Gedachte bij de foto ‘Christmas street peddlers’

Wie in digitale fotocollecties zoekt aan de hand van het steekwoord ‘Kerstmis’, of de vertaling ervan, wordt getroffen door de sentimentaliteit en de zoetsappigheid van de afbeeldingen. Er wordt iets verheerlijkt waarvan men van een afstand ziet dat het een niet oprecht beeld is. De façade van een harmonieuze familie is populair. Evenals het idee van geluk, voorspoed en ongebreidelde consumptie. Het kan niet op. De werkelijkheid wordt voor de gelegenheid verhuld. Tegelijk weten we dat we daar eenmaal per jaar niet te zwaar aan moeten tillen.

Op deze foto zien we wat het echte leven lijkt. Hun armoedig bestaan benadrukt ongelijkheid. Marskramers slijten op straat rond kerstmis hun waar. Poppen, vogeltjes en een kleed. De teddyberen geven een datering aan de foto. Door president Theodore ’Teddy’ Roosevelt ontstond in 1902 in de VS een teddybeer-rage. Dus het is aannemelijk om te veronderstellen dat het december 1903 of later is voordat de teddybeer is afgedaald naar de straathandel.

Bevinden we ons in Chicago voor Bromann & Bros in het vleesdistrict? Het is een winkel voor slagerij benodigdheden voor de tussenhandel. Onderstaande afbeelding van een ansichtkaart uit 1920 lijkt dezelfde plek te tonen aan de bovengrondse metro. Met een enorme toeloop van het publiek voor iets dat niet duidelijk is. De bovenste foto toont dan de winkel schuin van voren. Er staan extra pilaren om de toegang naar de metro boven te stutten. Maar de details kloppen niet, ofschoon het mogelijk is dat de winkel tussen 1903 of enkele jaren later en 1920 is verbouwd en uitgebreid. Het spoor loopt dood. Wellicht is dat nog de beste samenvatting van wat kerstmis werkelijk is.

Foto 1: Bain News Service, Christmas street peddlers. Geen jaartal. Collectie: Library of Congress.

Foto 2: [Item Bromann Bros. Elevator subway Real photo circa 1920s real photo postcard]

Advertentie

Bij een foto van een meisje op een Amsterdams station in 1910

Een meisje in de tijd. Op een treinstation in Amsterdam verkoopt ze bloemen. Zo zegt het in de marge gekraste bijschrift. De dienstregeling schuin achter haar op het plakkaat noemt 1 mei 1910. Toentertijd de datum dat jaarlijkse de nieuwe dienstregeling inging. Het plakkaat is nog niet verfomfaaid. De maatschappij moet de ‘Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij’ zijn die in 1938 opging in de NS. Het is nog geen hoogzomer, maar de zon schijnt wel zoals uit de zonnevlekken blijkt. Het zou maandag 20 juni 1910 zijn. Het meisje draagt een omslagdoek omdat het op stations kan tochten. De foto is onderdeel van de Bain Collection. Een van de vroegste Amerikaanse nieuwsagentschappen die glorieerde in de periode 1900-1920.

Is de foto ‘bijvangst’ van een bezoek van de in 1909 afgetreden president Theodore Roosevelt aan Nederland, vergezeld door Arthur M. Beaupre, de toenmalige Amerikaanse ambassadeur in Nederland en Luxemburg? Niet toevallig praat ‘Teddy’ -naamgever van de teddybeer- Roosevelt met een journalist. Vermoedelijk ongedwongener dan toenmalige Nederlandse bestuurders deden. Tijdens zijn  presidentschap zocht Roosevelt steun bij de pers om monopolies aan te pakken en muntte hij het begrip muckraker.

Geen ‘bijvangst’ want het bezoek was op 13 mei zoals uit een ander bijschrift blijkt. Het bloemenmeisje staat alleen. Op het station. Vereeuwigd door een fotograaf. Waarom moeten we er van alles bijhalen dat er niks mee te maken heeft? Het zal wel in de menselijke natuur liggen. Het licht is gevangen in 1910. Rest is bijzaak.

Foto 1: ‘Flower girl, R.R. station, Amsterdam’, 1910. Library of Congress.

Foto 2: ‘Col. Roosevelt talking with newspaper correspondent, American Minister Beaupre, Netherlands’, 1910. Library of Congress.

Over politieke en economische ongelijkheid en de redding van de democratie uit handen van de elite

Cenk Uygur varieert op het thema dat in de politiek de stem van de gemiddelde burger niet meer doorklinkt. Partijpolitiek is failliet. In de VS is in 1978 een ontwikkeling in gang gezet die bedrijven en belangengroepen zoveel invloed op de politiek heeft gegeven dat er sprake is van een oligarchie. Dat wil zeggen dat de macht in handen is van een kleine elite uit het bedrijfsleven, maatschappij, politiek en veiligheidsindustrie.

De analyse spoort met de (maatschappij)kritiek van de Franse econoom Thomas Piketty die is gespecialiseerd in economische ongelijkheid. In de VS nu ook een succes in de Engelse vertaling ‘Capital in the Twenty-First Century‘. Hij stelt een progressief belastingstelsel voor in combinatie met een ‘rijkenbelasting‘ die kan oplopen tot 2% om de economische ongelijkheid te nivelleren. Aanname is dat door de afname van de economische ongelijkheid de stem van de gemiddelde burger weer in de politiek gaat klinken.

De Amerikaanse politiek is door de macht van het grote geld zo ontspoord dat gezorgd moet worden dat dit in Nederland niet zover komt. Daar wordt aan gewerkt. Vorige maand ging de Commissie van toezicht financiën politieke partijen van start, met Liesbeth Spies (voorzitter), Ewout Irrgang en Ed Anker. Maar het aan regels binden van partijfinanciering is niet voldoende om een scheefgegroeid politiek bestel vlot te trekken. De dominantie en geslotenheid van het systeem van partijpolitiek en de vermenging met het openbaar bestuur zou ook onderwerp van onderzoek moeten zijn. Bijvoorbeeld door nieuwe technische vormen van burgerparticipatie als E-democracy sneller te ontwikkelen en er in een proefproject mee te experimenteren.

J.W. Oerlemans sprak in 1990 profetisch van de Eén-partijstaat Nederland. Ik verwoordde dat in april 2011: ‘De macht achter de macht stuurt het systeem feilloos. Het is tot perfectie gevoerd, leidt af van de macht en focust op incidenten. Het meerpartijenstelsel kent geen ideologische strijd, de bevolking herkent zich niet in de politiek en de politicus wordt door het systeem ingekapseld. Burgers worden gevoed zich zorgen te maken over symptomen en zo de structuur te vergeten. De montage is onzichtbaar en de vicieuze cirkel immens.

Daarom is het ter discussie stellen van de politieke en economische ongelijkheid zinvol. Het is de beste strategie om een begin te maken met het dichten van de kloof tussen arm en rijk, oligarchie en stemlozen.

De afstand van de burger tot de politiek moet niet te groot en kan niet te klein zijn. Samenleving en politiek vallen per definitie niet samen omdat er altijd een niveau bestaat waarop door onderhandeling en overtuiging afwegingen worden gemaakt. Dat vraagt om delegatie en representatie. In de context van de kritiek van Cenk Uygur, Thomas Piketty of de Italaaanse grillist Paolo Becchi kan het begrip ‘populisme‘ begrepen worden. Dat wordt vaak als spookbeeld ‘opgeroepen om die oligarchie van economische belangen van grootbedrijven en banken te beschermen.’ Als populisme tot doel heeft om de politieke en economische ongelijkheid terug te dringen, dan kan het op z’n minst tijdelijk eraan meewerken om die elite te ontmaskeren en te ontmantelen.

oppertoon10

Foto: Frederick Opper, ‘Now, Willie, you and Teddy can have a nice game of peek-a-boo. Papa likes to see little boys enjoy themselves.’ Over de Amerikaanse presidentskandidaten Theodore Rooesevelt en Willie McKinley en de Trusts, 1901.

Wat is hervorming? Kan dat ook progressief opgevat worden?

IMF-bewindvoerder Menno Snel namens 15 landen schiet de bal in die Buitenhof-presentator Kees Driehuis hem dienstbaar voorzet: ‘Denkt u in dat kader dat er genoeg hervormd wordt. Dat er plannen zijn die op de lange termijn voor een andere economie zorgen?‘ Snel schiet voor open doel de bal in het net: ‘Nederland is nog niet klaar met de hervormingsagenda. Met de huizenmarkt moeten we gefaseerd verdergaan, en de arbeidsmarkt. Als groei en werkgelegenheid je kernen zijn dan moet je daar actief beleid op voeren’.

Waar gaat dit in hemelsnaam over? Wat is die hervorming waar Driehuis over praat? Waarom laat de redactie hem sowieso zulke open en vage vragen stellen die eerder uitblinken in raadselachtigheid dan scherpte. Hans de Geus geeft in z’n column voor FollowTheMoney het antwoord. Over dat ‘hervormen’ waar Driehuis zo de mond vol van heeft is in Nederland nooit een inhoudelijke discussie gevoerd. Zodat onduidelijk is wat er met ‘hervormingen‘ bedoeld wordt, wat ze inhouden, hoe ze onderbouwd zijn en of ze effectief zijn. Of juist niet.

Welke vraag had Driehuis beter kunnen stellen dan mee te gaan in de ideologie van zijn gesprekspartner? Opnieuw geeft De Geus het antwoord. Hij verwijst naar Theodore Roosevelt die van 1901 tot 1909 Amerikaans president was. Hij verstond onder hervormingen het volgende: ‘een sterke overheid, marktregulering (tot en met de drooglegging aan toe), de financiële sector aan banden, actieve industriepolitiek en het breken van de monopoliemacht. Gezinnen en boeren met schulden werden beschermd tegen bankiers – die hadden hen niet zelden een lening toegestopt louter om het onderpand te kunnen afpakken.’

De vergelijking met 100 jaar geleden is vaak gemaakt. Ook toen was er een fase van Wildwest-kapitalisme dat boven de overheidsmacht uitging. Verschil is dat overheden nu door samenwerking het grootbedrijf proberen in te kapselen. In de praktijk werkt dat echter andersom doordat het grootbedrijf politici omkoopt of eigen mensen in de regering neerzet om toezicht af te zwakken. En onaantastbaar het hervormingsbeleid bepaalt.

Het is dus maar wat je ‘hervorming‘ noemt en wat het doel ervan is. In de variant van Driehuis betekent het snijden in voorzieningen, miljardensteun voor de financieel-economische sector, snijden in de hoogte van de lonen, afbreken van het pensioenstelsel, verplaatsen van industrie naar lageloonlanden en open grenzen voor immigratie die de lonen nog verder drukt. Alles in het belang van het grootbedrijf dat wereldwijd opereert en werknemer en belastingbetaler het nakijken geeft. Dat ‘hervorming‘ ook iets anders kan betekenen is tot Driehuis en de gevestigde media nog niet echt doorgedrongen. Het grootbedrijf ziet het goedkeurend aan.