In Nederland zit cultuur niet meer prominent in de genen van politici. Blijkbaar ook niet meer in de opvoeding. Die observatie staat los van een cultuurpolitiek standpunt dat zegt dat er een streep door bezuinigingen moet. Straks zit het ook niet meer in die van het staatshoofd. De nieuwe koning geeft de voorkeur aan hossen met hockeymeisjes boven het kijken naar een schilderij van Mondriaan. De directe kick verdringt de bezinning.
Aan de horizon wacht reeds de netwerkmaatschappij die kantelt naar zelfredzaamheid en kleinschalige initiatieven. Op termijn is het gedaan met de grote bedrijven, de prietpraat van managers en het idee dat alle macht van boven komt. Voor cultuur is het van levensbelang om de crisis ongeschonden door te komen. Die economisch en bijzonder voor Nederland, ook intellectueel van aard is. De professionals in het culturele veld moeten standhouden in een uphill battle om alle kennis en inzichten door te geven aan volgende generaties.
Politici en koning kunnen weglopen van een slag die verloren dreigt te gaan, maar directeuren of kunstenaars moeten standhouden omdat ze beroeps zijn. Het vertragen van de afbraak is de tactiek die de cultuur wacht. Niet de voorhoede, maar de achterhoede bepaalt het voortbestaan. Geen avant-garde, maar arrière-garde. Soms flakkert een oud beeld dat uitdrukt dat de avant-garde de aard weergeeft, maar dat smoort als culturele instellingen verdwijnen of ontaard zijn. De opvatting dat de egalitaire samenleving, het modernisme en het afwijzen van de massacultuur samengaan wordt onbruikbaar als we richting netwerkmaatschappij glijden.
Op 5 en 6 april was in Portugal een conferentie van de ICOM over overheidsbeleid in tijden van recessie. ICOM zelf presenteert de Verklaring van Lissabon als een belangrijke uitkomst. De Belgische, Kroatische, Griekse, Italiaanse, Portugese en Spaanse afdeling hebben ondertekend en roepen andere landen op binnen een maand hetzelfde te doen. Het roept de Europese regeringen op om musea en cultuur met het oog op de recessie te steunen. De volgende zin lijkt met name toegespitst op het Nederlands overheidsbeleid: ‘Blinde automatische bezuinigingen maken geen onderscheid tussen kortstondige initiatieven en permanente instellingen.’
Erfgoed, musea en cultuur worden in crisistijden door beleidsmakers vaak als luxe afgetekend. Omdat de maatschappelijke steun voor cultuur klein is vertaalt zich dat in een gemakzuchtig politiek standpunt. Onder het motto ‘Na ons de zondvloed‘ lopen politici weg. Terwijl de sectoren door de zorg voor talentontwikkeling de kiem van de toekomst in zich dragen. Beleidmakers zouden moeten erkennen dat in ontwikkelinstellingen en musea onderzoek, conservering, verspreiding van kennis en historisch geheugen met elkaar verstrengeld zijn. Momenteel dreigt het Tropenmuseum gesloten te worden en knokt het keramisch topcentrum EKWC dat wereldwijd gewaardeerd wordt maar niet in Nederland zonder vanzelfsprekende steun voor het voortbestaan.
Foto: Howard Pyle, Bunker Hill. Gepubliceerd in Scribner’s Magazine in 1898.