Kunsthal De Zon is perfect voor een verdieping in Magazijn De Zon aan de Utrechtse stadhuisbrug

Magazijn De Zon in Utrecht. Credits: A.G. den Boer

Het gaat niet goed met de Nederlandse vastgoedmarkt. Investeringen in vastgoed blijven dalen. De sterkste prijsdaling vindt plaats bij kantoren, logistiek en – zij het in mindere mate – woningen, aldus CBRE Nederland in een analyse van 19 januari 2023. 

De haperende vastgoedmarkt opent perspectieven voor kunstinitiatieven. Wat voorheen onbetaalbaar was komt geleidelijk binnen bereik van kunstinstellingen.  De stokkende investeringen verklaren wellicht de oproep van de gemeente Utrecht en CBRE Nederland om een maatschappelijke functie aan Magazijn De Zon te geven. Ofwel, dat geeft (vastgoed)wethouder Dennis de Vries de ruimte om dit initiatief te nemen. 

Het is een prima initiatief van het gemeentebestuur om iconische gebouwen voor de bewoners te behouden en ze niet te verkopen aan particuliere partijen. Het voormalige postkantoor aan de Neude waar nu de gemeentebibliotheek is gevestigd is zo’n bestemming om als inwoner van Utrecht trots op te zijn. Dat kan met Magazijn De Zon herhaald worden. Ik vermoed dat dat ook de opzet van het gemeentebestuur is. 

Het pleidooi van Jeroen Wielaert in de NUK voor een museum UMAK is lovenswaardig, maar ook verwarrend. Een museum heeft functies (collectievorming, registratie, documentatie, wetenschappelijk onderzoek) die hier niet aan de orde zijn. Daarom is het beter om te spreken over een Kunsthal. Dat is een gebouw of ruimte waarin een niet-commerciële instelling kunstexposities organiseert. Laten we het Kunsthal De Zon noemen. 

Een Kunsthal geeft meer flexibiliteit dan een museum. Het is ook gezien de kosten beter om geen zware organisatie op te tuigen. Te denken valt aan een Stichting die bij toerbeurt kunstinstellingen de ruimte geeft om exposities te organiseren. Kunstliefde met de projectorganisatie Utrecht Down Under kan daar dan ook aan deelnemen. Ook de Salon van Utrechtse kunstenaars waarvan vier edities door het Centraal Museum en in 2008 een 5e editie door Robbert Roos werden georganiseerd zou weer nieuw leven ingeblazen kunnen worden in Kunsthal De Zon. 

Kunstinstellingen die exposities tonen in Kunsthal De Zon hoeven niet per se uit Utrecht te komen. Utrecht is in Nederland een gewilde, centrale plaats waar exposities ondergebracht kunnen worden die bezoekers uit het hele land kunnen trekken.

Een verdieping van Magazijn De Zon is 2.500 m2 vloeroppervlak. Of 1.350 m2 verhuurbaar vloeroppervlakte. Dat lijkt een gepaste grootte voor een Kunsthal. De huurprijs voor zo’n verdieping komt op zo’n 300.000 euro per jaar. De begane grond is fiks duurder met 585.000 euro per jaar.

Het is gewenst dat de Stichting een profiel voor Kunsthal De Zon ontwerpt waar exposities aan hebben te voldoen. Te denken valt aan een accent op experimentele kunst. Dat heeft als voordeel dat het minder concurreert met galeries, een ruimte biedt op een centrale plek in het land die redelijk uniek is en commerciële tentoonstellingsbedrijven met de wereld rondreizende tentoonstellingen buiten de deur houdt.

Waarom zou de jaarlijks door het Mondriaan Fonds in de marge van Art Rotterdam georganiseerde presentatie ‘Prospects’ die zich richt op beginnende kunstenaars niet naar Utrecht kunnen verhuizen? Of een versie ervan. Laat die ambitie het streven zijn. 

Volgens het nieuwsbericht van de gemeente Utrecht is vastgoedadviseur CBRE namens de gemeente op zoek naar een financieel dragende of kapitaalkrachtige huurder. Ontbrekende financiën zijn doorgaans de flessenhals van kunstprojecten. Kunst- en vermogensfondsen zouden structurele ondersteuning kunnen geven zodat de Stichting financiële zekerheid heeft.

Zoals het Centraal Museum steun van de Hartwig Art Foundation heeft om jaarlijks twee tentoonstellingen in Landhuis Oud Amelisweerd te tonen. Zo’n partnerproject tussen kunstfondsen en kunstinstellingen zou een prima model voor Kunsthal De Zon kunnen zijn. Waarbij het voordeel kan zijn dat de Stichting bij meerdere ondersteuners niet geassocieerd kan worden met een fonds en flexibel is.

Het is kort dag want huurders moeten zich voor 13 februari 2023 melden bij de gemeente Utrecht. Dat is te snel om een Stichting op te richten, maar waarschijnlijk voldoende om het initiatief voor Kunsthal De Zon dat een verdieping van 1.350 m2 wil huren in Magazijn De Zon kenbaar te maken bij gemeente en CBRE. Dit initiatief past immers goed binnen de opzet van het gemeentebestuur. Het geeft Utrecht een prestigieuze Kunsthal die het Utrechtse kunstklimaat kan verdiepen en verbreden. 

Het is belangrijk dat dit initiatief gedragen wordt door Utrechtse en landelijke kunstinstellingen, en Utrechtse en landelijke kunst- en vermogensfondsen. Als enkelen daarvan, zoals het K.F. Hein Fonds, het Fentener van Vlissingen Fonds, het Carel Nengerman Fonds, het Elise Mathilde Fonds, het Prins Bernhard Cultuurfonds Utrecht en het VSBfonds de komende maanden publiekelijk verklaren om Kunsthal De Zon te steunen, dan kan een projectcommissie de details uitwerken, een Stichting oprichten en aan de slag gaan.

Opmerking: de alinea over de huurprijs per etage is op 27 januari 2023 toegevoegd.

NB: Dit stuk is een reactie op het verdienstelijke pleidooi van Jeroen Wielaert in De Nuk van 22 januari 2023.

Kritiek op de selectie van vijf witte mannelijke kunstenaars voor herinrichting Bibliotheek Utrecht is terecht, maar ook onterecht

Utrecht wordt volwassen, want het heeft een eigen relletje over kunst. Het gaat over de inrichting van de op 13 maart 2020 te openen Centrale Bibliotheek aan de Neude. Het voormalige hoofdpostkantoor in de stijl van de Amsterdamse School uit 1924 wordt grondig verbouwd. Er is kritiek gekomen op de selectie van vijf witte mannelijke hedendaagse kunstenaars en ontwerpers, te weten Maarten Baas, Willem Deiman, Frank Halmans, Daan Paans en Jop Vissers Vorstenbosch. Waarom de Bibliotheek Utrecht in een bericht trouwens spreekt over ‘vijf prominente Utrechtse kunstenaars’ is een raadsel. Want Maarten Baars kan moeilijk als een Utrechtse kunstenaar beschouwd worden en heeft meer verbinding met Noord-Brabant.

Zoals het bericht van de Utrechtse Bibliotheek meldt zijn externe fondsen bij de financiering en de realisering betrokken: ‘De kunstwerken zijn mede mogelijk gemaakt door: K.F. Hein Fonds, Gemeente Utrecht, BPD Cultuurfonds, Mondriaan Fonds, Fentener van Vlissingen Fonds, Stichting Stokroos en Stichting Het Boellaardfonds.’

Dat laatste is overigens het fonds dat in de clinch ligt (tot een rechtszaak toe) met het Utrechtse Genootschap Kunstliefde over een voorgestelde en als abrupt ervaren huurverhoging van Kunstliefde’s pand aan de Nobelstraat die door het Boellaardfonds werd opgelegd. Het Utrechtse K.F. Hein Fonds meldt in een berichtje op de eigen site het volgende, maar doorklikken levert een dode link op: ‘Door partnerships aan te gaan met een aantal Utrechtse partijen proberen we ondersteuning op maat te bieden én met elkaar te werken aan grote thema’s. Bijvoorbeeld met Bibliotheek Utrecht aan plek voor Utrechtse kunstenaars in hun nieuwe onderkomen (..).’

De witte, mannelijke kunstcriticus van middelbare leeftijd (1957) Rutger Pontzen van de Volkskrant besteedde in een column met de titel ‘Minder witte mannen in de kunst? Sweet dreams!’ op 9 januari 2020 aandacht aan de kwestie. Hij verwijt de vijf witte, mannelijke kunstenaars niet dat ze zijn wie ze zijn, maar zet vraagtekens bij de selectie. Hij geeft vooral het Mondriaan Fonds een veeg uit de pan: ‘Blijkbaar belijdt het fonds iets met de mond dat het met geld lijkt tegen te spreken.

Maar het is de vraag of het Mondriaan Fonds leidend is bij dit project. Het lijkt er sterk op dat Pontzen het Mondriaan Fonds een te grote rol toebedeelt. Een andere vraag is in hoeverre het Mondriaan Fonds zich kan en moet bemoeien met de selectie van een commissie die werd voorgezeten door de directeur van het Centraal Museum Bart Rutten. Het lijkt logisch om te veronderstellen dat het Mondriaan Fonds een toezegging had gedaan toen de selectie nog niet definitief was.

Toch begrijp ik de kritiek wel. Zo antwoordde tentoonstellingsmaker Trudi van Zadelhoff gisteren op een bericht hierover op mijn FB-pagina. Ze merkte op dat het ‘erg vreemd’ is dat er geen vrouwen tussen zitten. Dat zag ze als een gemiste kans. Zij heeft gelijk, zoals Rutger Pontzen ook gelijk heeft als hij zijn kritiek wat beter zou focussen. Het is tamelijk opvallend, zeg maar gerust wereldvreemd dat de selectie is uitgekomen bij vijf witte mannelijke kunstenaars/ ontwerpers. Maar de kwestie over identiteit is een doos van Pandora die niet straffeloos geopend kan worden. Want gendergelijkheid is bij lange na niet het enige netelige punt.

Wie het debat over identiteit van kunstenaars begint dient ook te spreken over huidskleur, etniciteit, religie, leeftijd, lichamelijke beperking, seksuele geaardheid, herkomst, Nederlandse taalvaardigheid/integratie, politieke kleur of beroepsopleiding. Naast de subsidie-geschiedenis en financiële positie van de kunstenaar. De diversiteit en pluriformiteit van cultuuruitingen waar Pontzen naar verwijst is een streven dat niet vooruit kan lopen op maatschappelijke ontwikkelingen en aan moet kunnen sluiten bij de kunstpraktijk.

Dat laatste is hier geen probleem, maar dat eerste wel. Ga er maar aan staan als selectiecommissie om vijf kunstenaars/ ontwerpers te kiezen die een perfecte maatschappelijke afspiegeling zijn. Vergeleken daarmee is het maken van een rooster voor een school van voortgezet onderwijs simpeler. Dat zal nooit kloppen. De kunstwereld moet aanvaarden dat de som nooit kan kloppen. Maar zoals gezegd, de selectiecommissie, de Bibliotheek Utrecht en het leidende K. F. Hein Fonds hadden wel wat handiger kunnen opereren. Daartegenover kun je ook zeggen dat het de verdienste is van de selecteurs om niet mee te gaan in eenvoudig identitair denken dat één aspect van identiteit ‘oplost’ en de andere aspecten als opgelost beschouwt door ze stilzwijgend te negeren.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelBibliotheek Utrecht biedt hedendaagse kunst een prominente plek in nieuw gebouw aan de Neude’ op de site van de Bibliotheek Utrecht, 8 januari 2020.

Foto 2: Bericht over partnership op de site van het K. F. Hein Fonds.

Foto 3: Schermafbeelding van deel column ‘Minder witte mannen in de kunst? Sweet dreams!’ van Rutger Pontzen in de Volkskrant, 9 januari 2020.

Foto 4: Schermafbeelding van FB-bericht van George Knight, 9 januari 2020.

Small Art. Bedenkingen bij de tentoonstelling ‘Salon ’18 Utrecht – Amersfoort’ in Rietveldpaviljoen de Zonnehof in Amersfoort

Groot en klein in de beeldende kunst, doet dat ertoe? Dus het formaat van de werken. Anne van der Zwaag (initiator van designbeurs OBJECT) organiseert voor de derde keer de tentoonstelling ‘Big Art‘. Na edities in de oude Amsterdamse diamantbeurs en het monumentale grachtenpand De Zonnewyser op Herengracht 82 opent op 11 oktober de derde editie in de Bijlmerbajes. Met meer dan ’50 oversized works’. Kunstenaar en kunstblogger Niek Hendrix schreef in 2017 over de tweede editie op zijn blog Lost Painters: ‘het criterium van het formaat blijft knagen. Na een paar verdiepingen is iets dat normaal in een huiskamer gigantisch moet zijn, tamelijk lullig. Voordeel is dan dat de werken op hun eigen merits bekeken kunnen worden als die sensatie van het formaat is weggevallen. Nadeel is dus dat er dan soms weinig van het werk overblijft.

Soms moeten kunstwerken de concurrentie aangaan met een imponerend gebouw – vaak tijdelijk leegstaand industrieel erfgoed dat de organisatie voor een prikje mag gebruiken – waarin ze gepresenteerd worden en pakt dat gebrek aan een neutrale plek slecht uit voor de kunst die meer bescherming nodig heeft. Anderzijds kan kunst die de concurrentie aankan voor een prachtige wisselwerking met de ruimte zorgen. Een kwestie van hoog reiken of diep vallen. Dat maakt het spannend en doorbreekt het verwachtingspatroon van een groep schilderijen dat waterpas hangt of spreekwoordelijke lege conceptuele kunst die de spreekwoordelijke witte kubus vult. Of niet dus. Uitdaging voor curatoren is om de fysieke aanwezigheid van het formaat te gebruiken door er wel en niet aan voorbij te gaan, maar het formaat niet te zichtbaar een format te laten zijn dat alles bepaalt. Dan verkeert het in een kunstgreep en wordt het een maniertje die de verrassing inperkt.

In Amersfoort opent op 12 oktober in het Rietveldpaviljoen de Zonnehof een ‘Salon ’18 / Amersfoort – Utrecht’. Het is een initiatief van de Amersfoortse kunstinstellingen Museum Flehite en kunsthal KAdE. Opzet is om deze Salon van Utrechtse hedendaagse kunst om de drie jaar te houden. Dit initiatief valt te zien als een voortzetting van de Salon van Utrechtse kunstenaars en vormgevers die door het Centraal Museum en partners werd georganiseerd onder het directoraat van Sjarel Ex. Ook in leegstaande, ruwe omgevingen zoals het leegstaande stadhuis of Hal 5 van de Utrechtse Jaarbeurs. De laatste vierde editie in de Jaarbeurs (2003) omvatte ‘een ruimte van 7.000 m² waarin circa 300 werken geëxposeerd werden van 63 geselecteerde Utrechtse kunstenaars’. In lijn met de Salon van het Centraal Museum is de tweejaarlijkse kunstroute ‘Utrecht Down Under’ die edities had in de leegstaande gevangenis aan het Wolvenplein (2015) en werfkelders aan de Oudegracht (2013-17) en wordt georganiseerd door het Utrechtse Genootschap Kunstliefde.

Een Utrechtse Salon van Hedendaagse Kunst is dus niet echt een gat in de markt, maar een moderne traditie. Hoewel het opvallend is dat het Centraal Museum het initiatief sinds 2003 heeft losgelaten en het blijkbaar niet meer als hoofdtaak ziet om aan de bevolking periodiek de stand van zaken van de Utrechtse hedendaagse kunst en vormgeving te tonen en de Utrechtse kunstenaars aan zich te binden. Mee kan spelen dat het Centraal Museum door haar maat van te groot voor een servet en te klein voor een tafellaken worstelt met de vraag wat voor museum het is en of haar focus lokaal, provinciaal, nationaal of internationaal moet zijn, of een combinatie daarvan. In Amersfoort is die focus duidelijk: provinciaal. Maar Amersfoort dat het Armando Museum de stad uitjoeg heeft wellicht wel de ambitie die het Centraal Museum mist, maar niet de middelen om zo’n groepstentoonstelling te organiseren. De een kan wel en wil niet, de ander kan niet, maar wil wel.

Dat wreekt zich in de voorwaarden voor deze Salon in Amersfoort. Een email van de organisatie van 1 augustus 2018 zegt onder meer het volgende: ‘De groep deelnemers is groot (50) en de ruimte in de Zonnehof is beperkt. Daarom is er per deelnemer maar 2 x 2 meter wand- of vloeroppervlak beschikbaar. Die ruimte kunnen jullie benutten voor één of meer werken, afhankelijk van de grootte.’ Dat is een opvallende beperking die op voorhand veel kunstwerken uitsluit. En dus kunstenaars. Maar het is vooral een manier van redeneren die niet uitlegt, maar vragen oproept over de keuze van de organisatie voor zoveel kunstenaars op deze gekozen plek. Is het toeval dat beeldhouwer Ruud Kuijer die bekend is om zijn grote beelden langs het Amsterdam-Rijnkanaal niet is uitgenodigd? En wat te denken van de soms immens groot werkende tekenaar Robbie Cornelissen, de doormeanderende Tanja Smeets of de niet te stoppen originele Couzijn van Leeuwen?

Met de beperking van het formaat draait de organisatie het om. Niet de kunst en de kunstenaars staan centraal, maar de beperking en doelstelling van de organisatie. Dit lijkt te gaan om een beschikbaar gebouw, onvoldoende middelen en profilering van de Zonnehof om politieke redenen. Maar zelfs dat is de halve waarheid, want waarom 50 kunstenaars in de Zonnehof tentoongesteld, en niet 5 of 10? Moet de afgestofte traditie van de Salon de publiciteit een kontje geven en museaal Amersfoort op de kaart zetten? Daarbij is de Zonnehof door de architectuur minder geschikt voor de presentatie van niet-ruimtelijk werk. Het wordt een bazar van kunst waarbij het formaat van de werken een te opzichtige beperking is. Kunstenaars zijn financieel en procedureel vaak sluitpost van tentoonstellingen en schikken zich tandenknarsend in hun lot. Maar zo ongegeneerd en grof de organisatie van deze ‘Salon ’18 / Amersfoort – Utrecht’ voorbijgaat aan het belang van kunstenaars om hun werk goed te kunnen presenteren en positioneren wordt nog zelden vertoond.

Foto: Werk van Carel Blotkamp op ‘De Salon van Utrechtse kunstenaars en vormgevers, Stadhuis (org. Centraal Museum)/
Utrecht Salon of artists and designers, City Hall (organized by the Centraal Museum), Utrecht’, 1998.