‘Het is een misvatting dat het vooral de religie is, die de coming out tegenhoudt. Bij mij was het nooit de islam, juist binnen mijn geloof voelde ik me veilig en getroost, het waren de mensen – de moslims – die het mij moeilijk maakten.’ Aldus de voormalige Marokkaans-Nederlandse GroenLinkser en homoseksueel Tofik Dibi in een interview met Janita Naaijer in De Volkskrant. Aanleiding is het verschijnen van de LHBT-monitor 2016 van het SCP. Uit bovenstaand citaat blijkt dat de acceptatie van homoseksualiteit zich in de hele samenleving positief ontwikkelt, maar religieuze Nederlanders en etnische minderheden daarin achterblijven.
Het is interessant dat Tofik Dibi een onderscheid maakt tussen geloof (islam) en gelovigen (moslims). Je zou menen omdat het geloof via de gelovigen wordt uitgedragen en de gelovigen inspiratie vinden in hun geloof, dat geloof en gelovigen onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Ofwel, geen geloof zonder gelovigen, en geen gelovigen zonder geloof. Gesteld dat een geloof meer is dan een lege huls die niet gevuld wordt.
De reflex van Dibi om geen rechtstreeks verband te willen zien tussen geloof en gelovigen komt overeen met de reflex van communisten die het ondanks structurele weeffouten en breuklijnen in communistische staten steevast op bleven nemen namen voor de leer. Ze trachtten de kritiek erop te ontzenuwen door te suggereren dat de leer nooit goed in praktijk was gebracht en dat dat de communisten te verwijten viel. Aan de leer van het communisme zelf zou niets verkeerd zijn. Dibi redeneert identiek door het geloof als onaantastbaar te zien, de schuld op de moslims te laden en een rechtstreeks verband tussen geloof en gelovigen te ontkennen.
Tofik Dibi gaat nog verder als hij in het interview ontkent dat het taboe op homoseksualiteit bij religieuze Nederlanders en etnische minderheden het grootst is, hoewel dat onomstotelijk uit de LHBT-monitor 2016 blijkt. Dibi: ‘Maar het idee dat het taboe op homoseksualiteit het grootst is bij religieuze Nederlanders, deel ik niet. In religieuze gemeenschappen zie je namelijk dat er wél heel veel discussie plaatsvindt. In de sportwereld is het probleem ook heel groot, daar wordt veel minder gepraat.’ Het is bedenkelijk dat Tofik Dibi acceptatie gelijkstelt met discussie. Dat is aantoonbare onzin als men focust op maatschappelijke groeperingen waar de acceptatie van LHBT’ers vanzelfsprekend is en niet bediscussieerd hoeft te worden. Daarnaast is veel discussie er geen garantie voor dat dit leidt tot meer emancipatie. Het omgekeerde is evengoed voorstelbaar, dat mensen binnen een subgroep door interne discussie verder af komen te staan van acceptatie van LHBT’ers.
Dibi mist het vermogen om op een analytische manier naar de acceptatie van LHBT’ers in de Nederlandse samenleving te kijken. Hoewel hij gelijk heeft dat ook in religieuze kringen de acceptatie ervan toeneemt. Dibi neemt de islam in verdediging en ontkent ondanks onderzoek dat leden van religieuze instellingen achterblijven in de acceptatie van LHBT’ers en suggereert dat dit niets met het geloof te maken zou hebben.
Met de oproep aan niet-moslims om zich niet te bemoeien met LHBT-moslims gooit Dibi de deur van zijn verstand definitief in het slot van zijn gebrekkig inzicht. In een samenleving leven groepen samen en kunnen ze invloed op elkaar uitoefenen. Dibi wil niet dat andere Nederlanders de moslims helpen in hun emancipatie. Het raadsel dat rest na dit interview is waarom Dibi om zijn mening gevraagd wordt. Hij laat zich kennen als een struisvogel die de kop in het zand steekt, en het lef heeft zijn zanderige blik te presenteren als open.
Foto 1: Schermafbeelding van fragment uit persbericht van 12 mei 2016 van het SCP over de LHBT-monitor 2016.
Foto 2: IS gooit in Palmyra, Syrië een geblinddoekte man die door een rechter is ‘beschuldigd’ van homoseksualiteit van het dak van een flatgebouw, december 2015. Still uit een video.