
MuseumgoudA levert al lange tijd meer vragen dan antwoorden op. Afgelopen week beantwoordde staatssecretaris Zijlstra vragen van PvdA-kamerlid Klijnsma over de verkoop van The Schoolboys van Marlene Dumas. Eerder al stelde SP-er Van Dijk vragen over het Wereldmuseum die ook over ontzamelen door musea gingen. In de Goudse gemeenteraad was het SP’er Van Alphen die antwoord kreeg van wethouder Bergman.
Zijlstra stelt in zijn antwoord: Ik verwacht dat museale instellingen onder de huidige economische omstandigheden zullen worden uitgedaagd om creatieve plannen te ontwikkelen waardoor zij minder afhankelijk worden van overheidssubsidies. Met u ben ik van mening dat ons kunst- en cultuurbezit niet in de uitverkoop thuishoort. De staatssecretaris herhaalt in andere woorden zijn opvatting die ook al in zijn antwoord aan Van Dijk was te vinden: Ik ga ervan uit dat gemeenten, provincies en rijksoverheidsorganen de musea die hun collecties beheren in staat stellen die codes na te leven en zelf die codes als kader hanteren bij het verlenen van volmachten om voorwerpen af te stoten.
Portefeuillehouder Bergman stelt in haar antwoord dat museumgoudA vooraf toestemming gevraagd heeft aan het college om het schilderij af te mogen stoten. Gouda doet dus precies wat Zijlstra aan gemeenten vraagt niet te doen en hij daarom veroordeelt. Het brengt namelijk een museum in een positie die ertoe dwingt de ethische code van de erfgoed- en museumsector om economische redenen te overtreden.
Tevens schetst Daphne Bergman de mogelijkheden waaronder The Schoolboys verkocht had kunnen worden aan een derde partij. Opvallend ontbreekt in haar opsomming de optie dat museumgoudA zelf benaderd is door een derde partij. Zij blijft ook onduidelijk over de periode waarnaar ze verwijst. Da’s relevant omdat het duidelijkheid kan geven over het tijdstip waarop museumgoudA bindende afspraken met Christie’s maakte. Daarna kon museumgoudA immers niet meer ontvankelijk zijn voor aanbiedingen. Maar hoeveel tijd was er dan voor de bieders? Marlene Dumas en haar galeriehouder Paul Andriesse beweren dat zij nooit benaderd zijn en evenmin wisten dat The Schoolboys op enig moment te koop zou worden aangeboden.
Bergman probeert de pijn van de ethische commissie van de NMV te verzachten. Maar het advies van de commissie blijft onherroepelijk: De handelwijze van het Museum is in het onderhavige geval op belangrijke punten niet in overeenstemming met geldende regels en ethische uitgangspunten (LAMO en Code). De hierboven opgesomde tekortkomingen van het Museum zijn niet te rechtvaardigen onder de door de directie ter verantwoording aangevoerde (voornamelijk financieel-economische) omstandigheden. In zijn antwoorden aan Jetta Klijnsma en Jasper van Dijk bevestigt Halbe Zijlstra dit uitgangspunt.
De antwoorden zijn ongelijksoortig. Zijlstra wijst het ontzamelen door musea krachtig af. Verder oordeelt-ie dat gemeenten een museum niet in de positie moeten brengen dat het gedragsregels moet overtreden. Als verantwoordelijk bewindspersoon kan hij het beleid vormgeven. Wethouder Bergman verkeert niet in deze positie. Verder worden haar door de raad vragen gesteld over het handelen van een museumdirecteur die op afstand staat. Zij geeft een verslag uit de tweede hand waar de staatssecretaris direct voor zichzelf kan spreken. Dat gebrek aan directheid en duidelijkheid kleurt haar antwoord.
Foto: MuseumgoudA, 2006. Libia Castro & Ólafur Ólafsson, Tua patria non existat (Je land bestaat niet); verf op zandsteen (monument) – Tijdelijke installatie
Vind ik leuk:
Like Laden...