![](https://georgeknightlang.wordpress.com/wp-content/uploads/2022/03/7948892898_9c5808fd2c_b.jpg?w=652)
Het is 17 juli 1934 in Utrecht. Het is warm weer, dik boven de 20 graden. Ramen staan open en een zonnescherm is neergelaten. Ter hoogte van Achter de Dom 13 maken twee mannen zich gereed om op de fiets te stappen. Op de achtergrond is een deel van de Domkerk, de Sint-Maartenskathedraal te zien. Samen met de losstaande Domtoren het symbool van Utrecht.
Fotograaf is de Zweedse archeologe en kunsthistoricus Berit Wallenberg die op 17 juli 1934 foto’s nam in Utrecht en Amsterdam en in de week daarvoor in Den Haag. Daarvoor had ze België bezocht.
![](https://georgeknightlang.wordpress.com/wp-content/uploads/2022/03/7675621394_a56e01467f_b.jpg?w=652)
Wat kunnen we van de foto’s zeggen? Wallenberg doet veel kerken, monumenten en stadsgezichten in haar foto’s. Ze legt vast. Met haar ‘droge’, afstandelijke blik op de cultuurhistorie van stad of landschap verliest ze niet de blik op de mensen. Die mogen er zijn. Niet in detail, maar in totaalshot.
Mensen op deze foto’s zijn niet precies bijvangst, maar evenmin hoofdvangst. Het is terloops, in ’t voorbijgaan, inderhaast. Niet oppervlakkig, maar evenmin diepgaand.
Hoe dan ook lijken mensen in hun handelingen of beslommeringen gevat te worden. Die niet bijzonder zijn. Zo worden ze met terugwerkende kracht een staalkaart van de menselijke soort die in beeld geschoven komt. Dat is de verrassing van een onvoorzien voorval dat natuurlijk oogt tussen de vaststaande cultuurhistorie.