De keuze voor fotograaf Jimmy Nelson door het NMvW (Nationaal Museum van Wereldculturen) in het Afrikamuseum heb ik altijd ongepast en onbegrijpelijk gevonden. Hoe die keuze tot stand is gekomen zou een interessant onderwerp voor onderzoeksjournalistiek zijn. Inhoudelijk-artistieke redenen kunnen het niet geweest zijn.
Het heeft Nelson bij het publiek en de algemene media salonfähig gemaakt. Want museale goedkeuring opent deuren die anders gesloten blijven. Het gevolg is dat Nelson met zijn kitsch nu ook Nederlanders teistert, zoals uit bovenstaande foto blijkt.
Trouwens, Axel grenst niet aan zee, laat staan aan het strand. Nelson zet tradities naar zijn hand of verzint ze. De keuze voor Nelson door het NMvW roept vragen op of Nederlandse musea hun artistieke poortwachtersfunctie serieus nemen.
In het commentaar ‘Etnokitsch op het MKB Ondernemerscongres: Jimmy Nelson pretendeert culturele diversiteit van ‘nieuwe culturen’ te behouden‘ uit 2018 schreef ik:
Nelson reist volgens de toelichting van het MKB ‘momenteel de wereld over op zoek naar nieuwe culturen’. De suggestie is dat hij ‘nieuwe culturen’ (?) voor ondergang behoudt door ze op te merken en vast te leggen.
Maar het omgekeerde is ook mogelijk. Namelijk dat Nelson oude culturen die voor hem nieuwe culturen zijn beschadigt en hij door zijn interventie de culturele diversiteit niet behoudt, maar geweld aandoet.
Welk mechanisme is er werkzaam bij musea die hun artistieke poortwachtersfunctie niet serieus nemen? Het kritische opiniestuk van 13 september 2022 in NRC van Hans den Hartog Jager over Studio Drift en Daan Roosegaarde geeft daar antwoord op. Hij noemt het werk van Studio Drift hypocriet en kitsch.
Hij zegt over dit werk: ‘maar het wordt nog erger doordat het Drift-duo hun werk steevast rechtvaardigt met ronkende, semi-geëngageerde teksten en filmpjes waarin voortdurend woorden vallen als urgent, actueel, ecologie en maatschappij.‘
In elk geval verdient Nelson veel geld met zijn foto’s. Dat is hem gegund, maar in een volkenkundig museum of kunstmuseum horen zijn foto’s niet thuis. Fantasy is populair.
Het stuk van Hans den Hartog Jager is in de kern een aanval op het collectiebeleid van het Stedelijk Museum. De auteur richt zijn pijlen op de afdeling-design die ‘vrolijk‘ Drift en Roosegaarde naar binnen haalt ‘met hun fake-engagement glimmende consumenten-kitsch‘.
Deze constatering roept een nieuwe vraag op, namelijk of het Stedelijk geen conservatorenoverleg heeft waar alle voorstellen voor aankopen worden afgewogen. Het is merkwaardig als in een kunstmuseum als het Stedelijk een afdeling autonoom en een afdeling-design langs elkaar heen, of zelfs tegen elkaar in, opereren in hun collectiebeleid. Elk museum heeft een kerncollectie en speerpunten waar de aankopen in of bij moeten passen. Het is aan de hoofdconservatoren en de artistieke directeur om dat van geval tot geval te beoordelen. De opinie van Hans den Hartog Jager kan daarom opgevat worden als een frontale aanval op artistiek directeur Rein Wolfs die verweten wordt onvoldoende regie te hebben.
De voorbeelden van NMvW en Stedelijk Museum doen vermoeden dat in sommige musea de wetenschappelijke staf blijkbaar het verschil niet meer kent of erkent tussen kunst en pseudo-kunst. Of door de directie tot zwijgen wordt gebracht. En tentoonstellingsmakers het voor het zeggen hebben.
Dat is ontluisterend. Want als museale professionals zoals kunsthistorici echte kunst niet meer kunnen of mogen onderscheiden van pseudo-kunst van Jimmy Nelson, Studio Drift of Daan Roosegaarde bij wie komt die taak dan terecht? Vanaf de buitenkant kan kunstjournalistiek een kritische rol spelen, maar met bescheiden bereik en invloed.