Waarom de foto’s van Jimmy Nelson hypocriet zijn en de serieusheid van de Nederlandse museumsector bedreigen

Marian, Carlien, Ineke en Sjaco (Axelse dracht). © Jimmy Nelson. In de PZC van 17 september 2022.

De keuze voor fotograaf Jimmy Nelson door het NMvW (Nationaal Museum van Wereldculturen) in het Afrikamuseum heb ik altijd ongepast en onbegrijpelijk gevonden. Hoe die keuze tot stand is gekomen zou een interessant onderwerp voor onderzoeksjournalistiek zijn. Inhoudelijk-artistieke redenen kunnen het niet geweest zijn.

Het heeft Nelson bij het publiek en de algemene media salonfähig gemaakt. Want museale goedkeuring opent deuren die anders gesloten blijven. Het gevolg is dat Nelson met zijn kitsch nu ook Nederlanders teistert, zoals uit bovenstaande foto blijkt. Trouwens, Axel grenst niet aan zee, laat staan aan het strand. Nelson zet tradities naar zijn hand of verzint ze. De keuze voor Nelson door het NMvW roept vragen op of Nederlandse musea hun artistieke poortwachtersfunctie serieus nemen.

In het commentaarEtnokitsch op het MKB Ondernemerscongres: Jimmy Nelson pretendeert culturele diversiteit van ‘nieuwe culturen’ te behouden‘ uit 2018 schreef ik:

Nelson reist volgens de toelichting van het MKB ‘momenteel de wereld over op zoek naar nieuwe culturen’. De suggestie is dat hij ‘nieuwe culturen’ (?) voor ondergang behoudt door ze op te merken en vast te leggen. 
Maar het omgekeerde is ook mogelijk. Namelijk dat Nelson oude culturen die voor hem nieuwe culturen zijn beschadigt en hij door zijn interventie de culturele diversiteit niet behoudt, maar geweld aandoet. 
Affiche voor de tentoonstelling ‘Jimmy Nelson’ in het Afrika Museum van 15 november 2014 t/m 27 september 2015. Collectie NMvW.

Welk mechanisme is er werkzaam bij musea die hun artistieke poortwachtersfunctie niet serieus nemen? Het kritische opiniestuk van 13 september 2022 in NRC van Hans den Hartog Jager over Studio Drift en Daan Roosegaarde geeft daarop antwoord. Hij noemt het werk van Studio Drift hypocriet en kitsch.

Hij zegt over dit werk: ‘maar het wordt nog erger doordat het Drift-duo hun werk steevast rechtvaardigt met ronkende, semi-geëngageerde teksten en filmpjes waarin voortdurend woorden vallen als urgent, actueel, ecologie en maatschappij.‘ 

Vluchten in grote woorden is precies wat Nelson doet en het NMvW als museum doet. Met als gevolg dat hun claim over engagement of wereldburgerschap de kritiek over de kwaliteit van Nelsons foto’s of de museale professionaliteit van het NMvW op afstand houdt. Dat smoort bij voorbaat kritiek. Dat verdedigingsmechanisme is opzet van fotograaf en museum. De vlucht vooruit in grote woorden en niet te controleren claims over de eigen uitgangspunten is een geniale afleiding waar publiek, politiek en media intrappen. Aangejaagd door de ‘goedkeuring’ van betreffend museum.

In elk geval verdient Nelson veel geld met zijn foto’s. Dat is hem gegund, maar in een volkenkundig museum of kunstmuseum horen zijn foto’s niet thuis. Fantasy is populair.

Het stuk van Hans den Hartog Jager is in de kern een aanval op het collectiebeleid van het Stedelijk Museum. De auteur richt zijn pijlen op de afdeling-design die ‘vrolijk‘ Drift en Roosegaarde naar binnen haalt ‘met hun fake-engagement glimmende consumenten-kitsch‘.

Deze constatering roept een nieuwe vraag op, namelijk of het Stedelijk geen conservatorenoverleg heeft waar alle voorstellen voor aankopen worden afgewogen. Het is merkwaardig als in een kunstmuseum als het Stedelijk een afdeling autonoom en een afdeling-design langs elkaar heen, of zelfs tegen elkaar in, opereren in hun collectiebeleid. Elk museum heeft een kerncollectie en speerpunten waar de aankopen in of bij moeten passen. Het is aan de hoofdconservatoren en de artistieke directeur om dat van geval tot geval te beoordelen. De opinie van Hans den Hartog Jager kan daarom opgevat worden als een frontale aanval op artistiek directeur Rein Wolfs die verweten wordt onvoldoende regie te hebben.

De voorbeelden van NMvW en Stedelijk Museum doen vermoeden dat in sommige musea de wetenschappelijke staf blijkbaar het verschil niet meer kent of erkent tussen kunst en pseudo-kunst. Of door de directie tot zwijgen wordt gebracht. Dat is ontluisterend. Want als museale professionals zoals kunsthistorici echte kunst niet meer kunnen of mogen onderscheiden van pseudo-kunst van Jimmy Nelson, Studio Drift of Daan Roosegaarde bij wie komt die taak dan terecht? Vanaf de buitenkant kan kunstjournalistiek een kritische rol spelen, maar met bescheiden bereik en invloed.

Het is tijd voor een revival van Nederlandse musea richting echtheid. Ze zouden om weer geloofwaardig te worden politieke, artistieke en andersoortige rommel moeten strippen. In hun collectie, verantwoording, marketing en publiciteit. Er zou een keurmerk moeten komen voor echte musea. Het Museumregister meet de kwaliteit van de kwantiteit, niet van de artistieke kwaliteit. De opgave voor serieuze musea is om zich te onderscheiden van rommelmusea als het NMvW en het Stedelijk Museum. Hoe realiseer je dat?

Christian Boltanski is overleden. Wat was zijn werk waard? Zal de kunstkritiek daar over na gaan denken?

Schermafbeelding van deel artikelNecrologie;
Christian Boltanski (76), de macabere kunstenaar, is overleden
‘ van Toef Jager in NRC, 14 juli 2021.

Over de doden niks dan goeds. De Franse kunstenaar Christian Boltanski is overleden op 76-jarige leeftijd. Bij een bepaald segment van het publiek was deze autodidact immens populair.

Maar ik kon zijn kunst niet anders zien dan smieren in het theater. Boltanski speelde sterk op effect. Te sterk. Hij vertoonde kunstjes zodat zijn werk raakte aan sentimentaliteit, sensatiezucht en gladheid. Hij was een poseur.

Boltanski maakte namaakkunst waarvan hij wist dat die vooral om politieke redenen en door politieke dekking goed lag bij een breed publiek. Boltanski handelde in cliché’s. Boltanski maakte kunst niet vanuit een innerlijke noodzaak, maar om een façade op te trekken van schijnkunst.

Maar dat is nog geen reden om hem af te schrijven. Want vele hedendaagse kunstenaars handelen door herhaling tot vervelens toe uitsluitend vanuit de anekdote zoals Boltanski deed. Dat staat vernieuwing in de weg. Daarom zou aan de norm voor wat een kunstenaar is toegevoegd moeten worden dat hij of zij streeft naar vernieuwing door zich op onbekend terrein te begeven. Al is het door incidentele uitstapjes.

Boltanski deed het omgekeerde en herhaalde het voor hem bekende. Hij deed dat gewiekst doordat hij dat verbond aan het in stand houden van de herinnering, zodat nader inzicht nodig was om het naar waarde te schatten. Hij verhulde slim zijn eigen zwakte als kunstenaar.

Een minimalist als Daniel Buren heeft het overigens makkelijker om zich te herhalen door strepen te zetten in zijn kunst, dan Boltanski door met zijn kunst te strepen in de geschiedenis.

Dat een deel van het publiek hem in de armen sloot kon ik begrijpen, maar dat een deel van de kunstkritiek dat ook deed vond ik altijd onbegrijpelijk. Hoewel, kunstkritiek is uiteindelijk even subjectief en slecht onderbouwd als elke individuele mening. Het is geen wetenschap, maar een persoonlijke beschouwing.

Zo wordt de dood van Boltanski een scheiding der geesten. Niet zozeer de geest van Boltanski die definitief afscheid van de wereld neemt, maar het debat tussen voor- en tegenstanders over de waarde van zijn werk. Want het valt te voorzien dat nu hij er niet meer is de tegenstanders zich vrijer voelen om zich uit te spreken. Een overlijden is daar de geëigende gelegenheid voor.

De kunstkritiek komt overvallen door de actualiteit er voorlopig niet aan toe en steekt een verplicht verhaaltje af dat de gebeurtenissen van Boltanski’s leven op een rijtje zet alsof het de punten van een kindertekening met elkaar verbindt. Braaf en netjes. Maar wat de tekening zelf zegt weet het niet of kan het voorlopig nog niet beseffen.

Deze kunstkritiek heeft onvoldoende tijd gehad om na te denken wat de waarde van het werk van Boltanski is. Dat is deels begrijpelijk, want het tempo is hoog. De kunstkritiek wordt al jarenlang opgejaagd door de kunsthandel, de publiciteit en manifestaties als Documenta’s en Biënnales die de publiciteit van kunstenaars aanwenden om hun eigen belang te benadrukken. Overdenking of beoordeling is het sluitstuk geworden. De necrologie van de kunstenaar is het praalgraf waarop de feiten staan genoteerd, maar de betekenis nog ontbreekt.

Rinus naar Eurovisiesongfestival 2018. Met een Nederlandstalige tekst en met voorbijgaan aan de vaste kliek die het als kitsch ziet

PetitieZANGER RINUS MOET NAAR HET SONGFESTIVAL IN 2018!’ vraagt om Rinus op het Eurovisiesongfestival 2018 Nederland te laten vertegenwoordigen. Geen slecht idee. Samen uiteraard met zijn vaste zangpartner Debora, ofwel Romana. Het is geen probleem dat ze niet kunnen zingen. Daar gaat het immers op het Songfestival allang niet meer om. Welbeschouwd een podium voor marketing, commercie, extravagantie en politieke koehandel tussen landen. Wie vreest dat Rinus en Romana een modderfiguur zullen slaan in Portugal moet zich meerdere ondermaatse vertegenwoordigers van de afgelopen jaren die Nederland stuurde voor de geest halen. Zoals Joan Franka in 2012, Sieneke in 2010 (‘Ik ben verliefd (sha-la-lie)’) of De Toppers in 2009.

De afvaardiging van Rinus Dijkstra uit Drachten heeft drie voordelen. 1) Het herstelt de traditie van zingen in het Nederlands. Want waarom moeten Nederlandse vertegenwoordigers zich uiten in een soort pudding-Engels dat voor een internationaal publiek tekstueel alle scherpte en finesse mist? Van de laatste 18 edities werd slechts eenmaal in het Nederlands gezongen door genoemde Sieneke. Waarom zou Nederland niet met Nederlandstalige tekstschrijvers kunnen schitteren? Was het niet Lucebert die voor de Zangeres Zonder Naam samen met Jean Kraft ’De Soldatenmoeder’ schreef op muziek van Bruno Maderna? Kan Louis Andriessen zo’n project niet herhalen en van de grond tillen? Want het blokkeren  van de ambitie om Nederlandse muziek met Nederlandstalige tekst op het hoogste podium van de populaire muziek te presenteren is kortzichtig en dom.

2) Rinus is in een sociale werkplaats werkzaam als houtbewerker en vertegenwoordigt dat deel van de bevolking dat doorgaans niet of slechts door anderen vertegenwoordigd wordt in de samenleving. Met zijn afvaardiging kan dat goed worden gemaakt. Het geeft een opvallend signaal van emancipatie waar Nederland zich positief mee kan onderscheiden. Dat kan worden versterkt door hoge en lage cultuur te verbinden in het levenslied. Dit geeft kansen die het afvaardigen van steeds weer middelmatige vertegenwoordigers met middelmatige tekst en muziek zonder enige Nederlandse authenticiteit overstijgt. 3) Het kan dan wel zo zijn dat een subcategorie van BN’ers als Paul de Leeuw en anderen die het Songfestival met een vette knipoog bezien zich het hebben toegeëigend, maar dat passeert jaar na jaar die categorie Nederlanders die het Songfestival nog wel echt serieus nemen. Het niet als camp zien, maar het op eigen waarde willen schatten.

Trainer Erwin van de Looi (FC Groningen) aan het woord. Modekitsch

Sportjournalistiek, het blijft het verdomhoekje van de journalistiek waar de minst getalenteerden of minst ambitieuzen terechtkomen. FC Groningen trainer Erwin van de Looi beheerst de nietszeggendheid in hoge mate. En zoals dat tegenwoordig heet, da’s ook een kunst. De oefenmeester krijgt alle ruimte om niets te zeggen. In de sportjournalistiek is niets dwingend en kan alles alle kanten opgaan. Het doet er niet toe. Vaak raakt journalistiek aan het amusement, maar in de sportjournalistiek valt het er volledig mee samen. Die constatering doet niets af aan de prestatie van Erwin van de Looi. Als geen ander kletst hij geroutineerd een item vol zonder ook maar iets fundamenteels te zeggen. Het is de sportjournalistiek die het laat gebeuren.

De Aardappeleters van Nuenen op ware grootte. Controverse over kunst

Kunst of kitsch? In Nuenen bestaat onenigheid over de kwaliteit van de sculptuur ‘De Aardappeleters’ (van 2D naar 3D)‘ van Peter Nagelkerke. Geen schilderij dus, maar een beeldengroep. Nagelkerke presenteert het als een ‘Bronzen Time Capsule’. Het verschil van mening is te herleiden tot een verschil van mening over wat de functie van kunst is. Nagelkerke en de voorstanders gaan voor herkenbaarheid en realisme (‘op ware grootte’). De tegenstanders -verenigd in het ‘Comité Respect voor van Gogh’- die naar de rechter zijn gestapt om te voorkomen dat de beeldengroep een plek in het park krijgt vinden wat Nagelkerke doet verfunning van de kunst en van weinig artistieke waarde. Twee sociale groepen die laag- en hoogopgeleid zijn botsen over hun interpretatie wat kunst nou eigenlijk is. Het bestuur van de gemeente Nuenen heeft het laten ontsporen.

Kunst: Shibari als voorbeeld van kitsch en exploitatie

Beeldende kunst is smaak. Wat de een behaagt vindt de ander kitsch. Wat voor de een schimmig en afgesloten is vindt de ander een ontdekking. Hoe dan ook moet ieder de eigen smaak vinden door deze te ontwikkelen. Dat vraagt tijd. Kijkend vergelijken leert het kijken. En kan men wegkijken als men meent dat het vals en leeg is. Vecchiato Arte presenteert beeldhouwster Rabarama, en fotograaf en ‘bondage meester’ Hikari Kesho in een Shibari voorstelling. Ofwel het insnoeren met touwen van doorgaans sexy vrouwen. Is het meer dan sadisme, masochisme en onderwerping met een vleugje Japonisme om het verkoopbaar te maken? Is het kunst voor kopers met een foute smaak? Iedereen moet zelf weten. Ooit verzeild op een opening in Toscane begreep ik niets van de kunst die ik kitsch vond. Zoals ik deze Shibari-videos ook niks vind. Als kunst. Met in m’n ogen de beelden van Rabarama als dieptepunt. Een waarheid is dat zo’n 15% van de hedendaagse kunst de moeite waard is. Er is geen eenduidigheid over wat tot die 15% behoort. Dat houdt het kunstdebat gaande.

Metropolis: suiker of vergif?

Metropolis is een half gelukte stomme film. Waar moeten we beginnen iets over een icoon uit 1927 te zeggen? Door Lotte Eisner, Luis Buñuel, Stephen Jenkins en regisseur Fritz Lang is al zoveel gezegd. François Truffaut pakt in een van zijn films -was het La nuit Américaine?- een stapeltje boeken uit bruin knisperend pakpapier. Waaronder een monografie over Fritz Lang. Was dat rond 1967 toen Fritz Lang een regisseur speelde in Le Mépris van Jean-Luc Godard?

I. Metropolis ging in januari 1927 in première in het Berlijnse UFA Palast am Zoo. De versie van 2 uur werd vlak daarna ingekort. De ontvangst was niet positief en bracht de UFA-studio op de rand van de afgrond. In het kader van het Berlijnse Filmfestival, de Berlinale, werd op vrijdag 12 februari 2010 in Frankfurt een nieuwe versie van Metropolis vertoond met live orkestmuziek. Metropolis is van Fritz Lang. Metropolis is van Thea von Harbou. Metropolis is van de UFA-studio. Metropolis is van de Weimarrepubliek. Metropolis is van Duitsland. Metropolis is van de cinefiele filmwereld. In elk geval is Metropolis twee films.

II. In Argentinië was filmmateriaal uit de oorspronkelijke versie gevonden dat jaren ontbrak. De oplossing van de filmhistorische puzzel werd aanleiding voor een feestje. De Duitse Bundesminister van kunst verleende prestige aan de avond. Of gaf Metropolis prestige aan de bestuurders, waaronder de Oostenrijkse minister van kunst? Want Fritz Lang was immers van geboorte Oostenrijks.

Opmerkelijk wat hedendaagse bestuurders op Metropolis projecteren. Alsof het een geslaagde film is. Alsof het een radicaal meesterwerk is. Da’s het maar voor de helft. Is Metropolis de bom die nooit een bom is, maar wordt aangekleed als bom om vervolgens gedemonteerd te worden als heldenstuk? Kunst op afstand is het perfecte vehikel voor bestuurders. Een hedendaags radicaal kunstwerk komt te dichtbij en valt moeilijker te sturen.

III. De sentimentaliteit van Hoofd (kapitaal) en Handen (arbeid) dat door het Hart (plan) verzoend wordt door een Bemiddelaar. Dat klinkt symbolistisch. Dramaturgie die ook in 1927 ongeloofwaardig was. Metropolis eindigt als naïef verhaal dat ver afstaat van de realiteit. Later herinnerde Lang zich dat iedereen in die dagen sentimenteel en uitbundig van emotie was. Deze sentimentele symboliek wordt aan Thea von Harbou, Langs toenmalige echtgenote en scenariste toegeschreven. Het maakt de film voor een hedendaags publiek zwaar verteerbaar.

Het verhaal gaat als volgt. Uitvinder Rothwang en de leider John Frederson begeerden ooit dezelfde vrouw. De overleden moeder van Freder. Rothwang heeft dat nooit kunnen verkroppen en zweert wraak op John. Als deze bij hem aanklopt om help om de arbeiders in de benedenstad te controleren ziet Rothwang zijn kans schoon. Hij boetseert het beeld van de religieus aandoende Maria over de robot die hij ontwikkelt. Zo ontstaat de Maschinen-Maria die de arbeiders misleidt en ze opzet tot opstand. Rothwang raakt John Frederson doordat dankzij de Maschinen-Maria en de opstandige arbeiders diens stad vernietigd wordt. In wezen wordt slechts de kernmachine vernietigd en loopt de benedenstad onder water. De echte, charismatische Maria loopt in allerlei opzichten achter de feiten aan.

In Freders ogen wordt de kernmachine die de benedenstad aandrijft getransformeerd tot een Moloch, de afgod aan wie de arbeiders worden geofferd. Als machines sjokken de arbeiders in het gelid met gebogen hoofd de afgrond in. De arbeiders zijn geen menselijke individuen, maar machines.

De opstand breekt uit door een keten van gebeurtenissen met als motivatie de persoonlijke relatie tussen mensen. Het sentimentele aan het verhaal werkt op verschillende niveau’s: karakterisering, stijl en verhaallijn. Men kan nog verder gaan: Metropolis is kitsch. Acteurs acteren uitbundig en vol emotie en de karakters zijn uitvergroot. Maria is niet goed, maar is Het Goede. Het zijn stereotiepen zonder menselijkheid. Dit past bij dat naoorlogse tijdperk.

Het einde is onwaarachtig omdat de wereld niet symbolisch in elkaar zit. Wie denkt dat in het Duitsland van 1926 of in een toekomstvisie een bemiddelaar het kapitaal kan verzoenen met de arbeid spiegelt het publiek een schijnwereld voor. Da’s geen realiteit, maar escapisme dat uitgaat van een motto, dat niets met de verbeelding van de echte wereld te maken heeft. Dat laatste hoeft geen bezwaar te zijn. Het is toch een kunstwerk met een eigen werkelijkheid?

IV. Een kunstwerk als Metropolis moet allereerst op eigen interne logica beoordeeld worden. Dat gaat om vragen hoe onderdelen samenhangen, hoe overtuigend en geloofwaardig een en ander wordt getoond en wat de diepere intentie van het kunstwerk is om op de wereld te reflecteren. Metropolis is ook techniek en overrompelende visualisering. Metropolis is een blik in de toekomst in de stijl van de jaren ’20 (vdve). Verdiende Fritz Lang in Parijs in 1914 niet de kost als beeldend kunstenaar, de man met de artistieke flair van de Wener? Luis Buñuel vond het verhaal triviaal en romantisch, maar ook een film met prachtige fotografie. Twee tegengestelde elementen onder een dak, zuivere lyriek en irritante anecdotiek.

Metropolis is al met al een belangrijke film in de filmgeschiedenis. Het heeft de weg geopend voor een heel genre van science fiction films, evenals de city-symphonies. Metropolis heeft kwaliteiten, maar ook gebreken. Het feit dat de film geen eenheid wordt valt te herleiden tot de verschillen in inzicht van betrokkenen, de angst te veel van het publiek te vervreemden en de productieomstandigheden van een dure studioproductie met complex teamwork en technische hoogstandjes. Metropolis verdient lof, maar het begrip voor de film is ermee gediend dat haar zwakke kanten worden genoemd.

Foto: Brigitte Helm in Metropolis