Gedachte bij de foto ‘Juliana ziekenhuis; droger, mand’ (1955)

Juliana ziekenhuis; droger, mand. Terneuzen, Juli 1955. Collectie: Beeldbank Zeeland.

Hier worden terloops functionalisme en het nieuwe bouwen uitgebeeld. Een glimlachende en naar de fotograaf kijkende medewerkster is aan het werk in een wasruimte van het Julianaziekenhuis in Terneuzen.

Opgeleverd in 1955 was het een prachtig, weliswaar laat voorbeeld van dat nieuwe bouwen met transparantie, ruimte. licht en lucht. De tegelvloer wijst op strakke hygiëne. De witte wasmachine schittert als het nieuwste van het nieuwste. Verstilling en evenwicht zijn de kenmerken. Pronkerigheid en gewichtigdoenerij zijn afwezig. Eenvoud is de elegantie. De verdienste is om niet meer te lijken dan het is. Een tegenwoordig ondergewaardeerd beginsel dat niet eens meer begrepen wordt. De architect ervan was J.P. Kloos. In 1989 werd het ziekenhuis afgebroken.

In een publicatie van Eva Wijdeveld over ziekenhuizen in de wederopbouw (1940-1965) citeert zij Kloos: ‘Zo zal de architect de verantwoordelijkheid dragen voor de ruimtelijke conceptie, voor de hoofdstructuur, voor de vele van de verdere geledingen tot in de kleinste details en bovendien voor de sfeer, die het huis ademt door ruimtelijke verhoudingen, door vorm en door kleur.’

Opbouw en afbraak geven het opkomen en verdwijnen van het optimisme weer. De naoorlogse wederopbouw vertaalde zich in optimisme, werkzin, trots en hoop op een betere toekomst. Gemeenschapszin was daar de onderliggende kracht van. De schaduwzijde was het verdwijnen daarvan. In 1990 brak het ik-tijdperk aan.

Als we hier 65 jaar later naar kijken, dan zien we tegelijk moderniteit en nostalgie. Verbazing over een prachtig voorbeeld van architectuur en de verzuchting waarom het niet meer bestaat. Er valt weinig meer aan toe te voegen. De combinatie van voorbijgegane hedendaagsheid en verlangen komt niet vaak voor. Vraag is in welke tijd het past. Ik blijf het antwoord schuldig. Met een mening pronken past slecht bij dit onderwerp.