Wim Delvoye in Museum Tinguely Basel. Alles is te koop

Kunst en ondernemerschap, ze worden vaak in één adem genoemd. Vooral door politici die vinden dat kunst niet zozeer moet aanscherpen, maar moet … ondernemen. Het soort politicus dat zich gedraagt als politieke ondernemer. Er zijn kunstenaars die zeggen daar anders over te denken. Hoewel dat geenszins wil zeggen dat ze daarmee anders handelen. De ultieme handelswijze bestaat uit het neutraliseren van maatschappijkritiek door die te integreren in het eigen werk. Dat leidt tot kunst die in de thematiek aanscherpt, maar in de inhoud bot en getemd is. Als relativering die alle waarden ter discussie stelt. Ook die van authenticiteit, schoonheid, waarheid of verzet. Het verwijst slechts naar zichzelf. Het streeft nergens naar. Deze kunst walgt van zichzelf en maakt zich onsmakelijk. Gedegouteerd. De kunstenaar vent het uit als de schillenboer of de mestwagen.

Groninger Museum koopt Helmantel. Met de Zeitgeist van Blühm

Het Groninger Museum koopt voor de eigen collectie een schilderij van Henk Helmantel aan. Het wordt als een artistieke doorbraak gepresenteerd. Ook als correctie van de vorige directeuren Kees van Twist, Reyn van der Lugt en Frans Haks. Niet-Nederlander Andreas Blühm staat blijkbaar vrijer in de stammenstrijd tussen realisme en postmodernisme. Tussen lage en hoge kunst, zoals het cliché zegt. Dat opent perspectief voor kunstenaars die zich door hun lokale museum miskend voelen omdat ze vinden niet gezien te worden. Niet omdat ze naar eigen idee geen kwaliteit hebben, maar omdat ze tot de verkeerde stroming zouden behoren.

De tijd van het post-postmodernisme waarin wordt geciteerd, gekruist, vervormd, gesampled en geïntegreerd legt Andreas Blühm de aankoop van Helmantel op. Zoals andere tijden het zijn voorgangers verbood. Simpel. Museumdirecteuren hebben gewoon hun tijd te volgen. De beleidswijziging kondigde zich vorig jaar al aan: