De Zeeuwse gereformeerde dominee C. Harinck doet aan uitlegkunde aan de hand van voorvallen in de Bijbel. In dit geval over Lydia de purperverkoopster. De Bijbel uitleggen is voor gereformeerde christenen een zaak van genade. En ontvangen.
De interpretatie van geschreven teksten is voor literatuur niet anders dan voor een religieus geschrift als de Bijbel. Interpretatie is altijd persoonlijk. Ook bij deze dominee. Het verschil is dat de dominee doet alsof de Bijbel geen geconstrueerde, maar een ontvangen tekst is. Met de claim dat het om een hogere waarheid gaat dan bij Shakespeare, Tolstoi of Ernaux.
Dominee Harinck maakt zijn uitleg literair interessant door er een raamvertelling van te maken. De Oud Schotse episode is een verhaal in een verhaal. Dit geeft aan dat literatuur en religie uit dezelfde bron putten. Ze zijn twee kanten van dezelfde medaille met het verschil dat de religieuze kant voortdurend wordt opgepoetst.
Treffend is wat Harinck vertelt over de Schotse vrouw die een avondmaal wil bijwonen, maar geen avondmaalspenning heeft: ‘En toen brak die vrouw. En toen zei ze, “inderdaad, ik kan het niet vertellen. Ik kan niet zeggen of Jezus door de deur binnengekomen is of dat hij een gat in de muur heeft gegraven en zo binnen is gekomen, maar vroeger was hij niet in mijn hart en nu is hij er wel.”‘ Dat is fictie die gebruikmaakt van literaire motieven en begrippen.
Harinck concludeert dat dat het voornaamste is en de vrouw alsnog een avondmaalspenning kreeg. Eerder had hij uitgelegd dat die penning het bewijs was voor een bekering. Deze gereformeerde dominee construeert zijn verhaal rond het ontvangen van genade.