Niet Turkse aannemers of God zijn schuldig aan de immense schade door de aardbevingen, maar de regeringen Erdogan

Schermafbeelding van deel artikelHamza is woedend na aardbeving: ‘Tegen mensen kunnen die aannemers wel liegen, maar God ziet alles‘ op Rijnmond, 10 februari 2023.

Het zijn Turkse aannemers die sinds 1999 niet volgens de nieuwe bouwvoorschriften hebben gebouwd, maar het zijn president Erdogan en de AK-partij die dat sinds 2002 ten onrechte hebben toegestaan. Of een oogje hebben dichtgeknepene vanwege corruptie, nepotisme en partijbelang.

Er moet niet klein of groot gedacht worden, maar realistisch. Niet de individuele aannemers of God zijn verantwoordelijk, maar de regering van Erdogan die sinds 2002 in Turkije aan de macht is. Iedereen die dat ontkent doet aan afleiding.

Overigens is een aardbeving een natuurverschijnsel waar altijd slachtoffers bij zullen vallen. Dat valt niet te vermijden. De taak van regeringen is om de voorwaarden te optimaliseren zodat er zo min mogelijk slachtoffers vallen. Als een regering of achtereenvolgende regeringen dat hebben nagelaten, dan gaat het om verwijtbare schuld van die regering.

Als er sprake van schuld is voor de na 1999 geconstrueerde gebouwen die niet aardbevingsbestendig waren, dan valt dat grotendeels Erdogan en de AK-partij te verwijten. Ze weten dat Turkije kwetsbaar is voor aardbevingen en hadden daar nauwgezet controle op moeten hebben. Dat is blijkbaar niet of onvoldoende gebeurd.

Een neveneffect van Erdogans nalatigheid of corruptie gedurende 21 jaar en een-tweetje met aannemersbedrijven is dat het hem electoraal kan beschadigen in de presidentiële en parlementaire verkiezingen van 14 mei 2023. Vele Turken in en buiten het aardbevingsgebied zijn woedend dat nieuwe gebouwen als een kaartenhuis in elkaar stortten.

Terwijl Turkije als belangrijke regionale speler tussen Europa en Azië notabene pretendeert een hoogstaande, moderne samenleving te zijn. Die claim staat nu door de enorme, onnodige schade van de aardbeving op het spel.

Als de Turkse bevolking en politiek dit ernstig nemen, dan moet er een onafhankelijk parlementair onderzoek komen dat de oorzaken voor het falend bouwbeleid en de niet optimale gouvernementele hulpverlening in kaart brengt. Als het kan met internationale deskundigen die buiten de Turkse partijpolitiek staan. Het gaat om levens van toekomstige generaties. In Turkije dreigt elke dag weer een aardbeving.

Citaat van schrijver en Holocaust-slachtoffer Prima Levi over God in Auschwitz.

Heeft God er nog iets mee te maken, zoals sommigen suggereren? Het is een discussie uit de 20ste eeuw, waarom heeft God Auschwitz toegestaan? Dat gaat er niet zozeer om om God de schuld te geven of verantwoordelijk te houden, maar om de vraag wat God is en hoever Gods aansprakelijkheid voor de mensheid gaat. Maar zoals theologen beweren hebben mensen over God geen kennis. Vanuit die invalshoek loopt die vraag over God dood.

De meest aannemelijke hypothese met de minste aannames is dat God een menselijke constructie is en dat mensen zelf voor hun daden verantwoordelijk zijn. Dus in het geval van Auschwitz Hitler en de nazi’s en in het geval van de recente aardbevingen in Turkije en Syrië de regeringen die nalatig waren om hun bevolking onvoldoende te beschermen door toe te zien op de bouw van veilige gebouwen. Zoals in Japan en Nieuw-Zeeland wel gebeurt, maar in Turkije en Syrië niet.

Evangelist August Resner stelt dat het christendom geen religie is

Wat is in hemelsnaam de bedoeling van deze video die zegt dat het christendom geen religie is? Het is gemaakt door August Resner van GSKI Emmaus Bergen op Zoom. Dat is naar eigen zeggen een Nederlands-Indonesische, evangelische kerk gevestigd in de Emmauskerk in Bergen op Zoom. GSKI Emmaus wordt sinds januari 2020 geleid door Pastor August Resner.

GSKI (The Voice of the Gospel Church) is een synode of gemeenschap van Pinksterchristelijke kerken gevestigd in Indonesië, onder auspiciën van de Indonesische Pinksterkerken Association (PGPI). De Pinksterbeweging wordt tot het evangelisch christendom gerekend.

Resner meent dus dat het christendom geen religie is. De argumenten die hij voor dit uitzonderlijk standpunt geeft zijn lastig na te volgen. Zijn manier van redeneren valt te omschrijven als omcirkeling door te stellen wat het christendom volgens hem niet is. Zoals ‘het volgen van een reeks religieuze regels‘. Het christendom kent volgens hem ‘geen religieuze voorschriften‘.

Nog steeds weerlegt dat niet het breed aanvaarde uitgangspunt dat het christendom een religie is. Als we religie definiëren als een vorm van zingeving, het zoeken naar betekenisvolle verbindingen, waarbij god centraal staat, gebaseerd op geloven in de leer van de religie, dan voldoet Resners beweging aan de belangrijkste kenmerken van religie. Behalve dat hij religie geen religie noemt.

Hij geeft toe dat de het bestaan van een god belangrijk is door te zeggen dat door bidden gelovigen een relatie tot god kunnen hebben.

Wat is volgens Resner het christendom dan wel? Hij noemt het ‘een verandering in de manier van denken‘. Of ‘verandering van filosofie van leven‘. Zo gaat Resner nog even door. Zijn verwijt is dat mensen de waarheid niet willen horen. Dat zijn ze niet ‘het uitverkoren volk‘.

Waarom zegt Resner dat het christendom geen religie is? Het lijkt erop dat hij afstand wil nemen tot de andere twee monotheïstische godsdiensten, het jodendom en de islam. Zijn christendom zou dan meer dan religie zijn. Dat is zijn claim.

Resner komt hoe dan ook niet over als een gelouterd theoloog of godsdienstsocioloog die godsdienst kan plaatsen in de ontwikkeling van de mensheid. Hij komt over als een religieus hobbyist die aan de hand van passages uit de bijbel en clichés een betoog opbouwt zonder dat hij tot een min of meer dwingende samenhang komt. Zijn korte overdenking hangt als los zand aan elkaar.

Toch is het interessant dat Resner het christendom niet ziet als religie. Dat doet denken aan Geert Wilders die de islam geen godsdienst, maar een ideologie noemt. Maar zover gaat Resner niet als hij over het christendom praat.

Hij mengt humanisme, kerkgang, een manier van leven en aan(bidding) tot een vehikel dat niet genoemd mag worden wat het is: religie. Als het christendom geen religie is, dan is August Resner geen duider van religie.

Maatschappelijke en theologische kritiek op kardinaal Eijk en zijn boek over de ethiek van huwelijk en seksualiteit

Tweets van Evelyn Noltus, 24 oktober 2022.

Er is rumoer en onduidelijkheid over uitspraken van de Utrechtse kardinaal (R.K.) Wim Eijk in het door hem geschreven boekDe band van de liefde’. De presentatie inclusief symposium ervan is geschrapt. In een bericht verwijst het Aartsbisdom Utrecht naar ‘om kardinaal Eijk moverende redenen‘. Dat geeft geen duidelijkheid, maar vergroot de onduidelijkheid. Het boek wordt voorgesteld als ‘Het standaardwerk over de ethiek van de Rooms-Katholieke Kerk op het gebied van huwelijk en seksualiteit‘ en is bedoeld als naslagwerk voor katholieke kerkdienaars.

RTV Utrecht zegt in een bericht over deze kwestie dat het ietwat smeuïg een ‘seksboek‘ noemt: ‘Wie de inhoudsopgave van ‘De band van de liefde’ bestudeert, ziet al snel dat geen onderwerp wordt geschuwd op het gebied van seksualiteit. Van prostitutie tot masturbatie en van pedofilie tot bestialiteit. Seksuele handelingen worden expliciet en technisch beschreven. Waarom eigenlijk?

Met name homoseksuele katholieken zeggen zich geschoffeerd te voelen door het boek omdat het ‘elke aansluiting met de samenleving mist en ook een beetje viezig en voyeuristisch is’. Het gezag van kardinaal Eijk als ethicus die voor Nederlandse katholieken het laatste woord heeft over huwelijk en seksualiteit wordt zo niet alleen betwist, maar hij wordt als persoon weggezet als verdorven. Dat voelt als wraak van degenen die jarenlang door de Nederlandse katholieke kerk in de ontaarde hoek werden geplaatst waar ze nu deze kardinaal plaatsen. Eijk krijgt een koekje van eigen deeg.

Fundamentele kritiek komt van Evelyn Noltes, de protestante predikante van de Johanneskerk in Leersum als ze over de gedachten van kardinaal Eijk in een interview in bovenstaande tweet zegt: ‘Ik probeer het open en respectvol te lezen. Maar haak af bij de stelling dat Gods zegen niet kan rusten op een homosexuele liefdevolle relatie. Wie bepaalt dat?

De kritiek verbindt ze direct met Eijks visie op homoseksualiteit en jammergenoeg niet met de theologische filosofie of het voor mensen mogelijk is namens God te praten. Op internet en in godshuizen wemelt het van de Godsfluisteraars die God tot eigen object maken. Dat benadrukt het idee dat God door mensen geconstrueerd is, terwijl deze Godsfluisteraars juist het omgekeerde willen aantonen. Die valkuil begrijpen ze niet. Kardinaal Eijk bekent zich ook tot Godsfluisteraar.

Toch slaat Noltes de spijker op de kop. Het namens God praten wat Eijk suggereert te doen ondermijnt de geldigheid van godsdienst omdat het de mystiek en mythologie van Gods bestaan eenzijdig verbreekt. Zoals zij zich afvraagt ‘Wie bepaalt dat?‘.

Wie namens God mag praten is de aloude spanning binnen godsdiensten. Dat gaat om macht en gezag. Want wie door de gelovigen aanvaard wordt als iemand die namens God mag praten heeft een scala aan argumenten die niet weerlegd kunnen worden om de gelovigen in het gareel te houden en de macht binnen de godsdienst te bestendigen. Het voorrecht van Eijk om namens God te praten wordt aangevochten door andere katholieke en niet-katholieke christenen. Dat tast zijn gezag aan.

Het betwisten van dit voorrecht is voor hem kwalijker dan de beschuldiging om als conservatief buiten de samenleving te staan of er merkwaardige standpunten over seksualiteit op na te houden. Het lijkt er sterk op dat Eijk met dit boek over ethiek zijn hand overspeeld heeft. Gelovigen volgen hem niet, terwijl de boek wel de brede pretentie heeft. Het is niet uitsluitend gericht op een harde kern van orthodoxe gelovigen die zijn dogmatiek blindelings volgen.

Kardinaal Eijk heeft met zijn boek op twee paarden tegelijk willen wedden, maar heeft zijn inleg verloren. Nederlandse gelovigen zijn allang verder getrokken. Ze wijzen zijn standpunten niet zozeer af, maar vinden ze niet meer relevant en van deze tijd. Eijk benadrukt met dit boek onnodig zijn eigen overbodigheid.

Hoe gewoon praat Eva van Urk-Coster over geloof en wetenschap?

Geloof & Wetenschap.nl en Forum C werden financieel op de been geholpen door de Templeton World Charity Foundation. John Horgan die als fellow subsidies ontving van deze stichting heeft er achteraf kritiek op omdat het geloof en wetenschap zou vermengen en christelijke wetenschappers zou bevoordelen. In reactie daarop zei Richard Dawkins dat Horgan volgens hem bedoelt dat ‘Templetons geld de wetenschap corrumpeert’ en dat Templeton doorgaans geld verstrekt aan ‘een wetenschapper die bereid is iets aardigs over religie te zeggen’. Ook als ze dat zelf niet geloven. Geld koopt in dat geval een overtuiging.

Eva van Urk-Coster is verbonden aan de website Geloof & Wetenschap die zoals gezegd met geld van de Templeton stichting werd opgezet. Zij werkt als promovendus op het gebied van de christelijke ecologische theologie, aldus een bericht van de VU over haar.

Wat Van Urk zegt in het fragment is niet makkelijk te duiden. Ze begint met het aanbrengen van een tegenstelling tussen religieuze en seculiere mensen. Vraag is of die tegenstelling in de vorm bestaat die zij framet. Van Urk gaat uit van het contrast. Vervolgens gooit ze jongere mensen, mensen met een hoger inkomen en hoogopgeleiden op een hoop omdat die ‘overtuigender zouden zijn van de klimaatproblematiek’ dan andere mensen. Ze constateert dat er ‘een aantal dynamieken zijn die daar een rol spelen’.

Ook meent ze dat er wat meer conservatieve mensen vaak ook wat ‘terughoudender’ zijn dan mensen die progressiever zijn. Waar die terughoudendheid op slaat wordt uit dit fragment niet duidelijk. Van Urk spreekt het niet uit.

Het wordt er ronduit verwarrend op als Van Urk dit fragment afsluit met een constatering die uit de lucht komt vallen, een deus ex machina die geloof er aan de haren bijsleept: ‘Dus je ziet dat de religieuze gewoon midden in de maatschappij staan en ook gewoon daarin hun bagage meenemen’. Je ziet de gelovigen met hun koffer staan op het Centraal Station in een heldhaftige poging om de dienstregeling te ontcijferen zonder de indruk te geven er niks van te snappen.

Van Urk bedrijft satire op het raakvlak van geloof, wetenschap en humor. Het aardige daaraan is dat ze zich daar ogenschijnlijk niet bewust van is. Om het in haar eigen woorden te parafraseren: ‘de mensen van Geloof & Wetenschap staat gewoon midden in de wetenschap zonder dat ze daarin gewoon hun bagage meenemen’.

Van Urk komt de erkenning toe om religie op te rekken voorbij de wetenschap. Wat het maatschappelijk nut van haar zoektocht is valt te bezien. Zij voorziet ongetwijfeld in een behoefte. Die lijkt er vooral uit te bestaan dat religieuze mensen in de wetenschap serieus willen worden genomen en doen alsof ze objectief zijn, maar stiekem een christelijke agenda volgen.

Als ik geen theïst, atheïst, agnost of apatheïst ben, dan ben ik een secularist die betrokken is bij én kritisch op religie en hun goden

Van de term ‘apatheisme’ had ik nog nooit gehoord totdat ik het voorbij zag komen in de online versie van het opinie-artikelApatheïsten verder weg dan atheïsten’ van Wim Kranendonk in het Reformatorisch Dagblad. De term is een samentrekking van ‘apathie’ en ‘theïsme’.  Het perspectief ervan is religieus, want het idee is dat de aanhangers ervan onverschillig of gevoelloos tegenover het bestaan van God staan. Kranendonk citeert enkele Amerikaanse christelijke auteurs die claimen dat er ook apatheïsten in christelijke kerken zijn. In mijn reactie bij het artikel op de FB-pagina van het Reformatorisch Dagblad antwoord ik de auteur en constateer ik dat de kenmerken die hij geeft van een apatheïst niet op mij van toepassing zijn. Ik sta namelijk helemaal niet onverschillig tegenover religie of God, maar ben er evenmin een aanhanger van. Ik val in geen van de vier categorieën die Kranendonk schetst en voeg daarom noodgedwongen een vijfde categorie toe:

Het is merkwaardig dat in de afsluitende alinea de auteur het apatheïsme een probleem noemt. Hiermee laat hij zich kennen als normatief en onverdraagzaam. Hij trapt in de val die hij zelf de atheïsten verwijt die volgens hem het geloof in God zouden minachten. Het is trouwens kort door de bocht om dit atheïsten te verwijten. Zij kunnen ook andere bezwaren hebben tegen religie en de macht van de religieuze instellingen. Hun kritiek betreft dan niet zozeer de ‘binnenkant’ van religie, maar de ‘buitenkant’ ervan. Dus niet de zingeving of insluiting in een religieus gedachtegoed, maar de machtsvorming en morele claims. Het is een feit dat dominante religieuze organisaties nog steeds een voorkeursbehandeling genieten en voorrechten hebben in onze samenleving. De auteur onderschat hoeveel weerstaand dat in de samenleving oproept.

Wim Kranendonk minacht de apatheïsten. Die geringschatting komt voor zijn rekening. Het is een gevolg van zijn kerkpolitieke opstelling. Waar de apatheïsten hun schouders ophalen over religieuze organisaties met hun dogmatiek van een opperwezen, zo maakt een christen als Wim Kranendonk zich druk dat er mensen zijn die in geestelijk opzicht afstand nemen van de dogmatiek van het christendom. Hij begrijpt het niet. Apatheïsten gunnen gelovigen hun geloof en inspiratie, Kranendonk lijkt apatheïsten geen redelijke positie te gunnen.

Ik betwijfel of de auteur het verschijnsel van het apatheisme doorgrondt. Hij kijkt niet met een open blik, maar met een blik die de religie verdedigt en in bescherming neemt. Laat ik dat uitleggen aan de hand van mijn eigen positie. Ik neem geen van de drie posities in die Kranendonk in het artikel schetst, te weten de categorie van de theïsten (mensen die de overtuiging hebben dat er een opperwezen is), atheïsten (mensen die de overtuiging hebben dat er geen opperwezen is) of agnosten (mensen die twijfelen tussen de overtuiging of er wel of niet een opperwezen is). Maar ben ik dan een apatheïst of is er nog een vijfde restcategorie?

Laat ik het checken aan de hand van de kenmerken en stellingen die Kranendonk van het apatheïsme geeft.
1) De groep die totaal niet geïnteresseerd is in de vraag naar het bestaan van God. Check: Dat klopt niet. Ik ben indirect geïnteresseerd in de vraag naar het bestaan van God omdat ik geïnteresseerd ben in andere mensen die menen dat er een God bestaat. Mij interesseert het als fenomeen hoe mensen in een zich ontkerkelijkende omgeving zich laten inspireren. Om Harry Kuitert te parafraseren: ‘Hoe kan het dat mensen de bewering geloven dat het spreken dat van beneden komt van boven komt?’ Waarom geloven mensen dat een menselijke constructie geen menselijke constructie is en weven ze die verdichting in het ontstaan van hun geloof? De interesse in die vraag die raakt aan de verhaalleer, de dramatiek, de mythologie en het stelsel van rituelen bindt me aan de gelovigen. Niet de vraag of er wel of niet een God of vele Goden met hun aparte godsdienst bestaan. Dat laatste kunnen gelovigen beter zelf binnen hun gesloten wereldbeeld beantwoorden.
2) De apatheïst negeert het geloof. Check: Dat klopt niet. Ik respecteer het geloof en de gelovigen en wil me er iets van aantrekken omdat de gelovigen mijn medemensen zijn.
3) Het apatheïsme is typerend voor onze huidige tijd. Check: Dat klopt. Het past in de politieke filosofie van het secularisme waarin alle godsdiensten en levensovertuigingen in gelijke mate gewaardeerd, gegarandeerd en door de wet beschermd worden.

Conclusie is dat ik volgens de kenmerken die Kranendonk geeft en die hij baseert op het nieuwe boek van de christelijke geloofsverdediger Kyle Beshears zowel geen theïst, atheïst, agnost als apatheïst ben. Het probleem van Kranendonks opstelling en van de christelijke auteurs Beshaers en Thomas Kidd waarop hij zich baseert is dat hij claimt een objectief beeld van de keuze van mensen voor een godsdienst of levensovertuiging te geven, maar intussen alles door een christelijke bril ziet en definieert. En dat laatste ook nog eens vanuit het perspectief van prediking en zieltjes winnen. Hierdoor scherpt Kranendonk onnodig aan en mist hij de nuance. Hij trapt in de valkuil van vele christenen, namelijk dat andersdenkenden ondanks alle afstand toch moeten worden beschouwd als een verlengde van hun godsdienst. Of dat nou in positieve of negatieve zin is. De achterliggende gedachte is dat ze afgedwaalde gelovigen zijn die op het rechte pad moeten worden gebracht.

Kranendonk mist de positie van iemand die geïnteresseerd is in religie en religieuze organisaties en onder de motorkap ervan wil kijken voorbij het cosmetische beeld dat religieuze organisaties zelf naar buiten brengen. Dat gaat om de functie van fictie in brede zin, inclusief noties van fantasie, inbeelding, zelfbedrog, waan en mythologisering. Kranendonk mist de bekommernis van mensen die niet in het religieuze domein willen worden getrokken en de claim op unieke moraliteit van gelovigen buitensporig en onterecht vinden, maar in beginsel anderen die positie royaal gunnen. Kranendonk mist de ontwikkeling van een Nederland waarin de meerderheid van de bevolking zich niet laat inspireren door religie of het christelijk-culturele gedachtegoed.

Neem ik dan de vijfde positie in? Die van de voorstander van het secularisme die in alle (aanhangers van) religies en levensovertuigingen in gelijke mate geïnteresseerd is en ze een identieke positie gunt en slechts één overwegende tegenwerping heeft tegen de opstelling van religieuze opinieleiders, namelijk dat ze andersdenkenden ondanks alles als een verlengde of een fantoomledemaat van hun godsdienst willen zien.

Foto: Schermafbeelding van het artikelApatheïsten verder weg dan atheïsten’ van Wim Kranendonk in het Reformatorisch Dagblad, 7 december 2019.

VU: Betwist verhaal over ‘joods-christelijke cultuur’ roept nieuw betwist verhaal op met valse claim over machtsspel van religie

In deze recente aankondiging van een symposium aan de VU over het thema ‘joods-christelijke cultuur’ en de islam klinken ware woorden. Met een kanttekening, zie volgende alinea. Het thema van de joods-christelijke cultuur wordt bij elke actualiteit over Zwarte Piet, de gebedsoproep van een moskee of in groter verband over (de versterking van) Fort Europa van stal gehaald door rechts-radicale en rechts-christelijke partijen, en rechtse opinieleiders. Het is nogmaals goed om te beseffen dat het gebruik van de term ‘joods-christelijke cultuur’ een politiek instrument is dat niet verwijst naar een religieuze traditie, maar uitsluitend naar zichzelf.

De kanttekening past bij de opmerking over ‘powerplay die religie in staat is te produceren’. Is dat niet in tegenspraak met het voorafgaande dat zegt dat de term ‘joods-christelijke cultuur’ van het religieuze naar het politieke domein getild is? De conclusie is dat de term los is komen te staan van religie. Hoe kan uit dit voorbeeld dan afgeleid worden dat religie in staat is tot powerplay als religie verdwijnend cultureel erfgoed is en die ‘joods-christelijke cultuur’ een mythe blijkt te zijn? De conclusie komt uit de mooie blauwe lucht vallen.

Hier lijkt sprake van blikvernauwing én grootspraak van een Faculteit Religie en Theologie. Het bestudeert religie en wil er blijkbaar objectiverend kritisch op zijn, maar tegelijk lijkt het gevoelsmatig geen afstand te willen nemen van het belang van religie als directe of indirecte leverancier van de macht. Powerplay door religie? Niet in Nederland waar het machtsspel van religie door demografische, sociale en politieke oorzaken zo goed als uitgespeeld is. Religie is tot weinig meer in staat en dient andere meesters. Zoals de politiek.

Foto: Schermafbeelding van deel persberichtEARS CONFERENCE: JUDEO-CHRISTIANITY AND ISLAM. CONTESTED NARRATIVES’ van de Faculteit Religie en Theologie van de VU, 19 september 2019.

College voor de Rechten van de Mens zegt dat overheid en rechter niet op stoel van de theoloog moeten zitten, maar deed dat zelf wel

Op 13 december 2017 schreef ik bovenstaand commentaar over een oordeel van het College voor de Rechten van de Mens in Utrecht. Het ging om Michael Afanasyev die in piratenkostuum wilde promoveren aan de TU Delft vanwege zijn godsdienstige overtuiging. Dat verzoek werd afgewezen door het College voor Promotie van de TU Delft. Daarop was hij naar het College voor de Rechten van de Mens gestapt, maar kreeg nul op het rekest. Hij is lid van de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster. Voor de volledigheid, ik ben ingeschreven als lid en mag mezelf ‘Pastafarian’ bij de Nederlandse Kerk van het Vliegend Spaghettimonster noemen.

Ik had geen goed woord over voor het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens en kwalificeerde het als dubbelhartig. Ik schreef: ‘Het College is geen theologisch college en is niet geëquipeerd om theologische doctrines af te wegen’ en ‘Het College gaat haar boekje te buiten door de verzoeker te verwijten dat hij weinig kennis van zijn godsdienst heeft of onvoldoende kan uitleggen op welke gronden hij zijn kostuum op de promotieplechtigheid wil dragen. Dat zijn eisen die niet gesteld kunnen worden aan een gelovige en waarover het College zich niet uit te  spreken heeft’. Mijn conclusie: ‘Het College zit met de uitspraak op het verkeerde spoor. Het kan vanwege de Algemene Wet Gelijke Behandeling niet zeggen dat er op het dragen van het voorgeschreven promotiekostuum bij de TU Delft voor geen enkele godsdienst of levensovertuiging een uitzondering mogelijk is. Die uitzondering op religieuze gronden bestaat wel. Ontbreken van discriminatie zou inhouden dat er voor geen enkele godsdienst en levensovertuiging een uitzondering gemaakt wordt. Nu blijft het vermoeden hangen dat een gevestigde godsdienst een streepje voor heeft op een jonge godsdienst die nog weinig maatschappelijke invloed heeft.’

Op 1 augustus 2019 heeft het College de toelichtingVerbod gezichtsbedekkende kleding’ geplaatst over het zogenaamde ‘boerkaverbod’ dat per 1 augustus 2019 is ingegaan en onder meer dragers van een boerka of niqaab om zich met gezichtsbedekkende kleding te begeven in overheidsgebouwen, onderwijsinstellingen, zorginstellingen en het openbaar vervoer. In die toelichting zegt het College onder meer:

Het lijkt er sterk op dat het College met twee maten meet. Het neemt het op voor degenen die zich laten inspireren door de islam, maar laten degenen die zich laten inspireren door de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster in de kou staan. Dat is niet de soort onpartijdigheid en ‘kleurenblindheid’ volgens welke dit College zou moeten opereren en lijkt sterk te wijzen op juridische willekeur en politieke voorkeur. Overigens zijn de oordelen van het College niet bindend en wordt het gezag ervan niet breed maatschappelijk aanvaard.

Bij het oordeel over Michael Afanasyev zegt het: ‘Het College oordeelt dan ook dat uit de Open Letter van Henderson noch uit de praktijk blijkt dat het dragen van een piratenkostuum tijdens een promotiezitting, als uiting van een godsdienst moet worden beschouwd’. Maar in de toelichting op het boerkaverbod zegt het College: ‘Het recht op godsdienstvrijheid is een fundamenteel recht dat onder meer is opgenomen in artikel 6 van de Nederlandse Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM, art. 9). Dit recht beschermt ook het in het openbaar manifesteren van een godsdienst, onder andere door het dragen van bepaalde kleding of  hoofdbedekking. De gezichtssluier wordt gezien als een uiting van een godsdienst (islam). Dat niet alle moslims dit zo zien of alle moslimvrouwen er een dragen, is daarbij niet relevant. De overheid of rechter mag namelijk geen inhoudelijke oordeel vellen over wat al dan niet een religieuze verplichting is: zij mogen niet ‘op de stoel van de theoloog’ gaan zitten. Als een groep van moslims meent dat het dragen van een gezichtssluier een religieuze uiting is en de gezichtssluier door een groep vrouwen wordt gedragen, dan valt dat onder de bescherming van de vrijheid van godsdienst.’

In de toelichting op het boerkaverbod haalt het College het eigen oordeel over Afanasyev onderuit. Het College zegt in de toelichting terecht dat de ‘overheid of rechter geen inhoudelijk oordeel mag vellen over wat al dan niet een religieuze verplichting is: zij mogen niet ‘op de stoel van de theoloog’ gaan zitten’. Maar in het oordeel over Afanasyev doet het College precies dat: het gaat op de stoel van de theoloog zitten als het oordeelt wat als uiting van een godsdienst moet worden beschouwd. Hoe kan het College in de toelichting op het boerkaverbod stellen dat overheid op rechter niet op de stoel van de theoloog mag gaan zitten terwijl het dat in het oordeel 2017-145 over Afanasyev wel deed? Dit roept niet zozeer de vraag op hoe samenhangend, consistent en ‘doorleefd’ de aanhanger van een geloof moet zijn om juridisch goedgekeurd te worden een geloof aan te hangen, maar hoe samenhangend, consistent en ‘doorleefd’ de oordelen van het College van de Rechten van de Mens zijn. Dit raakt aan onzorgvuldigheid en politieke willekeur van het College.

De toelichting kan nog met een andere uitspraak worden verbonden, namelijk uitspraak 201707148/1/A3 van de Raad van State van 15 augustus 2018 waar ik in twee commentaren fundamentele kritiek op had. Zie hier en hier. In dat laatste commentaar schreef ik: ‘De Raad van State heeft zich met de uitspraak zo ver buiten het juridische domein gewaagd dat het ermee de aandacht gevestigd heeft op het eigen perspectief. Zoals gezegd, 1) rechtbanken zijn niet geëquipeerd om theologische doctrines af te wegen; 2) de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State treedt buiten de toetsingscriteria door politiek-maatschappelijke belangen zwaar in haar toetsing door te laten wegen en 3) de toetsingscriteria zijn onheus omdat ze scheefgegroeide leerstellingen van de traditionele godsdiensten -volgens welke betreffende godsdienst afgewezen zou moeten worden- achteraf onterecht fiatteren én nieuwe kandidaat-godsdiensten op deze identieke gronden de toegang tot de religieuze sector ontzegt wat de rechtsongelijkheid versterkt.’

De toelichting van het College geeft ondersteuning voor mijn kritiek op de Raad van State die op de stoel van de theoloog is gaan zitten. Dezelfde kritiek had ik op een uitspraak van 15 februari 2017 van de meervoudige kamer van de rechtbank in Den Bosch waar ik dit in een commentaar benadrukte: ‘Essentie is dat de rechter oordeelt over de interne werking van een godsdienst of levensovertuiging, maar daar niet de expertise voor heeft en zich dit oordeel niet toe zou moeten meten. De rechter moet de wet toepassen, maar daarbij ‘aan de buitenkant’ blijven en niet een oordeel vellen over wat een godsdienst is. Een rechter is geen godsdienstwetenschapper en daarom is het ongepast dat een rechter dit meent te kunnen onderzoeken (..).

Instituties vertegenwoordigen de status quo. Het is goed dat ze continuïteit waarborgen omdat er anders wanorde zou ontstaan. Maar soms dringen maatschappelijke ontwikkelingen sneller op naar het centrum van de samenleving en worden er geaccepteerd zonder dat de instituties dit tijdig voorzien en er passend op reageren. Dan ontstaat een maatschappelijk ervaren ongelijkheid. Dat gebeurde bij de opkomst van de Provo-beweging eind jaren 1960. Het gezag liep achter de feiten aan en wist enkele jaren met zichzelf geen raad.

Het lijkt er sterk op dat sinds de jaren 1990 de ontkerkelijking, individualisering, opkomst van sociale media en de reactie op de gedeeltelijke restauratie van orthodox-religiositeit zo’n nieuwe breuk in de samenleving hebben gecreëerd. Instellingen als het College voor de Rechten van de Mens, de Raad van State en lokale rechtbanken lopen mede door de personele invulling met oudere medewerkers die zijn opgevoed met traditionele waarden en godsdiensten achter op wat de samenleving verlangt. Het is een kwestie van tijd voordat dat rechtgetrokken wordt en deze instellingen tot het volle besef over hun achterstand komen. De conflicterende oordelen bij het College voor de Rechten van de Mens duiden op die overgangssituatie.

Foto 1: Schermafbeelding van deel commentaarKwestie Michael Afanasyev/ TU Delft. Oordeel van het College voor de Rechten van de Mens over het pastafarisme biedt perspectief’ van George Knight, 13 december 2017.

Foto 2: Schermafbeelding van deel toelichtingVerbod gezichtsbedekkende kleding’ van het College voor de Rechten van de Mens, 1 augustus 2019.

Onbewust wijst Nashville-initiator Piet de Vries erop dat religieuze organisaties geen ruggegraat hebben

Dit citaat is afkomstig van voormalig predikant Piet de Vries uit een bericht van het AD van vandaag over de kritische reacties op de Nashville-verklaring over homoseksualiteit en transgenderisme. De Vries is verbonden aan de faculteit Religie en Theologie van de VU. DDS zet het citaat in een kader en onderstaande reactie is een antwoord op een artikel met dit citaat. De Vries heeft gelijk dat kerken zich moeten laten horen. Zeker als een maatschappij dreigt te ontsporen en gelovigen en niet-gelovigen opkijken naar de kerk als moreel kompas. Maar over welke ontsporing heeft hij het met zijn vergelijking tussen nazi- en genderideologie?

Want wat bedoelt De Vries met ‘genderideologie’? Hoe wordt volgens hem dat aan de christelijke kerken of de leden hiervan opgelegd? Het is begrijpelijk dat De Vries vanuit zijn religieuze overtuiging bepaalde standpunten afwijst. Daarvoor leven we in een pluriforme samenleving die als politieke filosofie het secularisme heeft dat godsdiensten en levensovertuigingen een gelijke plaats geeft, en onder de rechtsstaat die onder meer de grondrechten garandeert op het juridische vlak. Binnen die kaders mogen we met elkaar van mening verschillen dat het een lieve lust is. Daarom is onze veelzijdige en veelkantige samenleving ook zo boeiend. En altijd in beweging. Die zogenaamde genderideologie is dus uitsluitend voor intern gebruik. Als De Vries en zijn medestanders er niks mee willen, dan hoeven ze er niks mee te doen en kunnen ze het afwijzen.

De Vries en zijn medestanders wordt niets door iemand opgedrongen. Hij kan autonoom in eigen kring zijn. Hij wil echter meer, zo lijkt het. Namelijk bepalen hoe de samenleving ingericht is en hoe andersdenkenden zich naar zijn christelijke ideologie moeten voegen. Of in pure vorm of in de verwaterde vorm van het compromis. Die wens is terecht en begrijpelijk, want maatschappelijke organisaties zoals politieke partijen of religieuze organisaties zoals kerkgenootschappen mogen zich laten horen. Die ruimte hebben De Vries en de orthodoxe kerken op dit moment al. Vanwaar dan toch zijn angst om onder de voet te worden gelopen en zijn onrust die leiden tot een vergelijking met nazi-ideologie die feitelijk zegt dat hij geen recht van spreken heeft en hem een dictaat wordt opgelegd dat hij en de orthodoxe christenen vanwege levensgevaar moeten slikken?

Een bredere interpretatie van De Vries’ woorden is dat religieuze organisaties zich in de geschiedenis voortdurend in de luren hebben laten leggen door de wereldlijke overheid. Dat varieert van de vermenging van religie en politiek door de kruisvaarders tot het hedendaags knechten van hele volkeren uit naam van een godsdienst, zoals in Saoedi-Arabië. Religieuze organisaties waren en zijn tot op de dag van vandaag met één vinger te lijmen. Zij staan pas op tegen onrecht als dat het onrecht van de eigen religieuze organisatie is. Dat is de schijnheiligheid van religieuze organisaties die zingeving en ethiek ondergeschikt maken aan machtsvorming. Piet de Vries is duidelijk met zijn krakkemikkige en contra-productieve vergelijking. Het artikel ‘The Subversion of Christianity’ van Alan Cross droeg bij aan mijn meningsvorming over dit onderwerp.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelDoorgedraaide Nashville-initiatiefnemer vindt homohuwelijk vergelijkbaar met het nazisme: ‘En de kerk zwijgt!’’ van Tim Engelbart voor DDS met een citaat van Piet de Vries, 8 januari 2019.

Foto 2: Schermafbeelding van eigen reactie bij artikelDoorgedraaide Nashville-initiatiefnemer vindt homohuwelijk vergelijkbaar met het nazisme: ‘En de kerk zwijgt!’’, DDS, 8 januari 2019.

Conservatieve christenen laten zich kennen in Nashville-verklaring

Tientallen protestante predikanten, docenten en politici hebben de Nashville-verklaring ondertekend. Een Nederlandse versie van een Amerikaanse verklaring uit 2017. Het gaat over de afwijzing van homoseksualiteit en transgenderisme. Mensen zouden zich volgens deze christenen niet als zodanig mogen identificeren. Het doet stof opwaaien onder medewerkers van de Vrije Universiteit, zoals blijkt uit dit bericht van AT5. Dit nieuwsmedium ziet het als ‘anti-homomanifest’. De verklaring gaat er ook over wie de Bijbelse waarheid in pacht heeft. De conservatieve ondertekenaars van de verklaring of de christenen die ruimdenkender zijn?

Opmerkelijk is de volgende passage die zegt: ‘Deze seculiere geest van onze eeuw brengt een grote uitdaging mee voor de christelijke kerk. Zal de kerk van de Heere Jezus Christus haar Bijbelse overtuiging, duidelijkheid en moed verliezen en opgaan in de tijdgeest?’ Dit is een valse tegenstelling. Leden binnen een Nederlandse kerkelijke organisatie hebben de volledige vrijheid en zeggenschap om in eigen autonomie te leven volgens de beginselen die ze waardevol achten. Door niemand worden ze verplicht om ‘op te gaan in de tijdgeest’.

Deze kleine, geradicaliseerde, conservatieve gemeenschap van christenen stelt de eigen situatie slechter voor dan die in werkelijkheid is. Waarom ze dat doen is de vraag. In eigen kring zijn ze vrij, terwijl de verklaring de suggestie wekt dat dat niet zo is. Hoe dan ook voelen ze zich onder druk gezet door de samenleving en vrezen ze voor hun eigen overtuiging. Door dat in een verklaring te zetten hopen ze mogelijk te voorkomen dat leden afglijden. Maar van de andere kant kunnen deze christen-fundamentalisten niet hun wil opleggen aan een meerderheid van andersdenkenden, onder wie homoseksuelen en transgenders met een andere geloofsovertuiging of levensovertuiging. Want die hebben eveneens autonomie in hun eigen kring.

Het is de vraag voor wie deze verklaring bedoeld is. Het is duidelijk dat de harde kern van orthodox-conservatieve protestanten zich ertoe aangesproken voelt. Maar zij hebben die verklaring niet nodig omdat ze toch al denken volgens hun Bijbelse waarheid die hiermee in lijn is. Dat deze christenen deze verklaring ondertekenen geeft duidelijkheid en laat goed uitkomen wat fundamentalistische religie in de kern betekent.

Dat gaat om insluiten, om niet te zeggen opsluiten van de eigen gelovigen in de eigen kring, en uitsluiten van anderen daarbuiten. Daar is niks merkwaardigs aan omdat dit nu eenmaal het kenmerk van godsdienst is. Die insluiting én uitsluiting zijn zowel de kracht als de zwakte van godsdienst. De Nashville-verklaring heeft de verdienste dat het dit kenmerk van godsdienst benadrukt en voor iedereen duidelijk maakt. Het past andersdenkenden niet om daar neerbuigend of lachwekkend over te doen omdat ze daarmee hetzelfde doen wat de Nashville-verklaring doet. Namelijk het veroordelen van mensen die anders denken en anders zijn.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelOnenigheid op Vrije Universiteit om christelijk anti-homomanifest’ op AT5, 6 januari 2019.

Petitie ‘Internationalisering onderwijs’ is kritisch op het bestuur van de Radboud Universiteit Nijmegen

Een ongelofelijke en kenmerkende petitie op Petities.24.com van studenten Psychologie aan de Nijmeegse Radboud Universiteit met drievoudige kritiek. Ze voelen zich voorgelogen en belazerd omdat de universiteit de afspraak schendt en geen Nederlandstalig maar Engelstalig onderwijs aanbiedt. Tevens vinden ze dat de universiteit daar onvoldoende over heeft gecommuniceerd. Tenslotte vinden ze het niveau van het Engelstalig onderwijs dat de docenten geven onder de maat, mede omdat het niet onafhankelijk getoetst wordt. De studenten merken op dat ze zich hadden aangemeld voor Nederlandstalig onderwijs ‘met het oog op een baan in Nederland (vaak in de zorg), waarbij het van groter belang is de juiste termen te kennen in het Nederlands’.

De meesten reageren anoniem, maar enkelen spreken zich uit en geven aan teleurgesteld te zijn in hun universiteit. Jette: ‘Ik teken omdat de kwaliteit van onderwijs echt onderuitgaat door het internationaliseren van de studie.’ Judith G.: ‘Ikzelf 2ejaars psychologie studente ben en hier last van ervaar. Als ik van tevoren had geweten dat het zo liep op de Radboud universiteit had ik me misschien wel aangemeld bij een andere universiteit in Nederland.’ Judith S.: ‘Ik teken dit. omdat ik boos ben dat ons onderwijs (psychologie Radboud Universiteit Nijmegen) ontzettend achteruit gaat in kwaliteit, doordat cursussen zo nodig in het Engels gegeven moeten worden, terwijl het overgrote deel later in Nederland aan de slag gaat…….’. Liz: ‘Ik teken omdat dit probleem al veel te lang speelt en de universiteit zich er gemakkelijk van af maakt door de problemen bij de student te leggen. Het wordt tijd dat de kwaliteit weer voorop komt, in plaats van het geld.’

Nederlandse universiteiten hebben geen vijand nodig, want ze helpen zichzelf om zeep. Zoals Liz opmerkt, universiteiten zetten niet de kwaliteit van het onderwijs voorop, maar het geld. Daarnaast gaat het erom dat zoals de studenten beweren ze zijn voorgelogen. Dat is ontoelaatbaar omdat het studenten schaadt en de geloofwaardigheid van de Radboud Universiteit beschadigt. De internationalisering van het onderwijs is prima, maar moet op een serieuze manier gebeuren. Met moedertaal sprekers van het Engels en geen Nederlandse docenten die hun variant van Steenkolenengels spreken en daarbij geen nuances kunnen overbrengen, laat staat als het al lukt om de grote lijn over te brengen. Overigens zijn deze docenten eveneens slachtoffer omdat ze voor de leeuwen worden gegooid door een onverantwoord opererend universiteitsbestuur.

Een andere taal kan het Nederlands niet vervangen. Evenmin is er noodzaak voor als het gaat om studenten die naar verwachting in een Nederlandstalige omgeving in Nederland werk zullen vinden. Internationale oriëntatie moet niet vermeden worden, maar het kan het onderwijs in het Nederlands niet vervangen en moet goed voorbereid worden. Dat gebeurt nu niet zoals dit voorbeeld aan de Radboud Universiteit verduidelijkt. Terwijl het probleem van slecht Engelstalig onderwijs door Nederlandse docenten toch al jaren geleden is geconstateerd. Dat laten gebeuren is onverantwoord gedrag van het universiteitsbestuur. Een bijkomend nadeel van Engelstalig onderwijs is trouwens dat oriëntatie op het Engels andere moderne talen als Chinees, Russisch, Spaans, Frans of Duits wegdrukt. Universiteitsbestuurders verliezen de essentie van een universiteit uit het oog in hun blindstaren op bedrijfsmodellen, rendement, marketingplannen, groei, internationalisering en de drang ‘om bij de tijd te zijn’ en de concurrentie met andere universiteiten niet te verliezen.

Foto: Schermafbeelding van deel petitieInternationalisering onderwijs’ van Amber Albrecht en Eileen Markmann op Petities24.com, 10 november 2018.