Braun). De stad en de burgers moeten het initiatief terugnemen. Want het museum is met de rug naar de stad komen te staan. Zonder huizenhoge ambities. Want de vijand van goed is beter. Het Stedelijk is terug bij af om opnieuw te beginnen. Bouwend op de goede collectie en de eigen geschiedenis. Dit is een haalbaar en realistisch advies. Maar of het zonder wijziging overgenomen wordt blijft als altijd de vraag. Politieke machinaties liggen in het vooruitzicht. Spreiding over wijken, identiteit, doelgroepenbeleid of politisering van kunst zijn nooit ver weg.
In 1965 had de PvdA het nog voor het zeggen in de hoofdstad. De oudere heren Willem Sandberg en Ossip Zadkine ‘steken op informele wijze hun sigaret op’, Wethouder Joop den Uyl doet mee in het onderonsje.
Foto: Jacques Klok, ‘”MAG HET ZO EVEN?“, DAT ZOUDEN DE FRANS-POOLSE BEELDHOUWER OSSIP ZADKINE EN DE VOORMALIGE DIRECTEUR VAN HET AMSTERDAMSE GEMEENTE MUSEUM, JONKHEER WILLEM SANDBERG TEGEN ELKAAR GEZEGD KUNNEN HEBBEN, TOEN ZE OP DEZE INFORMELE WIJZE HUN SIGARET AANSTAKEN. DE FOTO WERD GEMAAKT TIJDENS DE OPENING VAN DE TENTOONSTELLING “GROTE BEELDEN VAN HEDEN” IN HET HONDERDJARIGE VONDELPARK, 1 april 1965. Collectie Algemeen Nederlands Persbureau – Fotoarchief, 1963-1968.
Het is geen geheim dat het al jaren rommelt in de top van het Stedelijk Museum (SM) in Amsterdam. Het is een slangenkuil. Velen sleuren eraan om het op orde te krijgen, maar dat wil niet lukken. De paradox is dat het SM een roemrijk verleden heeft, maar daar niet de essentie uithaalt voor nu. Het museum loopt over van ambitie en een complex dat ook dat andere gevallen Amsterdamse icoon Ajax teistert. Namelijk zelfoverschatting en een teveel aan goochem. Die grenzeloze ambitie vertaalt zich in de keuze door de Raad van Toezicht van de laatste twee directeuren (Goldstein en Ruf). Die moesten per se buiten de grenzen gevonden worden terwijl geschikte Nederlandse directeuren konden doorschuiven. Met als gevolg dat er directeuren worden geparachuteerd met een netwerk in de internationale kunstwereld of -handel, maar zonder een Amsterdams of Nederlands netwerk. Dit roept de vraag op wie toezicht houdt op de Raad van Toezicht. Daan van Lent en Arjen Ribbens zetten het voor NRC op een rijtje in een eerste artikel van een tweeluik over het museum.
Directe aanleiding voor het tweeluik is het afscheid van zakelijk directeur Karin van Gils die uit nood geboren tijdens het directoraat van Goldstein per 1 januari 2013 tot algemeen directeur werd benoemd. Daarna verscheen nooit een persbericht dat meldde dat ze dat niet langer was. Alleen dat al geeft de chaos, de slechte communicatie, de competentiestrijd in de top en de zorgwekkende rol van de Raad van Toezicht aan.
Van Lent en Ribbens omschrijven het prachtig, maar toch ontbreekt er iets. Wellicht komt dat nog in het tweede deel aan de orden. Wekt het artikel geen valse tegenstelling als het over de koers van het SM zegt: ‘Een breed opererende instelling, die mikt op zo veel mogelijk bezoekers en zo hoog mogelijke eigen inkomsten? Of een museum waarin bezoekcijfers ondergeschikt zijn aan een voortrekkersrol op het terrein van jonge internationale kunst?’ Is dat nou de essentie, de keuze tussen deze twee smaken? Is er niet meer?
Wie teruggaat in de recente geschiedenis van het SM en probeert te achterhalen wat de directeuren Sandberg, De Wilde en Beeren in de gouden tijd (1945-1990) met het SM deden raakt aan begrippen als ‘enthousiasme’, ‘urgentie’, ‘openheid’, ‘midden in de eigen tijd’ en ‘maatschappelijk betrokken’. Uiteraard was dat in een andere tijd met een ander Amsterdam, een ander Nederland, en een minder geglobaliseerde internationale kunstwereld met andere machtsverhoudingen. Toch wordt bij dat verleden onvoldoende aangehaakt. Het is wat anders dan de marketing van Van Gils of de kunstgeschiedenis van Ruf. Of zoals Jan Christiaan Braun of Rob van Koningsbruggen zouden zeggen, de verborgen kunsthandel van Ruf en de Raad van Toezicht.
Anders gezegd, het SM moet teruggaan naar de eigen kern van toen. En daaraan 25% van het DNA van het Van Abbemuseum (politieke urgentie en betrokkenheid), 25% van Boijmans (hoog tempo in de programmering, en dynamiek) en 25% van het Haags Gemeentemuseum (intelligente publieksvoorstellingen) aan toevoegen.
En 19 miljoen euro subsidie per jaar valt uit de toon bij Boijmans en het Haags Gemeentemuseum die het ongeveer met de helft doen en iets minder dan 10 miljoen euro krijgen. Met 19 miljoen is meer te doen. Om te beginnen kan er de trap mee schoongeveegd worden door de Raad van Toezicht aan de kant te zetten.
Foto: Schermafbeelding van deel artikel ‘De twee directeuren van het Stedelijk konden nooit goed met elkaar overweg’ van Daan van Lent en Arjen Ribbens in NRC, 5 oktober 2017.
Update 16 maart 2015: In kort geding (uitspraak hier) heeft de voorzieningenrechter bepaald dat het Stedelijk Museum terecht eiser Rob van Koningsbruggen de toegang heeft ontzegd. Hij wilde toegang tot het museum via de rechter afdwingen. ‘Uit de veroordeling van Van Koningsbruggen in 2007 komt immers naar voren dat hij gezien zijn persoonlijkheid impulsief kan handelen en in staat is aanzienlijke vernielingen aan te richten.’
‘Ik heb hun bestuursleden uitgemaakt voor ‘kneuzen’ en ‘mislukte gevallen’. En ik heb gevraagd of er soms iemand van hun een verhouding heeft met oud-minister Guusje ter Horst, toen ze haar onlangs benoemden tot lid van hun raad van toezicht.’ Aldus Rob van Koningsbruggen in De Telegraafover het Stedelijk Museum. Hij kwam de afgelopen dagen in de publiciteit als de ‘kunstschilder’ die een toegangsverbod tot het Stedelijk juridisch zou gaan aanvechten omdat hij had gedreigd over een werk van Marlene Dumas en Luc Tuymans aan te plassen. Hij zette de zaak maandag in werking. Zowel zijn advocaat Erik Borghuis als galeriehouder Willem Baars verklaren dat het ’satirisch’ bedoeld was en dat het Stedelijk ‘de dreiging’ te ernstig heeft opgevat.
Ironie laat zich lastig begrijpen en onmogelijk verklaren. Wat het museum als serieuze dreiging kan hebben opgevat, kan Van Koningsbruggen als grap bedoeld hebben die bij het Stedelijk niet zo is opgevat. Mede vanwege buitenlandse artistieke directeuren van afgelopen jaren die het Nederlandse kunstklimaat niet in de vingers hebben. Kunstenaar en museum hebben vanuit hun eigen rol gelijk, maar komen niet tot elkaar. De onvrede van Van Koningsbruggen lijkt vooral te worden gevoed door de richting die het museum ingeslagen is. Van een plek van en voor kunstenaars dat het onder Willem Sandberg, Edy de Wilde of Wim Beeren was is het geworden tot een hangplek voor nieuwe rijken die kunst omarmen vanwege de status. In die redenering hebben miljonairs in de Raad van Toezicht en oud-politici als Guusje ter Horst het Stedelijk gekaapt.
Het is dezelfde kritiek op de vermenging van kunst en zakenwereld, de belangenconflicten en het gebrek aan openheid die Christiaan Braun in zijn paginagrote advertenties in landelijke dagbladen sinds september 2014 aan de orde stelt. Zie hier voor een overzicht. Ligt de waarheid van het Stedelijk Museum in het midden waar liefde voor de kunst en de kunstenaars weer aan belang wint boven marketing, een algemene directeur die boven een artistieke directeur is aangesteld en patsers uit zaken- en bankenwereld die nu het beleid bepalen? Uiteraard wordt het nooit meer zoals in 1963 of 1985, maar een compromis moet mogelijk zijn. Braun en Van Koningsbruggen zijn querulanten, maar ze hebben minder ongelijk dan het op het eerste gezicht lijkt.
In het Stedelijk zijn op de golven van de jaren ’90 weeffouten gemaakt die in geen enkel ander Nederlands museum zo diep zijn doorgedrongen. Van Koningsbruggen en Braun zouden eens met de directie een kopje thee moeten drinken om de lucht te klaren. Het Stedelijk verdient goede kritiek die ernstig genomen wordt.
Christiaan Braun bekritiseert in een paginagrote advertentie in NRC en morgen in De Volkskrant het Stedelijk Museum. Door belangenverstrengeling van bestuursleden van het Stedelijk Museum Fonds, directeur Beatrix Ruf en leden van de Raad van Toezicht (RvT) zouden kunst en handel door elkaar lopen. Braun heeft een getroebleerde relatie met het Stedelijk Museum. Toenmalige voorzitter van de RvT Rijkman Groenink evenals de huidige voorzitter van de RvT Alexander Ribbink hekelde hij wegens wanprestatie. In zijn ogen zou de hele huidige RvT moeten aftreden zo schreef hij in 2011 in een brief aan de NRC. Het debat is geopend als het aan Braun ligt. Zie eerdere stukken over dit onderwerp van november 2011: Christiaan Braun valt Stedelijk Museum frontaal aanen van oktober 2013: Redt Stedelijk uit handen RvT en geef het terug aan publiek.
Foto: Schermafbeelding van advertentie ’Tegen belangenconflicten in het Stedelijk Museum’ in NRC, 4 september 2014.
Het Stedelijk Museum wenst Oranje goud op het WK. Een gelukwens die als teken valt te lezen dat de Europese Beatrix Ruf de Amerikaanse Ann Goldstein als directeur heeft opgevolgd. Het Stedelijk geeft aan niet langer aan de zijlijn te willen staan. Het wil meespelen in Amsterdam en de Nederlandse samenleving. Wordt het Stedelijk eindelijk uit de handen van de Raad van Toezicht gered en aan het publiek teruggegeven? Dat wordt in een klap gesuggereerd. Knappe marketing. Hopelijk is het echt zo. De keuze voor Le Cerf (het hert) van Ossip Zadkine is een knipoog. Het zorgt voor beeldrijm. Weliswaar is het beeld van hout, maar schitterend bedekt met bladgoud. Dus voetballiefhebbers, de aanname is: het Stedelijk heeft nu al goud. Kom dat zien.
Update 13 oktober 2017: Eindelijk komt er beweging in de vastgeroeste machine die het Stedelijk Museum is waar amateurs bestuurlijk jarenlang de dienst hebben uitgemaakt. Met onrealistische ambities. NRC meldt in een bericht dat de nieuwe (sinds 1 oktober) voorzitter van de Raad van Toezicht Ferdinand Grapperhaus de nevenactiviteiten van artistiek directeur Beatrix Ruf gaat onderzoeken. Haar dagen bij het Stedelijk lijken geteld. De feiten die onherroepelijk wijzen op belangenverstrengeling staan te haaks op de ethische code om ze nog te kunnen verhullen of weg te praten.
Een onderzoek naar de nevenactiviteiten van Ruf komt neer op een onderzoek naar het reilen en zeilen van de vorige Raad van Toezicht onder voorzitter Alexander Ribbink. Die gaf haar dekking. Het is het scenario van dief en diefjesmaat. De kwestie Ruf staat niet op zichzelf en past in een patroon van mismanagement, stuurloosheid en zelfoverschatting.
Door de kunstwereld werd de Eerste Turing Toekenning, 2009 aan het Stedelijk met Ribbink -via TomTom- in een dubbelrol als ontoelaatbaar en gênant ervaren. De geur van handjeklap en bestuurlijk onzuiver handelen was van een afstand te ruiken. In de jaren daarna bleek kritiek klinken op de Raad van Toezicht, die dat hautain afwimpelde. Het Amsterdamse gemeentebestuur had nog weinig grip of visie op het in 2006 verzelfstandigde Stedelijk. Dit zag ik in 2013:
‘Het valt te hopen dat de Raad van Toezicht bij het vinden van een nieuwe directeur loskomt van zowel het bestuurlijk-ambtelijk denken zoals dat vertegenwoordigd wordt door de PvdA-politicus Guusje ter Horst als het sponsordenken van Ribbink, Cees de Bruin en Rob Defares die elk goed zijn voor vele tientallen of honderden miljoenen. Ingefluisterd door oude getrouwen die deze (ex-)ondernemers op sleeptouw nemen om ze van een museale waarheid te voorzien. Het Stedelijk hoeft niet ver van huis te gaan. Het kan zoeken in Den Haag, Rotterdam of Amsterdam voor een goede directeur. Zodat het drama Ann Goldstein niet herhaald wordt.‘
Zo schreef ik op 28 augustus in een posting die pijlen op de Raad van Toezicht (RvT) van het Stedelijk Museum (SM) richt. Hoe kun je in het misnoegen over functioneren en mentaliteit nog afwijzender zijn?
In november 2011 waagde verzamelaar Jan Christiaan Braun een poging. Zijn kritiek was dat de RvT te weinig afstand tot de gemeente Amsterdam nam, niet tot een constructieve rol wist te komen, geen passie voor en notie van beeldende kunst had en niet had voorkomen dat het SM zelfs op nationaal was voorbijgestreefd door Museum Boijmans, het Van Abbemuseum en het Haags Gemeentemuseum.
Kunstcriticus Anna Tilroe deed afgelopen vrijdag in de NRC een nieuwe poging. Ze neemt de ruimte om haar ongenoegen over de RvT te verwoorden. Dat doet ze schitterend afgemeten in haar afwijzing van een foute mentaliteit bij de RvT met de foute mensen aan het roer van wat ooit het belangrijkste museum van hedendaagse kunst van Nederland was.
Tilroe ziet in de keuze voor Goldstein een mismatch waarmee de RvT het paard achter de wagen spande: ‘Die droom leverde een directeur op die niet begreep dat een op Amerika en het Westen georiënteerd aankoop- en tentoonstellingsbeleid niet de manier is om het Stedelijk Museum naar de eententwintigste eeuw te tillen‘. Met een aforistische sneer die de deur van welwillende kritiek dichtgooit: ‘De Raad heeft vast gedacht dat ontkennen van het heden de manier was om de toekomst veilig te stellen‘.
Volgens Anna Tilroe blijkt uit de profielschets voor de nieuwe directeur dat de RvT geen idee heeft waar het SM precies staat. Ze wijt dat aan de samenstelling: ‘Van de zeven leden komt er één uit de politiek, vijf -waaronder een prins- uit de financiële sector en het bedrijfsleven en welgeteld één uit de kunstwereld zelf, een kunstenaar die in het buitenland woont.‘ Toegevoegd kan worden dat een vacature voor een lid van de RvT vraagt om ‘een breed en relevant netwerk in zowel het bedrijfsleven als in het politiek maatschappelijke veld’, maar er geen enkele expertise of vaardigheid op het gebied van de cultuursector, de beeldende kunst of de museale sector verlangd wordt.
Tilroe heeft gelijk dat het huidige SM een bedrijf is waar CEO’s het voor het zeggen hebben en vervolgens niet weten wat ze moeten doen. Dat staat haaks op de traditie van Sandberg, De Wilde en Beeren. Daarom is er een nieuwe, krachtige en door de wol geverfde directeur nodig die met politiek inzicht, een goed zakelijk beleid, een open blik naar Azië, Afrika en Zuid-Amerika en ruime museale en kunsthistorische kennis zowel de gemeente Amsterdam als de RvT overbodig maakt.
Dat gaat niet om een strijd van directeur en museumstaf tegen de rest. Ook de RvT is immers gebaat bij succes van het museum. De amateurs op het gebied van beeldende kunst en de museumsector in de RvT zullen diep in hun hart beseffen dat een museum meer dan een bedrijf is. Het SM moet teruggegeven worden aan het publiek en de kunstenaars, en uit handen genomen van deze miljonairs uit het bedrijfsleven die museumpje spelen, maar akelig blijven steken in uiterlijkheden.
Foto 1: Ben van Meerendonk, Henry Moore (links) en directeur Willem Sandberg in het Stedelijk Museum, Amsterdam 1950. Credits: Collectie IISG.
Foto 2: Yayoi Kusama’s installatie ‘Aggregation: One Thousand Boats Show‘ in de tentoonstelling ‘Nul 1965‘, Stedelijk Museum Amsterdam. Credits: Collectie Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam.