Tweede Kamer ziet nu geen aanleiding voor onderzoek kinderrechten in religieuze organisaties

In twee posts hier en hier vroeg ik aandacht voor kinderrechten binnen religieuze instellingen. Ook vroeg ik naar een grootschalig wetenschappelijk onderzoek om de positie van genoemde kinderen in kaart te brengen.

Aanleiding was de Evangelie Gemeente Utrecht (EGU) die diensten aanbiedt aan kinderen. Zoals aan meisjes van 8 jaar die het meerjarige programma ‘Sampie’ volgen dat gebaseerd is op het lesprogramma BreakOut van de Amerikaanse Saddleback Church. Het gaat niet specifiek om de EGU en het gaat er niet om dat daar sprake zou zijn van misstanden. Het gaat om de ontwikkeling en de groei van kinderen. Ik vatte dat aldus samen: ‘Mij baart het zorgen dat kinderen van acht jaar in een cursusprogramma van 30 lessen wordt geleerd ‘om verantwoordelijkheid te dragen, leiderschap en dienstbaarheid’. Hoe stimulerend of hoe dwingend is dat?’

Mijn zorgen en het verzoek om een onderzoek stuurde ik naar enkele woordvoerders Justitie/Kinderrechten in de Tweede Kamer. Hun antwoord was in grote lijnen eensluidend. Ze zetten zich in voor kinderrechten, maar zien geen misstanden of directe aanleiding voor een onderzoek. Drie kamerleden antwoordden inhoudelijk. Michiel van Nispen (SP) citeerde ik al in een vervolgstuk. Loes Ypma (PvdA) bedankte voor de suggestie van een grootschalig onderzoek, maar: ‘Het is te bediscussiëren of de peuterklassen etc waar u naar verwijst kindermishandeling is, of juist een mooie bijdrage aan de opvoeding’.  Joost Taverne (VVD) gaf een juridisch antwoord en wees op de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting, en de scheiding tussen kerk en staat. Hij merkte op dat hij het scherp in de gaten houdt, maar ‘dat er geen wettelijke grenzen worden overschreden bij kinderdiensten van religieuze organisaties’. Tekent de verwijzing naar het strafrecht niet juist het tekort?

Vraag is of de wettelijke benadering die deze kamerleden volgen zinvol is om te komen tot een oriënterend sociaal-wetenschappelijk onderzoek over de kinderrechten binnen religieuze organisaties. Hebben wetgevers een instrument om artikel 14 IVRK te toetsen dat in een toelichting zegt: ‘dat kinderen niet gedwongen of verplicht mogen worden om een bepaald geloof te hebben, niet door hun ouders en niet door de regering. Ouders mogen kinderen wel stimuleren om een bepaald geloof te volgen. De regels van een geloof mogen alleen nooit schadelijk voor kinderen zijn.’ Kortom, zowel ouders als overheid dienen terughoudend op te treden. Maar hoe kan de overheid dat afwegen als het geen onderzoek doet en geen overzicht heeft in welke mate ouders die hun kinderen lesprogramma’s van religieuze instellingen laten volgen minder terughoudend optreden? Hoe kan zonder betrokkenen te bruuskeren dat gat tussen theorie en praktijk overbrugd worden?

Rechten van kinderen die nog niet de jaren des onderscheids (interpretatie: 7 of minimaal 12 jaar) bereikt hebben en daarom beïnvloedbaar zijn is een aloude discussie die al door strijdbare atheïsten als Richard Dawkins en Christopher Hitchens is aangekaart. Wat is de vrijheid voor het kind en wat voor de ouder? Zonder te beweren dat deze atheïsten gelijk hebben stellen ze vragen over een religieuze opvoeding die het nadenken waard zijn. Ze stellen dat het kinderen vooral beperkt in keuzes in hun latere leven: ‘religieus onderwijs vangt ze bewust in een manier van leven waar het steeds moeilijker aan te ontsnappen is als ze opgroeien’.

Op zijn minst rijst de vraag of programma’s voor kinderen binnen religieuze instellingen op alle onderdelen in lijn zijn met de kinderrechten. Vooral bij het aanbieden van lesprogramma’s aan jonge kinderen van 0 tot 6 jaar zoals de EGU doet kan afgevraagd worden of dat beredeneerd vanuit de kinderrechten samengaat met de onderwijsdoelstelling (artikel 29 IVRK) gericht op ‘zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind‘. EGU zegt over kinderen tot 12 jaar: ‘Kinderen leren veel van zien doen, nadoen, en zelf doen!’ Vooral dat nadoen zou de wetgever die kinderrechten niet strikt-juridisch interpreteert zorgen moeten baren over de vrijheid van gedachte van genoemde kinderen.

je

Foto: Still uit documentaire Jesus Camp (2006) van Heidi Ewing. Video: Toelichting op Movies that Matter:Jesus Camp is een controversiële documentaire over de conservatieve Christelijke beweging in de Verenigde Staten. Op onthutsende wijze is te zien hoe kinderen in een zomerkamp worden gemanipuleerd en klaargestoomd om het geloof te verspreiden.’