Boris van der Ham over islamverlaters in ‘Nieuwe vrijdenkers’. Met het accent op de maatschappelijke bewustwording

Oud-politicus en voorzitter van het Humanistisch Verbond Boris van der Ham heeft met journalist Rachid Benhammou het boek ‘Nieuwe vrijdenkers’ geschreven. In een aankondiging zegt uitgeverij Prometheus bij wie het boek verschijnt waar het over gaat: ‘In Nieuwe vrijdenkers komen twaalf Nederlandse voormalige moslims aan het woord die zich hebben losgemaakt van de religie van hun ouders. Bij sommigen ging dat gemakkelijk, maar anderen kregen te maken met zeer heftige reacties van hun familie, waarbij enkelen zelfs werden verstoten. Een aantal van de geïnterviewden is nu openlijk atheïst, agnost, humanist of vrijdenker, maar velen van hen leiden een dubbelleven omdat de buitenwereld niets weet van hun afvalligheid.’

In Goedemorgen Nederland van WNL kiest Van der Ham een behoedzame uitleg als hij zegt dat het ‘soms onbekend is dat de islam verlaten zo’n groot probleem is’. Dat kan hij nauwelijks serieus menen. Want iedereen die ook maar enigszins op de hoogte is van wat speelt in de publieke opinie heeft zeker sinds de opgang van Wilders in 2004 kennis kunnen nemen van de problemen voor moslims om de islam te verlaten. Het is een taboe dat nauwelijks slijt door een gebrek aan bewustwording bij zowel islamverlaters als moslims.

Wat ontbreekt in het interview en de logische vervolgvraag aan Van der Ham geweest zou zijn is de vraag wat de rol van de overheid is. Van der Ham maakt het er overigens voor de interviewsters niet makkelijk op door niet de politieke kant, maar de menselijke kant van dit probleem voorop te zetten. Hij wil overduidelijk het probleem van de islamverlaters depolitiseren, met als gevolg dat de politieke kant ervan onbesproken blijft. Dat is jammer. Blijkbaar gaat volgens Van der Ham de maatschappelijke vóór de politieke bewustwording.

Daar valt best iets voor te zeggen. Zoals Van der Ham echter in het begin van het gesprek zegt is iedereen in Nederland vrij om te geloven, ‘maar ook om niet te geloven. Dat staat mooi op papier, maar in de praktijk is het soms ingewikkeld.’ Dat speelt nu en dient daarom nu aangepakt te worden omdat het belemmeren van de geloofsvrijheid in strijd met de grondrechten is. Dat heeft de wetmaker vastgelegd en moet de overheid met inzet van haar gezag voor elk individu garanderen. Dat houdt ook in het bieden van bescherming aan bedreigde islamverlaters. Daarnaast zou de overheid veel meer aan voorlichting kunnen doen door aan elke Nederlander uit te leggen wat godsdienstvrijheid is en het iedereen vrijstaat om te geloven of niet te geloven.