Textielmuseum Tilburg krijgt Museumprijs 2017

Blijdschap bij het personeel van het Textielmuseum in Tilburg. De uitreiking van de Museumprijs 2017 geeft betrokkenen inclusief de BankGiroLoterij en de Nederlandse Museumvereniging een mooi marketingmoment. Zo gaat dat nu eenmaal. Een verdiend resultaat dat in de tijd past van musea die van de politiek de opdracht krijgen over hun eigen grenzen heen te kijken. Uitdaging is dan om genoeg profiel over te houden. Dat is het Textielmuseum gelukt. Het combineert prachtige wisseltentoonstellingen, een interessante vaste opstelling over het productieproces van textiel en een grensverleggend laboratorium waar ontwerpen van kunstenaars worden geproduceerd. Met het nabijgelegen Museum De Pont en het in Oisterwijk gevestigde EKWC kondigt steeds meer een aantrekkelijke kluster aan van drie eigenzinnige instellingen die de omweg waard zijn.

Foto: Still uit videoUitreiking BankGiro Loterij Museumprijs 2017: TextielMuseum Tilburg’ van de BankGiroLoterij.

Economische afweging voor Armando Museum gevraagd

DeStadAmersfoort.nl zegt in een stukje getiteld ‘Wellicht eind oktober duidelijkheid over Armando Museum
dat het college van b en w van Utrecht op z’n vroegst op 25 oktober een besluit neemt over het definitieve ondernemings- en huisvestingsplan van het Armando Museum in landgoed Oud-Amelisweerd. Naar verluidt wordt de Utrechtse raad op 22 november geïnformeerd. Dit impliceert dat de raad de informatie van het college aanhoort. En die niet kan amenderen of een besluit zelfs formeel hoeft goed te keuren.

Duidelijk is dat Utrecht geen structurele subsidie gaat geven aan het Armando Museum Bureau of Amersfoort-in-C voor het Museum Oud-Amelisweerd. Maar “Wel wil de gemeente Utrecht geld uittrekken voor de renovatie van en het gereedmaken van Oud Amelisweerd, maar de exploitatiekosten zijn voor Amersfoort, of voor het Armando Museum“, aldus woordvoerder Jeroen Bosch van de gemeente Utrecht. Het is een raadsel wat Bosch hiermee bedoelt. Want de renovatie van landhuis Oud-Amelisweerd is zo goed als afgerond. Hij doelt waarschijnlijk op de additionele herinrichtingskosten van een museum.

Als Utrecht besluit om rond een Armando Collectie een Museum Oud-Amelisweerd in Oud-Amelisweerd te huisvesten dan gaat de eenmalige bijdrage van Utrecht door productsponsoring volledig in de investeringen zitten en gaat er geen cent naar de exploitatie. Dit geeft een impuls aan de investeringen, maar versterkt het draagvlak van de exploitatie niet. Het lijkt voor een realistische inschatting van inkomsten en uitgaven van de exploitatie belangrijk om een langere termijn van vijf jaar aan te houden. Wanneer de overloop met de investeringen voorbij is en de exploitatie definitief op eigen benen staat.

Het is belangrijk om bij de exploitatie eigen inkomsten niet rooskleuriger in te schatten dan bij Nederlandse musea gebruikelijk is. Zo haalt een in het centrum van Rotterdam gelegen publieksmuseum als Boijmans dat publicitair aan de weg timmert, een vast publiek heeft opgebouwd en een doelmatig museumgebouw exploiteert over 2010 een kostendekkingspercentage van 47%. Met Oud-Amelisweerd vergelijkbare musea als Huis Doorn (41,1%) en Paleis Het Loo (23,4%) hadden in 2010 een lagere dekkingsgraad. Voor een museum in de opstartfase lijkt een kostendekkingspercentage voor de eerste vijf jaar tussen de 25 en 40% reeël.

Complicatie voor de financiële basis van een Museum Oud-Amelisweerd is dat het door geen van de drie betrokken gemeenten van harte wordt gesteund. Dat komt door de eigendomstructuur en de Amersfoortse invalshoek. Want het landhuis Oud-Amelisweerd en koetshuis zijn eigendom van de gemeente Utrecht, liggen op Bunniks grondgebied en zijn beleidsmatig en mentaal nog verbonden aan Amersfoort. Het cement van de provincie voegt dat niet. De anderen zien dat niet anders, zoals de opmerking van Utrechts woordvoerder Jeroen Bosch aangeeft: ‘de exploitatiekosten zijn voor Amersfoort, of voor het Armando Museum’. 

Foto: Het Scheepvaartmuseum Amsterdam: ‘Restaurant Stalpaert is een museumrestaurant zoals je nog nooit hebt gezien.’

Armando Museum lijkt zeker van haar zaak

Afgelopen vrijdag werd namens het Armando Museum Bureau niet voor de eerste maal het bericht naar buiten gebracht dat de BankGiroLoterij de herbouw met 1 miljoen euro steunt. Voor de beleidswijziging van het Amersfoortse college werd dat nieuws op 16 februari 2010 ook al gemeld. Hoewel iedereen toen nog dacht dat het geld bestemd was voor de herbouw in de Elleboogkerk.

RTV Utrecht meldt op 26 augustus op haar site onder de kop Geld BankGiroLoterij naar huisvesting collectie het volgende: Het Armando Museum mag 1 miljoen euro van de BankGiroLoterij aan de huisvesting van de collectie in Utrecht uitgeven. Het museum zat jaren gevestigd in de Elleboogkerk in het centrum van Amersfoort, maar dat brandde in 2007 volledig af. Het museum kan niet terug naar haar oude onderkomen en verhuist daarom naar landhuis Oud-Amelisweerd in Bunnik.

Opvallend is de timing van dit nieuws dat al anderhalf jaar bekend is. Dat heeft te maken met een raadscommissie van de gemeente Utrecht die voor 1 september met een plan van aanpak komt voor landhuis Oud-Amelisweerd. In oktober wordt het in de raad behandeld. Hierbij staat de afweging centraal of een monumentaal landhuis en landgoed zich verdragen met het uitbaten van een museum van omstreeks 30.000 bezoekers per jaar. Het streefgetal volgens Armando Museum Bureau en Amersfoort-in-C.

Merkwaardig is eveneens dat in de raadsbrief van de gemeente Utrecht wordt gesproken over een Museum Oud-Amelisweerd dat de Armando Collectie huisvest terwijl RTV Utrecht een bericht overneemt dat over het Armando Museum praat.

De laatste zin van het bericht loopt vooruit op de uitkomst zoals het Armando Museum Bureau zich dat wenst: Het museum kan niet terug naar haar oude onderkomen en verhuist daarom naar landhuis Oud-Amelisweerd in Bunnik. Dat daarom vat alle bestuurlijke onzorgvuldigheid samen. Hiermee versmallen RTV Utrecht en Armando Museum de keuze tot Elleboogkerk of zomerverblijf Oud-Amelisweerd. Andere locaties zijn nooit serieus in overweging genomen.

Amersfoort-in-C en Armando Museum Bureau lijken zeker van hun zaak. Maar woordvoerder Hans van Oort van de gemeente Utrecht zegt dat er geen dingen in gang gezet worden die daarvoor een bedreiging vormen. Dat geldt ook voor het kleinschalige karakter van De Veldkeuken in het koetshuis. Valt dat te combineren met tienduizenden bezoekers per jaar? Maar wie bepaalt dat zonder een integraal, inhoudelijk debat?

Jammer is dat bestuurders en de controleurs op het bestuur zich nooit een diepgravend inhoudelijk debat hebben toegestaan of een Armando Museum in Oud-Amelisweerd het meest voor de hand ligt. Welk etiket men daar voor de buitenwacht ook opplakt. Afgelopen maanden lijkt alle aandacht te zijn gaan zitten in het formuleren van procedurele en technische voorwaarden zonder dat men naar de kern gekeken heeft. Namelijk de inhoudelijke afweging of  een Armando Museum in Oud-Amelisweerd wel zo gepast en wenselijk is.

Foto: Koetshuis met De Veldkeuken in Amelisweerd

Slecht bestuur in de museumsector

Update: Terugblik. Onderstaande tekst is een jaar oud. In de reacties wordt de verkoop voorspeld van ‘The Schoolboys’ van Marlene Dumas door museumgoudA die pas op 30 mei 2011 zou worden aangekondigd. Maar wat zijn andere overwegingen een jaar later waard? Een vraag naar de waarde van een blog. 

De afgelopen maanden besteedde ik aan twee museumkwesties aandacht. De mogelijke verhuizing van het Armando Museum naar landhuis Oud-Amelisweerd bij Utrecht en de neergang van museumgoudA. Toevallig speelde op de achtergrond bij beide kwesties Gerard de Kleijn een hoofdrol. Hij is daarnaast in opspraak gekomen als voorzitter van de Amsterdamse Kunstraad bij het vertrek van secretaris Bert Janmaat.

Oud-Amelisweerd. Er zijn twee grote nadelen aan de verhuizing van het Armando Museum naar Oud-Amelisweerd.

1. De gewenste bestuurlijke zorgvuldigheid ontbreekt en betrokkenen geven geen volledige openheid van zaken. Gerard de Kleijn kwalificeerde de gebroken beloften van de gemeente Amersfoort eerder als woordbreuk en onbehoorlijk bestuur.

Schijn van belangenverstrengeling bestaat tussen directeur Ploum van het Armando Museum en Jacobs van het Centraal Museum die als man en vrouw leven. Het overtreedt de ongeschreven regel dat een bestuurder privé en zakelijk altijd gescheiden moet houden. Zelfs als Oud-Amelisweerd de beste optie zou zijn en beide partners op afstand gezet zouden zijn was er al een ethische code doorbroken in de eerste fase en zouden de plannen afgebroken moeten worden. Betrokkenen bij provincie en gemeente Utrecht en gemeente Amersfoort corrigeren dit niet.

Het bestuurlijk onvermogen wringt des te meer omdat er opdracht is gegeven om de haalbaarheid van slechts de locatie Oud-Amelisweerd te onderzoeken. Da’s merkwaardig omdat in Midden-Nederland meerdere locaties beschikbaar zijn. Utrechts Cultuurwethouder Lintmeijer legt de beslissing over de locatie-keuze bij het Armando Museum. Deze uitspraak is des te opvallender omdat het de vraag oproept hoe breed beredeneerd de gegeven opdracht naar de haalbaarheid van Oud-Amelisweerd eigenlijk is. Breder dan het belang van Armando Museum en het Centraal Museum?

Initiatiefnemers laadden de verdenking op zich met voorbijgaan aan inhoudelijke toetsing en onafhankelijke experts de slag om de publiciteit te willen winnen. En zo de lokale politiek met een voldongen feit te confronteren.

Mede door personele belangen en tunnelvisie is de uitkomst van het haalbaarheidsonderzoek daarom al bij voorbaat positief. De echte uitkomst zal af te lezen zijn aan de hoeveelheid randvoorwaarden. Als ze het woord nog vragen, mogen raadsleden uit Utrecht en Amersfoort achteraf de procedure en de bestuurlijke zorgvuldigheid toetsen.

2. Het uit 1770 daterende Oud-Amelisweerd is eigendom van de gemeente Utrecht en wordt beheerd door het Centraal Museum. Het kent kwetsbaar interieur dat onder andere bestaat uit antiek Chinees behang dat uniek is in de wereld. Restauratie van behang en interieur verklaart de afgenomen toegankelijkheid van Oud-Amelisweerd. Deze tijdelijke situatie eindigt als de restauratie afgerond is.

Oud-Amelisweerd is een zomerverblijf in een natuurgebied dat in de winter praktisch onleefbaar is door de kou. Voor het behoud van behang en interieur is het principe van conservation heating leidend. Er kan slechts spaarzaam bijverwarmd worden om de luchtvochtigheid niet te hoog op te laten lopen. Want vocht bespoedigt het verval. In de praktijk betekent dit dat de binnentemperatuur niet meer dan 5 graden Celsius boven de buitentemperatuur gebracht kan worden.

Dit maakt Oud-Amelisweerd in de winter praktisch onbruikbaar als publieksbestemming. In het verleden vonden vanwege de kou publieksactiviteiten dan ook doorgaans niet in de winter plaats. Daarbij komt dat relatief grote aantallen bezoekers de luchtvochtigheid doen toenemen.

Aan de TU Eindhoven promoveerde Marco Martens op een onderzoek naar de klimaatbeheersing van musea en monumentale panden. Hij stelt dat minder installatie soms beter is. Zijn betoog ondersteunt het idee dat extra technische voorzieningen om Oud-Amelisweerd om te bouwen tot een museale bestemming ongewenst zijn en geen oplossing brengen.

MuseumgoudA krijgt structureel te weinig geld van gemeente Gouda. Dat zet een keten in gang die tot ongewenste gevolgen leidt. Wegens een niet sluitende begroting valt museumgoudA buiten de voorwaarden voor subsidies. Zoals de BankGiroLoterij die jaarlijks meer dan 50 culturele instellingen steunt. Niet museumgoudA. Vergelijk het met een andere stad met zo’n 70.000 inwoners, namelijk Assen. In 2010 kreeg het Drents Museum € 200.000 van de BankGiroLoterij. Weliswaar geoormerkt en niet bestemd voor exploitatie, maar aparte projecten vinden snel goedkeuring. Waarom is dat bedrag aan museumgoudA voorbijgegaan?

Gerard de Kleijn is sinds 2010 directeur. Hij is voormalig bestuurder van Amersfoort in C en heeft geen kunsthistorische of museale achtergrond. Zijn benoeming was opmerkelijk. Zijn beleidsplan Tussen Hemel en Aarde is defensief, kent weinig visie en ambitie, en schetst geen nieuw initiatief. Wie als museumdirecteur geen nieuwe initiatieven ontplooit, noch sponsoring en fondsenwerving op een hoger plan brengt, maakt zich afhankelijk van bestaande budgetten.

De musea bevinden zich in zwaar weer. Bezuinigen is een kwestie van maatvoering. Als het boven de 25% gaat dan is het buiten proportie. Dat dreigt te gebeuren met museumgoudA. Het dreigt niet alleen organisatorisch en kunsthistorisch uitgekleed te worden, maar zelfs fysiek. Dan dreigt museumgoudA terug te vallen naar de situatie van haar ontstaan van eind 19de eeuw.

Volgens laatste gegevens wordt museumgoudA door de gemeente een bezuiniging opgelegd van € 400.000 in 2015, te weten 25% van het budget. Een bezuiniging van € 600.000 zweeft als schrikbeeld boven de markt. Dat laatste bedrag komt na aftrek van huur neer op een korting van 50% op de exploitatie. Op een tekort van € 100.000 resteert dan als het ware een opgelegde bezuiniging van € 700.000 dat elk initiatief verlamt.

Goudse raadsleden zouden zich uit moeten spreken over de richting van het museum en minder over geld. Lastig is dat een verzelfstandigd museum op afstand staat en in principe haar eigen koers bepaalt, en de gemeente juist op het gebied van geld iets te zeggen heeft. In de praktijk betekent dat geld en koers in een politiek raadsdebat of een maatschappelijk debat in Gouda niet samenkomen. Gerard de Kleijn is nu bezig alle hedendaagse kunst uit het museum te verwijderen. Komt dat overeen met de wensen van de Goudse gemeenteraad en bevolking? Of is deze discussie nooit gevoerd?

Amsterdamse Kunstraad. Het Parool heeft ruimschoots aandacht besteed aan het vertrek van secretaris Bert Janmaat bij de Amsterdamse Kunstraad. Hij is naar eigen zeggen gedwongen om te vertrekken. Zijn zwijgen is door cultuurwethouder Carolien Gehrels afgekocht als vertrekregeling. Oud-bestuursleden bevestigen het beeld dat Janmaat niet vrijwillig is vertrokken, maar is gedwongen door de gemeente. Door het afgedwongen zwijgen kan er geen inhoudelijk debat met de wethouder gevoerd worden.

De spanning tussen Gehrels en Kunstraad was hoog opgelopen, toen de Kunstraad zich keerde tegen Gehrels’ plan zogenoemde kunstschouwen te benoemen, zegt oud-voorzitter Jan Riezenkamp in Het Parool. Sindsdien is de Kunstraad niet meer om advies gevraagd. De samenwerking met Gehrels was van meet af aan ongemakkelijk. Spanning tussen een adviseur en de geadviseerde is normaal, maar Carolien neemt alles persoonlijk.

Riezenkamp is nog betrokken geweest bij de selectie van de nieuwe voorzitter, Gerard de Kleijn, oud gemeentesecretaris van Amersfoort en een bekende van Gehrels: Het leek een goede man, maar op zijn eerste dag op kantoor zei hij tegen Bert Janmaat dat diens aanwezigheid niet langer op prijs werd gesteld. Het lijkt er sterk op dat voorzitter Gerard de Kleijn de onafhankelijkheid van de Amsterdamse Kunstraad op het spel zet. Hij kiest de kant van de gemeente.

Conclusie: De voorbeelden van Armando Museum en het Centraal Museum, museumgoudA en de Amsterdamse Kunstraad leren dat bestuurlijke zorgvuldigheid ver te zoeken is. Amateurs en professionals werken samen. De cultuursector die budgettair toch al zo onder vuur ligt wordt onnodig beschadigd door slecht bestuur. Good governance is ver te zoeken. Goed bestuur, adequaat toezicht en transparante verantwoording ontbreken.

Achterliggende vraag is waarom de Nederlandse kunsthistorische opleidingen onvoldoende voorzien in de opleiding van museumdirecteuren met goede bestuurlijke kwaliteiten. Veel Nederlandse musea hebben geen Nederlandse kunsthistoricus aan het roer. Tot wat dat leidt leren de tragische ontwikkelingen bij het Centraal Museum en museumgoudA waar in genoemde voorbeelden de inhoud tot sluitpost is geworden.

Foto: Chinees behang rond 1870, kasteel D’Ursel, Hingene, Antwerpen

Hervorming museumsector gevraagd

Commentaar van januari 2011:

Hoe komen entreeprijzen van musea tot stand? Met wat moet je het vergelijken? Is een museum een volledig culturele bestemming of een samengaan van evenement en cultuur? Valt het te vergelijken met een bioscoopkaartje, de toegang van een voetbalwedstrijd, een bibliotheekpas, de entree voor de Efteling of een gratis Studium Generale lezing bij de Universiteit? Is een rendez-vous van twee uur met Van Doesburg hetzelfde als twee uur oogcontact met Kirsten Dunst?

Duidelijk is dat de museumsector niet tot eenduidigheid komt in de prijsstelling. Waar een toeslag van € 2,50 voor de Nachten van Van Gogh redelijk lijkt, komt € 6,00 toeslag voor Van Doesburg in de Leidse Lakenhal buitensporig over. Minder kwaliteit, minder naam, minder museum, maar toch een tweemaal zo hoge toeslag? Alsof een kaartje voor een voetbalwedstrijd in het stadion van VVV of RKC tweemaal zo duur is als Ajax in de Arena.

Hoewel op plaatselijk niveau voor pashouders of doelgroepen regelingen bestaan voor gratis toegang ontbreekt er in Nederland een overkoepelende regeling. Zo weten Fransen op woensdag gratis hun musea te vinden en heeft de Franse president Sarkozy de toegang tot de staatsmusea voor jeugdigen onder de 25 jaar gratis gemaakt. Ook andere groepen als werklozen en mensen die op de bijstand aangewezen zijn hebben gratis toegang. Sociaal beleid stroomt de musea binnen.

Terwijl inkomsten uit de verkoop van toegangsbiljetten doorgaans ondergeschikt zijn, lijken allerlei initiatieven om de drempel voor minvermogenden te slechten in Nederland niet te slagen. Wellicht omdat niemand de rekening wenst te betalen. Deze uitblijvende initiatieven geeft de museumsector geen sociaal en slim gezicht van een organisatie die politieke resultaten boekt.

Een projectgroep van de Museumvereniging concludeert in 2007 dat de Museumkaart een mooi product is voor de musea. De conclusie is dat zelfs zonder sponsor de financiële basis van de Stichting Museumkaart gezond is.

Bij de prijsstelling speelt dat het belang van de Museumkaart voor het Van Gogh Museum op de bedrijfsvoering relatief kleiner is dan bij een provinciaal museum als De Lakenhal, Centraal Museum of Groninger Museum. Door het hoge percentage buitenlandse bezoekers zonder Museumkaart kan het van Gogh Museum de toeslag op de Museumkaart laag houden. Neem de proef op de som en bezoek het Van Gogh Museum op een drukke zomerse dag. De rij voor de binnenlandse kassa voor Museum- en ook ICOM-kaarthouders bedraagt dan een fractie van de buitenlandse rij.

De ongelijkheid in toeslagen werkt verwarrend voor bezoekers. Waarbij het ontbreken van niet-strikt museale instellingen als de Rotterdamse Kunsthal bij het gebruik van de Museumkaart een nieuwe verwarring oplevert voor degenen die niet precies begrijpen wat een museum is. Maar da’s een ander onderwerp.

Oorzaak lijkt dat sommige steden hun gemeentelijke musea in achtereenvolgende bezuinigingsrondes flink hebben afgeknepen. Het ergste moet nog komen. Wat de linkse politiek de PVV terecht verwijt, namelijk rancuneus en kinderachtig gedrag jegens de cultuur kan de PVV terecht terugspiegelen. Middelgrote gemeenten als Amersfoort en Gouda slachtofferen hun musea. Da’s hun eigen prioriteit.

Soms zijn voormalige gemeentemusea op afstand gezet en geprivatiseerd onder de afspraak van een meerjarig contract en subsidie. Waarbij collectie en gebouw in handen van de gemeente blijven als drukmiddel. Of ze zijn nog in naam een gemeentemuseum waarvan de directeur direct rapporteert aan de wethouder van Cultuur.

Maar in beide gevallen zijn museumbudgetten afgelopen jaren verminderd of op zijn best bevroren. Dit terwijl allerlei kosten in de culturele sector bovengemiddeld zijn gestegen.

Daarbij komt dat gemeenten met hun vastgoedbezit avonturen aangegaan zijn en dat willen vermarkten. Waar vroeger kostbare en in het centrum gelegen museumgebouwen pro forma op een balans stonden worden ze nu op een semi-zakelijke markt van het gemeentelijk vastgoedbedrijf ingeboekt. Paradox is dat gemeenten graag een volwaardig en prestigieus museumgebouw willen financieren, maar zich steeds minder vast willen leggen voor de exploitatie met een open eind. Vaak een loze exercitie die ermee eindigt dat verhoogde huurpenningen worden kwijtgescholden. Maar het budget schiet wel de lucht in.

Wat rest is een idee van kapitalisering en een mentale druk op het museum om inschikkelijk te zijn om erger te voorkomen. Met een zwaard van Damocles boven de balans. Het museum is in de val gelopen door te veel te groeien in stenen en mensen en is verregaand inflexibel geworden. Het kan niet meer reageren.

Steeds meer ontbreekt het aan sociaal-democratische wethouders met een hart die een idee van permanente educatie in hun politieke agenda hebben staan. Het ideaal van verheffing van het volk kreeg vroeger gestalte in een royale bijdrage aan het gemeentemuseum. Dat idee ontbreekt nu waar sociaal-democratische wethouders nog meer dan liberale bestuurders gestuurd worden door hun visie van het marktdenken.

Structureel heeft Nederland teveel musea en tentoonstellingen. Hoewel er naar mijn idee maar acht musea zijn die op dit moment regelmatig kwaliteit leveren in hun tentoonstellingen (De Pont, Boijmans, Van Gogh Museum, Haags Gemeentemuseum, Mauritshuis, Van Abbe, Rijksmuseum en op het nippertje, het Stedelijk Museum) staat het land overvol met musea en zuigen vele middelmatige en middelgrote musea een deel van de budgetten weg.

Sommige topmusea beconcurreren elkaar of zelfs zichzelf door een ADHD-achtige programmering. De befaamde tentoonstellingsmachine die op hol geslagen is en niet meer te temmen valt ten koste van verdieping van de inhoud, de uitvoering en het ontbreken van nazorg voor een tentoonstelling. Want aan de horizon doemt een nieuwe naam op die door de afdelingen publiciteit en marketing moet worden gelanceerd. Of de naam van de conservator of de museumdirecteur moet helpen vestigen. Maar geen enkel museum kan op straffe van weggezakte aandacht afhaken.

Nederlandse musea draaien internationaal niet meer mee zoals vroeger en hebben in het bruikleenverkeer weinig in te brengen. Modes bepalen de agenda. Enkele jaren terug was de landententoonstelling populair. Wat volgt? Een tentoonstelling uit eigen collectie met een paar bijzondere bruiklenen, ingegeven door eigen schaarse middelen? Beter lijken terughoudendheid, reflectie en een betere onderlinge afstemming tussen musea zodat de kwaliteit opgekrikt kan worden en bezoekers weer op adem kunnen komen.

Projectsubsidies moeten het budget incidenteel en structureel ophogen. Da’s een onmogelijke opgave. Want het beroep op de Mondriaan Stichting, een vermogensfonds als het VSB Fonds -met een gehavend budget door de crisis-, het Prins Bernhard Cultuurfonds, een lokaal fonds als het K.F. Hein Fonds of een bedrijfssponsor -waarbij de banken deels weggevallen zijn door de crisis- is te groot geworden. Over het maecenaat is hetzelfde te zeggen. Ook dat brengt niet de volledige oplossing.

De BankGiroloterij ondersteunt Nederlandse musea structureel, dat wil zeggen langer dan drie jaar. Zo krijgen middelgrote musea als het Utrechtse Centraal Museum, het Nijmeegse Valkhof of het Haarlemse Frans Hals Museum een jaarlijkse bijdrage van € 200.000. Musea die geen sluitende begroting hebben vissen achter het net. Wat de kloof tussen de haves en de have-nots in museumland vergroot.

Een voorzichtige conclusie is dat de museale sector via de sectorale Museumvereniging niet de indruk weet te wekken de deelbelangen van de afzonderlijke deelnemers te kunnen overbruggen. Lastig in een veld waar concurrenten moeten samenwerken. Dat verschil uit zich eerder in de sexy programmering dan in overleg over aankopen, registratie of behoud. Afzonderlijke musea gaat het financieel slecht en ze hangen aan een lijntje. De relatie met de subsidieverstrekkende gemeente is er doorgaans een van afhankelijkheid.

Musea moeten zich herpositioneren en een stapje terugdoen om toekomstig onheil af te wenden. Het zou helpen -al is het intern binnen de museale sector of in een miniconvent- als er een onderscheid kwam tussen musea met een internationale, nationale of regionale uitstraling. Waarbij mogelijkheden gekwantificeerd worden aan de hand van kwantitatieve criteria zodat musea uit zelfbescherming niet overambitieus kunnen worden. Een kwart van de musea kan opgedoekt worden, waarbij in de keuze niet de regionalisering die het CDA voorstaat, maar de kwaliteit de doorslag moet geven.

Dan kunnen zelfs afnemende budgetten beter hun weg vinden en wordt de bezoeker beter dan nu gediend met een evenwichtige en kwalitatieve landelijke agenda. En wie weet lagere toeslagen. Passende titel voor een nota hierover zou kunnen luiden De Nederlandse museumsector: Van Wildgroei naar Win-Win. Dat laatste begrip is echter te verschrikkelijk voor woorden. De oplossing is namelijk niet meer management en consultants met hun turbo-taal, maar juist minder van dat alles. Terug naar de werkvloer van de echte professionals. Da’s de oplossing. Wie maakt dat duidelijk aan de museumsector?

Foto: Missiemuseum Steyl, Limburg