Controverse over tentoonstelling van Edward Kienholz in Los Angeles (1966)

Er zijn talloze opmerkelijke feiten aan deze foto. Het gaat om een georganiseerd bezoek van een groep mensen aan het kunstwerk Back Seat Dodge, 38‘ (1964) van Edward Kienholz dat van 30 maart tot 15 mei 1966 voor het eerst werd gepresenteerd in het Los Angeles County Museum of Art. Dit kunstwerk is in de collectie van dat museum opgenomen. Voor Nederlanders is Kienholz geen onbekende kunstenaar vanwege zijn populaire installatie The Beanery (1965) in het Stedelijk Museum.

De titel van de foto ‘Clergy members examining Back Seat Dodge, 38‘ maakt duidelijk wat voor bezoekers het betreft: geestelijken. Als deze beroepsgroep een kunsttentoonstelling bezoekt, dan kan dat maar om twee redenen zijn. Of geestelijke leiders onderstrepen door hun aanwezigheid het belang van een tentoonstelling over hun religie. Of er is stront aan de knikker. Veelzeggend is de datum van hun bezoek: 26 maart 1966. Dat is enkele dagen voor de opening van de tentoonstelling.

De natuurlijke reflex van een museum is om in te binden en de controverse te willen neutraliseren. Een bewezen middel is om maatschappelijke groepen erbij te halen die de angel uit de controverse moeten halen. Ze hoeven het werk niet goed te keuren, het volstaat dat ze begrip tonen en de functie van kunst als ontregelaar zeggen te begrijpen.

De toentertijd gebruikelijk mix van een joodse rabbi, een katholieke priester en een protestante dominee wordt niet gehaald omdat de katholieke vertegenwoordiger ontbreekt. De joodse achtergrond van Terry Bell die namens de Docent Council van het LACMA de bezoekers rondleidt verklaart wellicht de aanwezigheid van twee rabbijnen.

Herinneren we ons nog de Nederlands-Iraanse kunstenaar Soorah Hera die in 2007 een werk terugtrok uit de tentoonstelling 7UP in het Haagse Gemeentemuseum omdat toenmalig directeur Wim van Krimpen volgens haar censuur op haar werk had toegepast? Van Krimpen wilde niet de foto’s uit de serie ‘Adam en Ewald’ exposeren waarop twee Iraanse homo’s maskers dragen met daarop de afbeelding van de islamitische profeet Mohammed en diens schoonzoon Ali. Dat was drie jaar na de moord op Theo van Gogh die door de Nederlands-Marokkaanse crimineel Mohammed Bouyeri om religieuze redenen werd vermoord. Toenmalig directeur Ranti Tjan was daarop zo moedig om Hera’s foto’s in MuseumgoudA te tonen. Een en ander resulteerde in een gemoedelijke demonstratie van liberale alevieten tegen de presentatie van Hera’s werk in Gouda.

De reden voor het bezoek van de geestelijken aan de tentoonstelling van Kienholz in Los Angeles 1966 maakt een toelichting van Artsy.net duidelijk (vertaald): ‘The Back Seat Dodge ’38 (1964), werd voor het eerst tentoongesteld in LA in 1966 waar het ergernis wekte bij de provinciale toezichthouders, die het bestempelden als “weerzinwekkend, pornografisch en godslasterlijk” en verzochten om sluiting van de tentoonstelling. Het levensgrote tableau beeldde twee jongeren af ​​die copulerend op de achterbank van een auto zaten (..).’

Christopher Pierce, Back Seat Dodge ’38.

Zedelijkheid, lange religieuze tenen, koudwatervrees van de museumsector en geldingsdrang van bestuurders is een explosieve combinatie.

Veelzeggend is een andere foto van dit bezoek waarop de lange men met stekeltjeshaar en het lichtere pak demonstratief het portier van de Dodge 38 sluit en de bezoekers het zicht op de voorstelling van de copulerende jongeren ontneemt. Om hem draait het. Hij is de aanstichter van de controverse. Het is de provinciale toezichthouder Warren Dorn die op aonderstaande foto is te zien met als toelichting: ‘The exhibit was considered highly controversial by Los Angeles County officials‘. Het is geen wonder dat hij in een schets van zijn loopbaan wordt beschreven als ‘conservatieve Republikein’.

Roxy’s” art exhibit (1966). Los Angeles Herald Examiner Photo Collection.

De man in het donkere pak op de foto naast Warren Dorn is John D. Maharg die vanaf 1967 de raadsman van Los Angeles County was. Om het tijdsbeeld en de mentaliteit van de tweede helft van de jaren 1960 te doorgronden, dat aansluit bij de controverse over de Kienholz tentoonstelling, is het inzichtelijk om het vonnis CRISTMAT INC v. COUNTY OF LOS ANGELES te lezen. Dat gaat over een verordening die het verbiedt om in een modelstudio waar tegen betaling doorgaans naakte modellen kunnen worden gefotografeerd drugs of alcohol te gebruiken. Maharg won de zaak van de aanklagers van cocktaillounge ‘Puss and Boots‘.

Advertentie

Er waart een spook door de beeldende kunst – het spook van handjeklap, ons-kent-ons en vriendjespolitiek

Er waart een spook door de beeldende kunst – het spook van handjeklap, ons-kent-ons en vriendjespolitiek. Net als bij het Communistische Manifest van Marx en Engels gaat dat over economie en klassenstrijd. Ofwel, over macht en eigendom.

Afgelopen week was er op Facebook een levendige discussie over niet-professionele kunstenaars die in een kunstmuseum worden gepresenteerd. Velen hadden er een gefundeerde mening over. Aanleiding was een expositie van Herman van Veen in Singer Laren. Bijna allen vonden dit een slechte, ongewenste ontwikkeling.

Niet alleen in kunstmusea kan de selectie van kunstenaars worden bepaald door niet-kwalitatieve criteria, maar door handjeklap, ons-kent-ons en vriendjespolitiek. Herman van Veen in Singer Laren, Pieter van Vollenhoven in Museum JAN of toenmalig koningin Beatrix als gastconservator in het Stedelijk Museum.

Er zijn media die hetzelfde doen. Ze ondermijnen daarmee hun legitimiteit om vrij en onverveerd op vriendjespolitiek in de museumsector te reageren. Een hoofdredactie zou dat moeten bewaken en paal en perk stellen aan de nevenactiviteit van individuele redacteuren. Bij de Volkskrant speelt zo’n kwestie met literatuurrecensent Arjan Peters.

Wie regelmatig galeriehouders spreekt weet hoe moeilijk ze het hebben om het hoofd boven water te houden en hoe lastig het voor hen is om kunstjournalisten van belangrijke kranten als NRC, de Volkskrant, Het Parool of Trouw naar hun galerie te halen. Dat geldt ook voor galeries die al vele jaren bezig zijn, deelnemen aan beurzen, met goede kunstenaars werken en spetterende prestaties maken.

Dit beleid van deze zogenaamde kwaliteitsmedia is logisch omdat de ruimte in deze kranten voor galeries nu eenmaal schaars is. Het onderscheidingsvermogen van galeristen is genoeg ontwikkeld om te erkennen dat bij een goede presentatie het gerechtvaardigd is als een collega-galerie media-aandacht krijgt. Zo fair en professioneel zijn galeristen, hoewel jaloezie ingebakken is.

Maar ze zien ook wanneer er sprake is van vriendjespolitiek en de aandacht in de krant totaal niet gerechtvaardigd is. Zo’n voorbeeld van het laatste is een artikel van Arjen Ribbens in NRC over Madé van Krimpen die afgelopen zomer een galerie aan de Prinsengracht in Amsterdam opende. Zij is dochter van oud-museumdirecteur en -galerist Wim van Krimpen.

De noodzaak voor het artikel valt niet te ontdekken. De galerie specialiseert zich in multiples, maar dat doet Harry Ruhé met Galerie A al meer dan 40 jaar. Hij heeft een waardevolle catalogus opgebouwd. Wat heeft Madé van Krimpen bereikt? Dit roept de vraag op waarom zij zo’n prominente plek in NRC krijgt. Notabene een hele pagina in de papieren editie, terwijl normale galeriebesprekingen het doorgaans moeten doen met een klein, afgemeten kader.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelInterview; Nieuwe galerie Multiplemadé richt zich op kunst ‘die geen 10.000 euro kost’’ van Arjen Ribbens in NRC, 9 september 2020.

Tentoonstelling Escher in Citroëngarage afgelast wegens auteursrechten

escher-16-facsimile-prints

Een merkwaardig relletje tussen Den Haag en Amsterdam. Een tentoonstelling over M.C. Escher van Wim van Krimpen is op het laatste moment afgeblazen wegens auteursrechten. De NOS bericht. Van Krimpen krijgt geen toestemming van de Escher Stichting om facsimile’s in Kunsthal Citroën te tonen die afgelopen mei opende met de beurs Amsterdam Art Fair als concurrent van de KunstRAI. Advocaten overleggen maandag.

Deze kwestie roept vele vragen op. Wat is de uitdaging van Van Krimpen om het werk van de ambachtsman Escher te willen tonen? En hoe is het contact tussen het Haags Gemeentemuseum en de Escher Stichting gelopen, en tussen Van Krimpen en de Escher Stichting? Die Stichting is glashelder en beschermt het werk van Escher auteursrechtelijk even geharnast als Mercis het werk van Dick Bruna of grote advocatenkantoren Kuifje of de figuren van Walt Disney. Bij een goede voorbereiding had dat bekend kunnen zijn. Maar is een tentoonstelling van ingepakte facsimile’s van Escher niet veel uitdagender en kunsthistorisch interessanter?

Naamloos

Foto: Schermafbeeldingen van website van de M.C. Escher Stichting, met respectievelijk ‘productaankondiging’ en ‘licenties en copyright’.

Nederlandse kunstbeurzen: een cultureel tekort van Nederland?

Aldus in 2013 Erik Hermida, de directeur van de KunstRai over de doelstelling van die beurs. Zoals hij het formuleert kan alles getoond worden. Het profiel van de KunstRai is dat het geen profiel heeft. De editie 2015 is vandaag afgelopen. In Amsterdam was er dit jaar een concurrerende beurs, de Amsterdam Art Fair. De Volkskrant gooide olie op het vuur door over een kunstbeurzenstrijd te praten. Opmerkelijk is dat de organisator van laatstgenoemde beurs in het Comité van Aanbeveling van de KunstRai zit: Wim van Krimpen.

Op de grootse Nederlandse kunstsite Trendbeheer is een discussie na te lezen die probeert scherp te krijgen hoe kunstenaars, kunstprofessionals en kunstliefhebbers tegen die kunstbeurzen aan kunnen kijken. Wat zijn ze nou eigenlijk, waartoe dienen ze en hoe verhouden ze zich tot het kunstklimaat van Nederland? Wat zeggen ze over cultureel Nederland? Mijn voorlopige conclusie: ‘Ik weet niet of de nieuwe beurs een alternatief is voor de KunstRai. Dat zou kunnen. Maar waarschijnlijk is het van het kaliber vissen in dezelfde vijver. Dus herschikken. De vraag die eerst beantwoord moet worden is waarom Nederland geen prestigieuze galeries kent die verschil maken en Amsterdam geen prestigieuze kunstbeurs. Zo bekeken wordt dat herschikken door een nieuwe beurs niet iets dat kwaliteit toevoegt, maar iets dat aanwezige kwaliteit anders verdeelt.

Rotterdam bereidt verkoop Afrika-collectie Wereldmuseum voor

Het Rotterdamse Wereldmuseum wil zich heroriënteren. Niet alleen in de herinrichting zoals dat onlangs vorm kreeg, maar ook in inhoud. Directeur Stanley Bremer heeft het plan om zijn Afrika-collectie te verkopen om tot een Azië-museum te komen. De collectie is bezit van de gemeente Rotterdam. Als de NMV hem deze afstoting niet toestaat heeft Bremer gedreigd met het Wereldmuseum uit de museumvereniging te treden.

Bremers plannen konden in september 2011 rekenen op afkeuring van toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra als antwoord op kamervragen van SP-kamerlid Jasper van Dijk. Ze waren immers niet in lijn met de LAMO, de Leidraad voor afstoten van Museale Objecten die de museum- en cultureel erfgoedsector hanteert.

Nu is er een brief van het Rotterdamse college over ontzamelen van gemeentecollecties. Het rolt de rode loper voor Bremer uit. Er wordt weliswaar gezegd dat Rotterdam eigen bestuursruimte houdt om het Wereldmuseum geen verkoopinkomsten te laten inboeken. Feit is dat alle obstakels voor het Wereldmuseum in de brief uit de weg worden geruimd. Onder cynische verwijzing naar zorgvuldigheid kan de Afrika-collectie verkocht worden.

Rotterdam wijkt op twee aspecten van de LAMO af en zegt aan te sluiten bij de VNG-richtlijn uit januari 2012, maar doet dit slechts ten dele. Het maakt de verkoop van objecten uit de collectie makkelijker. Verplicht aanbod aan collega-musea ‘om niet’ wordt beperkt binnen de stadsgrenzen. Verder wil het de opbrengst breed inzetten. Dat hoeft niet direct terug te vloeien naar de collectie. In de Rotterdamse visie wordt dat verbreed tot ‘passieve conservering, ontsluiting en presentatie van belangrijke collectieonderdelen’. Rotterdam wijkt opvallend af van de VNG die inkomsten uit verkoop voor het betrokken museum aan wil wenden. Rotterdam wil het beherende museum hierbij ‘in principe als eerste in aanmerking’ te laten komen.

Na onderhandelingen mocht museumgoudA dat in zomer 2011 The Schoolboys van Marlene Dumas verkocht uiteindelijk met een spijtbetuiging in de branchevereniging NMV blijven. Nu gooit Rotterdam de NMV de deur in het gezicht en zet deze wijd open voor Stanley Bremer en zijn Wereldmuseum. De overlegcultuur van de museumsector staat onder druk als het openbaar bestuur met de marges van het vanzelfsprekende gaat schuiven. Verzamelaars van Afrikaanse kunst zijn gewaarschuwd. Het Wereldmuseum gaat de Afrika-collectie verkopen. De nieuwe tijd stoomt de Rotterdamse museumwereld binnen. Geen woorden, maar objecten.

Foto: Jan-Baptist Bedaux, ‘Art of the Dogon‘. Bedaux Art Editions, Brussels 2012

MuseumgoudA ongeloofwaardig over verkoop The Schoolboys

De Volkskrant bericht dat een particuliere verzamelaar 800.000 euro had geboden aan museumgoudA voor The Schoolboys van Marlene Dumas. Dan had het schilderij in Nederland kunnen blijven. Nu is het verkocht op een veiling bij Christie’s en naar een particulier in Azië verhuisd. Voortaan aan het zicht van het publiek onttrokken. Het was een publiek geheim dat een verzamelaar een marktconforme prijs had geboden. Uitgelekt nieuws hierover kan een reden zijn voor de felle afwijzing door de Nederlandse Museumvereniging (NMV).

Dat directeur Gerard de Kleijn van museumgoudA gedragsregels van de museum- en erfgoedsector bewust heeft overtreden werd hem in de dagen rond de veiling eind juni 2011 niet erg kwalijk genomen. Iedereen besefte dat het voortbestaan van museumgoudA op het spel stond. Op vragen over het Wereldmuseum van SP’er Van Dijk veroordeelde staatssecretaris Zijlstra trouwens het handelen van een gemeente die een museum dwingt de gedragsregels te overtreden. Da’s van toepassing op zowel Gouda als museumgoudA.

Toen echter bekend werd dat De Kleijn het marktconforme aanbod van de particuliere verzamelaar had geweigerd smolt het begrip voor zijn handelen weg. Maar de lokale Goudse politiek en anderen die voor De Kleijn in de bres sprongen wisten dat niet en focusten nog op de opbrengst en het voortbestaan van het museum. Zodat een discussie met twee snelheden ontstond. Hoe dan ook, De Kleijn weigerde een aanbod dat het beste van twee werelden combineerde: een goede opbrengst en het behoud van openbaar kunstbezit.

De Kleijn geeft twee argumenten voor zijn weigering. De opbrengst zou met 800.000 euro niet groter zijn dan het garantiebedrag en de bruikleen zou slechts enkele jaren bedragen. Dat zijn oneigenlijke argumenten. Want in een persbericht van 30 mei 2011 schrijft museumgoudA: ‘Het museum heeft dit werk in 1988 aangekocht voor 16.000 gulden en rekent nu op een opbrengst van euro 800.000′. Evenmin valt in te zien hoe een Nederlandse verzamelaar die aanspreekbaar blijft voor bruiklenen slechter zou zijn dan de verkoop aan een Aziatische particuliere verzamelaar die met zijn nieuwe bezit volledig uit beeld verdwijnt.

Interessant is dat op 20 september 2011 de Goudse cultuurwethouder Daphne Bergmans op raadsvragen van de SP’er van Alphen over de verkoop antwoorddedat museumgoudA enkele grote particuliere verzamelaars [heeft] benaderd om te bezien of er bereidheid was het schilderij aan te kopen en vervolgens in langdurige bruikleen ter beschikking te stellen. Deze bereidheid bleek er niet te zijn’. Dat ontlokte me de toevoeging: ‘Opvallend ontbreekt in haar opsomming de optie dat museumgoudA zelf benaderd is door een derde partij’.

Het feit dat museumgoudA geen musea of particuliere verzamelaars kon vinden benadrukt dat het niet serieus naar kopers heeft gezocht. Ook Marlene Dumas en galeriehouder Paul Andriesse met hun netwerk aan belangstellende kopers waren door museumgoudA of een derde partij die voor het museum de boer op ging niet van de voorgenomen verkoop op de hoogte gesteld. Achteraf waren ze hier vol onbegrip over.

Er zijn nog veel vragen naar het handelen van De Kleijn. Zijn uitleg sinds mei 2011 over de verkoop van The Schoolboys is verre van consistent en stelt-ie steeds bij. Gemeente Gouda zal hem niet kritisch aanspreken. Of een gemeenteraad. Of een Raad van Toezicht van het museum. Op de NMV en staatssecretaris Zijlstra na spreekt geen enkele instantie De Kleijn kritisch aan. Maar deze kunnen hem bestuurlijk weer niet aanpakken.

De echte reden dat De Kleijn het marktconforme aanbod van de particuliere verzamelaar niet accepteerde lijkt te zijn dat-ie het niet kon accepteren omdat-ie voortijdig vergaande afspraken had gemaakt met Christie’s Londen. In het pakket paste in mei de aankoop van een Weissenbruch bij Christie’s Amsterdam voor 109.000 euro. Volgens kenners zeker geen kernstuk van de collectie. Een onverklaarbare actie van een museum dat beweert dat het water tot aan de lippen gestegen is en zegt elke cent nodig te hebben voor het voortbestaan.

Foto: St Martin&39s School for Boys Blazer Navy; prijs vanaf 90 pond bij John Lewis

Zijlstra verwerpt uitverkoop kunst door Gouda en museumgoudA

MuseumgoudA levert al lange tijd meer vragen dan antwoorden op. Afgelopen week beantwoordde staatssecretaris Zijlstra vragen van PvdA-kamerlid Klijnsma over de verkoop van The Schoolboys van Marlene Dumas. Eerder al stelde SP-er Van Dijk vragen over het Wereldmuseum die ook over ontzamelen door musea gingen. In de Goudse gemeenteraad was het SP’er Van Alphen die antwoord kreeg van wethouder Bergman.

Zijlstra stelt in zijn antwoordIk verwacht dat museale instellingen onder de huidige economische omstandigheden zullen worden uitgedaagd om creatieve plannen te ontwikkelen waardoor zij minder afhankelijk worden van overheidssubsidies. Met u ben ik van mening dat ons kunst- en cultuurbezit niet in de uitverkoop thuishoort. De staatssecretaris herhaalt in andere woorden zijn opvatting die ook al in zijn antwoord aan Van Dijk was te vinden: Ik ga ervan uit dat gemeenten, provincies en rijksoverheidsorganen de musea die hun collecties beheren in staat stellen die codes na te leven en zelf die codes als kader hanteren bij het verlenen van volmachten om voorwerpen af te stoten. 

Portefeuillehouder Bergman stelt in haar antwoord dat museumgoudA vooraf toestemming gevraagd heeft aan het college om het schilderij af te mogen stoten. Gouda doet dus precies wat Zijlstra aan gemeenten vraagt niet te doen en hij daarom veroordeelt. Het brengt namelijk een museum in een positie die ertoe dwingt de ethische code van de erfgoed- en museumsector om economische redenen te overtreden.

Tevens schetst Daphne Bergman de mogelijkheden waaronder The Schoolboys verkocht had kunnen worden aan een derde partij. Opvallend ontbreekt in haar opsomming de optie dat museumgoudA zelf benaderd is door een derde partij. Zij blijft ook onduidelijk over de periode waarnaar ze verwijst. Da’s relevant omdat het duidelijkheid kan geven over het tijdstip waarop museumgoudA bindende afspraken met Christie’s maakte. Daarna kon museumgoudA immers niet meer ontvankelijk zijn voor aanbiedingen. Maar hoeveel tijd was er dan voor de bieders? Marlene Dumas en haar galeriehouder Paul Andriesse beweren dat zij nooit benaderd zijn en evenmin wisten dat The Schoolboys op enig moment te koop zou worden aangeboden.

Bergman probeert de pijn van de ethische commissie van de NMV te verzachten. Maar het advies van de commissie blijft onherroepelijkDe handelwijze van het Museum is in het onderhavige geval op belangrijke punten niet in overeenstemming met geldende regels en ethische uitgangspunten (LAMO en Code). De hierboven opgesomde tekortkomingen van het Museum zijn niet te rechtvaardigen onder de door de directie ter verantwoording aangevoerde (voornamelijk financieel-economische) omstandigheden. In zijn antwoorden aan Jetta Klijnsma en Jasper van Dijk bevestigt Halbe Zijlstra dit uitgangspunt.

De antwoorden zijn ongelijksoortig. Zijlstra wijst het ontzamelen door musea krachtig af. Verder oordeelt-ie dat gemeenten een museum niet in de positie moeten brengen dat het gedragsregels moet overtreden. Als verantwoordelijk bewindspersoon kan hij het beleid vormgeven. Wethouder Bergman verkeert niet in deze positie. Verder worden haar door de raad vragen gesteld over het handelen van een museumdirecteur die op afstand staat. Zij geeft een verslag uit de tweede hand waar de staatssecretaris direct voor zichzelf kan spreken. Dat gebrek aan directheid en duidelijkheid kleurt haar antwoord.

Foto: MuseumgoudA, 2006. Libia Castro & Ólafur Ólafsson, Tua patria non existat (Je land bestaat niet); verf op zandsteen (monument) – Tijdelijke installatie

Marlene Dumas valt museumgoudA aan vanwege verkoop The Schoolboys

De zomervakantie is voorbij en het culturele seizoen is geopend. De bekendste en in het buitenland meest gewaardeerde Nederlands-Zuid-Afrikaanse kunstenares Marlene Dumas opent in De Volkskrant frontaal de aanval op museumdirecteur Gerard de Kleijn van museumgoudA. Dit naar aanleiding van zijn onderhandse verkoop via Christie’s van haar werk The Schoolboys in mei 2011 en de veiling op 28 juni. Het werk verdween naar het buitenland.

Dit blog heeft vanaf eind mei beredeneerd dat de verkoop onnodig was, onzorgvuldig werd uitgevoerd en het verkeerde signaal aan politiek, kunst- en museumwereld gaf. Tot vandaag was dit blog de enige mediabron die aan de verkoop afgelopen maanden kritisch aandacht besteedde. Op 30 mei met MuseumgoudA verkoopt eigen identiteit, op 21 juni met Pakt museumgoudA verkoop ‘The Schoolboys’ handig aan? op 28 juni met The Schoolboys’ brengt ruim €1.200.000 op en op 7 juli met Ter Borg gaat niet tot de bodem over museumgoudA

Gerard de Kleijn wordt door Dumas en haar galeriehouder Paul Andriesse een gebrek aan professionaliteit verweten. Ze begrijpen niet dat het werk buiten hun medeweten aan Christie’s werd aangeboden. Kunstenaar en galerist stellen dat The Schoolboys voor Nederland behouden had kunnen blijven als ze ingeschakeld waren bij het zoeken naar een koper. Want ze hebben goede contacten met verzamelaars. Kunsthandelaar en oud-museumdirecteur Wim van Krimpen werd weliswaar benaderd door De Kleijn om een koper te zoeken, maar zijn actie kan niet anders dan bescheiden en onvolledig worden beschouwd. Dumas en Andriesse werden door Van Krimpen niet benaderd.

Komende woensdag komt de Nederlandse Museumvereniging (NMV) bijeen in een extra ledenvergadering om zich te beraden over deze kwestie. De betrekkelijke buitenstaander De Kleijn heeft de ethische code van de museumwereld geschonden en door zijn verkoop de voorwaarden voor museumaankopen onder druk gezet en verslechterd. Eerdere pogingen om museumgoudA en directeur De Kleijn aan te spreken strandden op diens schouderophalen. Nu lijken de tegenkrachten beter georganiseerd om De Kleijn terecht te wijzen met de ultieme sanctie dat museumgoudA uit de NMV wordt gestoten.

Op een detail ben ik het overigens oneens met Paul Andriesse. Hij zegt De Kleijn kent niet de waarde van kunst, alleen de prijs. Het is een uiting van de nieuwe openlijke geestelijke armoede in Nederland. Ik ben het met Andriesse eens dat De Kleijn de waarde van kunst niet kent en een uiting is van de nieuwe openlijke geestelijke armoede. Maar ik bestrijd dat De Kleijn de prijs van kunst kent.

Er hebben naar mijn idee bij de verkoop en de vaststelling van het garantiebedrag te veel onvolkomenheden onder verantwoordelijkheid van De Kleijn plaatsgevonden. Zo bestaan er over de precieze samenstelling van het verkoopbedrag nog steeds onduidelijkheden. Iemand die de prijs van kunst kent handelt handiger. Er zat meer in. Da’s niet de hoofdzaak, maar wellicht kunnen de NMV of de controller van de gemeente Gouda via een onderzoek het feitenrelaas van de verkoop reconstrueren.

Foto: Shunji Hori in museumgoudA. Tentoonstelling Nederland 1. 2006. Tentoonstellingsproject in museumgoudA naar aanleiding van de vele bespiegelingen in diverse media omtrent de veranderende tijdsgeest in Nederland.