De stille dood van het kunstbeleid. Waarom haalt de politiek de begrippen kunst en cultuur mentaal, beleidsmatig en budgettair niet uit elkaar?

Paragraaf ‘Cultuur‘ als standpunt van de VVD.

I. Robbert Dijkgraaf is de beoogde minister van OCW. Het ligt in de rede dat zijn beleidsterreinen Hoger Onderwijs, Wetenschap en Wetenschappelijk Onderzoek zullen zijn. Maar de verdeling van de beleidsterreinen op dit departement zijn nog niet bekend. 

Daarnaast komen er op dit departement een minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en een staatssecretaris Cultuur en Media. Die laatste functie wordt opnieuw ingevoerd (na Aad Nuis, Rick van der Ploeg, Cees van Leeuwen, Medy van der Laan) nadat die in 2007 was afgeschaft. Het is dus niet waarschijnlijk dat Dijkgraaf de eerst verantwoordelijke bewindspersoon voor Cultuur wordt. 

Interessanter is de vraag of D66 een kunstenaar tot staatssecretaris Cultuur en Media maakt. 

II. Het is verhullend om bij dit staatssecretariaat over Cultuur te praten terwijl Kunst wordt bedoeld. Cultuur omvat het bloemencorso, het carnaval, de braderie, het buurtfeest, het oliebollenkraam, de lokale sportwedstrijd en allerlei verbindende aspecten in de samenleving.

Kunst heeft andere functies, doelen en bestaansredenen dan Cultuur, hoewel er overlap bestaat. Waarom blijft de politiek zo aan de verhullende paraplu-term Cultuur hangen? Wat is de logica daarvoor? Waarom maakt de politiek geen knip tussen Kunst en Cultuur? Nu wordt Kunst achter of in de Cultuur verstopt. Ook budgettair. 

Het zou duidelijker zijn voor zowel Kunst als Cultuur om ze ‘mentaal’ en beleidsmatig te scheiden en bij verschillende departementen onder te brengen zoals dat trouwens voorheen het geval was.

Dan zouden we weer kunnen spreken over een Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen zoals dat van 1918 tot 1965 bestond en een Ministerie van Cultuur, Recreatie, Identiteit en Maatschappelijk Werk (CRIM) zoals dat in de voorganger CRM van 1965 tot 1982 bestond. 

Het is interessant voor auteurs, onderzoekers en kritische geesten om te beredeneren wat de sociale en politieke overwegingen waren in de jaren 1960 tot 1980 om Kunst en Cultuur op een hoop te gooien. En wat de politieke en sociale overwegingen zijn in 2021/2022 om die hoop te laten bestaan.

III. De VVD is de kwade genius van het kunstbeleid. Al in de jaren 1950 spraken vertegenwoordigers van de VVD neerbuigend over kunst. VVD-kamerlid Thierry Aartsen zette deze traditie binnen deze partij voort en had vanaf 2018 cultuur (o.a. Erfgoedinspectie, Bibliotheek en letterenbeleid, monumenten), Media, Arbeidsomstandigheden, Inspectie & toezicht in zijn portefeuille.

Wat de VVD onder ‘Cultuur’ of ‘Kunst’ verstaat wordt uit bovenstaande cultuurparagraaf niet duidelijk. Van een politieke partij die dat onderscheid niet maakt en beide begrippen door elkaar heen gebruikt valt te vrezen dat het niet wil dat wij weten wat het verschil tussen kunst en cultuur is. Het is waarschijnlijk dat de VVD om politieke redenen bewust beide begrippen door elkaar heen gebruikt om onduidelijkheid te zaaien en de Kunst te knechten.

Zo is het volstrekt onbegrijpelijk wat er in de tweede alinea staat. De zinnen hangen als los zand aan elkaar zonder dat er een oorzakelijk verband tussen bestaat: ‘Wij vinden dat kunst en cultuur toegankelijk horen te zijn voor iedereen. Subsidies moeten dus niet alleen naar Amsterdam gaan, maar verspreid worden over het hele land. De overheid stelt zich daarbij neutraal op, want volkscultuur is ook cultuur. Zo kunnen bijvoorbeeld festivals ook in aanmerking komen voor subsidie‘. Wat is het verband tussen een neutrale overheid die overigens per definitie niet bestaat en volkscultuur? Bedoelt de VVD met cultuur (=kunst) en met volkscultuur (= cultuur)? Want cultuur is altijd volkscultuur. Hoe dan ook zorgt de VVD in deze cultuurparagraaf voor onduidelijkheid en goochelt het met de begrippen Kunst en Cultuur die het verhullend gebruikt.

IV. Cultuur is de weerslag van de samenleving. De waarde van kunst is dat het zich deels ontworsteld heeft aan de macht, weerstand biedt aan onderwerping en haaks op de samenleving staat. Het heeft voor kunstenaars die de kunst instromen een vrijplaats bevochten.

Kunstenaars staan niet zozeer op de schouders van een traditie zoals in de Renaissance over de Grieken werd gezegd, maar op de schouders van een toevallige bundeling van omstandigheden die lang geleden genoeg opgestart is om nu stand te kunnen houden. Of af te worden gebroken door de politiek.

Dat tekent de paradox van kunst die cultuur niet heeft. Kunst moet ver genoeg van politieke en maatschappelijke krachten blijven om er vrij en onbevreesd op te kunnen spiegelen, maar moet ook weer niet te veel afstand nemen om ‘voor eigen bestwil’ in een reservaat te eindigen. Kunst valt op te vatten als aanscherping en verbijzondering van cultuur. Het verbindende aspect is bijkomend in kunst. Door kunst ook dat aspect toe te meten wordt kunst een functie opgelegd die er niet de kern van is, maar er om oneigenlijke, politieke redenen opgeplakt wordt.

V. Wat de VVD met kunst wil wordt uit de beschrijving duidelijk. De VVD gunt het kunst niet om een vrijplaats te zijn. De VVD wil die vrijplaats afbreken. De VVD wil kunst maken tot weerslag van de samenleving, goochelt daarom met de begrippen kunst en cultuur, en zaait bewust verwarring. De VVD heeft in de cultuurparagraaf niet het lef om kunst frontaal aan te vallen, maar probeert de functies en doelen ervan slinks te smoren in begripsverwarring. Namelijk door kunst te vervangen door het bredere en met de samenleving samenvallende begrip cultuur. Zodat kunst van scherpte en autonomie ontdaan wordt.

Zo is de missie van de VVD geslaagd, zonder dat we doorhebben dat de kunst in het beleid doelbewust van haar scherpte wordt ontdaan. Een progressieve partij als D66 vindt het vermoedelijk op dit moment niet de moeite waard of mist de macht om daar tegenin te gaan en een speciale positie voor Kunst op te eisen. Zo wordt Kunst indirect getemd en vervangen door en verborgen achter het begrip Cultuur. Noodgedwongen neemt D66 genoegen met een staatssecretaris van Cultuur.

VI. Wat ooit als emancipatiebeweging in de jaren 1960 begon is 50 jaar later geëindigd in een wisseltruc waardoor de Kunst verdwijnt. Zonder dat iemand het merkt en er een punt van maakt. Dat is de stille dood van het kunstbeleid. Maar taal doet ertoe. Het is de hoogste tijd om ons er bewust van te worden en er iets aan te veranderen. Laat dat onze garantie voor de toekomst zijn.

Kunst moet van rechts en links de politieke zaak dienen en er het zwijgen toe doen. Autonomie van kunst is niet de bedoeling

Prikkelende column van Özcan Akyol in het AD. Hij schrijft: ‘Kunst en cultuur zijn verdacht gemaakt door rechtse politici die te maken kregen met onwelgevallige meningen.’ Dat klopt, maar het is de vraag of de onwelgevallige meningen niet vooral vanuit henzelf komen. En vanuit hun politieke gedachtegoed. De haat tegen vooral de hedendaagse kunst (cultuur zou Akyol niet op een hoop moeten gooien met kunst) bestaat al tientallen jaren in een partij als de VVD. Google maar eens op ‘Jan Hanlo’ en ‘Willem Carel Wendelaar’, een Eerste Kamerlid van de VVD die in 1952 vragen stelde over een gedicht van Hanlo dat hij een ‘onaanvaardbare uiting van kunst’ vond. Alsof Wendelaar ook maar enig verstand van kunst had en zich als politicus met de inhoud van kunst zou moeten bemoeien. De VVD is de kwade genius achter de afbraak van de kunstsector.

Dat is een verre echo van wat de toenmalige liberale premier Rudolf Thorbecke in 1863 zei: ‘De kunst is geene regeringszaak, in zooverre de Regering geen oordeel, noch eenig gezag heeft op het gebied der kunst.’ Maar zoals Marita Mathijsen in een repliek op een stuk van Melle Daamen in 2014 opmerkte in haar uitleg over wat Thorbecke werkelijk bedoelde over kunst is dat advies aan de huidige Nederlandse politici niet besteed: ‘Dat de overheid een taak in de kunsten had als iets publiek belang had en de macht van particulieren te boven ging, zag hij wel degelijk. Maar een Raad voor Cultuur, die in opdracht van de regering oordelen velt, daarvan zou hij gegruwd hebben.’ Nu is het gebruik dat kunst door bestuurders wordt gebruikt voor het realiseren van politieke doelen, zoals voorbeelden in Amsterdam of Utrecht laten zien. In de visie van de huidige linkse en rechtse, landelijke en lokale bestuurders is kunst niet langer vrij, onafhankelijk en tegendraads, maar een beleidsinstrument. Kunst is getemd en ondergeschikt gemaakt. Kunst mag niet langer autonoom zijn.

Het is een trieste constatering dat Wendelaar vele navolgers heeft. Die zich doorgaans minder uitdrukkelijk manifesteren en geniepiger opereren. De voormalige staatssecretaris van OCW Halbe Zijlstra (ook VVD) was daarop nog een uitzondering omdat hij het als een voordeel zag dat hij een outsider in de kunstwereld was. Hij pochte met zijn onkunde. In de politiek geldt deskundigheid als een vereiste bij beleidsterreinen als zorg, landbouw, defensie, onderwijs, waterstaat, financiën, rechtspraak, diplomatie of noem maar op, maar niet bij kunst. Bij kunst wordt door Nederlandse politici deskundigheid als nadeel gezien. Minister Ingrid van Engelshoven is daar het laatste, trieste dieptepunt van. Tekenend is dat letterkundige Aad Nuis (D66) van 1994 tot 1998 de laatste staatssecretaris van OCW was die zelf voortkwam uit de kunstsector. In andere landen willen schrijvers of zangers nog wel eens minister van cultuur worden, maar niet in Nederland. Waarom in de Nederlandse politiek voor bewindslieden deskundigheid in de kunst als nadeel wordt gezien is duidelijk. Kunstbeleid dient niet primair de kunst, maar politieke doelen die kunst gebruiken. Het is niet de bedoeling dat een Nederlandse politicus echt opkomt voor de kunst. Daar ontstaan alleen maar misverstanden door.

Özcan Akyol gaat verder met zijn beoog en betrekt het ook op links als hij zegt: ‘En in een gepolariseerde samenleving, waar het zwart-witdenken welig tiert, staat een pleidooi voor de kunst gelijk aan een flirt met oubollig links, dat in de beeldvorming zakken met geld naar kunstenaars bracht.’ Hier buitelen de hypotheses en het wensdenken over elkaar heen. Het is beeldvorming die niet overeenkomt met de politieke praktijk. Het dubbelzinnige ervan is dat links zich dat door rechts berustend én toestemmend laat zeggen, terwijl links weet dat het de kunst niet door dik en dun steunt. Maar die foute beeldvorming weerlegt het niet omdat de marketing helpt die zegt dat links opkomt voor de kunst. Niet dus. Je zou bijna hopen dat de scherts van Akyol waar was, want dan was er in elk geval nog linkse politiek die hart had voor kunst. Links steunt de kunst evenmin als rechts dat doet. Als links geld overheeft voor kunst is dat uitsluitend om eigen doeleinden te realiseren. Kunst moet van de rechtse en linkse politiek de politieke zaak dienen en er verder het zwijgen toe doen. Want autonomie van kunst is in Nederland niet de bedoeling. Ben je gek, dan kunnen wethouders en ministers niet meer timmeren, boetseren en figuurzagen met kunst als de ware hobby-boeren van de cultuur.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelEen pleidooi voor de kunst staat gelijk aan een flirt met oubollig links’ van Özcan Akyol in het AD, 1 oktober 2019.

Vragen bij investering van Brabant C in project Doloris in Tilburg

Er is in Tilburg in de Spoorzone een interessant project in de maak dat in 2019 opent: Doloris. Hoe het gaat worden maakt een filmpje op YouTube van een voorloper van dit project duidelijk: Peristal Singum dat in 2010 in Berlijn opende. Initiatiefnemer hiervan was de Duitse Tim Henrik Schneider die volgens zijn LinkedIn-profiel meer een culturele ondernemer en uitvoerend kunstenaar dan een autonoom kunstenaar lijkt te zijn.

Alle projectplannen en bijzonderheden over Doloris dat hier ‘Surrealistisch Doolhof’ wordt genoemd zijn in diverse documenten te lezen op de site van subsidiegever Brabant C. De aankeiler liegt er niet om en geeft aan waar de focus ligt: ‘Uniek leisureconcept met hoogwaardig artistieke insteek’ (sic). Op een oppervlakte van 350 vierkante meter worden aan de Spoorlaan 21 40 ervaringskamers opgetrokken. Het project draait dus om de ervaring van de bezoeker. Een restaurant en rooftopbar zijn voorzien. Op een totale begroting van € 1,54 miljoen investeert Brabant C € 385.000, te weten 25% van de totale begroting.

Het project dat afwisselend Peristal of Doloris wordt genoemd, wordt gepresenteerd als kunstproject. Maar vooralsnog lijkt dat meer marketing dan werkelijkheid van zowel de initiatiefnemers als de subsidieverlener. In haar advies van januari 2018 zegt Brabant C: ‘De bouw start in 2018 en vanaf 2022 moet Peristal een gevestigde naam zijn als nieuwe speler op de Europese leisure markt, opererend in een markt met partijen als escape rooms, Amsterdam Dungeon en Efteling.’ en ‘Toch wordt de onduidelijkheid die bij de commissie leeft over de uiteindelijk te realiseren culturele kwaliteit van het project in aanvraag en pitch nog niet weggenomen. Ze vindt het artistieke concept nog te weinig tot uitdrukking komen in de plannen. Er is onduidelijkheid over de aard en artistieke ruimte van ieders bijdrage. Ook lijkt de gepresenteerde maquette eerder als voorbeeld te dienen dan als schets voor het te bouwen labyrint. Dit geeft het plan artistiek een te weinig uitgewerkt beeld om zonder meer tot een positief oordeel te kunnen komen over de culturele kwaliteit van Peristal.

Dit project én de investering van € 385.000 (€ 225.000 gift, € 60.000 garantiesubsidie, € 100.000 lening) door Brabant C roepen de vraag op wat een ‘kunstproject’ is en of Doloris/Peristal wel aan de voorwaarden daarvan voldoet. Dat valt te betwijfelen. Want het risico bestaat dat door de kwantitatieve weging door Brabant C dat projecten toetst aan de hand van normen als ‘cultuursysteem van de provincie Noord-Brabant’, ‘ondernemerschap’, ‘bijdrage aan de vrijetijdseconomie van de provincie Noord-Brabant’ en ‘draagvlak in de Brabantse samenleving’ de kunst uit zicht verdwijnt. Want heeft kunst niet als belangrijkste functies om te ontregelen, aan te scherpen en essentiële vragen over onszelf en onze samenleving te stellen?

Het valt te vrezen dat bij Doloris/Peristal kunst een halffabricaat is dat andere doelen dient. Of dat de beleving van de bezoeker, de ondersteuning van culturele ondernemers, de culturele infrastructuur van de provincie Noord-Brabant of de gebiedsontwikkeling van de Spoorzone is. Eerder het omgekeerde lijkt aan de orde te zijn. Namelijk dat het ‘kunstproject’ niet aanzet tot nadenken en aanscherpen, maar tot amuseren en afleiden volgens de normen van de vrijetijdseconomie. Anders gezegd, commerciële organisaties als escape rooms, Amsterdam Dungeon en Efteling krijgen geen overheidssubsidie, laat staan kunstsubsidie. Wat is het verschil?

Waarom Doloris/Peristal een ‘kunstproject’ genoemd kan worden is een vraag die tot nu toe onvoldoende beantwoord is. Het antwoord op de vraag is ook het antwoord op de vraag of Brabant C wel op de goede koers zit met de ondersteuning van projecten die erg ver verwijderd zijn van de functies waarvoor kunst is bedoeld.

Foto 1: Schermafbeelding van een deel van de site van het project Doloris in Tilburg dat gepland staat van 2019 tot 2022.

Foto 2: Schermafbeelding van deel van de inleiding op het projectplan ‘Surrealistisch Doolhof’ van Brabant C door aanvrager ‘Peristal Tilburg’, 2018.

Gelukkig is hedendaagse kunst niet zelfgenoegzaam. Wie weet dat?

M’n toevallig oog viel op een artikel over hedendaagse beeldende kunst, of liever gezegd de kloof tussen massa en elite van Willem Jan Hilderink voor Dagelijkse Standaard. De titel ‘Gelukkig is hedendaagse kunst niet belerend’ is ongelukkig. Die meent te zeggen dat het publiek zich niet de les laat lezen, maar da’s wat anders. Ik viel vooral over de volgende passage: ‘Wat pas echt wringt, wat echt vervreemdt, is de drang die kunstenaars voelen het klootjesvolk op te leiden, te confronteren, de maat te nemen, belachelijk te maken.’

Dit is een aanname die de auteur niet onderbouwt en die slechts voor 25% juist is. Het is klinkklare onzin dat kunstenaars de drang voelen om de burgers op te leiden, de maat te nemen of belachelijk te maken. Op hoeveel waarnemingen, uitspraken en kunstwerken baseert Hilderink dat? Het is wel juist dat kunstenaars de samenleving een spiegel voorhouden en burgers confronteren. Logisch, want da’s exact de functie van kunst.

Eigenlijk is het precies omgekeerd aan wat Hilderink suggereert. Niet de kunstenaars maken het klootjesvolk belachelijk, maar het klootjesvolk -daartoe aangevoerd door politici van de VVD, gevolgd door die van de PVV en alle andere politici rond het Binnenhof- maken kunst en kunstenaars belachelijk. Met een moeilijk woord wordt dat dédain genoemd. Ofwel, de minachting, de neerbuigendheid en het gebrek aan respect dat de kunstenaars van delen van de samenleving krijgen. Vaak ook nog eens met een trap na.

Het is ten dele waar dat de hedendaagse beeldende kunst het contact met de massa verloren heeft. Hoewel dat wel meevalt voor wie de bezoekcijfers van de kunstmusea ziet en daar langs een oneindig schuifelende grijze golf moet slalommen. Maar het is waar dat de experimentele, grensverleggende kunsten het relatief slecht doen. Dat geldt overigens voor alle disciplines, ook voor dans, film, literatuur, muziek of theater.

Is dat erg? Ja en nee. Het is nu eenmaal een wetmatigheid dat minder behaagzieke kunsten op minder waardering en begrip kunnen rekenen bij het brede publiek. Da’s iets van alle tijden. Pas als kunstenaars de kloof groter en onoverbrugbaarder maken dan nodig is, dan doen ze iets fundamenteel verkeerd. Eerder niet.

Hilderink laat ongenoemd dat musea met educatieve programma’s moeite doen om ‘moeilijke‘ kunst aan het publiek uit te leggen. Het is niet zo dat kunstenaars of musea vanuit een arrogante houding kunst ‘droppen‘. Zo heeft Wim T. Schippers voor Museum Boijmans meer dan 500 vragen per video beantwoord over z’n pindakaasvloer. Iets waarin Hilderink geen kunst kan zien omdat hij het niet begrijpt. Toch de juiste manier om het publiek bij kunst te betrekken die op het eerste gezicht afstoot, vreemd is en onbegrijpelijk lijkt.

Hilderink gaat ook voorbij aan al die beeldende kunstenaars die in wijken, bij manifestaties, op beurzen of in hun atelier tijdens atelierroutes moeite doen om hun kunst telkens weer uit te leggen aan een breed publiek. Kunstenaars die daar ondergemiddeld mee verdienen en doorgaans lange uren maken. En, niet iedereen hoeft geïnteresseerd te zijn in hedendaagse (beeldende) kunst. Zoals ook niet iedereen geïnteresseerd is in voetbal, schaatsen, Big Brother of Dave Roelvink. Ook voor mij nu bekend door Hans Beerekamp. Laat dat zo blijven in de pluriforme Nederlandse samenleving. Gespeeld onbegrip over zowel het een als het ander is ongepast.

Korten op kunst presenteert VVD als beschaving. Is dat verdorven?

NL1012_0

Een inleiding over Cultureel ondernemerschap en beschaving kondigt een symposium aan op Erasmus Academie op 8, 9 en 10 september. Met medewerking van Arjo Klamer en Slawek Magala. Niet als eerste merkt de inleider op dat de VVD victorie kraait over de cultuurbezuinigingen en meent dat op de markt het cultureel ondernemerschap kan bloeien. Waar dat optimisme op is gebaseerd maakt de VVD niet concreet. Op een haperende economie? Op teruglopende sponsoring door bedrijven of op liberaal wensdenken? Naar verwachting zullen naast de landelijke bezuinigingen en een ingekrompen basisinfrastructuur de lagere overheden in vergelijking met 2011 zo’n half miljard euro op kunst bezuinigen. Volop ontwikkelingen waarop overheden en zogenaamde cultuurondernemers moeten inspelen wil de cultuur in Nederland overleven.

De Erasmus Academie concludeert: ‘Uiteindelijk zal de beschaving best blijven bestaan, zoals de VVD beweert, ook zonder cultuursubsidies. Het is alleen even de vraag welke beschaving.’ Ofwel, welke cultuurpolitiek wordt ontwikkeld om welke kunst te laten bestaan? Kunst die behaagt, kunst die status geeft of kunst die tegendraads is? Da’s een keuze die de politiek maakt. De nog steeds niet geluwde woede van de kunstsector over het bestaande cultuurbeleid balt zich samen in de poster van Loesje. Subsidies aan ABN AMRO hebben de belastingbetaler zo’n 30 miljard euro gekost, zodat ook de kunstsector gedwongen moest inleveren. Welke kunst VVD en PvdA voorop zetten is duidelijk: bankje kijken. Om te kunnen zien hoe de bonussen toenemen op kosten van de staatssteun. In haar vlegelachtigheid heeft de VVD de branie om dat beschaving te noemen.

Foto: Loesje, Cultuurbezuinigingen, 2013.

Kunst is een madam zonder basis. Glans als cultuurpolitiek

Breitner GH 1890s model for painting

Financieel geograaf Ewald Engelen ziet in een column voor Het Parool de kunst als de hoer van de uitbater. Een pronkzuchtige madam die heeft afgerekend met haar verleden, de wereld is ingetrokken en op geen plek meer thuishoort. Hij is verheugd dat het Amsterdamse museumplein en de omringende musea er weer mooi bijliggen. Het Rijksmuseum, Stedelijk en Van Gogh pronken. De bouwputten zijn dicht, de steigers afgebroken en de zalen stijlvol ingericht. Alles glanst. Laat de toeristen maar komen met hun dikke portemonnee.

In die glanzende oppervlakken ziet Engelen tegelijk een probleem. Het glanst te mooi: ‘Het plein is een geldmachine geworden: visueel aantrekkelijk en esthetisch genotzuchtig, houdt het de bezoeker aanminnig een fictief zelfbeeld voor van avant-gardistisch, elitair kosmopolitisme, die ook bijvoorbeeld non-plaatsen als Schiphol en de Zuidas uitstralen.‘ Het bevalt hem matig, op de koop toe om ouderwets gevonden te worden.

De ouderwetsheid van Engelen is een verwijzing naar Nederland van voor de crisis. Of liever gezegd, van voor de culturele kaalslag door de VVD, geholpen door PVV en niet tegengewerkt door PvdA en CDA. In de optiek van Engelen schuurt er iets op het museumplein. Maar dat valt de witte wijn en kreeft etende elite niet te verwijten. Of de in zwarte kledij met designbrillen vernissages aflopende elite-in-aantocht op weg naar meer.

Het gemis dat Engelen constateert en ervaart zonder het goed onder woorden te kunnen brengen is een direct gevolg van het verstoorde evenwicht van het kunstbeleid. Zoals de VVD dat op de rails heeft gezet om het onder parvenu-achtig leedvermaak integer te laten ontsporen. Het verwijt dat het Rijks, Stedelijk en Van Gogh zijn zoals ze zijn zou een dwaas verwijt zijn. Voor de duidelijkheid, dat zegt Engelen ook niet. Wat Nederland, Engelen en alle kunstliefhebbers van Nederland missen is een tegenwicht voor de grote kunstinstellingen.

In de cultuurbezuinigingen zijn de topinstellingen ontzien. Mede om het beeld van een creatief landje naar het buitenland toe in stand te houden en het toerisme te laten blijven draaien. Op witte wijn en kreeft. Richard Florida als onmisbare noot in cultuurpolitieke beleidstukken die een creatieve klasse in elke stad van het land als een overal opduikend spookleger een basis laat leggen onder elke overheidsinvestering. Grootheidsdenken heeft een keerzijde. Experiment en talentontwikkeling zijn even blingbling als het repareren van het riool. Pas na enkele regeringsperioden wordt zichtbaar dat het ontbreekt. Wie maalt daar nou om? Wie weet dan nog wie Zijlstra, Bussemaker of Rutte waren? Hedendaagse blingblingkapitalisten schuiven de toekomst van de kunst onbezonnen voor zich uit. Da’s het gemis van het museumplein. Onder de oppervlakte ontbreekt de basis.

Foto: George Hendrik Breitner, Schildersmodel, circa 1890.

Op pad met de Piraten naar een beter kunstbeleid

Nederlandse Piraten doen het vrijwillig. De partij is in ontwikkeling. In allerlei groepen en commissies wordt gewikt en gewogen. De vergelijking met Duitsland is oneerlijk omdat de Duitse Piraten subsidie kregen om een professionele organisatie op te zetten. Dat tempert de verwachtingen voor 12 september. Voordeel is dat bij de Nederlandse Piratenpartij de basis ook over het programma meepraat. Het Piratepad biedt zelfs niet-leden de mogelijkheid om met nieuwe ideeën te komen. Ik gaf input voor de cultuurparagraaf. Denk ook mee:

De bovengemiddelde bezuinigingen van 200 miljoen door staatssecretaris Zijlstra op kunst dreigen door geen enkele partij ongedaan te worden gemaakt. Ook de PvdA zette in contacten met de kunstsector eerder informeel in op minimaal 50 miljoen bezuinigingen.

De netto-opbrengst van de bezuinigingsoperatie is klein en het effect is groot omdat het veel laagbetaalde banen vernietigt. Straks komen in steden gebouwen leeg die nu culturele instellingen huisvesten. Ze kunnen de lasten niet meer dragen omdat de subsidies van rijksoverheid of stedelijke overheden zijn gestopt, of sterk worden verminderd. Dit geeft onvoorziene effecten op deze steden.

Het delen van cultuur en informatie is een kernpunt zodat het voor de hand ligt om voor te stellen de bezuinigingen terug te draaien. Ze in ieder geval tot onder de 50 miljoen te brengen. Een doelmatigheidskorting tussen de 20 en 40 miljoen geeft mooie symboliek tussen de realiteitszin van wel bezuinigen die minder is dan andere partijen voorstellen.

Zijlstra en het advies van de Raad voor Cultuur houden de topinstellingen in stand en korten bovenmatig op de talentontwikkeling en de ontwikkelinstellingen. Ook een generatieconflict omdat jongere kunstenaars zich doorgaans nog aan het ontwikkelen zijn. Het is voor de toekomst van de kunst gewenst om talentontwikkeling in stand te houden.

Terugdringing van de omvang van de kunstsector hoeft niet verkeerd uit te pakken. Dat begint dan met de voorgestelde inkrimping van het kunstonderwijs. Maar de kwaliteitsvernietiging vanwege economische motieven die nu dreigt zal voor de toekomst van de kunstsector rampzalig uitpakken.

Zowel het auteursrecht als de cultuur en informatie moeten breder opgevat worden dan het internet alleen. Want een en ander lopen in elkaar over.

Foto: Affiche protest tegen bezuinigingen in de kunstsector, 2011

VVD is kwade genius achter de afbraak van de kunstsector

Sinds het verschijnen van het advies ‘Slagen in Cultuur‘ van de Raad voor Cultuur vragen velen zich af wat het beste antwoord is op een bovenmatige bezuiniging van 25% die geen enkele andere sector treft. Hoe kunnen getroffen instellingen en burgers die trots op eigen land, taal en nationale identiteit zijn reageren?

In commentaren wordt het advies over de basisinfrastructuur 2013-2016 van de Raad kinderachtig, zonder kennis van zaken en schoolmeesterachtig genoemd. En de bezuinigingen disproportioneel. Raadsvoorzitter Daalmeijer en staatssecretaris Zijlstra zijn buitenstaanders die zich eerder identificeren met de politiek dan met de kunstsector. In de oppositie zei VVD-cultuurwoordvoerder Han ten Broeke op 26 juni 2008 in een kamerdebat: De Raad die handelt volgens haar professionele autonomie; waar we haar nota bene voor hebben ingeschakeld. In het kabinet Rutte is de professionele autonomie van de Raad voor Cultuur uitgekleed. Els Swaab mocht niet autonoom zijn en Joop Daalmaijer representeert die eigenschap overduidelijk niet.

Een jaar geleden schreef ik als spijtoptant in een stukje ‘VVD staat in voor politieke horror‘: ‘Als ik geweten had dat de VVD zou meegaan in de rancune van de PVV tegen cultuur, dan had ik nooit VVD gestemd. Hoewel de mening van cultuurwoordvoerder Han ten Broeke me bekend was. Ik had logica verwacht van een partij die zou gaan gaat voor een terugtredende overheid, maar daarnaast ruimte zou bieden voor het privé-initiatief. Maar de huidige VVD opereert volstrekt onlogisch en blokkeert zowel het een als het ander.’ Joke Mizée bekritiseerde me toen omdat ze me te goedgelovig vond over de cultuurparagraaf van de VVD. Ze had gelijk.

De VVD is de oorzaak voor de kaalslag op cultuur en heeft dat de afgelopen jaren voorbereid en vormgegeven. Eerst binnen de VVD-fractie bij monde van cultuurwoordvoerder Han ten Broeke, in 2010 door VVD-informateur Ivo Opstelten in het regeerakkoord en in de uitvoering door VVD-staatssecretaris Zijlstra. Een toelichting bij het rapportManifestaties van de vrijheid des geestes’ van de Teldersstichting claimt de eigen verdienste: Omdat cultuur en sport voor de gemiddelde burger vrijetijdsactiviteiten zijn, vormen van vermaak, rijst de vraag hoe de gewijzigde taakopvatting van de overheid op de terreinen van cultuur en sport zich verhoudt tot de liberale staatsopvatting. Joop Daalmeijer nam het op 8 maart 2012 officieel in ontvangst.

Voor de VVD is cultuur dus een vorm van vermaak. Door cultuur als vrijetijdsactiviteit te zien zoals een sportwedstrijd, stadswandeling of kermisbezoek ontkent de VVD het belang van cultuur en kan de overheid er afstand van nemen. In Nederland coalitieland is het de verdienste van andere partijen zoals de PvdA dat de bezuinigingen op de basisinfrastructuur beperkt blijven tot 200 miljoen. Maar geen enkele partij ontkent de bezuinigingen. Verschil is dat de andere partijen cultuur niet als vermaak zien. Wellicht op de PVV na.

Reden waarom de VVD de desintegratie van de cultuursector hoog op haar agenda heeft gezet is electoraal. De VVD scoort ermee. Kunst is niet sexy bij het grote publiek, slecht in staat voor zichzelf op te komen en heeft geen machtsmiddelen. De sector is divers, wordt slecht bestuurd en bestaat uit individuen die meer zijn dan het geheel. Het beste antwoord op de afbraak is geen inhoudelijk debat omdat de VVD daar immuun voor is, maar machtspolitiek. Aan tafel schuiven bij Opstelten, Rutte, Zijlstra en Daalmeijer heeft weinig zin. Ze moeten geïsoleerd worden omdat de VVD een uitermate negatieve kracht voor de Nederlandse cultuur is.

Foto: Shen Shaomin, Oil game machine Exhibition in T Gallery, 2007

Blogosfeer lijdt aan zelfoverschatting

Blogs hebben weinig journalistieke waarde. Er wordt nooit iets onthuld, onderzocht of geanalyseerd dat aanvullend is aan gewone journalistiek. Toegang tot digitale informatiebronnen wereldwijd leidt tot zelfoverschatting. Makkelijke meningen tieren welig en worden onvoldoende onderbouwd. Bloggers leven in een digitale luchtbel. Doordat ze dicht op hun onderwerp zitten leven ze in een illusie van controle. Bloggers zien niet meer waarmee ze bezig zijn.

Het idee van bloggers dat ze overal verstand van hebben leidt tot vervlakking en tot redeneringen die kort door de bocht zijn. Burgerjournalistiek kent pareltjes, maar 99% is bagger. En waar zijn de Vermeer en Van Gogh van de blogosfeer? Omdat het gebrek aan inzicht en kennis evenmin gecompenseerd wordt door humor, schoonheid, scherpe fotografie en puntig of vermakelijk geschreven teksten resteert een woestenij van conformisme, voorspelbaarheid en saaiheid.

Geef uw mening. Wat vindt u van WordPress? Is het meer dan karaoke en alle inspanningen waard?

Foto: Karaoke … love it or hate it, it’s popular. Photo: AFP

Journalistiek als schijnbeweging

Het is merkwaardig gesteld met de journalistiek. Het houdt alles en iedereen graag tegen het licht en zegt de macht te controleren. Bij beide claims kunnen op zijn minst vraagtekens geplaatst worden. Want journalistiek is niet waardevrij en heeft eigen politieke en economische belangen. Die zitten allerlei gelijkheden in de weg. Journalistiek is in zichzelf tegenstrijdig.

Pijnlijk en manifest wordt het als journalistiek zelf tot onderzoeksobject wordt. Het idee heeft postgevat dat de journalistiek dit als ongepast ervaart, het niet gewend is en zelfs allergisch voor kritiek is. Is de journalistiek als de dokter die zich vergeet te laten onderzoeken? Het lijkt er sterk op. Journalistiek excelleert in schijnbewegingen.

Toch zit de journalistiek in een lastig parket. Aan alle kanten wordt het ingeperkt. Opkomst van nieuwe media, gewijzigde vrijetijdsbesteding van mensen, snelheid van maatschappelijke ontwikkelingen, snel gestegen kosten, afgenomen bestedingen, politieke marketing en economisch crisis doen de journalistiek naar adem happen. Kranten zijn met God verdwenen uit dorpen en steden. De controle op de macht is grotendeels verdwenen.

Ouderwetse, gelouterde, academisch gevormde journalisten zijn ingewisseld voor HBO’ers. Deze zijn onderling vervangbaar en missen maatschappelijk gezag en nieuwsgevoel. De journalistiek staat met lege handen. Inhoud is vlotheid geworden. Journalisten zijn minder geworteld dan voorheen. De bazen van de journalistiek handelen volgens het principe dat journalistiek handelswaar is. Columns en life style hebben onderzoek, feitenrelaas en analyse naar de achtergrond gedrongen.

Kan de journalistiek nog terugknokken en weer op een hoger peil gebracht worden? Dat kan, maar is een proces van lange adem. Wil journalistiek weer geloofwaardig worden dan moet het investeren in de eigen toekomst. Het geld daarvoor ontbreekt echter en het aannemen van projectgeld van de overheid ligt gevoelig. Ook vanwege concurrentievervalsing. In de ogen van velen is een sturende overheid toch al iets dat het te klef met de journalistiek verbindt.

De journalistiek zit dus klem tussen een economische en politiek-maatschappelijke functie. Een journalistiek bedrijf is in de bedrijfsvoering commercieel en in de pretentie hiervan overstijgend. Dat wringt en is niet te verenigen. Vele oplossingen zoals redactiestatuten of gebruikersvoorwaarden zijn al verkend, maar de hybride vorm blijft wringen. Journalistiek zit klem tussen meningsuiting en commercie.

Een oplossing is om beide functies uit elkaar te halen. De politiek-maatschappelijke functie ervan zou ondersteund kunnen worden door de overheid. Dat betreft scholing van journalisten, onderzoeksafdelingen, distributie, drukfabriek, subsidie van een gegarandeerd aantal pagina’s. Kortom, alle voorwaarden voor een zo objectief mogelijke, kritische journalistiek. Met aanvullende voorwaarden en tussenschakels die politieke beïnvloeding van de redactie uitsluiten. De economische functie kan dan groeien op een open markt waar concurrentie tiert.

Maakt dat een einde aan het de mond snoeren van critici en oppositie wat journalisten blijkbaar doen? Valt dat ooit uit te sluiten? Nee, maar het kan wel beperkt worden door te zorgen dat journalisten ethische codes verinnerlijken. Daarom moeten ze de kans krijgen om beter opgeleid te worden dan nu en los te komen van de waan van de dag en de druk van de markt. De aangestipte splitsing kan daarbij een uitweg bieden. Want journalisten kunnen niet blij zijn met een rol als censor.

Foto: Orson Welles als krantentycoon Charles Foster Kane in Citizen Kane