Depotgebouw: Rotterdam vat aanbestedingsrecht beperkt op

afbeelding.img

Update 4 februari: Architectenbureau MVRDV mag toch het nieuwe museumdepot van Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam ontwerpen. Het bureau heeft geen kennisvoorsprong gekregen op andere architecten door met museumdirecteur Sjarel Ex te praten, oordeelde de rechtbank in Rotterdam. MVRDV had in een kort geding bezwaar gemaakt tegen uitsluiting. De rechter wijst de gemeente Rotterdam terecht. Dat vatte het aanbestedingsrecht te eng op. Rotterdam is tevreden met de uitspraak en zegt niet in beroep te gaan. 

In Rotterdam wordt gewerkt en vallen spaanders. Directeur Sjarel Ex van Museum Boijmans van Beuningen wil uitbreiden met een depotgebouw. Hij probeert van de nood een deugd te maken. Nieuwbouw maakt een eind aan de af en toe onder water lopende kelders waar objecten uit de collectie zijn opgeslagen. De opslag van particuliere collecties, een tentoonstellingruimte om de restauratie-in-progress te tonen en vrij toegankelijke publieksruimtes maken het meer dan een gebouw op een industrieterrein. Beoogde locatie is het museumpark en beoogd architect Winnie Maas van MVDRV. Al in 2008 presenteerde hij een ambitieuze versie, oneerbiedig gezegd model Lack, dat door bezuinigingen niet doorging. In mei 2013 deed Boijmans een nieuwe poging. Er kwam een niet-openbare aanbesteding met de gemeente als opdrachtgever en aanbestedende dienst.

Uit De Volkskrant blijkt dat directeur Ex op 5 september 2013 een fout heeft gemaakt. In een gesprek met Maas over een tentoonstelling in Boijmans van het 20 jaar bestaande MVRDV stipte Ex het depotgebouw aan. Het bericht zegt niet om welke informatie-uitwisseling het ging. Enkele weken later meldde Ex dit in een voortgangsgesprek met de gemeente. De Volkskrant citeert directeur vastgoed van dienst Stadsonwikkeling Petra Verspui: ‘Ex wilde het even melden omdat hij dacht dat het onschuldig was‘. Ex trok zich terug uit de procedure. MVRDV zou door het gesprek met Ex een kennisvoorsprong hebben gekregen en werd door de gemeente uitgesloten. Nadat het de aanbesteding had gewonnen. Maar Maas vond die uitsluiting onterecht en stapte naar de rechter om het besluit van Rotterdam aan te vechten. Op 4 februari doet de rechter uitspraak.

Zoals in De Volkskrant de advocaat van MVRDV aanvoert ligt het niet zo simpel als de reactie van Petra Verspui doet vermoeden. Er is geen eenduidigheid op nationaal en Europees niveau en evenmin tussen rechtbanken. En los van de vraag of er een kennisvoorsprong was, hoe kan een architect als Winnie Maas waarmee Boijmans al in 2008 contact had over het depotgebouw geen kennisvoorsprong hebben? Erik Verweij omschrijft dat in een stuk over aanbestedingsrecht als ‘geen algemene verplichting om alle mogelijke voordelen te neutraliseren‘. Dat voordeel is inherent aan deze situatie. Is de mededinging door Ex verstoord?

Opmerkelijk is dat de aanbestedende dienst uit zichzelf de conclusie heeft getrokken dat de mededinging is verstoord door het contact van Ex met Maas zonder dat een ander deelnemend architectectenbureau klaagde over verstoring van de mededinging. Hoewel dat nog had kunnen volgen. Rotterdam heeft de procedure niet kunnen voorkomen. Da’s jammer. Het had na interne afweging tot de slotsom kunnen komen dat de risico’s op verstoring van de mededinging gering waren en de voordelen voor MVRDV niet onaanvaardbaar groot waren geworden. Zodat het paste binnen een ruimere opvatting van het aanbestedingsrecht. Vraag die blijft is waarom de relatie tussen Rotterdam en Boijmans deze verstoring van de mededinging niet kon lijden.

Foto: ‘Museum Boymans van Beuningen aan de Mathenesserlaan, verlicht ter gelegenheid van de opening op 6 juli 1935‘.

Museumdirecteuren uitgebeeld: Rotterdam en Amsterdam

Museumdirecteuren en museumdirecteuren. Met lieslaarzen in het water of niet. Met stoere brandweermannen aan het werk of niet. Een serieus vak dat vakmanschap vraagt. Vakmanschap is meesterschap, zo klinkt het. Boijmans weet als geen ander museum het gezegde uit te beelden het water is tot aan de lippen gestegen. Op weg naar ’n depotgebouw. Paul Klemann tekent z’n fascinatie voor Ann Goldstein die bij het Stedelijk opstapt.

6793_JPG-LRG

Foto: Paul Klemann, ‘De directrice en de condoomzwaaiende knuffelbeestjes van Mike Kelley‘, 65 x 45 cm, 2012. Vanaf 29 november op Het Gelders Balkon van Museum Moderne Kunst Arnhem.

RvT Stedelijk op zoek naar nieuwe directeur. Goldstein weg

A 34374

Ann Goldstein verlaat per 1 december 2013 het Stedelijk Museum. Zo maakt het museum in een persbericht bekend. Ze volgde Gijs van Tuyl per 1 januari 2010 op. Haar aftreden werd al lange tijd verwacht. Ze bleef al die tijd de afstandelijke Amerikaanse conservator die de media meed en geen contact legde met het publiek en in de praktijk niet de observatie weersprak dat ze geen Nederlands sprak. Er gaan al lange tijd geruchten dat ze Jeffrey Deitch bij het MOCA (The Museum of Contemporary Art) in Los Angeles opvolgt. Haar oude stek.

Volgens het persbericht meent Goldstein ‘dat haar werk voor het museum in haar ogen voltooid is en dat het museum klaar is voor een nieuwe artistieke directeur die het museum in de toekomst zal leiden‘. Ze verklaart: ‘Nu, bijna een jaar na de heropening, hebben we ons lang nagestreefde doel bereikt (..). Ik heb mijn vertrek op 26 juni aan de Raad van Toezicht aangekondigd in de overtuiging dat mijn werk nu voltooid is (..).’ Hoe nu verder? ‘De Raad van Toezicht is het proces van de werving van een nieuwe artistiek directeur inmiddels gestart en verwacht in de eerste helft van 2014 tot een aanstelling te kunnen komen. Algemeen directeur Karin van Gilst zal gedurende die periode zorg dragen voor de continuïteit.’ Voltooid is het steekwoord.

De verantwoordelijkheid voor het vinden van een directeur ligt dus bij de Raad van Toezicht (RvT). Die bestaat uit Alexander Ribbink (voorzitter), Cees de Bruin, Rob Defares, Marry de Gaay Fortman, Guusje ter Horst, Prins Constantijn van Oranje en Willem de Rooij. De laatste is beeldend kunstenaar. Deze RvT is een merkwaardig fenomeen. Toen ABN het als hoofdsponsor nog voor het zeggen had merkte kunstverzamelaar Christiaan Braun op over de media:  ‘Ik kan maar één ding concluderen: hier is sprake van journalistieke vervalsing met het kennelijke oogmerk de overname van het Stedelijk door ABN Amro opnieuw goed te praten’.  Alexander Ribbink is een voormalige topman van TomTom. In 2009 ging de Eerste Turing Toekenning 2009 van 450.000 euro naar het Stedelijk Museum. Een initiatief van Pieter Geelen, mede-oprichter van TomTom.

Het valt te hopen dat de Raad van Toezicht bij het vinden van een nieuwe directeur loskomt van zowel het bestuurlijk-ambtelijk denken zoals dat vertegenwoordigd wordt door de PvdA-politicus Guusje ter Horst als het sponsordenken van Ribbink, Cees de Bruin en Rob Defares die elk goed zijn voor vele tientallen of honderden miljoenen. Ingefluisterd door oude getrouwen die deze (ex-)ondernemers op sleeptouw nemen om ze van een museale waarheid te voorzien. Het Stedelijk hoeft niet ver van huis te gaan. Het kan zoeken in Den Haag, Rotterdam of Amsterdam voor een goede directeur. Zodat het drama Ann Goldstein niet herhaald wordt.

Foto: Jan Dibbets, Perspective Correction – My Studio II, 1969. Credits: Beeldrecht Amsterdam 2004.

Ruyters over Deitch, Haks en de conservatieve museumwereld

image-1

Naar aanleiding van het ontslag van directeur Jeffrey Deitch bij het MOCA (The Museum of Contemporary Artin Los Angeles gaat hoofdredacteur Domeniek Ruyters van Metropolis M los in een beschouwing. In een over zichzelf heen buitelend en prikkelend betoog wordt alles met alles verbonden. Of het klopt is de vraag, maar daar zal het Ruyters niet om te doen zijn. Hij gebruikt het geval Deitch om aan te tonen hoe conservatief de museumwereld is. Niet alleen in de VS, maar ook in Nederland. Da’s als het opengooien van een open deur.

Deitch is een kunsthandelaar die in 2010 museumdirecteur werd. Om het slecht geleide MOCA uit het slop te halen. Het verwijt is dat-ie het MOCA zo populariseerde dat-ie het overleverde aan het amusement. Daar in Los Angeles in het hart van de entertainment-industrie. Ruyters citeert Christopher Knight van de LA Times die het ontslag ingebakken ziet in Deitch’ aanstelling. Want iemand met nauwelijks museumervaring zal een veelgelaagd museum nooit in de vingers krijgen. Het bestuur koerste af op een aangekondigde ramp met Deitch’ aanstelling. Nederland kent ook voorbeelden van mislukte museumdirecteuren die met mooie praatjes haasje-over sprongen naar de populaire cultuur zonder te beseffen wat de functies van een museum waren.

Ruyters noemt Franks Haks als een Nederlandse evenknie van Deitch, maar relativeert die vergelijking door verschillen op te sommen. Haks initieerde en begeleidde eind vorige eeuw de nieuwbouw van het Groninger Museum en begaf zich buiten gebaande paden. Hij kwam niet alleen van de universiteit, maar had daarvoor in Utrecht museumervaring opgedaan. ‘Hij was bovendien een museumman, met oog voor andere zaken‘ merkt Ruyters terecht op. Deitch is de populist die grote slagen maakt en handelaar blijft, Haks de popularisator met oog voor details die vanuit de kunstgeschiedenis en de museumwereld weet hoever grenzen opgerekt kunnen worden. Het ideale profiel van de bouwpastoor. Want in Nederland is museumbeleid vaak vastgoedbeleid.

Het betoog van Ruyters explodeert in een spetterende laatste alinea: ‘Toch denk ik dat de museumwereld enorme behoefte heeft aan directeuren die op een intelligente wijze de bestaande bastions en coalities durven te doorbreken, heersende belangen op het spel durven te zetten, inclusief de eigen geschiedenis van het museum, om met frisse blik naar het heden en het verleden te kunnen kijken. Of ze nu Haks of Deitch heten.

In analyse zo waar, maar in uitvoering zo onwaar. Want hoe stelt Ruyters het zich voor dat het onverzoenlijke verzoend kan worden in een alleskunner die museumdirecteur op z’n sjerp heeft staan? Een noodzakelijke voorwaarde om als museumdirecteur te slagen is voldoende museumervaring, (kunst)historische inhoud, vaardigheden om het ‘genre’ van het kunstmuseum open te breken en bij de tijd te brengen zonder door te schieten richting amusement en voor dat alles voldoende politiek inzicht en handigheid om in college, stad, bestuur, land en bij geldschieters steun op te bouwen. En dat met kunsthistorische opleidingen die geen beroepsvariant ‘museumdirecteur‘ kennen. Het is bij elke aanstelling telkens weer afwachten wat het wordt.

Het ‘burgemeestersmodel‘ van klein beginnen en doorgroeien naar een steeds grotere plek biedt de garantie dat het nooit hopeloos mislukt. Maar zo’n model heeft als nadeel dat een directeur op te late leeftijd de eerste stap zet, de carroussel vervolgens te traag draait bij gebrek aan voldoende plekken, een directeur ingekapseld raakt en de frisse blik verliest, en niet door grenzen gaat die nodig doorbroken moeten worden. Zoals Ruyters vol genegenheid en beste wensen voor de museumsector opmerkt. Zo blijft de museumwereld conservatief.

Foto: Pontus Hulten met een schilderij van Gösta Adrian-Nilsson in de tram in Stockholm 1953. Credits: Lennart Olson.