Coronacrisis biedt kansen om na te denken over de keuzes in de publieke sector. Opwaardering van vitale beroepen is een optie

We moeten nu verder denken. Er is veel onzeker, maar over 3 of 12 maanden is de crisis met het coronavirus voorbij. Blijft dan alles bij hetzelfde? Als we dat niet willen, moeten we daar nu op voorsorteren. We kunnen nu stappen zetten om de conclusies die nu velen met de mond belijden vast te houden en in beleid om te zetten. Wat vitale beroepen zijn maakt de crisis duidelijk. En wat niet-vitale beroepen zijn eveneens. De overtuiging wordt breed gedragen dat vitale beroepen worden onderbetaald en niet-vitale beroepen worden overbetaald.

Dat moet en kan anders. In 2013 schreef ik in een commentaar naar aanleiding van het artikelDe elite werd een kongsi die voor zichzelf zorgt’ van Paul Frentrop het volgende: ‘Hoe dan ook toont Frentrop overtuigend aan dat ‘de semipublieke mismanagers op een vulkaan vol borrelend ongenoegen leven’. Die overbodige laag van managers in de semipublieke sector die ondernemer spelen zonder eigen risico te lopen. Ingedekt en ingelikt als lid van een politieke partij.’ Frentrop is lid van de Eerste Kamer namens FvD met politieke macht.

Machtigen staan nooit vrijwillig macht af. Dat geldt ook voor de waterdragers van de macht die met elkaar een geheim genootschap vormen. Partijen kunnen een beweging in gang zetten om dat een steuntje in de rug te geven. Het gaat om functies in de publieke en semi-publieke sector. Op een incidentele wethouder of hoge ambtenaar na is iedere Nederlander ervan overtuigd dat vitale beroepen financieel en maatschappelijk worden ondergewaardeerd. Dan hebben we het over de verpleegster, de onderwijzeres, de politieagent, de leraar, de vuilnisman, de brandweerman, de buschauffeur, de monteur en dat soort essentiële beroepen die nodig zijn om een samenleving te laten draaien. Waarom zouden ze niet een fikse loonsverhoging kunnen krijgen, zodat ook de aantrekkelijkheid van het beroep toeneemt en door een nieuwe instroom de werkdruk afneemt?

Het zal simpel gedacht zijn, maar het geld dat daarvoor nodig is kan weggehaald worden bij de niet-vitale beroepen in de publieke sector. Zoals voorlichters, marketeers, beleidsmedewerkers, projectleiders en managers. Ze zijn in grote mate misbaar. De wildgroei van dit type vage en bij nader inzien overbodige beroepen is afgelopen jaren ongekend geweest. De crisis met het coronavirus biedt de kans om bij de vanzelfsprekendheid daarvan stil te staan. Deze beroepen kunnen zinvol zijn en niet alle individuen hoeven ontslagen of gekort te worden in hun salaris, maar het moment is nu aangebroken om te concluderen dat een meerderheid van dit soort medewerkers in niet-vitale beroepen overbodig is. Dat vraagt om ander beleid.

Het is interessant dat mensen elkaar nu spreken en vooruitlopen op de gewenste verandering na deze crisis. Het lijkt de grootste omkeer in ons leven sinds de Tweede Wereldoorlog te worden. Maar na die oorlog waren de verwachtingen over een andere samenleving groot, maar veranderde er uiteindelijk niets. Dat gebeurde pas aan het einde van de jaren 1960. De reconstructie van 1945 was de situatie van 1939. Hoe kunnen we de kans verkleinen dat de reconstructie van 2021 de situatie van 2019 is? Hoe kunnen de wildgroei van de doldraaiende consumptiemaatschappij, het massatoerisme, de horeca, de vervuilende industrie, de bio-industrie en de macht van de financiële instellingen en de ambtelijke managers in de publieke sector ingeperkt worden? Gesteld dat we dat in meerderheid willen, hoe kunnen we dat realiseren? Om hoe dan ook een beweging van onderop in gang zetten om dat te ondersteunen. Daar moeten we nu al over nadenken, het ruimte geven in het publieke debat en onze politieke partijen ervan overtuigen. Nu is het moment daar.

Foto: Ben van Meerendonk / AHF, ‘Controle van fietslicht, 1946‘. Collectie IISG, Amsterdam.

Advertentie

De Lotus-houding in 1913. Van Marseille naar Syrië en Egypte

Dit is de Lotus-houding anno 1913. Op het dek van de Franse paquebot (‘pakketboot’) ‘Lotus’ die in 1898 werd afgeleverd onder de naam ‘Tonkin’ en in 1912 grondig werd verbouwd. Hier zijn de details te lezen. In 1913 voer de ‘Lotus’ van maatschappij ‘Messageries Maritimes’ van Marseille naar Egypte en Syrië, en terug.

Inzoomen laat zien dat het nietsdoen op het promenadedek een ouderwets vermaak is. De tijd van het doodse moment dat dagen duurt. Inactiviteit wordt vermomd als lezen, turen over zee of dagdromen. ‘Managers die veranderingen willen doorvoeren moeten vooral lui durven zijn’, zei ooit een managements-goeroe. Om de ander ruimte te geven. In 1913 wordt geen verandering doorgevoerd. De passagiers koesteren het onthaasten en laten zich niet opjagen. De verandering komt pas later. In 1932 werd de ‘Lotus’ uit de vaart genomen en gesloopt in Italië. Mare Nostrum, de Middellandse Zee, zoals die tot dan toe bestond veranderde voorgoed. ‘Zeezicht met sleepboot’ (sea view with tow vessel), luidt de titel van de foto. Er is geen sleepboot te zien.

Foto 1 en 3: [n.t.: sea view with tow vessel], stereoscopische foto, 1913. Collectie: The American University in Cairo. Met opschrift ‘A bord du Lotus – 1913’ (‘Aan boord van de Lotus – 1913’). 

Foto 2: Prentbriefkaart: ‘1913-1932 LOTUS Sortant de Marseille’ (‘vertrek uit Marseille’). Collectie: MIKOS-35. Met opschrift ‘LOTUS -Paquebot des Messageries Maritimes’ (‘LOTUS- pakketboot [=oceaanlijner} van de Messageries Maritimes’ ).

Het was heel erg leuk op Nyenrode. Dat stemt uiterst tevreden

Waar gaat dit over? Wapperende vlaggen, blauwe en witte stoeltjes, diversiteit, invalshoeken, reflecteren op modellen, schuddende handen of bitterballen? Nee, om de CIO. Da’s Angelsaksische managementtaal voor de Chief Information Officer. De persoon binnen een organisatie verantwoordelijk voor informatietechnologie en computersystemen. Feitelijk niet een van de hoogste staffuncties. Het debat was interessant met notabene verschillende kleuringen, de bijeenkomst was leerzaam, en dat alles stemt tot uiterste tevredenheid. Het komt wellicht als verrassing, maar wie je bent als persoon dat maakt een heel groot verschil. Tsjonge. Hoe dan ook, het was heel erg leuk daar op Nyenrode. Waar het precies over ging komt volgende keer. Niet alles tegelijk.

Denkadviseur GrasFabriek vertelt hoe het zit … met verwondering

Aldus Jorrit Stevens van de GrasFabriek. Gelijkgestemd is het steekwoord van dit ‘samenwerkings-verband tussen geestverwante collega’s‘. Ze zijn een professionele LAT-relatie aangegaan ‘als elkaar stimulerende, zelfstandige professionals’ met een ‘een meer wijsgerige dan bedrijfskundige belangstelling voor (veranderingen in) opvattingen over organisaties en management.’ Deze adviseurs zijn zichzelf ontgroeid.

Jorrit Stevens is ‘Denkadviseur’. GrasFabriek omschrijft het zo: ‘Denkadviesgesprekken stimuleren gedachten, gevoelens en manieren van doen, die uitdrukking zijn van menselijke waardigheid en innerlijke beschaving. Daardoor wordt denkadviseren ervaren als een ‘waardig’ en respectvol interactieproces, waarvan de inhoud (dat is het eigenlijke ‘advies’) verder en dieper reikt dan vooral als ‘nuttig’ bedoelde adviezen, die het resultaat kunnen zijn van gesprekken die worden gevoerd vanuit een strikt zakelijke of managerial optiek.

Lastig te volgen wat er staat. Is vaagheid een kwaliteit die GrasFabriek bewust opzoekt? Als de waarzegger die spiegelt wat de ander zegt en het verkoopt als denkadvies. Is dat de wijsgerige belangstelling die leidt naar kennis of wijsheid? Wat vooral opvalt is de verwondering over de inbeelding van deze ‘managerial optiek’. 

MT500 2014: Genoeg redenen om niet te komen. Over lui denken

C630x400_853cd318b99c5a7f93244fee3ce0dc7a-1393594157

Moeilijk om niet cynisch te worden als iemand hoog opgeeft van managers. Volgens Management Team (MT) zijn Karin van Gilst en Daan Roosegaarde bijzonder. Ze ‘leren je daadwerkelijk anders te denken‘. Een forse claim die om forse bewijsvoering vraagt. Niet niks als iemand je zomaar daadwerkelijk anders leert denken. Hoe vaak in een mensenleven komt dat voor? Hoe maakt MT daarom de claim waar? MT: ‘Niet alleen zijn het zeer inspirerende mensen, ze weten ook precies waar en hoe ondernemingen anders naar hun business kunnen kijken. Aha-erlebnissen en Eurekagevoelens gegarandeerd.’ Maar ‘anders naar een business kijken‘ is iets anders dan iemand ‘daadwerkelijk anders leren denken‘. MT lijkt verstrikt geraakt in eigen luchtfietserij.

De eerste -ironisch bedoelde- zin is  al hilarisch: ‘Kunstenaars en andersdenkenden leiden alleen maar af van je core business.‘ Het moet niet gekker worden: ‘kunstenaars’ en ‘andersdenkenden’ als outcasts voor de moderne manager. Als schrikbeeld of voorbeeld. In een vlot geschreven aankondiging zegt Rob Roelofs dat men niet om MT’s jaarlijkse ‘event’ MT500 heen kan. Alweer een forse claim. Blijkbaar het handelsmerk van MT. Het suggereert dat de bedrijfskunde -of managementwetenschap- toch niet aan bewijsvoering toekomt. Dus MT kan beweren wat het wil. Ongestraft, want alleen managers onder elkaar nemen hun beroep serieus. Critici ervan laten na om met repliek te komen. Want een gelovige die heilig gelooft spreek je evenmin tegen.

Roelofs kabbelt onder omkering van waarden verder zonder iets aan te tonen of te verklaren. Over innovatie (‘een uitgeholde term die door iedere beperkte middlemanager gebezigd wordt‘) of netwerken (‘Handjes schudden, kaartjes uitwisselen, Linkedin-contacten toevoegen‘). Maar wees gerust lezer: ‘Bij MT500 komt de crème de la crème van managend Nederland.‘  Wow, ‘de crème de la crème’. Jammergenoeg ontbreken namen zodat niet duidelijk wordt wie dat dan wel mogen zijn. Concreet wil het maar niet worden. Tja, managers, hè?

Voor elke sukkel die nog niet doorheeft hoe essentieel MT500 is omdat het de bezoeker daadwerkelijk anders leert denken volgt het ultieme argument: ‘MT500 is een live experience waaruit je een jaar later nog kennis en energie put.‘ Tsjonge, hoe is het mogelijk? Alweer een forse claim. Na de les om daadwerkelijk anders te gaan denken en het feit dat men niet om MT500 heen kan, put men een jaar later nog kennis en energie uit MT500.

Ofwel, MT500 als het eeuwigdurende draaiende vliegwiel van de managementwetenschap. Wie intelligent is zou wel gek zijn om niet te komen. Maar wacht even … wat heeft iemand die daadwerkelijk anders heeft leren denken nog te zoeken bij MT500? Want waarom zou zo iemand zich in de kudde begeven om te leren dat kuddedenken gedateerd is? MT500 is de ultieme leugen van onwaarachtigheid voor onnadenkende managers.

Foto: MT500.

Occupy en middenklasse vinden elkaar in kleinere publieke sector

wl-11occupy-mw81650

In VPRO’s Tegenlicht zegt ondernemer en miljonair John Fentener van Vlissingen dat de Occupy-beweging voor een groot deel gelijk heeft. Hij zou er bijna zelf een tentje bijzetten. Raken de machtigen en machtelozen elkaar? Wie maken feitelijk het tussengebied uit? Occupy symboliseert een nieuwe opvatting van burgerschap. Deels uit idealisme, deels gedwongen omdat de  herverdeling van macht en productiemiddelen stagneert. Een jonge generatie wordt buiten de deur gehouden. Maar ook anderen. Da’s het gevolg van een bewust proces.

Wie is de vijand van Occupy en van de anderen met gelijklopende belangen? Da’s iedereen die met een greep naar de macht de zeggenschap in de publieke sector naar zich toe heeft getrokken. En niet meer afstaat. Overheidsgeld houdt die motor draaiende. Hoe meer volume, hoe onoverzichtelijker de geldstromen en de controle erop worden. Verspilling loont. Niet stroomlijnen, maar compliceren is het instrument van deze belanghebbenden. Omdat de middenklasse met belastinggeld in meerderheid de motor van de publieke sector smeert is het de natuurlijke bondgenoot van Occupy. Door een cultuurverschil beseft het dat nog niet. Geholpen door de gevestigde media die de gevestigde belangen verdedigen en Occupy meestal verketteren.

Hoogleraar corporate governance bij Nijenrode Paul Fentrop schreef afgelopen zaterdag een NRC-artikel ‘De elite werd een kongsi die voor zichzelf zorgt‘. Trouwens een bijzondere plek omdat Paul Frentrop ooit de journalistiek van de NRC laakte en NRC-redacteur Menno Tamminga op zijn beurt vragen zette bij de integriteit van Frentrop. Hoe dan ook toont Frentrop overtuigend aan dat ‘de semipublieke mismanagers op een vulkaan vol borrelend ongenoegen leven’. Die overbodige laag van managers in de semipublieke sector die ondernemer spelen zonder eigen risico te lopen. Ingedekt en ingelikt als lid van een politieke partij.

Wat is de oplossing? De publieke sector moet minder zwaar worden. Deze dreigt onder druk van de crisis en de veelverdieners te bezwijken. Ze teren op de beurs van de belastingbetaler. Bijstandsgerechtigden en werklozen worden gekort. De Occupy-generatie komt niet aan de bak. De veelverdieners blijven door hun politieke dekking buiten schot terwijl ze een groter beroep op de schatkist doen. Een en ander kan bereikt worden door overbodige managers te ontslaan en bestuurslagen te schrappen. Een kleine compacte overheid kan dan belastingen verlagen, de economie stimuleren en zorgen dat het geld terechtkomt waar het nodig is.

Is zo’n oplossing binnen handbereik? Nee. De gevestigde belangen in politieke partijen, semipublieke sector en media houden dat uit alle macht tegen. Als een geheim genootschap dat immer indirect reageert. Zo praat de VVD over een terughoudende overheid en lagere belastingen, maar zadelt het de burger op met een BTW-verhoging van 2% en andere lastenverzwaringen. De overeenkomst tussen een echte ondernemer als Fentener van Vlissingen en Occupy is duidelijk. Ze vinden elkaar in de afkeer van de publieke sector en de wens voor transparantie, eerlijkheid, doelmatigheid en overzichtelijkheid. Het eerste doel is de bewustwording van de middenklasse. Het heeft alles te winnen bij wat Occupy voorstaat. Het wordt ze alleen door niemand verteld.

Foto: Tekstbord Occupy Amsterdam, 2011.

Conceptrapport Amarantis laat politiek in eigen staart bijten

Amarantis_project

Op Amarantis.nl staat:’Amarantis Onderwijsgroep en de scholen hebben een eigen identiteit. Een identiteit die voortkomt en gebaseerd is op een christelijke grondslag.’ Daarvan had ik al een vermoeden omdat Marcel Wintels ad-interim voorzitter is. Hij verloor de strijd voor het leiderschap van het CDA. Vroeger gaven namen van organisaties een indicatie over de achtergrond, maar bij het type namen als ‘Amarantis‘ ontbreekt die band met de geschiedenis. Ze zijn inwisselbaar tussen sectoren en levensovertuigingen. Fantasienamen zijn het. Amarantis schijnt afgeleid te zijn van (eeuwige) groei en bloei. In de naam is de weeffout al ingebakken.

Uit een uitgelekt rapport van de ‘Commissie onderzoek financiële problematiek Amarantis’ blijkt dat er veel mis was bij de onderwijskoepel. De conceptversie die in handen van De Volkskrant is leest ‘als een afrekening met twintig jaar onderwijsbeleid en als een aanklacht tegen het nepotisme van de onderwijsbestuurders‘, zo zegt de krant. De titel vat het samen: ‘Zelfverrijking bij top scholenreus Amarantis‘. Een autoritair bewind, vriendjespolitiek en belangenverstrengeling in combinatie met ontbrekend toezicht zorgt voor die hedendaagse cocktail van graaien en een laisser faire managementstijl. Da’s de identiteit van Amarantis en dit type organisaties zonder naam. De NOS laat trouwens weten dat de definitieve versie die maandag verschijnt een afzwakking van de conceptversie is. De Volkskrant vermoedt hetzelfde vanwege politieke gevoeligheden.

Politici buitelen over elkaar heen om hun misnoegen te uiten. Ze zeggen geschokt te zijn. Zoals ze elke keer geschokt zijn als een misstand aan het licht komt die dezelfde politiek heeft helpen veroorzaken. Zo Jakkes. Politici zijn dol om manhaftig te reageren op incidenten, het is hun finest hour. Correctie van de ander is immers sexier dan het dagelijkse werk van goede wetgeving, beleid en toezicht dat dit soort misstanden in de kern aanpakt. Bijvoorbeeld door in het onderwijs te streven naar schaalverkleining, overzicht en toezicht.

Foto: Studio Stille Helden, ontwerp ‘merkidentiteit’ Amarantis.

Rob Riemen als half-intellectueel

Het rommelt in wetenschappelijk Tilburg. Op de universiteit die om begrijpelijke reden geen Katholieke Universiteit Tilburg mocht heten. Maar waardeloos is het wel. Hoogleraar en sociaal-psycholoog Diederik Stapel wordt beticht van fraude. Hij zou onderzoeksgegevens uit zijn duim gezogen hebben. Het meest schrijnend is dat Stapel tevens over professioneel ethos doceerde. Degene die de certificaten uitreikt is zelf corrupt. Zo dondert de basis vanonder het wetenschappelijk bedrijf.

Na het jarenlang afglijden van het hoger onderwijs was het wachten op een wetenschappelijk bedrijfsongeval. De ver doorgeslagen bureaucratisering en accentverlegging van onderzoek en onderwijs naar management en ondersteuning heeft de kritische massa uit de meeste universiteiten gezogen. Diederik Stapel is de eerste die door de mand valt, maar zal naar verwachting niet de laatste zijn.

Er kondigt zich in Tilburg al een volgende slachtoffer aan en dat is de theoloog Rob Riemen. Hij is directeur van het Nexus Instituut dat in 1994 door hem werd opgericht. Het bestudeert het Europese cultuurgoed in zijn kunstzinnige, levensbeschouwelijke en filosofische samenhang, om zo inzicht te bieden in eigentijdse vragen en uitdagend vorm te geven aan het cultuurfilosofische debat. Ik heb altijd een hogere dunk gehad van zijn publicitaire handigheid en succesvol lobbyen dan van zijn wetenschappelijke kwaliteiten.

De PVV-Brabant stelde een maand geleden in de Staten vragen over de subsidie aan Nexus. Volgens de PVV ontvangt Nexus subsidie van OCW, de Universiteit van Tilburg, de Provincie Noord-Brabant en de gemeente Tilburg, bij elkaar ruim een miljoen euro aan belastinggeld per jaar. Da’s een aanzienlijk bedrag voor een instituut dat op het raakvlak van publiciteit, journalistiek, (cultuur)politiek en wetenschap opereert. Nexus is geen academisch instituut. Het roept de vraag op of Nexus overheidssubsidie ontvangt die kranten, tijdschriften en uitgeverijen niet mogen ontvangen.

Na de affaire Stapel gaat PVV-kamerlid Martin Bosma en rechterhand van Geert Wilders opnieuw in de aanval. Riemen zou volgens Bosma in een rede Menno ter Braak citaten toegedicht hebben die in het geheel niet door Ter Braak zijn gedaan. De inzet van Bosma is duidelijk, hij wil een lastige tegenstander verzwakken die het op de PVV voorzien heeft. Da’s normale politiek, hoewel het blootleggen van andermans zwaktes wat negatief gericht is. Maar Riemen doet zelf niet anders en nu geeft Bosma hem een koekje van eigen deeg.

Bosma heeft gelijk. Riemen verandert en verzint citaten en dat is literair, journalistiek en wetenschappelijk onaanvaardbaar. Riemen maakt er potje van door in zijn boekjes en redes Ter Braak naar zijn hand te zetten. Menno ter Braak is Nederlands cultureel erfgoed dat beschermd moet worden. Des te erger als Riemen op festivals optreedt voor een redelijk onwetend publiek dat veel wijs gemaakt kan worden. De half-intellectueel Riemen moet met zijn fikken van de intellectueel Ter Braak afblijven.

Foto: De redactie van Forum: Menno ter Braak, Simon Vestdijk en Edgar du Perron (1932-1935)

PVV normaliseert abnormaal

Over Eric Lucassen zegt de PVV: Voormalig onderofficier bij de Koninklijke Landmacht, nu docent digitale muziekproductie. “De afgelopen jaren is mij steeds duidelijker geworden dat democratie en vrijheid veel dichter bij huis bevochten moet worden. Hier, in ons eigen land.” De martiale inborst van Lucassen liegt er niet om. Hij bevecht de vrijheid dicht bij huis, zoals uit alle publiciteit blijkt. De screening was onvoldoende, iemand met zijn achtergrond en een veroordeling aan zijn broek hoort niet thuis in de Tweede Kamer.

Eric Lucassen voegt zich in de rij fantasten, fraudeurs, lichtzinnigen en opportunisten die de politiek bevolken. Hendrik Colijn, Ruud Lubbers, Luuk Blom, André Bhola, Els Verdonk, Eveline Herfkens, Elvira Sweet, Ama Carr, John Leerdam, Ernest Owusu-Sekyere, de Turken van Rotterdam-Feijenoord, Tara Singh Varma, Wijnand Duyvendak, Jan Pronk, Henk Vredeling, Ben Korsten, Sydney van den Bergh, Jan Smallenbroek, Harry van den Bergh, Albert Jan Evenhuis, Limburgse CDA-ers, Willem Aantjes, Neelie Kroes, Bram Peper, Jack de Vries. De lijst kan nog verder uitgebreid worden.

Complicatie is dat affaires soms gefabriceerd worden om een tegenstander te beschuldigingen of politieke winst te behalen. Zoals de affaire Marijke van Hees uit 2000 duidelijk maakte geen affaire te zijn. Of het moest de chaos, bestuurlijke incompetentie en onaanvaardbare samenwerking tussen PvdA en Vrij Nederland zijn.

Gezien de overeenkomst met rechtse sympathieën en de afloop kan de affaire Adams uit 1966 een waarschuwing zijn voor Wilders. Adams was senator voor de Boerenpartij en werd beschuldigd van verkeerd optreden in de oorlog. Het aarzelende optreden van Hendrik Koekoek splitste zijn partij. Ook toen werd om democratisering van de Boerenpartij geroepen, zoals nu Hero Brinkman in de PVV doet. Brinkman ziet het gevaar en kent zijn klassiekers.

Het beroep politicus staat in een kwade reuk en geniet weinig vertrouwen. De bevolking vindt sowieso al dat een politicus draait en liegt. De affaire Lucassen maakt het er alleen nog maar erger op. Het telt wellicht niet zwaar voor degenen die de betrekkelijkheid van de politiek inzien. Maar anderen keren zich nog verder af van het politieke bedrijf. Deze affaire vergroot de kloof tussen burger en politiek opnieuw. Dat valt de PVV te verwijten. Juist om deze reden moeten types als Eric Lucassen buiten de politiek blijven.

Geert Wilders heeft fouten gemaakt in de werving en selectie van kamerleden. Hij zit met Lucassen in zijn maag. Sommigen konden tijdig ontdekt worden, maar Lucassen bleef onder de radar van de PVV. Door tijdsdruk en de kleine organisatie heeft de PVV nu een flinke kras opgelopen. Overigens blijft het jammer dat Wilders de opening naar mensen als Joost Eerdmans en Marco Pastors niet heeft gemaakt. Dat valt Wilders te verwijten. Het had de PVV schokbrekers gegeven.

Toch past de PVV enig begrip. Het heeft moeite om kundige mensen aan te trekken. Vele media en instanties discrimineren PVV’ers op hun politieke voorkeur. Dat weerhoudt juist de relatief gematigde kandidaten om tot de partij toe te treden. De les van Lucassen is dat Wilders moet kiezen voor democratisering van de PVV. Zeker nu de doorsneekiezer meer op de PVV-stemmer lijkt dan wordt aangenomen. Vreemd genoeg is dat idee bij zowel opposanten als PVV zelf nog onvoldoende doorgedrongen.

Foto: Viermans oppositie van de Boerenpartij die voor afsplitsing zorgde met een motie van wantrouwen tegen partijleider Koekoek. Den Haag, 25 juni 1968.

Kunst zonder oren 3

Is kunst het kind van de rekening? Het lijkt erop. Met name hedendaagse kunst wordt slecht begrepen. Dat betreur ik als liefhebber van beeldende kunst, film, literatuur en muziek. Het is een proces van jaren dat het zover is gekomen. Het raakt me recht in het hart. Kunst heeft geen reputatie, heeft geen oren zoals men zegt. Laatste uit een serie van drie.

Wie de nieuwe machthebbers zijn ligt in de toekomst verscholen. Tendens is dat de democratisering wereldwijd afneemt. Chinese, Russische of Indiase burgers krijgen eerder minder dan meer rechten dan burgers in een liberale democratie. Zelfs in het Westen wordt onder het mom van veiligheid de macht van de staat vergroot ten koste van de burgers. Op wat enclaves na ziet het er voor de komende jaren niet best uit wat burgerrechten betreft. Vele islamstaten stevenen af op een culturele kaalslag die de eigen bevolking apathisch achterlaat. Met steeds minder vermogen tot herstel.

De uitdaging voor kunstenaars is om nationale of mondiale tendenzen te verwoorden, te doorbreken en voor het publiek in een geëigende vorm te gieten. Afhankelijk van plaatselijke omstandigheden. Kracht van kunst is haar vermogen tot abstractie en haar bijzondere positie. Kunst komt waar politiek moet stoppen.

De Chinese kunstenaar Ai Weiwei is een icoon van onverzettelijkheid die z’n eigen leven op het spel zet en om gematigde democratisering vraagt. Zo groeien kunstenaars, soms samen met wetenschappers en journalisten, in een globaliserende wereld naar elkaar toe. Maar in het vinden van motieven en vormen zullen ze altijd teruggrijpen op hun eigen omgeving die nationaal gericht en cultureel specifiek is. Het kosmopolitisme zweeft daar boven op zoek naar een wereldcultuur. Theoretisch waardevol en in pure uitvoering de meest open houding. Maar onhaalbaar voor de massa en per definitie losgezongen van de lokale situatie.

Een organisatie die zich wenst te versterken moet nimmer bang zijn voor tegengeluid. Juist dat laatste maakt sterk. Zo is het ook met een land. Indirect is de functie van kunst het verzorgen van een tegengeluid. Kunst zet vraagtekens bij het vanzelfsprekende. Kunst maakt burgers sterker. Kunst die niet kritisch kan zijn is geen kunst maar behang. Da’s de overgesausde structuur in de kamer van de macht.

In een brief aan informateur Opstelten stelt in augustus 2010 de Raad voor Cultuur: cultuur als verbindend en mobiliserend element [is] een onmisbare factor. De brief tekent de kloof die bestaat tussen de gepolitiseerde belangenbehartigers en de kunstenaars. Het is de verkeerde cultuurpolitiek van gevestigde instellingen zoals de Raad voor Cultuur die de kunst meer schade doet dan de aanvallen van de PVV. Want ruwheid past meer bij kunst, dan sociopraat die de aard van kunst verhult.

Werking van kunst kan uitgelegd worden, maar hoeft niet verdedigd te worden. Kunst zet op scherp, kunst maakt de omgeving als nieuw en kunst biedt in vrijheid hetzelfde als religie: zingeving, troost en schoonheid. Kunst staat dwars op de consensus, kunst zet vragen bij het vanzelfsprekende. Kunst is de mythe, kunst geeft diepte en kunst biedt mogelijkheden tot identificatie, onderscheid en aanscherping van de geest. Kunst raakt het individu.

De stand van zaken van een democratische samenleving kan afgemeten worden aan steun voor kwetsbaren. Hoogbejaarden, geestelijk gehandicapten en zieken kunnen niet voor zichzelf zorgen. Zo is het ook met kunst. Hoewel de noodzaak voor steun afneemt als kunst meer verbonden raakt aan commercie. Dat kan van geval tot geval bekeken worden.

Net als in het onderwijs en de zorg zijn in de cultuursector de managers, de culturele ondernemers en kunstmakelaars opgedrongen. Hoewel het door de kleinschaligheid en de onderbetaling in de sector gelukkig nog meevalt. Maar de tendens bestaat. Zij eten een groot deel van het budget op. Kunstenaars zijn te verdeeld en te veel met zichzelf bezig om daarop eensgezind te reageren.

Zelfregulering van de sector is de sleutel. Sommige kunst kan niet opereren op een open markt en moet gesteund blijven worden. Daar blijft een compact voorwaardenscheppend administratie- en kenniscentrum voor nodig. Maar alle inspanningen vanuit de overheden dienen vervolgens gericht te zijn op de kwaliteiten van kunst alleen.

Niet het doelgroepenbeleid, de emancipatie, de economie of de politieke bedoelingen dienen leidend te zijn in het cultuurbeleid. Kunst gaat om kunst alleen, anders is kunst geen kunst meer. Dan wordt het een afgeleide van zichzelf. Als macramé van de politiek, de gedomesticeerde variant van kunst die voor de politiek kunstjes mag vertonen.

Algemene maatregelen zijn zinnig voor acceptatie van kunst, maar juist daar is de politiek halfslachtig. Onderwijsprogramma’s over media, kunst en cultuur kunnen behulpzaam zijn voor begripsvorming en draagvlak, maar komen onvoldoende van de grond. Want hoe absurd is het niet dat jongeren -in wat men zegt een beeldcultuur te zijn- niet veel meer dan nu geleerd wordt beelden en kunstuitingen te lezen, te plaatsen en te doorgronden? Ze zijn ongewapend in het mediabombardement. Leren het uiteindelijk wel, maar op een verre van doelmatige manier. Zo missen vele jongeren delen van wat kunst is en kan zijn. Ze blijven hangen in een leerproces, uitgezonderd de hoogopgeleiden die er altijd wel komen.

Cultuurbeleid en kunst is een onderwerp waarover veel te zeggen valt en wat blijft boeien door de vormende en overstijgende rol. Ons zwijgen ontstaat niet vanwege een tekort, maar een teveel aan aspecten. Die veelkoppigheid speelt velen parten. Het terugkerende motief is echter dat kunst geen reputatie heeft en niet wordt gehoord.

Ik ben voorstander van een daadkrachtig cultuurbeleid met een behoorlijk budget. Geen vanzelfsprekendheid zoals een Synovate onderzoek van april 2010 uitwijst. Het recente verleden leert dat cultuurpolitieke daadkracht vaak zijn doel voorbijschiet. Zeker als kunst aangehaakt wordt bij sociaal beleid. Da’s oneigenlijk gebruik van kunst en tekent het wantrouwen van beleidsmakers in de kracht van kunst. De pest voor de kunst is dat politici zich er niet sterk voor wensen te maken en dat besluitmakers menen dat kunst ingezet dient te worden voor andersoortige doelen. Opmerkelijk is dat vele goedwillende specialisten uit de kunstwereld hierin getrokken worden en zich laten corrumpereren. Zonder zelfvertrouwen en ambitie. Het slechte image van kunst en cultuur bij de achterban van alle partijen tekent het ontbrekende draagvlak.

Foto: F.S. Shurpin, De Ochtend van ons Vaderland  (1948) met afbeelding van Joseph Stalin