Naastenliefde: Van Kerst Inn (1960) tot Eetkast (2020)

Eind jaren 1960 kwam in Nederland de Kerst Inn in de mode. Interessant is wat een bericht van de TU Eindhoven daarover zegt. Het geeft perfect het tijdsbeeld van die tijd weer: ‘Rond de kerstdagen slaat het medeleven met de minder bedeelden in de samenleving onverbiddelijk toe. Aan het eind van de jaren zestig bouwt de THE een naam op met het organiseren van een zogenaamde Kerst Inn. Tweeduizend bezoekers komen in de kerstnacht naar het Auditorium voor een interkerkelijke dienst. Er is eten en drinken, de lokale kunstschilder Sjef Smeets vervaardigt live een paar grote schilderijen op panelen, er treedt een bewegingsgroep op en de muziek wordt verzorgd door de Experimental Lighttown Gospelsingers. Op eerste en tweede kerstdag gaan de deuren van studentencentrum de Bunker open voor bezoekers uit de stad. Er zijn optredens van wat we nu interculturele muziekgroepen zouden noemen.

In een toelichting legt toentertijd Ton de Wilde, een van de organiserende studenten, uit waarom er een Kerst Inn wordt gehouden: ‘Wij proberen om hier een maatschappelijke integratie tot stand te brengen tussen verschillende groepen welke normaal aan de rand van de maatschappij gesitueerd zijn, zoals studenten, buitenlandse arbeiders, ouden van dagen, gehandicapten en dergelijke. En tenslotte willen we proberen een alternatief te bieden voor de kerstviering zoals die vroeger plaats vond in de huiselijke kring, terwijl er duidelijk een andere behoefte bestaat op dit moment.’

Tijden veranderen en het medeleven met de minder bedeelden zoekt nieuwe vormen. De Kerst Inn van de jaren 1960 is vervangen door de Eetkast van de jaren 2020. Mensen die het minder breed hebben kunnen tamelijk anoniem en buiten groepsverband op buurtniveau hun voedsel halen uit een lokale voedselbank. Ook naastenliefde vindt nieuwe vormen.

Slecht bestuur in de museumsector

Update: Terugblik. Onderstaande tekst is een jaar oud. In de reacties wordt de verkoop voorspeld van ‘The Schoolboys’ van Marlene Dumas door museumgoudA die pas op 30 mei 2011 zou worden aangekondigd. Maar wat zijn andere overwegingen een jaar later waard? Een vraag naar de waarde van een blog. 

De afgelopen maanden besteedde ik aan twee museumkwesties aandacht. De mogelijke verhuizing van het Armando Museum naar landhuis Oud-Amelisweerd bij Utrecht en de neergang van museumgoudA. Toevallig speelde op de achtergrond bij beide kwesties Gerard de Kleijn een hoofdrol. Hij is daarnaast in opspraak gekomen als voorzitter van de Amsterdamse Kunstraad bij het vertrek van secretaris Bert Janmaat.

Oud-Amelisweerd. Er zijn twee grote nadelen aan de verhuizing van het Armando Museum naar Oud-Amelisweerd.

1. De gewenste bestuurlijke zorgvuldigheid ontbreekt en betrokkenen geven geen volledige openheid van zaken. Gerard de Kleijn kwalificeerde de gebroken beloften van de gemeente Amersfoort eerder als woordbreuk en onbehoorlijk bestuur.

Schijn van belangenverstrengeling bestaat tussen directeur Ploum van het Armando Museum en Jacobs van het Centraal Museum die als man en vrouw leven. Het overtreedt de ongeschreven regel dat een bestuurder privé en zakelijk altijd gescheiden moet houden. Zelfs als Oud-Amelisweerd de beste optie zou zijn en beide partners op afstand gezet zouden zijn was er al een ethische code doorbroken in de eerste fase en zouden de plannen afgebroken moeten worden. Betrokkenen bij provincie en gemeente Utrecht en gemeente Amersfoort corrigeren dit niet.

Het bestuurlijk onvermogen wringt des te meer omdat er opdracht is gegeven om de haalbaarheid van slechts de locatie Oud-Amelisweerd te onderzoeken. Da’s merkwaardig omdat in Midden-Nederland meerdere locaties beschikbaar zijn. Utrechts Cultuurwethouder Lintmeijer legt de beslissing over de locatie-keuze bij het Armando Museum. Deze uitspraak is des te opvallender omdat het de vraag oproept hoe breed beredeneerd de gegeven opdracht naar de haalbaarheid van Oud-Amelisweerd eigenlijk is. Breder dan het belang van Armando Museum en het Centraal Museum?

Initiatiefnemers laadden de verdenking op zich met voorbijgaan aan inhoudelijke toetsing en onafhankelijke experts de slag om de publiciteit te willen winnen. En zo de lokale politiek met een voldongen feit te confronteren.

Mede door personele belangen en tunnelvisie is de uitkomst van het haalbaarheidsonderzoek daarom al bij voorbaat positief. De echte uitkomst zal af te lezen zijn aan de hoeveelheid randvoorwaarden. Als ze het woord nog vragen, mogen raadsleden uit Utrecht en Amersfoort achteraf de procedure en de bestuurlijke zorgvuldigheid toetsen.

2. Het uit 1770 daterende Oud-Amelisweerd is eigendom van de gemeente Utrecht en wordt beheerd door het Centraal Museum. Het kent kwetsbaar interieur dat onder andere bestaat uit antiek Chinees behang dat uniek is in de wereld. Restauratie van behang en interieur verklaart de afgenomen toegankelijkheid van Oud-Amelisweerd. Deze tijdelijke situatie eindigt als de restauratie afgerond is.

Oud-Amelisweerd is een zomerverblijf in een natuurgebied dat in de winter praktisch onleefbaar is door de kou. Voor het behoud van behang en interieur is het principe van conservation heating leidend. Er kan slechts spaarzaam bijverwarmd worden om de luchtvochtigheid niet te hoog op te laten lopen. Want vocht bespoedigt het verval. In de praktijk betekent dit dat de binnentemperatuur niet meer dan 5 graden Celsius boven de buitentemperatuur gebracht kan worden.

Dit maakt Oud-Amelisweerd in de winter praktisch onbruikbaar als publieksbestemming. In het verleden vonden vanwege de kou publieksactiviteiten dan ook doorgaans niet in de winter plaats. Daarbij komt dat relatief grote aantallen bezoekers de luchtvochtigheid doen toenemen.

Aan de TU Eindhoven promoveerde Marco Martens op een onderzoek naar de klimaatbeheersing van musea en monumentale panden. Hij stelt dat minder installatie soms beter is. Zijn betoog ondersteunt het idee dat extra technische voorzieningen om Oud-Amelisweerd om te bouwen tot een museale bestemming ongewenst zijn en geen oplossing brengen.

MuseumgoudA krijgt structureel te weinig geld van gemeente Gouda. Dat zet een keten in gang die tot ongewenste gevolgen leidt. Wegens een niet sluitende begroting valt museumgoudA buiten de voorwaarden voor subsidies. Zoals de BankGiroLoterij die jaarlijks meer dan 50 culturele instellingen steunt. Niet museumgoudA. Vergelijk het met een andere stad met zo’n 70.000 inwoners, namelijk Assen. In 2010 kreeg het Drents Museum € 200.000 van de BankGiroLoterij. Weliswaar geoormerkt en niet bestemd voor exploitatie, maar aparte projecten vinden snel goedkeuring. Waarom is dat bedrag aan museumgoudA voorbijgegaan?

Gerard de Kleijn is sinds 2010 directeur. Hij is voormalig bestuurder van Amersfoort in C en heeft geen kunsthistorische of museale achtergrond. Zijn benoeming was opmerkelijk. Zijn beleidsplan Tussen Hemel en Aarde is defensief, kent weinig visie en ambitie, en schetst geen nieuw initiatief. Wie als museumdirecteur geen nieuwe initiatieven ontplooit, noch sponsoring en fondsenwerving op een hoger plan brengt, maakt zich afhankelijk van bestaande budgetten.

De musea bevinden zich in zwaar weer. Bezuinigen is een kwestie van maatvoering. Als het boven de 25% gaat dan is het buiten proportie. Dat dreigt te gebeuren met museumgoudA. Het dreigt niet alleen organisatorisch en kunsthistorisch uitgekleed te worden, maar zelfs fysiek. Dan dreigt museumgoudA terug te vallen naar de situatie van haar ontstaan van eind 19de eeuw.

Volgens laatste gegevens wordt museumgoudA door de gemeente een bezuiniging opgelegd van € 400.000 in 2015, te weten 25% van het budget. Een bezuiniging van € 600.000 zweeft als schrikbeeld boven de markt. Dat laatste bedrag komt na aftrek van huur neer op een korting van 50% op de exploitatie. Op een tekort van € 100.000 resteert dan als het ware een opgelegde bezuiniging van € 700.000 dat elk initiatief verlamt.

Goudse raadsleden zouden zich uit moeten spreken over de richting van het museum en minder over geld. Lastig is dat een verzelfstandigd museum op afstand staat en in principe haar eigen koers bepaalt, en de gemeente juist op het gebied van geld iets te zeggen heeft. In de praktijk betekent dat geld en koers in een politiek raadsdebat of een maatschappelijk debat in Gouda niet samenkomen. Gerard de Kleijn is nu bezig alle hedendaagse kunst uit het museum te verwijderen. Komt dat overeen met de wensen van de Goudse gemeenteraad en bevolking? Of is deze discussie nooit gevoerd?

Amsterdamse Kunstraad. Het Parool heeft ruimschoots aandacht besteed aan het vertrek van secretaris Bert Janmaat bij de Amsterdamse Kunstraad. Hij is naar eigen zeggen gedwongen om te vertrekken. Zijn zwijgen is door cultuurwethouder Carolien Gehrels afgekocht als vertrekregeling. Oud-bestuursleden bevestigen het beeld dat Janmaat niet vrijwillig is vertrokken, maar is gedwongen door de gemeente. Door het afgedwongen zwijgen kan er geen inhoudelijk debat met de wethouder gevoerd worden.

De spanning tussen Gehrels en Kunstraad was hoog opgelopen, toen de Kunstraad zich keerde tegen Gehrels’ plan zogenoemde kunstschouwen te benoemen, zegt oud-voorzitter Jan Riezenkamp in Het Parool. Sindsdien is de Kunstraad niet meer om advies gevraagd. De samenwerking met Gehrels was van meet af aan ongemakkelijk. Spanning tussen een adviseur en de geadviseerde is normaal, maar Carolien neemt alles persoonlijk.

Riezenkamp is nog betrokken geweest bij de selectie van de nieuwe voorzitter, Gerard de Kleijn, oud gemeentesecretaris van Amersfoort en een bekende van Gehrels: Het leek een goede man, maar op zijn eerste dag op kantoor zei hij tegen Bert Janmaat dat diens aanwezigheid niet langer op prijs werd gesteld. Het lijkt er sterk op dat voorzitter Gerard de Kleijn de onafhankelijkheid van de Amsterdamse Kunstraad op het spel zet. Hij kiest de kant van de gemeente.

Conclusie: De voorbeelden van Armando Museum en het Centraal Museum, museumgoudA en de Amsterdamse Kunstraad leren dat bestuurlijke zorgvuldigheid ver te zoeken is. Amateurs en professionals werken samen. De cultuursector die budgettair toch al zo onder vuur ligt wordt onnodig beschadigd door slecht bestuur. Good governance is ver te zoeken. Goed bestuur, adequaat toezicht en transparante verantwoording ontbreken.

Achterliggende vraag is waarom de Nederlandse kunsthistorische opleidingen onvoldoende voorzien in de opleiding van museumdirecteuren met goede bestuurlijke kwaliteiten. Veel Nederlandse musea hebben geen Nederlandse kunsthistoricus aan het roer. Tot wat dat leidt leren de tragische ontwikkelingen bij het Centraal Museum en museumgoudA waar in genoemde voorbeelden de inhoud tot sluitpost is geworden.

Foto: Chinees behang rond 1870, kasteel D’Ursel, Hingene, Antwerpen