Het zijn opvallende cijfers over de werkgelegenheid in musea die de Museumvereniging heeft gepubliceerd in het jaarlijkse overzicht ‘Museumcijfers 2017’. Van de 40.000 mensen die in de museumsector werkzaam zijn worden er 27.000 niet betaald. Dat zijn vrijwilligers en stagiairs. De ‘Museumcijfers 2016’ gaven een ander beeld. Daarin stond te lezen: ‘Geschiedenismusea en musea voor bedrijf, wetenschap en techniek maken – ook gemeten in voltijdbanen – relatief veel gebruik van vrijwilligers en stagiairs. Kunstmusea en musea voor volkenkunde doen veel minder een beroep op onbetaalde krachten’ en uit onderstaande figuur 5.3 ‘FTE’s onbetaalde krachten als percentage van het totaal aantal FTE’s naar provincie, 2016’ bleek dat dit voor Nederland 28% was. Dit verschil in beeldvorming heeft ermee te maken wat men vergelijkt: FTE’s of het aantal in de museumsector werkzame mensen. Het is appels met peren vergelijken. Veelbetekenend is dat voor het eerst in de ‘Museumcijfers 2017’ de Museumvereniging krachtig vaststelt dat 68% van de bijna 40.000 in musea werkzame mensen onbetaald werkt. Men kan er alleen maar naar gissen voor wie deze opvallende, en ook wel onheilspellende cijfers in de eerste plaats bedoeld zijn. Is het een signaal aan de Haagse politiek dat kleinere en middelgrote musea financieel niet verder uitgekleed kunnen worden en dat daar echt geen vlees meer op de botten zit? De onbetaalde krachten zijn de kanaries in de kolenmijn van de museumsector.
Foto 1: Schermafbeelding uit ‘Museumcijfers 2017’ van de Museumvereniging (p.28), 2018.
Foto 2: Schermafbeelding uit ‘Museumcijfers 2016’ van de Museumvereniging (p.26), 2017.