Van der Gijp en Boskamp begrijpen niets van homosexualiteit

boskamp2-1

Domheid kent geen grenzen. René van der Gijp (Gijp) woont in Nederland, Jan Boskamp in België. Beide oud-voetballers die als ‘analist’ optreden in voetbalprogramma’s denken een gezond oordeel te hebben over homosexualiteit. Ze menen te weten dat voetbal geen sport voor homo’s is. Van der Gijp kreeg kritiek op zijn uitspraken: ‘Als je homo bent, dan ben je op je veertiende wel klaar met voetbal. Dan ga je gewoon in een kapperszaak werken. Dat is gewoon waar.’ Een woordvoerder van de KNVB noemde deze woorden ‘onzinnig’. De voetbalbond krijgt al jaren kritiek dat het niks tegen homofobie doet. Kris Schimmel startte in februari 2012 zelfs een petitie. En juist toen de KNVB tot actie overging roerden deze twee oud-voetballers zich.

Nu springt Boskamp voor Gijp in de bres: ‘Ik heb ook nooit een homo meegemaakt in al mijn jaren als speler en trainer. Al mijn medespelers waren hartstikke gezond, of ik ben stekeblind geweest, dat kan natuurlijk ook. Maar al die boze reacties, wat een zielige mensen.‘ Boskamp vindt het maar flauwekul dat Gijp zoveel commentaar krijgt op diens uitspraken over homo’s. Maar Boskamp zegt tegelijk dat Gijp mag zeggen wat-ie wil. Alsof dat voor de kritiek op Gijp niet zou gelden. Voormalig Helmond-speler Wensley Garden beseft dat het een kwestie van oorzaak en gevolg is: ‘Jonge talenten met een homoseksuele geaardheid krijgen in het Nederlandse voetbal niet de mogelijkheid zich te ontwikkelen.’ Zover kunnen Boskamp en Gijp niet denken.

Foto: René van der Gijp (links) en Jan Boskamp.

Boycot EK vanwege situatie Oekraïne is hypocriet

Van 8 juni tot 1 juli vindt het EK Voetbal plaats in Polen en de Oekraïne. Nederland speelt wedstrijden op 9, 13 en 17 juni in het Oekraïense Charkov. Bijna een maand voor aanvang klinken er stemmen om het EK af te gelasten. Oorzaak is de veiligheidssituatie die onder druk staat door de oplopende politieke spanning in de Oekraïne. Afgelopen vrijdag vielen bij bomaanslagen in Dnjepropetrovsk meer dan 20 gewonden. Hoewel de sportorganisatie UEFA stelt dat het nooit ingrijpt in politieke zaken heeft het de Oekraïense delegatie gevraagd haar bezorgdheid over te brengen aan de bevoegde autoriteiten, zo zegt de UEFA in een verklaring.

De slechte behandeling van ex-premier Julia Timosjenko speelt in Duitsland een rol. Dit land dreigt met een politieke boycot van het EK in de Oekraïne als de zieke Timosjenko niet wordt vrijgelaten uit gevangenschap. Duitsland heeft aangeboden Timosjenko in eigen land medisch te behandelen. Naar verluidt is ze in hongerstaking omdat ze mishandeld zou zijn door haar bewakers. Ook de Europese Commissie-voorzitter Jose Manuel Barroso heeft gezegd af te zien van een bezoek aan de Oekraïne. De leden van de Europese Commissie hebben nog geen officiële beslissing over een politieke boycot van de Oekraïne genomen.

Ook in Italië en Nederland gaan stemmen op voor een politieke boycot vanwege de mensenrechten. CDA-Tweede-Kamerlid Henk Jan Ormel pleit voor een onafhankelijk onderzoek door de OVSE naar de toestand in Oekraïense gevangenissen. Zolang dat niet is gebeurd, zouden leden van het Nederlandse kabinet niet naar EK-wedstrijden in het land moeten afreizen. Andere deelnemende landen als Denemarken, Bulgarije, België, Hongarije, Frankrijk, Engeland, Griekenland of Portugal stellen zich tot nu toe afzijdig op.

Een politieke boycot betekent dat Europese leiders via diplomatieke middelen een signaal geven aan de Oekraïne. Afgelasting van de EK is een stap verder en niet aan de orde. Politici willen er niet van beschuldigd worden een sportfeest te verstoren. De Poolse Gazeta Wyborcza karakteriseert de verontwaardiging over de Oekraïense mensenrechten als hypocriet. Rusland onder Vladimir Putin dat Michaïl Chodorkovski zonder eerlijk proces zijn rechten ontneemt wordt niet aangepakt. Maar bij het zwakke Oekraïne met de minder machtige president Viktor Janoekovitsj kunnen Europese politici vrijblijvend een heldhaftige toon aanslaan.

Foto: Politie in de Oekraïne. Credits AFP

Homosexueel op zondag: KNVB negeert homofobie

Update 19 juli: De KNVB zendt samen met omroep BNN op zaterdag 4 augustus 2012 een thema-avond uit over homoseksualiteit in het voetbal. De vraag waarom homo’s in de voetbalwereld nog steeds een taboe zijn staat dan centraal. Probeert de KNVB met de uitzending recht te zetten wat eerder in februari 2012 misging?

Twee kanten van een medaille komen niet elke dag langs. Het gebeurde gisteren. Online zocht ik een citaat van Gerard Reve en kwam in een interview met Jessurun d’Oliveira terecht. In ‘Scheppen riep hij gaat van Au‘. De bundel uit 1967 staat in mijn kast. De online datering 1977 is verkeerd en zet de lezer op het verkeerde been. Mijn oog bleef haken aan een passage over homosexualiteit met toen nog Gerard van het Reve.

JdO: Eén van de lijnen die er dus in jouw werk zitten is die van de latente homofilie naar de openbare homofilie.
GvhR: Vies woord is dat toch, homofilie, hè?
JdO: Wat zeg jij dan?
GvhR: Homoseksualiteit. Ik weet niet, het kan mij niet schelen hoor, maar ik vind altijd, nou ja het is nou gemeengoed geworden, maar ik vind altijd het woord homofiel voor homoseksueel net zoiets als Israëliet als men bedoelt rotjood. Vind je niet?
JdO: Het is wel op z’n zondags; door de week zeg ik altijd homoseksueel of flikker enz.
GvhR: Maar, als iemand bepaalde eigenschappen heeft, dan zullen die eigenschappen wel in zijn werk blijken. Ik weet niet wat me nou behalve gewone maatschappelijke schijterigheid weerhouden heeft om het eerder te berde te brengen, ook andere dingen natuurlijk, dat ik een geweldige hekel heb aan goedkope sentimentaliteit.

Tegelijkertijd rolde in mijn mailbox een oproep van change.org om de petitie ‘KNVB, spreek je uit tegen homofobie!‘ te tekenen. Komende zondag 19 februari is het ‘de internationale dag tegen homofobie in het voetbal.’ Ik wist niet dat er zo’n dag bestond. Nou heb ik niks met homofobie noch voetbal dus ik tekende.

Wat is er in de 45 jaar sinds 1967 gebeurd met de emancipatie van homosexuelen in Nederland? Is het maatschappelijke schijterigheid van de KNVB om openbare homosexualiteit niet te berde te brengen? De KNVB is een sportorganisatie bedoeld om diverse mensen te laten voetballen. Maar als Nederland wereldkampioen wil worden dan moet het alle talenten aanspreken. Welk ras, kleur, geaardheid of gezindheid ze ook hebben.

Foto: Schermafbeelding van de petitie op change.orgKNVB, spreek je uit tegen homofobie!’

Hervorming museumsector gevraagd

Commentaar van januari 2011:

Hoe komen entreeprijzen van musea tot stand? Met wat moet je het vergelijken? Is een museum een volledig culturele bestemming of een samengaan van evenement en cultuur? Valt het te vergelijken met een bioscoopkaartje, de toegang van een voetbalwedstrijd, een bibliotheekpas, de entree voor de Efteling of een gratis Studium Generale lezing bij de Universiteit? Is een rendez-vous van twee uur met Van Doesburg hetzelfde als twee uur oogcontact met Kirsten Dunst?

Duidelijk is dat de museumsector niet tot eenduidigheid komt in de prijsstelling. Waar een toeslag van € 2,50 voor de Nachten van Van Gogh redelijk lijkt, komt € 6,00 toeslag voor Van Doesburg in de Leidse Lakenhal buitensporig over. Minder kwaliteit, minder naam, minder museum, maar toch een tweemaal zo hoge toeslag? Alsof een kaartje voor een voetbalwedstrijd in het stadion van VVV of RKC tweemaal zo duur is als Ajax in de Arena.

Hoewel op plaatselijk niveau voor pashouders of doelgroepen regelingen bestaan voor gratis toegang ontbreekt er in Nederland een overkoepelende regeling. Zo weten Fransen op woensdag gratis hun musea te vinden en heeft de Franse president Sarkozy de toegang tot de staatsmusea voor jeugdigen onder de 25 jaar gratis gemaakt. Ook andere groepen als werklozen en mensen die op de bijstand aangewezen zijn hebben gratis toegang. Sociaal beleid stroomt de musea binnen.

Terwijl inkomsten uit de verkoop van toegangsbiljetten doorgaans ondergeschikt zijn, lijken allerlei initiatieven om de drempel voor minvermogenden te slechten in Nederland niet te slagen. Wellicht omdat niemand de rekening wenst te betalen. Deze uitblijvende initiatieven geeft de museumsector geen sociaal en slim gezicht van een organisatie die politieke resultaten boekt.

Een projectgroep van de Museumvereniging concludeert in 2007 dat de Museumkaart een mooi product is voor de musea. De conclusie is dat zelfs zonder sponsor de financiële basis van de Stichting Museumkaart gezond is.

Bij de prijsstelling speelt dat het belang van de Museumkaart voor het Van Gogh Museum op de bedrijfsvoering relatief kleiner is dan bij een provinciaal museum als De Lakenhal, Centraal Museum of Groninger Museum. Door het hoge percentage buitenlandse bezoekers zonder Museumkaart kan het van Gogh Museum de toeslag op de Museumkaart laag houden. Neem de proef op de som en bezoek het Van Gogh Museum op een drukke zomerse dag. De rij voor de binnenlandse kassa voor Museum- en ook ICOM-kaarthouders bedraagt dan een fractie van de buitenlandse rij.

De ongelijkheid in toeslagen werkt verwarrend voor bezoekers. Waarbij het ontbreken van niet-strikt museale instellingen als de Rotterdamse Kunsthal bij het gebruik van de Museumkaart een nieuwe verwarring oplevert voor degenen die niet precies begrijpen wat een museum is. Maar da’s een ander onderwerp.

Oorzaak lijkt dat sommige steden hun gemeentelijke musea in achtereenvolgende bezuinigingsrondes flink hebben afgeknepen. Het ergste moet nog komen. Wat de linkse politiek de PVV terecht verwijt, namelijk rancuneus en kinderachtig gedrag jegens de cultuur kan de PVV terecht terugspiegelen. Middelgrote gemeenten als Amersfoort en Gouda slachtofferen hun musea. Da’s hun eigen prioriteit.

Soms zijn voormalige gemeentemusea op afstand gezet en geprivatiseerd onder de afspraak van een meerjarig contract en subsidie. Waarbij collectie en gebouw in handen van de gemeente blijven als drukmiddel. Of ze zijn nog in naam een gemeentemuseum waarvan de directeur direct rapporteert aan de wethouder van Cultuur.

Maar in beide gevallen zijn museumbudgetten afgelopen jaren verminderd of op zijn best bevroren. Dit terwijl allerlei kosten in de culturele sector bovengemiddeld zijn gestegen.

Daarbij komt dat gemeenten met hun vastgoedbezit avonturen aangegaan zijn en dat willen vermarkten. Waar vroeger kostbare en in het centrum gelegen museumgebouwen pro forma op een balans stonden worden ze nu op een semi-zakelijke markt van het gemeentelijk vastgoedbedrijf ingeboekt. Paradox is dat gemeenten graag een volwaardig en prestigieus museumgebouw willen financieren, maar zich steeds minder vast willen leggen voor de exploitatie met een open eind. Vaak een loze exercitie die ermee eindigt dat verhoogde huurpenningen worden kwijtgescholden. Maar het budget schiet wel de lucht in.

Wat rest is een idee van kapitalisering en een mentale druk op het museum om inschikkelijk te zijn om erger te voorkomen. Met een zwaard van Damocles boven de balans. Het museum is in de val gelopen door te veel te groeien in stenen en mensen en is verregaand inflexibel geworden. Het kan niet meer reageren.

Steeds meer ontbreekt het aan sociaal-democratische wethouders met een hart die een idee van permanente educatie in hun politieke agenda hebben staan. Het ideaal van verheffing van het volk kreeg vroeger gestalte in een royale bijdrage aan het gemeentemuseum. Dat idee ontbreekt nu waar sociaal-democratische wethouders nog meer dan liberale bestuurders gestuurd worden door hun visie van het marktdenken.

Structureel heeft Nederland teveel musea en tentoonstellingen. Hoewel er naar mijn idee maar acht musea zijn die op dit moment regelmatig kwaliteit leveren in hun tentoonstellingen (De Pont, Boijmans, Van Gogh Museum, Haags Gemeentemuseum, Mauritshuis, Van Abbe, Rijksmuseum en op het nippertje, het Stedelijk Museum) staat het land overvol met musea en zuigen vele middelmatige en middelgrote musea een deel van de budgetten weg.

Sommige topmusea beconcurreren elkaar of zelfs zichzelf door een ADHD-achtige programmering. De befaamde tentoonstellingsmachine die op hol geslagen is en niet meer te temmen valt ten koste van verdieping van de inhoud, de uitvoering en het ontbreken van nazorg voor een tentoonstelling. Want aan de horizon doemt een nieuwe naam op die door de afdelingen publiciteit en marketing moet worden gelanceerd. Of de naam van de conservator of de museumdirecteur moet helpen vestigen. Maar geen enkel museum kan op straffe van weggezakte aandacht afhaken.

Nederlandse musea draaien internationaal niet meer mee zoals vroeger en hebben in het bruikleenverkeer weinig in te brengen. Modes bepalen de agenda. Enkele jaren terug was de landententoonstelling populair. Wat volgt? Een tentoonstelling uit eigen collectie met een paar bijzondere bruiklenen, ingegeven door eigen schaarse middelen? Beter lijken terughoudendheid, reflectie en een betere onderlinge afstemming tussen musea zodat de kwaliteit opgekrikt kan worden en bezoekers weer op adem kunnen komen.

Projectsubsidies moeten het budget incidenteel en structureel ophogen. Da’s een onmogelijke opgave. Want het beroep op de Mondriaan Stichting, een vermogensfonds als het VSB Fonds -met een gehavend budget door de crisis-, het Prins Bernhard Cultuurfonds, een lokaal fonds als het K.F. Hein Fonds of een bedrijfssponsor -waarbij de banken deels weggevallen zijn door de crisis- is te groot geworden. Over het maecenaat is hetzelfde te zeggen. Ook dat brengt niet de volledige oplossing.

De BankGiroloterij ondersteunt Nederlandse musea structureel, dat wil zeggen langer dan drie jaar. Zo krijgen middelgrote musea als het Utrechtse Centraal Museum, het Nijmeegse Valkhof of het Haarlemse Frans Hals Museum een jaarlijkse bijdrage van € 200.000. Musea die geen sluitende begroting hebben vissen achter het net. Wat de kloof tussen de haves en de have-nots in museumland vergroot.

Een voorzichtige conclusie is dat de museale sector via de sectorale Museumvereniging niet de indruk weet te wekken de deelbelangen van de afzonderlijke deelnemers te kunnen overbruggen. Lastig in een veld waar concurrenten moeten samenwerken. Dat verschil uit zich eerder in de sexy programmering dan in overleg over aankopen, registratie of behoud. Afzonderlijke musea gaat het financieel slecht en ze hangen aan een lijntje. De relatie met de subsidieverstrekkende gemeente is er doorgaans een van afhankelijkheid.

Musea moeten zich herpositioneren en een stapje terugdoen om toekomstig onheil af te wenden. Het zou helpen -al is het intern binnen de museale sector of in een miniconvent- als er een onderscheid kwam tussen musea met een internationale, nationale of regionale uitstraling. Waarbij mogelijkheden gekwantificeerd worden aan de hand van kwantitatieve criteria zodat musea uit zelfbescherming niet overambitieus kunnen worden. Een kwart van de musea kan opgedoekt worden, waarbij in de keuze niet de regionalisering die het CDA voorstaat, maar de kwaliteit de doorslag moet geven.

Dan kunnen zelfs afnemende budgetten beter hun weg vinden en wordt de bezoeker beter dan nu gediend met een evenwichtige en kwalitatieve landelijke agenda. En wie weet lagere toeslagen. Passende titel voor een nota hierover zou kunnen luiden De Nederlandse museumsector: Van Wildgroei naar Win-Win. Dat laatste begrip is echter te verschrikkelijk voor woorden. De oplossing is namelijk niet meer management en consultants met hun turbo-taal, maar juist minder van dat alles. Terug naar de werkvloer van de echte professionals. Da’s de oplossing. Wie maakt dat duidelijk aan de museumsector?

Foto: Missiemuseum Steyl, Limburg