![](https://georgeknightlang.wordpress.com/wp-content/uploads/2019/08/han-bennink-misha-mengelberg-kralingen-popfestival-rotterdam-07-1970.1724-11-1.jpg)
Televisiepresentatrice Dieuwertje Blok zegt in een artikel in De Telegraaf teleurgesteld te zijn in haar eigen generatie. Ze komt met deze uitspraak ter gelegenheid van het legendarische festival Woodstock dat precies 50 jaar geleden in het Amerikaanse Bethel plaatsvond. Het werd gehouden van 15 tot en met 18 augustus 1969. Voor Omroep Max heeft Blok het door POSVIDEO geproduceerde programma ‘Het moment: Woodstock’ gemaakt om stil te staan bij dit jubileum. De vraag die ze stelt is volgens de toelichting bij dit programma de volgende: ‘Wat is de impact van het feest van ‘3 dagen vrede en muziek’ geweest?’ Kunnen we dat terughalen?
Ik was er niet bij in Bethel, maar wel 10 maanden later op het festival in het Rotterdamse Kralingen dat ook toen al als een opvolger van Woodstock werd beschouwd. Ik denk er daarom zijdelings over te kunnen oordelen. Omroep Max presenteert Woodstock in een achtergrondartikel als ‘hoogtepunt van de hippiecultuur’. Max gaat zelfs in de versnelling als het zegt dat ‘de aanwezigen zich tijdens het festival in een aparte wereld met zijn eigen normen en waarden waanden’. Max gaat verder over Woodstock: ‘Het staat symbool voor het hoogtepunt van de tegencultuur van de jaren 60, die tegenwoordig ook wel de ‘Woodstockgeneratie’ wordt genoemd. De tegencultuur uit de jaren 60 bestaat voornamelijk uit babyboomers die zijn opgegroeid in het naoorlogse Westen. Zij willen hun leven drastisch anders invullen dan hun ouders. Zij zijn voor het ter discussie stellen van autoriteit, voor gelijke rechten tussen man en vrouw, antimilitaristisch, voor mensenrechten, seksuele vrijheid en experimenteren met drugs. Voor een deel kunnen we de individuele vrijheden die we nu voor lief nemen, toeschrijven aan de hippies uit de jaren 60.‘
Wat klopt van deze generalisaties? Hoe terecht is het om teleurgesteld te zijn in de eigen generatie zoals Blok? Is het niet zo dat een eigen generatie het nooit alleen voor het zeggen heeft en altijd gestuurd wordt door een eerdere generatie? De generatie-Woodstock was het kind van de regenten-generatie. Nauw verbonden met elkaar. Eind jaren ’60 was de de zittende macht sterk aanwezig, des te meer omdat het de druk van de opkomende tegenbeweging voelde. Maar die tegencultuur drong niet door tot het centrum van de macht.
In 1969 voerde de rechtse president Nixon een harde binnenlandse politiek. Hij ging niet echt de dialoog met een jongere generatie aan vanwege de oorlog in Vietnam en Johnsons Great Society die hij waar mogelijk afbouwde. In 1970 was de KVP’er Piet de Jong de premier van Nederland. Hij kocht zoals regenten deden de vrede af. Een gelijkenis tussen De Jong en Nixon is overigens opvallend. Zij vielen allebei diep na hun regeringsperiode, maar werden later opgewaardeerd. De Jong was daarin tamelijk passief en Nixon werkte actief aan zijn herwaardering als staatsman. Als de macht passend regeert, maar dat in de eigen tijd onvoldoende gezien wordt, dan moet er wat water onder de brug stromen om dat uit te doen komen.
Woodstock als ‘hoogtepunt van de hippiecultuur’ wil niet zeggen dat het uitsluitend een verschijningsvorm daarvan was. Dat was het niet. Onder het uiterlijk van de hippie zat in de meeste gevallen een gedienstig individu verscholen die deel uitmaakte van de samenleving die door de ouders werd geleid. De generatiekloof was minder scherp dan nu wordt voorgesteld. Het verzet door jongeren was in de meeste gevallen hybride en halfslachtig. Het festival in Kralingen werd bezocht door gewone jongens en meisjes van die tijd. Zoals ik. In 1974 kon ik niet ontkomen aan de militaire dienstplicht en werd ik tegen mijn zin in ingelijfd ondanks mooie ideeën over vrijheid en de waan over ‘eigen normen en waarden’ van een popfestival. Dat was in 1970 niet de realiteit, maar een instabiele vrijplaats. Pas in 1975 eindigde de Vietnamoorlog. Tijdens Woodstock waren meer dan een half miljoen Amerikaanse militairen daarheen uitgezonden, waarvan vele dienstplichtigen.
Wel was het optimisme in die tijd groot en paste daarbij een groot zelfvertrouwen. Het geloof in een betere samenleving werd breed gedeeld onder jongeren in het Westen. Dat was een zeldzame combinatie van naïviteit en eigenzinnigheid die door de toevallige aanwezigheid van externe omstandigheden kon ontstaan.
Maar 50 jaar later ligt romantisering op de loer. Niet in het minst om niet zozeer het toen, maar het nu te verklaren. De hippiecutuur is een cliché dat tot een vaste gedachtewending in de media is geworden. In elk geval wordt die breder gemaakt dan die werkelijk was. Dat de op ouderen gerichte Omroep Max aandacht besteedt aan de jongerencultuur van Woodstock en Kralingen is paradox én duiding. Het is afwachten of dat tot werkelijk begrip van het gevoel en het optimisme van toen leidt als dat al onvermengd terug te halen is.
Foto: ‘Han Bennink, Misha Mengelberg Kralingen Popfestival Rotterdam 07-1970‘. Pieter Boersma Photography. Copyright © 2009 by Pieter Boersma. All rights reserved.