Wat heeft komedie ‘Weg van Jou’ met Terneuzen en Zeeuws-Vlaanderen te maken?

De romantische komedie ‘Weg van Jou’ (WVJ) gaat over de ambitieuze Evi (Katja Herbers) die in grootstedelijk Rotterdam woont, in het bedrijfsleven carrière wil maken en hoopt uitgezonden te worden naar Rio de Janeiro. Maar het wordt Terneuzen in Zeeuws-Vlaanderen waar ze de voortgang van de bouw van een zeesluis moet bespoedigen. Omdat ik in Terneuzen geboren ben en de streek ken heeft de film mijn bijzondere interesse.

Het is een matig geslaagde film die tot lachen aanzet en de werkelijkheid heerlijk geweld aandoet. Dat laatste is geen bezwaar. Het past zowel binnen het medium film dat niet realistisch hoeft te zijn als binnen het genre komedie dat het moet hebben van overdrijving, stereotypering, tegenstellingen en versimpeling. WVJ is gebaseerd op de Franse komedieBienvenue chez les Ch’tis’ van Dany Boon. Daarin wordt een postbeambte uit de Provence overgeplaatst naar het Noord-Franse Bergues. Hij komt terecht in een koude, winderige streek met onverstaanbare lomperiken. Uiteindelijk vindt hij zijn plek. WVJ wordt in hetzelfde stramien afgewikkeld

Groter bezwaar is dat Evi in IJzendijke gaat wonen. Een dorp in West Zeeuws-Vlaanderen op 20 kilometer van Terneuzen. Dat past slecht binnen de filmwerkelijkheid en wordt magertjes verantwoord door huisvesting die toevallig vrijkomt. Het scenario is dan ook veruit het zwakste onderdeel van de film. Naar verluidt zou het zich eerst afspelen in IJzendijke, ofwel het gemunte ‘Petit Paris’. Dit verklaart de onlogische keuze voor IJzendijke als woonplaats voor Evi dat een idee is uit de eerste versie van het scenario. Initiatiefnemer Jan Lievens uit IJzendijke heeft niet aangedurfd zijn love baby te vermoorden. Zo ontstaat een parodie binnen een komedie.

WVJ schetst een beeld van een maritiem en agrarisch Zeeuws-Vlaanderen zoals dat voor de industrialisatie als gevolg van de aanwijzing van Terneuzen als groeigemeente in de Eerste nota ruimtelijke ordening in 1960 bestond. Een land van ooit, dat zelfs in 1963 al meer bij de tijd was dan het tijdloze tijdperk dat WVJ schetst. Zo ontstaat een mentale plek of constructie van een cultureel geheugen dat onder meer het Verdronken land van Saaftinge, de Westerschelde en de Hoge Springer, de vuurtoren van Nieuwe Sluis, de sluizen en de oude ponton van de veerhaven van Terneuzen en de vele polderweggetjes omvat. Een creatieve keuze die legitiem is, maar anders had kunnen zijn. Impliciete verwijzingen naar de geschiedenis van de streek als win-, grens-, en oorlogsgebied, actuele problemen van krimp en de toekomst van Zeeland had WVJ beter geborgd. Niet voor niets speelt de fanfare bij de doop van de Multratug 29 enige maten van het Zeeuws-Vlaamse volkslied.

Buurtsupers in krimpregio’s hebben de toekomst van het verleden

Krimp is niet zomaar een kwestie die makkelijk te overzien valt en de krimpcoach het antwoord op heeft. Hij meent dat het voor inwoners van kleine dorpen belangrijk is om elkaar te ontmoeten, maar dat dat niet per se in de buurtsuper hoeft te zijn. Dat lijkt op de aan Marie-Antoinette toegeschreven onbedoelde kwinkslag ‘Als ze geen brood hebben, dan eten ze toch cake!’. De zwarte humor in Drenthe wordt door de geschiedenis gekleurd. Ook burgers in krimpgebieden hebben een meervoudige identiteit. Ze willen voorzieningen houden en zien liever geen sociale functies uit hun dorp verdwijnen, maar ze denken ook aan hun portemonnee. De buurtsuper in het Drentse Gasselte gaat dicht, terwijl die in Gasselternijveen weer open gaat. Groeikrimp.

Woord ‘krimp’ van hogerhand verboden in Zeeland. Tegen beter weten in

ZB

Conny van Gremberghe zet me op het spoor met een column over ‘De verboden woorden in Zeeland’: ‘We verbieden vanaf heden het gebruik van woorden en begrippen als expulsiegebied, krimp, ontgroening, vergrijzing, negatief migratiesaldo, ontkerkelijking, ontpoldering, ontheemden, oud en minder en Delta, zodat al die negatieve connaties tot het verleden behoren.’ In variatie op Ockhams scheermes is dit het Zeeuwse scheermes. Wegscheren van negatieve connotaties om bij de politiek correcte verklaring uit te komen.

Aanleiding is een bericht in de PZC over ZB-directeur Perry Moree die door Gedeputeerde Staten op het matje is geroepen over het item ‘Krimp in Zeeland: de ouderen blijven over’ in Nieuwsuur van 14 augustus 2015. Daarin voorspelt Dick van der Wouw van Planbureau Zeeland dat Zeeland tot ‘zeker 2040’ verder zal krimpen en de bevolking met 20.000 tot 360.000 zal afnemen. PZC citeert Moree: ‘Het verleidde Moree tot deze ‘anekdote’. “Na een uitzending van Nieuwsuur (..) moest ik op gesprek komen bij twee gedeputeerden. Zij hadden zich gestoord aan de toonzetting. Ik heb daarna bij ons het woord krimp verboden. Dat is nu het K-woord. Wie het nog gebruikt, krijgt met mij te maken.” Dat laatste klinkt akelig dreigend van Moree.

Maar door een term te verbieden is het verschijnsel nog niet weg. Moree reageert bij het bericht in de PZC en krijgt hoon over zich heen van onder meer journalist Bob Lagaaij die zegt: ‘In wolken van mist – en dito taalgebruik – verdwijnt de heer Moree uit het zicht. ,,Krimp hoeft niet perse een negatieve connotatie te hebben”. Nou dan: gebruik het woord gewoon.’ Moree maakt het ook wel onnodig pijnlijk door zowel zijn taalgebruik als zijn manier van redeneren: ‘Na een goed gesprek met diverse Gedeputeerden naar aanleiding van het programma Nieuwsuur (onderwerp: Krimp in Zeeland) heb ik zelf intern in ZB de lijn ingezet dat krimp niet per se een negatieve connotatie hoeft te hebben. De onafwendbare demografische verandering (minder jeugd, meer senioren), die in Zeeland heftiger plaatsvindt dan op andere plaatsen, biedt juist ook veel kansen op de verdere ontwikkeling van de kwaliteitsprovincie Zeeland, waar het goed wonen, studeren en werken is.

Verklaring voor deze woordenstrijd en het verbieden van het woord krimp is het karakter van ZB waarvan Moree directeur is. ZB dat staat voor Planbureau en Bibliotheek van Zeeland afficheert zichzelf als ‘de grootste culturele instelling in de provincie Zeeland en is één van de toonaangevende bibliotheken in Nederland.’ Dus Planbureau Zeeland is onderdeel van een culturele instelling. In Zeeland is planologie en demografie geen wetenschappelijke reflectie op de ruimtelijke planning of de samenstelling van de bevolking, maar afgeleide van menselijk handelen. In dit geval door wat Gedeputeerde Staten verordonneert en de ZB-directeur opvolgt.

Foto: Schermafbeelding van ‘Over ZB’.

Over krimpregio’s en leegstaande kerken. Minister van Krimp?

Wat moet er met de kerken in Groningen gebeuren? Leegstand neemt toe door ontkerkelijking en ontvolking, het onderhoud wordt duurder en dan is er nog de schade als gevolg van de aardbevingen door gaswinning. Door het kabinet tot 1 juli op een lager pitje gezet. Om het karakter van de dorpen te behouden is het vanzelfsprekend dat overheid en NAM de schade herstellen. Maar wat moet er vervolgens met de kerken gebeuren? Want hun oorspronkelijk functie komt niet meer terug. In elk geval niet in dezelfde mate.

D66-leider Alexander Pechtold pleitte vandaag in Gelderland voor een minister van Krimp, aldus Omroep Gelderland. Zo’n programmaminister kan inwonend bij een minister van Ruimtelijke Ordening door focussen, bundelen en coördineren aan de slag met problemen die de dalende bevolking in krimpregio’s zoals de Achterhoek, Zeeuws-Vlaanderen, Oost-, en Noord-West-Groningen en Zuid-Limburg met zich meebrengt. Krimp tast de leefbaarheid in deze regio’s aan. Dus inclusief de aanpak van leegstaande kerken, verdwijnende winkels of scholen. In analogie met het grote steden beleid dat vanaf 1998 werd beheerd door een minister zonder portefeuille. Pechtold meent dat het platteland meer is dan landbouw. Door de electorale aanval te openen op het CDA geeft hij aan dat D66 zich buiten de Randstad sterk genoeg voelt om zich er te profileren.