Gedachte bij een menu van artsenorganisatie NMG (1901)

SEE ABOVE [held by] NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPU TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST [at] NETHERLANDS (?) (FOR;), 1901. Collectie: The Buttolph collection of menus.

Op het eerste gezicht begrijp ik niks van bovenstaande afbeelding, op het tweede gezicht iets meer maar uiteindelijk toch weinig. En als ik het wel begrijp, dan schrik ik over hoe de maatschappelijke verhoudingen in 1901 waren.

De prent is opgenomen in een verzameling van menu’s, de Buttolph collection of menus. Het gaat om een menu van een banket op 2 juli 1901 in Den Haag van de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst die in 1849 werd opgericht en sinds 1949 het predikaat Koninklijk (KNMG) mag voeren.

SEE ABOVE [held by] NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPU TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST [at] NETHERLANDS (?) (FOR;), 1901. Collectie: The Buttolph collection of menus.

Het menu is standaard voor die tijd: twee soepen, te weten heldere bouillon met mergballetjes en gebonden ossenstaartsoep die worden voorafgegaan door een gevarieerd voorgerecht. Daarna een timbaaltje met ganzenlever en champignons, zalm, een afwisseling van wit en rood vlees, kreeft en dessert. Dit waren de jaren dat de Franse meesterkok Auguste Escoffier grote invloed had, nieuwe gerechten uitvond en de kook- en eetkunst rationaliseerde.

In de toelichting staat: ‘PRICED WINE LIST; ILLUSTRATION OF ROBED GREEK GODS TOASTING MAN FISHING IN CANAL AND BANQUET; MUSICAL PROGRAM‘. Het is onduidelijk waar de geprijsde wijnlijst en het muzikale programma zijn. Ze zijn niet gedigitaliseerd en online niet terug te vinden.

Wat verbaast is het contrast in de illustratie met de twee geklede Griekse goden die toasten met het gezelschap van mannelijke artsen dat in de achtergrond aan lange tafels heeft plaatsgenomen met de vissende man op de voorgrond. Hij is op zijn beurt weer het symbool van de Nederlander voor wie de artsen zorgen. De illustratie is een estafette van dienstbaarheid en begunstiging. Gaat het om Asklepios (god van geneeskunde en genezing) met zijn dochter Hygieia (godin van de gezondheid) die de artsen zegenen?

Het lijkt op een verhaal van Charles Dickens waar achter de ruiten een welvarend gezin aan een rijk gedekte tafel zit en buiten op straat hongerige kinderen het water in de mond loopt. Nu wordt de visser tamelijk neutraal afgebeeld, maar toch wordt er een tegenstelling gesuggereerd tussen binnen en buiten, tussen hem en de toastende en etende artsen binnen. Het heil van de goden richt zich op de artsen. Logisch omdat het ‘hun’ goden zijn. Het verschil laat tevens een uitspraak over de maatschappelijke verhoudingen van 1901 zien. Om het met een woord te omschrijven dat erbij past: hovaardig. Het zal toen door de artsen ongetwijfeld niet zo ervaren zijn. Is dat schrikken?