Ministerie van Buitenlandse Zaken schat in reisadvies voor VS de veiligheidsrisico’s als vergelijkbaar met Nederland in. Klopt dat?

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken geeft reisadviezen en publiceert die op de eigen site. Het brengt de veiligheidsrisico’s in kaart voor toeristen en zakelijke reizigers. Over de VS plaatst het bovenstaande mededeling. Maar blijkbaar is dit nog niet verwerkt in onderstaande tekst die na doorklikken opgeroepen wordt, want daar valt te lezen: ‘In de Verenigde Staten zijn de veiligheidsrisico’s vergelijkbaar met wat u in Nederland gewend bent’. Dat betekent volgens Buitenlandse Zaken dus dat in Nederland door het hele land kans bestaat op terroristische aanslagen, dat sommige delen van grote steden onveilig zijn en geweld door vuurwapens in het hele land voorkomt. Dat is de bizarre werkelijkheid van Buitenlandse Zaken over Nederland.

Opmerkelijk is trouwens ook de opmerking over criminaliteit die zegt ‘Er zijn incidentele gevallen van massale schietincidenten. Deze gevallen zijn niet gericht op toeristen’. Dit is een opmerkelijke toevoeging omdat de massale schietincidenten in onder meer straten of winkelcentra willekeurig zijn en tot willekeurige slachtoffers leiden. Andere landen waarschuwen wel voor het geweld door vuurwapens in de VS, zoals Uruguay dat in een verklaring spreekt over ‘groeiend willekeurig geweld’ (‘creciente violencia indiscriminada’). Dat staat haaks op het reisadvies van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken. De LA Times zegt in een bericht dat ook Venezuela en Japan waarschuwen voor de schietincidenten in de VS. Uit het bericht blijkt ook dat Duitsland, Nieuw-Zeeland en Frankrijk al eerder waarschuwden voor het risico van massale schietpartijen.

Foto 1: Schermafbeelding van deel reisadvies voor de VS van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, gewijzigd 5 augustus 2019.

Foto 2: Schermafbeelding van deel veiligheidsrisico’s van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken voor de VS.

Advertentie

Ruyters over Deitch, Haks en de conservatieve museumwereld

image-1

Naar aanleiding van het ontslag van directeur Jeffrey Deitch bij het MOCA (The Museum of Contemporary Artin Los Angeles gaat hoofdredacteur Domeniek Ruyters van Metropolis M los in een beschouwing. In een over zichzelf heen buitelend en prikkelend betoog wordt alles met alles verbonden. Of het klopt is de vraag, maar daar zal het Ruyters niet om te doen zijn. Hij gebruikt het geval Deitch om aan te tonen hoe conservatief de museumwereld is. Niet alleen in de VS, maar ook in Nederland. Da’s als het opengooien van een open deur.

Deitch is een kunsthandelaar die in 2010 museumdirecteur werd. Om het slecht geleide MOCA uit het slop te halen. Het verwijt is dat-ie het MOCA zo populariseerde dat-ie het overleverde aan het amusement. Daar in Los Angeles in het hart van de entertainment-industrie. Ruyters citeert Christopher Knight van de LA Times die het ontslag ingebakken ziet in Deitch’ aanstelling. Want iemand met nauwelijks museumervaring zal een veelgelaagd museum nooit in de vingers krijgen. Het bestuur koerste af op een aangekondigde ramp met Deitch’ aanstelling. Nederland kent ook voorbeelden van mislukte museumdirecteuren die met mooie praatjes haasje-over sprongen naar de populaire cultuur zonder te beseffen wat de functies van een museum waren.

Ruyters noemt Franks Haks als een Nederlandse evenknie van Deitch, maar relativeert die vergelijking door verschillen op te sommen. Haks initieerde en begeleidde eind vorige eeuw de nieuwbouw van het Groninger Museum en begaf zich buiten gebaande paden. Hij kwam niet alleen van de universiteit, maar had daarvoor in Utrecht museumervaring opgedaan. ‘Hij was bovendien een museumman, met oog voor andere zaken‘ merkt Ruyters terecht op. Deitch is de populist die grote slagen maakt en handelaar blijft, Haks de popularisator met oog voor details die vanuit de kunstgeschiedenis en de museumwereld weet hoever grenzen opgerekt kunnen worden. Het ideale profiel van de bouwpastoor. Want in Nederland is museumbeleid vaak vastgoedbeleid.

Het betoog van Ruyters explodeert in een spetterende laatste alinea: ‘Toch denk ik dat de museumwereld enorme behoefte heeft aan directeuren die op een intelligente wijze de bestaande bastions en coalities durven te doorbreken, heersende belangen op het spel durven te zetten, inclusief de eigen geschiedenis van het museum, om met frisse blik naar het heden en het verleden te kunnen kijken. Of ze nu Haks of Deitch heten.

In analyse zo waar, maar in uitvoering zo onwaar. Want hoe stelt Ruyters het zich voor dat het onverzoenlijke verzoend kan worden in een alleskunner die museumdirecteur op z’n sjerp heeft staan? Een noodzakelijke voorwaarde om als museumdirecteur te slagen is voldoende museumervaring, (kunst)historische inhoud, vaardigheden om het ‘genre’ van het kunstmuseum open te breken en bij de tijd te brengen zonder door te schieten richting amusement en voor dat alles voldoende politiek inzicht en handigheid om in college, stad, bestuur, land en bij geldschieters steun op te bouwen. En dat met kunsthistorische opleidingen die geen beroepsvariant ‘museumdirecteur‘ kennen. Het is bij elke aanstelling telkens weer afwachten wat het wordt.

Het ‘burgemeestersmodel‘ van klein beginnen en doorgroeien naar een steeds grotere plek biedt de garantie dat het nooit hopeloos mislukt. Maar zo’n model heeft als nadeel dat een directeur op te late leeftijd de eerste stap zet, de carroussel vervolgens te traag draait bij gebrek aan voldoende plekken, een directeur ingekapseld raakt en de frisse blik verliest, en niet door grenzen gaat die nodig doorbroken moeten worden. Zoals Ruyters vol genegenheid en beste wensen voor de museumsector opmerkt. Zo blijft de museumwereld conservatief.

Foto: Pontus Hulten met een schilderij van Gösta Adrian-Nilsson in de tram in Stockholm 1953. Credits: Lennart Olson.