Gedachte bij de foto ‘Call’ van Otto Steinert, 1950

Otto Steinert, Call. 1950. Collectie: The Metropolitan Museum of Art.

Deze foto uit 1950 van de Duitse fotograaf Otto Steinert toont niet avant-gardistisch. Of beter gezegd, niet gezocht avant-gardistisch. Zo’n 25 jaar nadat in de jaren 1920 en 1930 in Europa die stroming aan de weg timmerde. Denk aan Walter Peterhans en László Moholy-Nagy.

Een jongen of man loopt ’s avonds of ’s nachts langs een schutting met aanplakbiljetten die de schim oproepen of appelleren. Dat werkt want zijn gezicht is naar links gedraaid. Hij kijkt. Hij aanschouwt. De aankondigingen zijn in het Frans en de locatie is Parijs. Op één ervan wordt voor zondag 26 augustus 1950 een plechtig eerbetoon aan het verzet (‘Hommage Solennel à la Résistance‘) in het Romeinse amfitheater Arena van Lutetia (‘Arènes de Lutèce‘) aangekondigd. Het is dus een oproep om dat te bezoeken. Dat is precies zes jaar na de bevrijding van Parijs in 1944.

De toelichting van het Metropolitan Museum of Art bij deze foto zegt over de Subjektive Fotografie beweging waartoe Steinert behoorde: ‘Ze behielden veel van de experimentele technieken die voor de oorlog in het Bauhaus werden toegepast, maar werkten in een donkerdere, scherpere stijl, geïllustreerd door desoriënterende en expressionistische werken, zoals dit hallucinatoire beeld van een gesilhouetteerde figuur die snel door een schaduwrijk stedelijk landschap beweegt dat de droomwereld oproept van het onderbewuste’.

De volgorde is wat verwarrend want volgens de uitleg van een ander museum, Tate, stichtte Steinert de Subjektive Fotografie beweging pas in 1951. Net als de schim op deze foto lijken de contouren van de beweging in een historische terugblik niet scherp vast te leggen. Maar dat maakt niets uit. Dat is kunsthistorische meta-exegese die in zichzelf bestaat en het verleden op z’n best benadert. Achteraf.

De vertaling van Google Translate uit het Engels van de toelichting levert hoe dan ook een raadselachtige zinsnede op: ‘dit hallucinatoire beeld van een gesilhouetteerde figuur die snel door een schaduwrijk stedelijk landschap beweegt dat de droomwereld oproept van het onderbewuste’. Hier ontmoeten Dr. Caligari, Sigmund Freud en Nosferatu elkaar.

De kunsthistorische duiders van dit museum nemen geen genoegen met een voor de hand liggende verklaring en gaan een stap verder, dieper of hoger. Dat is hun vak, dat is hun opdracht, dat is hun uitdaging, dat wordt van hen verwacht. Gewoon is niet goed genoeg. Wat voor de hand ligt is voor hen onvoldoende.

De ‘Call‘ van de titel die Steinert aan deze foto gaf zou een oproep tot de droomwereld van het onderbewuste zijn. Het kan. Zoals alles kan. Niemand kan aantonen dat het aannemelijk is, zoals dat ook voor het omgekeerde geldt.

Johan Cruyff zou zeggen: ‘Je gaat het pas zien als je het doorhebt‘. Maar hier lijkt ook deze volgorde aanvechtbaar. Niet nadat, maar opdat je het doorhebt, waarbij het doorhebben het eigenlijke doel is, ga je het anders zien. Dat wordt met zelfverzekerde kunsthistorische abracadabra op de foto geplakt.